Een moeilijkheid werd daarbij gevormd door artikel 192 van de Grondwet: 'Dienstplichtigen te land mogen niet dan met hun toestemming naar overzeese gebieden worden gezonden.' Zeker, de Londense regering had in juni '44 in verband met de oorlogvoering tegen Japan dat artikel bij wetsbesluit (E 45) buiten werking gesteld (de bedoeling was geweest dat een legerkorps van drie divisies, de z.g. Expeditionaire Macht, uit bevrijd Nederland zou worden uitgezonden om de strijd met de Japanners aan te binden) maar de oorlog met Japan was ten einde. Om nu toch een uitzending van dienstplichtigen wettelijk mogelijk te
Bank, J. Th. M.Helfrich. C. E. L.Koninklijke MarineKoninklijke Marine (m.b.t. Ned.-Indië)Marineluchtvaartdienst (MLD)Pinke, A. S., 3." 143, 144; 12Strijdkrachten, NederlandseStrijdkrachten, Nederlandse (in Indonesië)ARTIKEL 192 GRONDWETmaken legde het kabinet-Schermerhom begin '46 aan het Voorlopige Parlement een voorstel voor tot wijziging van artikel 192 dat nu zou gaan luiden: 'Dienstplichtigen te land mogen zonder hun toestemming niet dan krachtens een wet naar Nederlands-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen worden gezonden." Dat voorstel werd in eerste lezing met vier-en-vijftig tegen twintig stemmen aangenomen. Conform de Grondwet moest het na de algemene verkiezingen ook in tweede lezing worden goedgekeurd. Tot die tweede lezing kwam het pas begin oktober '46, kort na het vertrek van de eerste divisie dienstplichtigen: de voorgestelde Grondwetswijziging werd toen, met alleen de stemmen van de CPN-fractie tegen, door de Tweede Kamer aanvaard. Nadat ook de Eerste er haar goedkeuring aan had gehecht, werd zij eind december' 46 afgekondigd. De erop gebaseerde aparte wet verscheen begin augustus '47 in het Staatsblad, d.w.z. na het begin van de Eerste Politionele Actie. Toen was op de eerste divisie dienstplichtigen een tweede gevolgd. Moet men dan zeggen dat die twee divisies zonder wettelijke basis uitgezonden zijn? Strikt genomen wèl, maar niet alleen het kabinet-Beel maar ook het gekozen parlement hadden die zaak niet strikt willen bezien. In augustus '46 had Jonkman de ministeriële Raad van Militaire Aangelegenheden in overweging gegeven om, vooruitlopend op de wijziging van artikel 192 en op het aannemen van het daaruit voortvloeiende wetsvoorstel, met spoed een apart wetsvoorstel in te dienen waarop de uitzending van de eerste divisie dienstplichtigen kon worden gebaseerd, maar premier Beel had gezegd dat dat 'niet nodig' was, 'omdat hij steeds in de StatenGeneraal heeft volgehouden dat het Londense KB'(E 45 dus) 'voldoende dekking voor deze uitzendingen biedt en zulks ook door de StatenGeneraal is aanvaard.' 2 Het was, om een in ander verband door Drees gedane uitlating te herhalen, 'niet bepaald fraai' - het was ook in politiek opzicht van enige betekenis omdat onder diegenen die zich tegen de uitzending van de eerste en de tweede divisie dienstplichtigen verzetten, het argument de ronde kon doen dat die uitzending in strijd met de Grondwet plaats vond.