Voor van Mook had de geschetste constructie het voordeel dat in het civiele ressort niemand hem bij het bepalen van de grote lijn voor de voeten liep. Het nadeel dat er in zijn directe omgeving te weinigen waren die hem juist ten aanzien van die grote lijn tegenspraken, besefte hij niet voldoende. Hij had autocratische neigingen - daaraan kon hij te veel toegeven. 'Over de persoon van Mook'
, zo schreef, pas in Indië aangekomen, de candidaat-Commissaris-Generaal Posthuma begin februari '47 aan minister Huysmans"
, 'heb ik mij nog geen voldoende oordeel kunnen vormen. Ik weet alleen dat hij iemand is die het woord 'samenwerken'
nog nooit in zijn leven heeft leren verbuigen" - samenwerken dan met personen die anders over de zaken dachten, hetgeen zijnerzijds de bereidheid tot het sluiten van compromissen zou insluiten. Anders dan voor elke Nederlandse minister bestond daarvoor in Indië voor van Mook ook geen constitutionele noodzaak. Hij was de baas - dat in ruime mate autocratische karakter van het Nederlandse bewind in Indië kan natuurlijk niet losgemaakt worden van de strijdsituatie waarin het zich bevond.