Van Mooks denkbeelden werden op 21 december door het kabinet besproken." Logemann voegde eraan toe dat 'het vrijwillig samengaan'
(dat impliceerde het recht op afscheiding) 'het allesbeheersende punt'
was: 'Ons werk in Indië is'
, zei hij, 'voorlopig onmisbaar. Wat zou er anders bijvoorbeeld van de vrijheid van godsdienst terecht komen? Doch aan het eind zal moeten staan de vrije lotsbepaling van Indonesië.'
Slechts één der ministers wees al deze gedachtengangen af: Ringers, die zich tegen alle onderhandelingen uitsprak - de overigen hadden daar in beginsel geen bezwaar tegen, zij het dat wèl kritische opmerkingen werden gemaakt bij het betoog van Logemann. Zo vroeg Drees zich af hoe het koninkrijk waarvan een federatief Indonesië een zelfstandig deel zou zijn, moest worden geconstrueerd en ook betwijfelde deze of het verstandig was, 'wanneer men thans uitdrukkelijk zou zeggen: 'Na zoveel jaar kun je je eigen weg gaan.' Daardoor zou op dit moment de gehele zaak een veel pijnlijker karakter krijgen'
- zulk een aankondiging zou immers koren zijn op de molen van allen die niets van onderhandelingen wilden weten. Er werd besloten dat een door Schermerhorn gepresideerde commissie uit de ministerraad samen met van Mook een plan zou opstellen dat, alvorens aan de Republiek te worden voorgelegd, besproken zou worden met de Britse Labour-regering, welker feitelijke hulp nodig was voor de uitrusting der uit te zenden versterkingen.