Van de 24 bataljons oorlogsvrijwilligers waren, zoals wij eerder beschreven, 19 samen met de mariniersbrigade (minus één bataljon) op Malakka ondergebracht omdat Mountbatten ze niet tot Java en Sumatra had willen toelaten, zolang er geen besprekingen werden gevoerd tussen de regeringen van Nederland en van de Republiek. In het eerste kwartaal van 77
Begin februari '46 werd een eerste bataljon oorlogsvrijwilligers van Malakka naar Banka overgebracht. Andere bataljons (of delen van bataljons) landden op Lombok en op Bali. Op Java kwamen de eerste in de eerste helft van maart aan, gevolgd door andere alsmede door de mariniersbrigade-van eind maart af waren er geen Nederlandse troepen meer op Malakka. Bij het vertrek uit Malakka deden zich overigens allerlei moeilijkheden voor. Inheemse havenarbeiders kwamen niet opdagen, zodat de oorlogsvrijwilligers zelf voor het laden moesten zorgen, en de gezagvoerders van de Britse schepen die een deel van de troepen vervoerden (er werden ook Nederlandse schepen gebruikt), weigerden reserve-munitie en benzine aan boord te nemen - hun reserve-munitie kregen de oorlogsvrijwilligers tenslotte toch mee.
Leerde dit gebeuren hun dat de inheemsen op Malakka en de Britse autoriteiten er weinig voor voelden, bij het vertrek van de Nederlandse oorlogsvrijwilligers behulpzaam te zijn, op de meeste punten waar zij aankwamen, bleek hun dat hun komst niet alle Indonesiërs welkom was. Die laatste ervaring deden ook de 5 bataljons oorlogsvrijwilligers op die na eind maart rechtstreeks uit Nederland in Indië arriveerden - drie in Batavia, één in Semarang, één in Soerabaja; in laatstgenoemde stad waren eerder, nl. in maart, ter latere vervanging van de 5 th Indian Division de mariniersbrigade en een landmachtbrigade aangekomen.'
Zo kregen de oorlogsvrijwilligers van het eerste bataljon dat bij Batavia ingezet zou worden, van de Indonesiërs een ontvangst die gekenmerkt werd door onverschilligheid. Die vrijwilligers brachten eerst een nacht in een doorgangskamp in Tandjong Priok door (waar zoals vermeld, geen
'De volgende dag'
, aldus een oorlogsvrijwilliger',
'ging het in convooi ... dwars door Batavia naar ... de zuidoostelijke rand van Meester Corrielis. De Hollanders dachten als bevrijders te worden binnengehaald. Toen ze de stad binnenreden, juichten ze, zwaaiden naar de bevolking en sommigen strooiden met de pas ontvangen sigaretten, zoals ze dat de Geallieerde bevrijders hadden zien doen. Maar de stad zag er leeg, verwaarloosd en vervallen uit en de weinige Indonesiërs die zich op straat vertoonden, reageerden in het geheel niet op ons gejuich.'
Niet anders was het in Semarang. De inheemse bevolking zag de vrachtauto's met de eerste Nederlandse militairen, aldus een verslag, 'zonder enig enthousiasme langs rijden, de houding was van onverschillig tot stug' en die militairen voelden zich de eerste weken '
als een kat in een vreemd pakhuis.' 2
Spoedig eisten de acties alle aandacht op.
De eenheden van het Indonesische leger en de pemoeda-eenheden hadden, nadat in november '45 de gevechten in Soerabaja en in december die bij de evacuatie van de kampcomplexen Ambarawa en Banjoebiroe waren geëindigd, de Britse divisies over het algemeen met rust gelaten, maar na de aankomst van de bataljons oorlogsvrijwilligers wijzigden zij hun tactiek: deze bataljons en de inmiddels gevormde Knil-bataljons werden van meet af aan aangevallen, zulks vooral in nachtelijke acties. 'In alle steden'
(bedoeld worden Batavia, Buitenzorg, Bandoeng", Sernarang en Soerabaja), aldus een geschiedenis van de bataljons oorlogsvrijwilligers, 'werd in meer of mindere mate gevochten en vrijwel iedereen: infanterist, schrijver, kok of chauffeur, deed dienst in de frontsector.'
4 In die steden hadden de Indonesische militairen alle gelegenheid om zich te verbergen - met verlof van Christisons opvolger gaf generaal Spoor derhalve opdracht, de stadsgedeelten waar zich Indonesische militairen
1 Aangehaald in J. A. A. van Doorn en W. J. Hendrix: Het Nederlands-Indonesisch confiia. Ontsporing van geweld (derde druk, 1985), p. 270 (verder aan te halen als: van Doorn en Hendrix). 2 Tussen sawahs en bergen. Het leuen van de soldaat in de Tijger brigade (1950), p. 9. 3 Begin april werd een gemengde brigade van Knil- en Koninklijke Landmacht-eenheden door de lucht naar Bandoeng vervoerd en enige tijd later, nadat op de Grote Postweg tussen Batavia en Bandoeng bepaalde steunpunten waren gevestigd, kon men er toe overgaan om periodiek convooien die door pantserwagens en vliegtuigen geëscorteerd werden, dit gedeelte van de Grote Postweg te laten afleggen. 4 (Dep. van defensie, Hoofdkwartier van de Generale Staf, Sectie Krijgsgeschiedenis) B. C. Cats: De LIB's [Light Infantry Battalions} in de tropen (1961), p. 13.
Zagen president Soekarno en de ministers van Sjahrirs tweede kabinet de aankomst van de Nederlandse versterkingen op Java als een aanwij zing dat Nederland voornemens was, vroeg of laat een grote aanval op de Republiek te ondernemen en de gebieden die om Batavia, Buitenzorg, Bandoeng, Semarang en Soerabaja bezet werden, als uitgangsstellingen daarvoor te gebruiken? Wij weten het niet. Dat de Nederlandse regering grootscheeps militair ingrijpen overwoog, was hun bekend - de Indonesische delegatie had immers de notulen van de Hoge Veluwe-conferentie meegebracht. Trouwens, dat die optie door de Nederlanders overwogen werd, lag voor de hand, zij het dat zij voorlopig in reserve zou blijven. Aan niet-Indonesische kant lag immers het oppergezag over Java (en Sumatra) niet bij de Nederlanders maar bij Mountbatten en hij en zijn regering wensten dat met de Republiek werd onderhandeld. Van Mook evenwel kon na de mislukking van de Hoge Veluwe-conferentie in staatkundige zin op Java niets ondernemen, te minder omdat zijn voorstel, de Republiek bij het algemeen bestuur over Indië te betrekken (Mountbatten zou dat denkbeeld alleen maar hebben toegejuicht), door het kabinet-Schermerhorn was afgewezen.
Niets doen dus? Dat hield de landvoogd voor steriel en gevaarlijk (de situatie zou er alleen maar verder door afglijden) en zulk een passiviteit was ook in strijd met zijn voorliefde om in grote schema's te denken. In november '45 had hij overwogen, Java tijdelijk terzijde te laten en zich vooreerst op delen van de Buitengewesten te concentreren, en in december had hij aan het kabinet het denkbeeld voorgelegd, in Indië toe te werken op een federatie van deelstaten waarvan de Republiek er één zou zijn. Met die Republiek was geen overeenstemming bereikt - zij had bij monde van Sjahrir Java en Sumatra voor zich opgeëist. Kon de staatkundige opbouw van wat uiteindelijk een federatief Gemenebest moest worden, dan wellicht elders beginnen?