CHR. W. J. VAN DE BILT, VOORZITTER VAN DE ALGEMENE NEDERLANDSE MIJNWERKERSBOND (p·37I, r.9-8 V.O.). Zijn voorletters zijn abusievelijk aangegeven als: C. L. * WOUTER LUTKIE (p.39I, noot 3, r.3-4). De zin 'In Den Bosch was het Wouter Lutkie die Seyss-Inquarts eis telefonisch doorgaf, dient te vervallen. * DE CNV'ERS DIE NA DE POGING TOT GELIJKSCHAKELING VAN HET CN V LID WERDEN V AN HET NVV (p. 400, derde alinea). De passage, beginnend met de woorden: 'maar dat bedanken deed zich bij het CNV niet zo algemeen voor als bij het RKWV'
, corrigeren wij aldus: 'Volgens de door het NVV na de bevrijding gepubliceerde gegevens deed zich dat bedanken bij het CNV niet zo algemeen voor als bij het RKWV, waar, gelijk meegedeeld, meer dan 96 % van de leden zich uit de organisatie terugtrok. Bij het CNV lag, aldus de gegevens van het NVV, dat percentage in de buurt van 75 en zouden ongeveer dertigduizend leden hun vakbondslidmaatschap niet hebben opgezegd. Van hen zou bijna een derde bestaan hebben uit leden van de Christelijke Landarbeidersbond. van de twee-en-twintigduizend leden van die bond zouden er namelijk meer dan negenduizend naar de corresponderende NVV-bond zijn overgegaan. Laat men deze Landarbeidersbond buiten beschouwing, dan zou volgens de gegevens van het NVV het percentage van bedankjes bij de CNV-bonden ongeveer 80 hebben bedragen. Ook dat vinden wij een
Bilt, Chr. W. J. van de, J
Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV)
Ebels, E. H.
Jong, J. de (aarrsbisschop)
Koninklijk Huis
Kwint, M. M.
Tweede ministerie-Ruys de Beerenbrouck (19 22- 1925)
Eerste ministerie-Colijn (1925-1926)
Het Nationale Dagblad
Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV)
Raargever. J.
Rooms-Katholiek Werkliedenverbond (RKWV)
De Tijd
OVERZICHT VAN WIJZIGINGENimposant cijfer, zij het dat het iets minder imposant is dan bij de katholieke vakcentrale.' Bij deze passage dient de volgende voetnoot geplaatst te worden: 'Dr. M. Ruppert, die in december '40 tot voorzitter van de Christelijke Landarbeidersbond was benoemd, heeft na de bevrijding geschat dat aanvankelijk 70 % van de CNV-leden bedankte maar dit percentage zou volgens hem spoedig opgelopen zijn tot 90 à 95. Is zijn schattingjuist, dan zouden met name de NVV-gegevens met betrekking tot de Christelijke Landarbeidersbond als gefantaseerd beschouwd moeten worden. Onzerzijds achten wij het in elk geval begrijpelijk dat, gegeven de sociale noden op het platteland, naar verhouding minder leden van de Christelijke Landarbeidersbond dan van de andere CNVbonden hun vakbondslidmaatschap hebben neergelegd. Waarschijnlijk lijkt ons óók dat CNV'ers die aanvankelijk de uittocht niet meemaakten, wèl deelgenomen hebben aan de grote uittocht die zich voordeed toen het NVV (waarover straks meer) op I mei '42 werd omgezet in het N ederIands Arbeidsfront.'