Het debat in de begeleidingscommissie over de Nederlandse buitenlandse politiek in het interbellum ging vooralover de houding ten aanzien van Duitsland. Tijdens de discussie over de weergave van het defensiebeleid stemde Van der Kooy in met De Jongs stelling dat Colijn het gevaar
6 Deel I, 509 (461). 7 Deel I, 501 (453).
Vervolgens vroeg Brugmans zich af of De Jong niet te veel aandacht aan de Rijksdagbrand had besteed, in vergelijking met een onderwerp dat volgens hem veel belangrijker was, namelijk de veranderingen die de nationaal-socialisten na hun machtsovername in de Duitse staatsinrichting hadden doorgevoerd. (M) De Jong antwoordde dat hij de brand in enkele regels zou hebben afgedaan als hij niet door een Nederlander was gesticht en als er niet een heftig debat was ontstaan over de toedracht, mede ten gevolge van 'de communistische propaganda-tactiek'
. (M) Verdere opmerkingen hadden betrekking op onverschilligheid van het publiek ten aanzien van de gebeurtenissen in Duitsland en de terughoudende opstelling van de Nederlandse regering. De Jong had geschreven dat zij vooraloptrad tegen kritische publikaties over Hitler of het Derde Rijk wanneer zij uit linkse kring afkomstig waren.
Bovendien zou dit 'in wezen onwaarachtig optreden'
vooral zijn voortgekomen uit gevoeligheid voor Duitse druk in verband met economische onderhandelingen of andere kwesties waar Nederlandse en Duitse inzichten botsten. Van der Kooy voerde aan dat hij zo'n verband niet waarschijnlijk achtte. (M) Brugmans wel, zo bleek tijdens de discussie, maar het was nu eenmaalonbewijsbaar. (v) De Jong besloot daarom in het manuscript nog slechts van 'Duitse druk'
te spreken. Verderop karakteriseerde De Jong het beleid van de Nederlandse regering ten aanzien van Duitsland als 'halfslachtig'
: men moest opkomen voor Nederlands integriteit maar wilde tegelijkertijd de machtige buur niet voor het hoofd stoten. Van der Kooy beaamde dat de voorzichtigheid die indruk kon wekken. Zij was volgens hem noodzakelijk, dus niet afkeurenswaardig. (M) Hoewel de commissie een wat gematigder formulering in overweging gaf, (v) handhaafde de Jong zijn oorspronkelijke tekst,"