Na de plotselinge dood van Van Vredenburch, in 1927, dreigde 'Elisabeth Ie Roi'
een schandaal te veroorzaken. Van 't Sant vreesde dat behalve de rol van de gezant ook die van de prins in de openbaarheid zou komen. Hij wist de familie Van Vredenburch, die hij niet op de hoogte stelde van het vermoedelijke vaderschap van de prins, te bewegen de vrouw in totaal f 47 000,te betalen om haar af te kopen en in staat te stellen naar de Verenigde Staten te vertrekken. De transactie verliep via Van 't Sant, die op ambtseed een proces-verbaal ervan opmaakte. De broer van de gezant ging echter na enige tijd argwaan tegen de hoofdcommissaris koesteren, toen hij zich realiseerde dat deze de zaak geheel alleen en op oncontroleerbare wijze had afgehandeld. Hij liet naspeuringen doen die geen enkel resultaat hadden en de familie kwam tot de overtuiging dat Van 't Sant haar op een doortrapte manier had opgelicht. Justitie zag echter onvoldoende grond voor een rechtsvervolging; de dreiging met een civiele vordering leidde uiteindelijk tot instelling van een scheidsgericht. Van 't Sant weigerde consequent volledige openheid van zaken omtrent '
Elisabeth le Roi' te geven en de uitspraak van de commissie was dan ook niet ondubbelzinnig ontlastend voor Van '
t Sant. Inmiddels had de pers ondanks alle discretie toch lucht van de zaak gekregen en mede daarom zag de hoofdcommissaris zich genoodzaakt zijn functie neer te leggen. Hij trad daarop in particuliere dienst van de koningin.