Een kwestie die in de publiciteit na verschijning van deel Ia aandacht kreeg betrof de executie zonder vorm van proces van een Nederlands lid van de Waffen-ss door manschappen van de Brigade Prinses Irene, in september I 944. De commandant van de Brigade, kolonel A. C. de Ruyter van Steveninck, wist te voorkomen dat verdere executies plaatsvonden en toen prins Bernhard enkele dagen later voorstelde alle tweehonderd krijgsgevangen gemaakte Nederlandse Waffen-ss'ers de kogel te geven, beschikte De Ruyter hierop negatief. De Jong noemde de executie van de ene Waffen-ss'er een oorlogsmisdaad en voegde hieraan toe dat de Brigade-commandant prins Bernhard een grote dienst had bewezen door verdere moord op krijgsgevangen militairen te weigeren. Dr. E. Haas, de meelezer van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, vroeg de auteur ofhet niet beter was te voorkomen dat er weer een rel rond de prins zou ontstaan, en nog wel op grond van een verhaal van één officier."