Duitsland was bij het uitbreken van die tweede wereldoorlog niet in staat, Frankrijk en Engeland aan een blokkade te onderwerpen. Nederland was als handelspartner voor Duitsland van veel betekenis, niet alleen voor zijn eigen uitvoer maar ook doordat grote hoeveelheden overzeese artikelen o.m. uit Nederlands-Indië via ons land Duitsland plachten te bereiken. Men voorzag in Berlijn dat de Geallieerden dat zouden trachten te verhinderen. Het hoofd van de economische afdeling van het Auswärtige Amt kwam dan ook al in de eerste dagen van september '39naar Den Haag om er op hoge toon te betogen dat Nederland zich tegenover de Geallieerden niet binden mocht ten aanzien van zijn leveranties aan Duitsland; ook moest Nederland van de Geallieerden vergen dat zij zich van elke controle op de scheepstransporten naar en van Nederland zouden onthouden.'
Die stap gaf aan, van hoeveel betekenis men in Berlijn het handelsverkeer met en via Nederland achtte. Maar uit diezelfde omstandigheid vloeide voort (dat werd van Nederlandse kant terstond duidelijk gemaakt), dat men geen moment mocht aannemen dat de Geallieerden zich met dat handelsverkeer niet zouden bemoeien - en Nederland was, zo het dat al ooit van zins zou zijn, in elk gevalniet bij machte zich daar met kracht van wapenen tegen te verzetten.