Wil wat wij tot dusver vermeld hebben, nu zeggen dat de neutraliteitsperiode voor het bedrijfsleven een periode met weinig zorgen was I Bepaald niet. Zij die aan het hoofd van ondernemingen staan, grote of kleine, dienen zich af te vragen wat de toekomst brengen zal. Dat perspectief was van de herfst van' 39 af weinig aanlokkelijk. Ook als het land buiten de oorlog bleef, moesten de problemen steeds groter worden. Mochten bovendien voor de economie als geheel de moeilijkheden meevallen, dat nam niet weg dat sommige groepen ondernemers van de aanvang af in het nauw kwamen te zitten. Voor de pluimveehouders die voor twee-vijfde van hun kippenstapel geen voedsel meer kregen of voor de bloembol1en- en seringenkwekers die de Engelse afzet kwijtraakten (kurk waar hun bedrijven op dreven), waren de zorgen niet gering. De algemene invoer herstelde zich wel en kwam in april '40, zoals wij al vermeldden, zelfsboven het vooroorlogse peil te liggen, maar van de uitvoer was toen, ten dele als gevolg van door de regering afgekondigde uitvoerverboden, per saldo bijna een kwart verloren gegaan en de doorvoer (vooral naar en van Duitsland) was nagenoeg verdwenen. Het werd dan ook stil in de grote havens. In het eerste kwartaal van 1939 waren in de Nieuwe Waterweg schepen met een totaal tonnage van 8,2 mln brutoIII', p. !I8). 2 Nota econom. verded. J, p. 70. 3 J. L. Veldman: De voorziening van aardolieproducten. in Nederland gedurende de tweede wereldoorlog (I949), p.Centraal Disrriburiekanroor (CDK)Departement van Economische ZakenNieuwe WaterwegNota economische verdediging JScheepvaartVeldman, J. L.Voedselvoorziening voor bezerringTUSSEN TWEE VURENregisterton verschenen, in het eerste kwartaal van '40 was het nog geen 1,4 mln; voor het Noordzeekanaal bedroegen die cijfers respectievelijk ruim 1,8 en ruim 0,5 mln.l Elk bedrijf dat met de scheepvaart te maken had, kon die teruggang merken.