Bat het Duitse offensief in West-Europa, zodra het losbarstte, zich ook tot Nederland zou uitstrekken, was door de regering en de militaire leiding van Engeland voorzien. Men had evenwel (daar kwam het op neer) Nederland bij voorbaat afgeschreven. De enige militaire operatie die voorbereid was (de Nederlandse marine-attaché te Londen werd, zoals wij al eerder vermeldden, in de loop van de ochtend van 10 mei hieromtrent ingelicht), hield in, dat Z.g. demolition parties per torpedobootjager naar Ijmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen overgebracht zouden worden (een vierde vernielploeg zou inAntwerpen ontscheept worden), o.m. om er de haveninstallaties onbruikbaar te maken en de aardolietanks in brand te steken. Voorts had de Admiralty tevoren vastgesteld dat het transport van de goudreserve van de Nederlandse Bank over de Noordzee een eskorte zou krijgen van enkele Engelse marine-eenheden.
Er was aan Engelse kant nog een voorzorgsmaatregel getroffen die, voorzover bekend, aan de Nederlandse marine-attaché niet meegedeeld was. Medio april hadden de Britten twee oude schepen van de Harwich-lijn, eigendom van de London and North Eastern Railway Company, de 'St. Denis' en de 'Malines', naar Rotterdam gezonden; daar lagen ze, voortdurend onder stoom, in een van de kleinere havens, de Ijselhaven. tussen Rotterdam en Schiedam''
- de bedoeling was dat zij, als de Duitsers aanvielen, het Engels
1 Kamerling: Zeeland, p. 16. 2 H. F. M. van Voorst tot Voorst: 'Notities'
, p. 108. 3 (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directeraar-Generaal van Scheepvaart) W. E. van Popta: 'Feiten en gegevens met betrekking tot de Nederlandse koopvaardijvloot in de .tweede wereldoorlog' (1959, stene.), p. 41; verder aan te halen als van Popta: 'Koopvaarclijvloot'
.'firmant'
van 'Zaal & Co', in werkelijkheid een van de naaste medewerkers van het in Den Haag gevestigde bureau van de Secret Intelligence Service. Vrinten werd sinds enkele jaren terzijde gestaan door de jeugdige F. A. van Koutrik die in de herfst van '38 zijn diensten mede aan de Abwehr ter beschikking gesteld had - feit, dat Vrinten uiteraard onbekend was. Op de ochtend van 10 mei snelden van Koutrik en zijn vrouw naar Vrintens woning. Vrinten (die zich bewust was dat hij, als hij in Duitse handen viel, zijn leven verbeurd had) was er haastig bezig, papieren te verbranden en koffers vol te stouwen. Tijd om alle documentatie te vernietigen; was er niet, maar Vrinten zei dat hij daar al maatregelen voor getroffen had. Men reed per auto naar de 'Malines' ; de auto ging nog een keer terug om persoonlijke eigendommen van Vrinten op te halen; 'het gehele archief, en daarin stond een heleboel', bleef, aldus van Koutrik, liggen.' In totaal waren er ongeveer honderdzestig passagiers aan boord, allen Engelsen behalve Vrinten, van Koutrik en de hunnen, toen de "Malines' omstreeks de middag de Nieuwe Waterweg opstoomde en koers zette naar Engeland.ê De 'St. Denis' bleef achter - zo ook Vrintens documentatie. Wat precies met die documentatie gebeurd is, weten wij niet; wèl, .dat de Abwehr korte tijd later een medewerker van Vrinten, de Waalwijkenaar F. A. Hensen (wiens naam door van Koutrik aan de Abwehr doorgegeven was), over zijn relaties met Vrinten ondervroeg; Hensen deelde toen mee, in welk Brabants pension Vrinten zijn vakantie placht door te brengen en in dat pension trof men twee koffers met doeurnenten aan, waarin zich o.m. 'een zeer nauwkeurige boekhouding'
bleek te bevinden 'van alle door Vrinten in verband met zijn werkzaarnheden gemaakte kosten en betalingen, gedaan aan zijn met name genoemde medewerkers."
Reeksen arrestaties en enkele doodvonnissen vloeiden hieruit voort.
1 Getuige F. A. van Koutrik, Enq., dl. IV c, p. 1522. 2 Getuige A. J. J. Vrinten, J.V., dl. II c, p. 602. 3 Verhoor van T. A. R. Protze, a.v., punt f, gestenc, bijlage 335, p. 13· 161
-._
Met de torpedobootjager' Wild Swan' kwam die lode tegen het einde van de middag een tweede vernielingsploeg (negen officieren, zes-en-tachtig minderen) onder bevel van Commander J. A. C. Hill, de haven van Hoek van Holland binnen. De marineploeg begon met de voorbereiding van een reeks vernielingen en blokkeringen (een voorbereiding welke op II mei voltooid werd), een ploeg van de Britse genie had opdracht, de grote aardolievoorraden bij Pernis in brand te steken. Die ploeg voer' s avonds met een van de Hoek-van-Hollandse loodsboten ('Stoornloodsvaartuig 19'
, bij de marine in dienst als bewakingsvaartuig) naar Rotterdam; Commander Hill ging mee. Inmiddels had evenwel, zoals wij al vermeldden, generaal Winkelman gelast dat het onbruikbaar maken van de aardolievoorraden (door menging van de verschillende soorten) alleen maar voorbereid mocht worden; hij had het, terecht, prematuur geacht, de tanks in een zo vroeg stadium van de strijd in brand te steken. De militairen van de Britse genie keerden dus op I I mei per trein naar Hoek van Holland terug. 2 's Nachts hadden zij in Rotterdam geholpen bij het in de loodsboot laden van goudstaven van de Nederlandse Bank ter waarde van f 22 miljoen. Er was in het betrokken bijkantoor van de bank (de kluizen te Amsterdam waren niet groot genoeg geweest) nog veel meer goud aanwezig, maar doordat dat bijkantoor aan de Boompjes lag waar de Duitsers bij daglicht hun vuur op konden richten,
1 Nierstrasz: West- en Noordfront Vesting Holland, p. 9-10. 2 K. W. L. Bezemer: Zij vochten op de zelJen zeeën, p. 44.
Een veel kleiner vernielingsdetachement (vijf-en-twintig man onder bevel van Commander P. G. L. Cazelet) arriveerdeop ro mei in Vlissingen, ook al per torpedobootjager.t Die jager had mede een voor Den Haag bestemde Engelse militaire missie aan boord"; deze kwam voorlopig niet verder. De vernielingsploeg beperkte zich er toe, springladingen aan te brengen aan de werfkranen van de Koninklijke Maatschappij 'De Schelde'
-ladingen die zo zwak waren, 'dat de grote kraan alleen maar scheef st~d na de ontploffing'
: zij kon tijdens de bezetting spoedig gerepareerd worden." Andere activiteitenhadden ook de aandacht van de Britten. Commander Cazelet vervoegde zich op I I mei bij een van de marine-officieren te Vlissingen 'met de mededeling dat hij onmiddellijk een voetbalveld moest hebben voor zijn manschappen."
Wij vermeldden de transporten van de goudreserves van de Nederlandse Bartle
De torpedobootjager' Wild Swan' die de demolition party naar Hoek van Holland gebracht had, had pas te elfder ure opdracht gekregen, het uit Rotterdam afkomstige goud naar Engeland te brengen. Aanvankelijk wist men in Engeland namelijk niet, dat ook uit Rotterdam goud zou komen. ,s Middags was minister van Kleffens te Londen hieromtrent ingelicht; hij had, vermoedelijk telefonisch, via de Britse minister van buitenlandse zaken, Lord Halifax, het transport kunnen regelen," maar, zoals wij zagen: op dat goud wachtte men vergeefs. Het transport van de belangrijkste goudhoeveelheid
1 Aide-mémoire, 30 jan. 1948, van de Nederlandse Bank, Enq., dl. III b, p. 102. 2 Nierstrasz: West- en Noordfront Vesting Holland, p. 49. 3 Getuige A. M. de Jong, Enq., dl. III c, p. 39; van Popta: 'Koopvaardijvloot'
, p. 41. 4 Kamerling: Zeeland, p. 16. fi (United Kingdom, Cabinet Office) J. L. Ellis: The war in France and Flanders 1939-1940 (1953), p. SI. Volgens de Nederlandse gegevens kwam de Britse missie pas op I I mei in Vlissingen aan nadat zij eerst Hoek van Holland aangedaan had. (Nierstrasz: West- en Noordfront Vesting Holland, p. SI); blijkbaar meende men daar dat het niet mogelijk was, van de Hoek nit Den Haag te bereiken. 6 C. A. van Woelderen: Bijdrage tot de documentatie van de gebeurtenissen op 10 mei 1940 en volgende dagen te Vlissingen (z.j.), p. 8. 7 H. J. van der Stad: 'Verslag over de gebeurtenissen na het uitbreken van de oorlog, deel 1: Commando Zeeland', Enq., punt p, gestene. bijlage 676, p. 2. 8 A. de Booy: 'Het neutraliteitsbeleid in de periode september 1939 tot mei 1940'
(zz jan,'Britse kruisers vanavond schemering goudconvooi IJmuiden opwachten buitengaats'
en later op de dag had de Britse marine-attaché inDen Haag de Admiralty ingelicht dat drie schepen, de 'Iris'
, de 'Titus'
en de 'Perseus'
, 'all gold left at Amsterdam' aan boord zouden krijgen.' In eerste instantie werden alleen de twee eerstgenoemde schepen gebruikt.
De 'Iris'
en de 'Titus'
waren eigendom van de Koninklijke Nederlandse Stoombootmaatschappij. De directie wilde ze in elk geval wegsturen. De Nederlandse Bank bood voor het transport van f 166 miljoen aan goud een vrachtprijs aan van een kwart procent van de waarde: f 415000. De betrokken directeur van de KNSM eiste en kreeg een half miljoen.ê waarmee hij, aldus de Enquêtecommissie, 'op weinig loffelijke wijze gebruik (maakte) van de dwangpositie waarin de Nederlandse Bank zich bevond.P De geëskorteerde overtocht verliep zonder incidenten. Daarmee was, na de vroegere verschepingen van najaar '38 af, ruim 80% van de goudreserves van de Nederlandse Bank, zulks ter waarde van f 887 miljoen, aan de greep der Duitsers ontrukt."
Wat de maatregelen betreft die men aan Engelse zijde vóór de rode mei voorbereid had, zijn wij nu uitgesproken - niet uitgesproken evenwel wat de gebeurtenissen aangaat die zich op die dag in Londen afspeelden.
De lezer herinnert zich wellicht dat de ministers van Kleffens en Welter, vergezeld door van Kleffens' echtgenote, kort na negen uur bij het Scheveningse strand opgestegen waren met een watervliegtuig van de Marineluchtvaartdienst, de R 3. Tijdens dat opstijgen waren zij aan de dood .ontsnapt, Ook de rest van de tocht bleek riskant te zijn. De commandant had geenkaart aan boord die zich tot Engeland uitstrekte. Op een gegeven moment schreef van Kleffens op een papiertje (door het motorlawaai kon men elkaar in de overvolle cockpit niet verstaan): 'Welter, is het onderstaande niet wat Furstner ons zei? Koersleggen op Boulogne en vandaar gaan naar Calshot ?'
Telegrammen aangehaald in a.v.Getuige A.de Jong,39-40. 3 A.v., dl. III a, p. 27. 4 Aide mémoire, 30 jan. 1948, van de Nederlandse Bank, a.v., dl. III b, p.'Ja. W.'
, antwoordde de minister van koloniën. Tweede vraag van de minister van buitenlandse zaken: 'Is er genoeg benzine? Zo niet, dan Boulogne?'
De commandant kreeg van de minister te lezen dat hij de R 3, waar men ook aankwam, ter beschikking moest houden' om, indien de situatie in Nederland dit mogelijk maakt, morgen of overmorgen terug te keren.' '
Waren er maar wolk:en om in te verdwijnen', schreef mevrouw van Kleffens. Haar man besloot, de tijd zo nuttig mogelijk te besteden. Met een potlood stelde hij in het trillende toestel de tekst voor een verklaring op die bij onmiddellijk na aankomst voor de radio zou kunnen afleggen: Nederland zou in bondgenootschappelijk verband doorvechten; de minister die ruim negen maandenlang in het publiek het neutraliteitsbeleid verdedigd had ennu rekening hield met de mogelijkheid van Engelse verwijten, voegde toe: 'There is no point in this case in looking back at what might have been if circumstances had been different.'1
De R3 vloog al boven het Kanaal toen het niveau in de brandstoftank onverhoeds snel ging dalen. Was die tank lek geschoten? Calshot kon niet gehaald worden. Het leek van Kleffens het verstandigst, naar Brighton te gaan; vandaar, herinnerde hij zich uit zijn Londense jaren, vertrok elk:uur een trein naar de Britse hoofdstad. Men landde bij het strand van de grote badplaats; de sergeant klom snel op een vleugel om, een witte zakdoek zwaaiend, te voorkomen dat men onder vuur genomen zou worden en kort na elf uur stapten de twee ministers aan land. Het gehele gezelschap werd, aldus later van Kleffens, 'direct door een politieman ingerekend die zeide: 'Somewhat unusual way of arriving in England, Sir!' '2 Men werd naar het hoofdbureau van politie gebracht. De Chief Constable belde voor alle zekerheid de Nederlandse gezant te Londen op en op grond van de beschrijving welk:e de politiefurietionaris gaf, kon jlir. Michiels van Verduynen bevestigen dat men in Brighton inderdaad de ministers van buitenlandse zaken en van koloniën van Engelands bondgenoot Nederland voor zich had." Engels geld hadden zij niet bij zich; de Chief Constable schoot de treinkaartjes voor, de trein naar Londen werd zelfs enkele minuten opgehouden+ en even na half drie (plaatselijke tijd) arriveerden de twee ministers in de Engelse hoofdstad." De gezant stond er aan het station. Men begaf zich rechtstreeks naar het Foreign Office.
Er vond daar een lang onderhoud met Lord Halifax plaats. Nederland was van neutrale mogendheid oorlogvoerende en bondgenoot geworden. Daar werd in algemene zin over gesproken. Een concreet punt van groot belang kwam aan de orde toen de Britse minister opeens vroeg of zijn twee Nederlandse ambtgenoten konden goedvinden dat Britse troepen onmiddellijk op de eilanden Curaçao en Aruba zouden landen ter bescherming van de aardolie-raffmaderijen die voor de Britse oorlogseconomie en speciaal voor de voorziening van de Royal Air Force met vliegtuigbenzine van eminent belang waren. 'Not over my dead body', zei van Kleffens; tegen de komst van die troepen hadden hij en Welter op zichzelf geen bezwaar, maar van Kleffens eiste uitdrukkelijk dat zij eerst formeel onder het opperbevel geplaatst zouden worden van de gouverneur van Curaçao, G. J. J. Wouters. Daar ging Lord Halifax accoord mee.' Ongelukkigerwijze had gouverneur Wouters diezelfde dag op Curaçao een proclamatie uitgegeven waarin hij verklaard had, 'zelf te blijven waken over het rechtsgebied, zo te land als ter zee. Hulp daartoe van buiten zal (van welke zijde ook geboden) als onwelkom worden afgewezen." Groot was op Curaçao de verontwaardiging, vooral bij de Nederlandse marine-officieren. Zij zorgden er voor, dat die onwijze passage een dag later publiekelijk 'weerlegd en rechtgezet'
werd," hetgeen ook wel wenselijk was: Engelse infanteristen werden op diezelfde r rde mei op Curaçao ontscheept.
Na Lord Halifax hadden van Kleffens en Welter en gezant Michiels ca. half zes Churchill opgezocht, de Britse minister van marine. Lang duurde het gesprek niet"; het was vermoedelijk nog aan de gang toen de Britse staatsman bericht ontving dat de koning hem om zes uur in Buckingham Palace verwachtte.ê Chamberlain was afgetreden; Churchill zou opdracht krijgen tot vorming van een kabinet van nationale eenheid. De Nederlandse ministers konden hoogstens vermoeden dat de man die even massief als energiek tegenover hen zat, Engelands nieuwe oorlogsleider zou worden - dat feit was hun nog onbekend.
Voor de hand lag het, dat na Churchill de Britse minister van scheepvaart
-Wat vonden de directies van de rederijen hiervan die toevallig geen vertegenwoordiger in Londen hadden? Besloten werd, telefonisch contact op te nemen met Nederland, d.w.z. met de voorzitter van de Nederlandse Redersvereniging; deze keurde goed (tijd voor ruggespraak was er niet), dat Hudig, Gischler en Valstar 'tot nader order de controle over de vloot zouden overnemen'
, aldus mr. Gischler." Die formulering was niet geheel juist: de controle lag immers bij het Rijksbureau Zeescheepvaart van het ministerie van handel, nijverheid en scheepvaart. Dat bureau en de betrokken minister bevonden zich evenwel in Den Haag. Nieuw probleem! Het werd snel opgelost: diezelfde dag liet de gezant telefonisch vragen of de minister zijn bevoegdheden ingevolge de Wet behoud scheepsruimte en de Schepenvorderingswet aan hem wilde overdragen" _ dat werd een dag later, r r mei, goedgevonden." Nog vóór het goedgevonden was, had overigens het Shipping Committee na overleg met de gezant en de Britse minister van scheepvaart op ro mei via de Britse Admiralty aan 'alle gezagvoerders van Nederlandse schepen geseind: 'Do not listen to your owners or to your govern ment but cable your position to Netherlands minister, London'6 _ men deed die rode mei in Londen dus alsofDen Haag al bezet was; van de instructie die minister Steenberghe van's morgens vroeg afhad laten omroepen, wist men kennelijk niet af.p.
In de nacht van 10 op II mei kwam minister van Kleffens pas om één uur in zijn hotel. Na zijn bezoek aan de Engelse minister van scheepvaart had hij voor de BBC gesproken"; daarna kreeg hij in het gezantschap Dijxhoorn aan de lijn: zijn ambtgenoot voor defensie vroeg hem, er bij de Engelsen op aan te dringen, de Moerdijkbruggen te bombarderen en 'een divisie en, als dit niet kon, een brigade' naar Den Haag te zenden." Zei Dijxhoorn er bij, dat in de residentie al op hun komst gerekend werd? 's Avonds werden de militairen aan de kust geïnstrueerd '
dat Engelse troepen in de nacht van IO op II mei te Scheveningen zouden landen."
Die instructie was prematuur.
Kort voor middernacht begaf van Kleffens zich naar het centrum van de Engelse militaire operaties: de z.g. war room die, met beton versterkt, diep onder het Cabinet Office gelegen was, tegenover de ambtswoning van de Prime Minister, Downingstreet no. 10. Hij ontmoette er de Britse Chiefs of Staff en bracht hun Dijxhoorns verzoeken over. Antwoord: de Moerdijkbruggen lagen te ver weg voor Engelse jagers en het was niet verantwoord, er bommenwerpers zonder jager-eskorte heen te zenden; een divisie was niet beschikbaar, een brigade evemnin; zelfs àls die troepen er waren, dan bestond er geen mogelijkheid, ze tijdig naar westelijk Nederland te vervoeren. 'I remember observing', schreef later Churchills persoonlijke vertegenwoordiger bij het hoge militaire college, 'that, alas, we had no magic carpet.":
Voegden de Engelsen die rode mei dan niets toe aan de maatregelen die zij voorbereid hadden en die wij in het voorafgaande beschreven? Toch nog
Wij vermeldden reeds dat het vliegveld Ypenburg 's middags kort na drie uur (toen het al heroverd was) aangevallen werd door lichte Engelse bommenwerpers. Er waren toen ook al door dit soort toestellen aanvallen uitgevoerd op Waalhaven: om half twaalf door zes (waarvan vijf door de Duitsers neergeschoten werden), in de middag door twaalf (geen verliezen)." Kort na vijf uur deed de staf van de Royal Air Force bovendien aan de legatie teLon
'en verzoeken'
, zo berichtte de legatie aan Den Haag, 'onmiddellijk daarna opvolgen met aanval op de grond."
Het Algemeen Hoofdkwartier was, toen dat bericht binnenkwam, nog vol goede moed dat het tot die 'aanval op de grond'
zou komen: in Beyerland had het jde grensbataljon, in de Alblasserwaard had de Lichte Divisie er bevel toe gekregen - maar die troepen waren, zoals wij zagen, nog verre, toen de laatste van de zes-en-dertig Wellington bommenwerpers die alle bijna twee ton aan bommen afgeworpen hadden, zonder verliezen naar hun basis in Engeland terugkeerden.ê
De staf van de Royal Air Force had op de rode kort na vijf uur nog een merkwaardig punt opgeworpen. 'Tevens wordt gevraagd'
, zo werd in de legatie te Londen vastgelegd, 'of het nu niet tijd wordt, de Duitsers die in Nederlandse ofBritse uniformen neerkomen, op staande voet neer te schieten en dat te doen broadcasten.'
Buitenlandse zaken antwoordde: 'zal gebeuren, maar niet broadcasten'3 - waarbij aangetekend zij dat zich, voorzover ons bekend, geen gevallen van het pardoes neerschieten van Duitse parachutisten hebben voorgedaan. Trouwens, dezen droegen nergens het Nederlandse of Britse uniform.
Tenslotte zij vermeld, dat dan toch 's avonds laat een klein getal Britse mariniers (ca. tweehonderd man) opdracht kreeg, op twee torpedobootjagers te embarkeren met als bestemming Hoek van Holland,4 en dat, volgens een afspraak die vice-admiraal Furstner 's morgens gemaakt had met de Britse marine-attaché in Den Haag, andere Britse torpedobootjagers de gehele dag door voor de Nederlandse kust kruisten om, aldus de admiraal, 'eventuele raids van Duitse oorlogsschepen tegen onze havens tegen te gaan." Twee van die jagers liepen, toen het eenmaal donker geworden was, de haven van IJmuiden binnen 'om volgens hun zeggen'
, zo tekende een der Nederlandse marine-officieren aan, 'het prinselijk paar en schepen met kostbare lading te halen."
Inderdaad kwamen de 'Iris'
en de 'Titus'
later met hun kostbare lading uit Amsterdam aanzetten, maar van prinses Juliana, prins Bernhard en hun twee kinderen was geen spoor te bekennen.Teixeira de Mattos: Notities uit de meidagen van(ministerievanzaken, archief,no.Molenaar:Teixeira de Mattos: Notities uit de meidagen van'Marine ... tweede wereldoorlog', dLhfdst.no.p.Brief,febr.van J. Th. Furstner.A.J. van Hamel, Aantekeningen (collectie-vanHamel).