Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 3 – Mei '40
Alle delen:
XCMaaslinie en Peel-Raamstelling
XCHet begin van de Vijfde Colonne-paniek
XCDe eerste arrestaties en interneringen
XCTussen Haarlem en Hoek van Holland
XCVan Nieuwe Waterweg tot Hollands Diep
XCBalans Hoofdstuk 2 Zaterdag II mel
XCArrestaties en interneringen
XCOptimisme v I 3 36 54 58 7 0 74 88 93 101 roS III 124 129 139 147 155 160 170 182 201 212 224
Hoofdstuk 3 - Zondag 12 mel
XCHet prinselijk gezin vertrekt
XCAvond Hoofdstuk 4 - Maandag 13 mel
XC'Tot de laatste man standhouden'
XCTerugtocht 298 3°0 3°4 315 317 3 1 9 33° 347 Hoofdstuk 5 Dinsdag 14 mel
362
XCRotterdam: bombardement en brand
XC'Wij hebben de strijd gestaakt'
365 368 37° 381 396 16 2
Hoofdstuk 6 Londen 457 Hoofdstuk 7 - De strijd in zeeland en zijn nasleep 468
XCBelgië en Frankrijk 47 1 480 Hoofdstuk 8 Balans
XCDe krenking 516 Lijst van illustraties 523 Lijst van bron-afkortingen 528 Overzicht van het seriewerk: 'De strijd op Nederlands grondgebied tijdens de wereldoorlog II' 531 Lijst van kaarten 529 Lijst.van afkortingen, gebruikt in voetnoten 533 Register
537
XCVoor het eerst sinds de oorlogen van de zeventiende en achttiende eeuw werd Nederland in de vroege morgenuren van de rode mei 1940 weer door het oorlogsgeweld getroffen - een geweld evenwel dat als middelen niet langer de musket en het primitief veldgeschut kende, maar de gecompliceerde producten der moderne, gemechaniseerde oorlogsindustrie: handgranaten en machinepistolen, mitrailleurs en zware houwitsers, tanks en bommenwerpers.
XCOorlog, daadwerkelijke oorlog, betekent steeds inbreuk op elke gevestigde orde, verstoring van alle gevestigde verhoudingen. Oorlog verwoest en vernietigt, verrast en verbijstert. De enkele mens, opgenomen en gebed in zijn normaal bestaan, ziet zich opeens geplaats in een realiteit die, althans aanvankelijk, als volstrekt abnormaal, ja als anti-normaal ervaren wordt. Vijandelijke strijdkrachten (aldus het beeld dat de tweedewereldoorlog bood) rukken het land binnen, in de lucht waarin vogels opgeschrikt rondfladderen, ronken de motoren van vijandelijke vliegtuigen. Overal Waar gevechten geleverd worden, weerklinkt een oorverdovend enondragelijk lawaai. Bij het geratel der machinegeweren voegen zich de dreunen van het geschut, luttele seconden later gevolgd door de explosies der granaten. Bommen gieren omlaag en ontploffen. Van de ene seconde op de andere storten huizen, schuren, boerderijen ineen. De luchtdruk ontbladert de takken der bomen, stammen worden versplinterd. Kogels en scherpe fragmenten van granaten en bommen fluiten in het rond. Fonteinen van zand en modder spuiten op, de rook sliert over het land, her en der hangen grauwe stofwolken boven de plotselinge ruïnes. Gebouwen en hooimijten vliegen in brand, koeien rennen in uitzinnige angst door de wei of liggen ter aarde met uitpuilende ingewanden.
aan het bestaan de bodem ontvallen is; elke impressie betekent gevaar, voorspelt pijn, verminking, de dood. De piloot die in een luchtgevecht gewikkeld is, voelt opeens een schok achter zich: zijn waarnemer zakt ineen; de brug van het oorlogsschip wordt door een bom getroffen, flarden van ledematen vliegen in het rond; in het peloton dat in dekking ligt, slaan de mortiergranaten in - hier worden drie, vier man bedolven onder verstikkend zand, daar staren de ogen van dodelijk getroffen Plakkers, anderen kreunen en op hun tuniek verschijnen opeens grote bloedvlekken.
XCTijdens het gevecht slaat de dood als de bliksem in: even onverwachts, even vernietigend. Zeker, van alle menselijk leven is die dood het onvermijdelijk, het noodzakelijk, het natuurlijk einde. Hij kan voor wie door ziekte gesloopt is, als een verlossing komen; in berusting aanvaard worden door wie op welbestede jaren terugziet. Maar in de allereerste fase van een oorlog treft de dood op het slagveld nimmer als onvermijdelijk, als noodzakelijk, als natuurlijk. Hij is toevallig, tegennatuurlijk en abrupt. Hij schrikt af, hij wekt angst; de enkeling vermorzelend, verbijstert hij de groep.
XCZo ook in de meidagen van '40.
XCHet tafereel dat wij in dit deel te schilderen krijgen, is er in de eerste plaats een van militaire strijd. Wij zullen gewagen, veelvuldig, onvermijdelijk veelvuldig, van legerkorpsen, divisies, regimenten, bataljons, compagnieën; van luchtvaartregirnenten en -eskaders; van torpedobootjagers en kanonneerboten - wij zouden wensen dat onze lezer in en achter die aanduidingen steeds de enkele mens bleef zien: de Nederlander die in de prille ochtendschemering van vrijdag Ia mei 1940 onverhoeds besprongen wordt door het geweld; vechten moet; zich verweren; het leven-zelf op het spel zetten - of, ondoorzichtige en onbegrijpelijke orders volgend, zwaarbepakt en bestoft, met het hoofd vol zorgen voortmarcheert ; of, straks, als burger uit de radio het schokkend bericht vernomen heeft dat de Duitsers ons land binnengevallen zijn - en die mensen, die burgers, groepen dan samen, hier in nachtgewaad, daar in haastig aangeschoten kleren, de meesten diep getroffen, velen nerveus, sommigen biddend, anderen steun zoekend bij de medemens - en alles wat opgebouwd is en tot stand gebracht, verzorgd en gekoesterd, ja bestaan en leven-zelf dreigen weg te zinken in een afgrond die zich onverhoeds geopend heeft. Oorlog! De vijand komt!
XCGeen willekeurige vijand - deze vijand: Nazi-Duitsland.
XCHet uur van de aanval, X-Zeit, was, gelijk gezegd, door Hitler bepaald, op 3 uur 55 Nederlandse tijd; twintig minuten later zou de zon opkomen, maar het zou om 3 uur 55, vijf voor vieren, al bijna daglicht zijn. Precies of bijna precies op dat moment moest de hoofdmacht van de Duitse divisies de grens beginnen te overschrijden, precies ofbijna precies op dat moment moest in het westen des lands een reeks doelen gebombardeerd worden door Duitse bommenwerpers die onverwachts van boven de Noordzee zouden naderen en boven hun doelen gedekt zouden worden door jagers die rechtstreeks uit Duitsland kwamen aanvliegen, Eerste en belangrijkste doel der bombardementen was de vernietiging der Nederlandse luchtmacht zodat haar toestellen niet langer aan de strijd zouden kunnen deelnemen; bovendien moest op de drie vliegvelden in de nabijheid van Den Haag (Valkenburg dat nog pas in aanleg was, en Ypenburg en Ockenburg die beide in gebruik waren) alsmede op het vliegveld Waalhaven bij Rotterdam de verdediging gedesorganiseerd worden opdat daar een drie kwartier later de Duitse parachutisten en, na hen, de luchtlandingstroepen ongehinderd zouden kunnen neerkomen. Tussen Den Haag en Scheveningen moesten voorts de daar gelegen kazernes gebombardeerd worden. Gehoopt werd dat in die omstandigheden de overval op het regeringscentrum zou slagen; mislukte die overval, dan moest de ode Panzer-Division, via Noord-Brabant naar de Vesting Holland doorbrekend, de beslissing forceren. Zulks vergde de tijdige verovering van de grote bruggen welke die Panzer-Division moest overschrijden: de brug over het Hollands Diep bij Moerdijk, de brug over de Oude Maas bij Dordrecht en de bruggen over de Nieuwe Maas in het hart van Rotterdam. Van de Rotterdamse bruggen moest zich een compagnie meester maken die met watervliegtuigen aangevoerd zou worden, de andere bruggen dienden door parachutisten veroverd te worden. Tenslotte zou nog een aantal Duitse toestellen kort na X-Zeit magnetische mijnen afwerpen in de mondingen van de waterwegen die toegang geven tot onze grote havens. Al die oorlogshandelingen moesten om vier uur of kort nadien in volle gang Zijn.
XCNiet het binnendringen over de oostelijke grens maar deze reeks vermetele operaties in het westen des lands tot in het hart van de Vesting Holland toe, hield het element van de strategische verrassing in. Een verrassing die slaagde. Want inderdaad: wat in dat westen op die rode mei tussen vier en zeven uur 's ochtends geschiedde, kreeg een bepalende invloed op het gehele verdere verloop van de strijd.
XCHet is bij de beschrijving een der moeilijkheden dat de Duitse aanval in het
XCIn rood: de vliegvelden die op 10 mei op X-Zeit afkort nadien aangevallen werden. Niet aangevallen werden Ruigenhoek en de twee geheime vliegvelden Middenmeer en Buiksloot. Vliegvelden waar zich geen vliegtuigen bevonden, zijn met een cir keltje aangegeven. Bij Den Helder, Ijmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen werden mijnen afgeworpen. Valkenburg, Ypenburg, Ockenburg, Waalhaven en de
XCbruggen bij Dordrecht en Moerdijk waren object van Duitse luchtlandingen.
westen op 'zoveel punten trgelijk ingezet werd. De gevechtsvliegtuigen van de Militaire Luchtvaart stonden op die rode mei alle in het westen des lands opgesteld, nl. op de vliegvelden 'De Kooy' (bij Den Helder), Bergen, Schiphol, Hilversum, Ruigenhoek (bij Noordwijkerhout), Ypenburg, Waalhaven en Gilze-Rijen. Bovendien bevonden zich lesvliegtuigen op de vliegvelden 'De Vlijt' (op Texel), Haamstede en Souburg (bij Vlissingen). Met uitzondering van Ruigenhoek waren al die vliegvelden aan de Duitsers bekend; zij werden dan ook alle (samen met alle vliegvelden elders waar zich geen toestellen meer bevonden: Eelde, Leeuwarden, Twente, Teuge, Soesterberg en Welschap bij Eindhoven) bij de inzet van het offensief gebombardeerd en beschoten. De bases en steunpunten van de Marineluchtvaartdienst werden aanvankelijk door de Duitsers met rust gelaten: de Luft waffe kon niet alles tegelijk doen en de Duitsers hadden, daar de Kriegsmatine in Fall Gelb nauwelijks een rol speelde, voor onze langzame watervliegtuigen niet veel belangstelling. Het was de Militaire Luchtvaart die uitgeschakeld moest worden: zij moest weggevaagd, haar installaties moesten vernietigd worden.
XCTwee complexen vragen hebben wij dus te beantwoorden: op welke wijze en in hoeverre gelukte de uitschakeling van de luchtmacht van ons leger, en op welke wijze en in hoeverre gelukten de verovering van de drie vliegvelden om Den Haag (de overval op het regeringscentrum) en de verovering van Waalhaven en de bruggen bij Moerdijk, Dordrecht en Rotterdam (het vrijmaken van de route voor de ode Panzer-Division) ? Daarbij vatten wij in hoofdzaak samen wat gebleken is uit de Nederlandse gevechtsverslagen en uit het naoorlogse Nederlandse onderzoek. Aan Duitse kant is maar weinig onderzoek verricht en onder de bewaardgebleven Duitse stukken, hoofdzakelijk van hogere staven afkomstig, bevinden zich geen gevechtsverslagen. Jammer! Wij kunnen meestal over de zich verdedigende Nederlanders dui delijker zijn dan over de aanvallende Duitsers. Wij betreuren het hieruit voortvloeiend gebrek aan evenwicht in de beschrijving - het viel niet te verhelpen. Wij zullen bij die beschrijving van noord naar zuid gaan.
XCWij beginnen op het eiland Texel.
XCOp het vliegveld 'De Vlijt', dat in het noordelijk deel van het eiland lag, ontvingen de vliegers van de Militaire Luchtvaart hun laatste opleiding voor de jagers en bommenwerpers. De installaties van 'De Vlijt' werden op die
rode mei van ca. vier uur af herhaaldelijk door Duitse jagers aangevallen. Er stond op het vliegveld maar één toestel, een T -5 bommenwerper: al bij de eerste aanval werd het in brand geschoten; de overige toestellen, ruim twintig van verschillend type, waren in de voorafgaande dagen verspreid opgesteld bij boerderijen in de buurt van het vliegveld. Zij werden door de Duitsers eerst in de middag van de rode mei ontdekt, toen een van hun verkenners luchtfoto's kwam maken.'
XCOp het vliegveld 'De Kooy' bij Den Helder waren elfD-21 jagers gestationeerd; volgens de orders die luitenant-generaal P. W. Best, commandant luchtverdediging, had doen uitgaan, stonden zij op 10 mei om drie uur met warmgedraaide motoren startklaar. Toen hun commandant kort voor vier uur met het commando luchtverdediging in Den Haag telefoneerde, kon hij heren dat daar over een ander toestel een gesprek gevoerd werd waaruit hij afleidde dat elders vliegvelden gebombardeerd werden. Nadere instructies had hij toen niet nodig: onmiddellijk zond hij (het was 3 uur 59) zijn elf jagers de lucht in; zij konden daar meteen de strijd aanbinden met de Duitse jagers en bommenwerpers die de installaties van 'De Kooy' gingen beschieten en bombarderen. Eén van de elf, een Duitse bommenwerper achtervolgend, werd bij het Wassenaarse Slag door andere Duitse bommenwerpers neergeschoten. Zes van de overige toestellen werden, na het eerste treffen patrouillerend, hevig door eigen Nederlandse strijdkrachten beschoten, nl. door de luchtafweer van 'De Vlijt' en door de marine-eenheden die voor Den Helder lagen. Om tien voor vijfkwamen acht van die D-2I's in gevecht met negen Duitse jagers; de Duitse toestellen waren sneller maar, als gevolg daarvan, langzamer in het wenden; drie werden boven de Waddenzee neergeschoten, een vierde moest, met de commandant van de formatie aan boord, een noodlanding maken op 'De Kooy'. De D-2I'S die daar terugkeerden, waren evenwel doorzeefd; niettemin stonden er om half zes weer vier gereed om op te stijgen. Dat gelukte niet meer: op de grond werden zij door Duitse jagers verrast; eerst om acht uur, daarna om twaalf uur. Van de elf oorspronkelijkeJ.
1 (Sectie krijgsgeschiedenis) F. Molenaar: IV, p. 46-51. Dit nog niet in druk verschenen deel wordt aangehaald onder verwijzing naar de hoofdstukken en pagina'sbinnen de hoofdstukken van de getypte tekst (eerste versie). Verder aan te halen als Molenaar:
D-2I's waren toen nog twee bruikbaar.' De gebouwen van 'De Kooy' brandden tot de grond toe a£2
XCOp het vliegveld te Bergen waren tien verkenners van het type C-ro gestationeerd alsmede dertien van de snelste en beste jagers die de Militaire Luchtvaart bezat: de G-I'S. Er waren in totaal vier-en-twintig G-I'S en er stond op Bergen dus meer dan de helft. Die plaatsing was niet gelukkig want de bodem van het in een polder gelegen landingsterrein dat door slechte bemaling lange tijd blank gestaan had, was eigenlijk te zwak om de relatief zware toestellen te torsen." Dat was een van de redenen waarom de commandant van de betrokken jagerafdeling die sinds de herfst vergeefs op verbetering van het landingsterrein aangedrongen had, er met verlof van zijn superieuren toe overgegaan was, de G-I'S op het betonnen platform voor de commandopost op te stellen"; een tweede reden was, dat hij bij die geconcentreerde opstelling aan de vliegers met gering tijdverlies kon doorgeven (het moest alles mondeling geschieden) dat zij moesten opstijgen en waar de vijand zich bevond. De C-ro's (verkenners die niet onmiddellijk gereed moesten staan) waren verspreid buiten het vliegveld opgesteld.
XCIn de nacht van 9 op 10 mei zaten de jachtvliegers om drie uur in hun toestellen; de motoren waren warmgedraaid. Men hoorde vreemde vliegtuigen overkomen, dacht: 'Het zijn Duitsers, op weg naar Engeland' - en bleef wachten. Nog vóór het commando 'opstijgen' (om 3 uur 55 van Den Haag uit aan de jagersafdelingen gegeven) de commandant te Bergen bereikt had, naderden, laag over de Noordzee vliegend, drie vreemde toestellen. De bediening van het zoeklicht te Bergen-aan-Zee gaf om 3 uur 59 telefonisch bericht door: 'Die gasten die vannacht overvlogen komen terug." Op dat bericht werd niet gereageerd" - en ongehinderd lieten 'die gasten' (drie Duitse bommenwerpers) hun lading bij de dicht bij elkaar geparkeerde G-I'S vallen. Bij het middelste toestel in de voorste rij werd bovendien, terwijl hetJ.
1 A.v., II, p. 40-49. 2 L. Honselaar: (I950), p. 74. 3 Molenaar: II, p. I56. • Brief, 28 april I969, van het hoofd van de sectie luchtmacht-historie van de lucht machtstaf der Koninklijke Luchtmacht. 6 A.v., p. I20. 6 Getuige Th. A. Lamers, Staten-Generaal, Tweede Kamer, Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid I940-I945' (verder aan te halen als: dl. Ic, p. 549.
al in beweging was, een motor weggeschoten; het toestel trok dwars weg en blokkeerde alle toen nog niet geraakte GI' Sl - slechts één die tevoren weggetaxi'd was, kon de lucht in komen, schoot op het strand te Katwijk drie Duitse transporttoestellen in brand en keerde met een wijde boog over land naar Bergen terug." Daar was aanvankelijk paniek uitgebroken:
XC'Als de ontploffmgen van het eerste bombardement ... zijn verklonken en een zware rookzuil uit de grote hangar opstijgt, wordt de lucht plotseling gevuld door het hoge geluid van neerduikende jagers.-Onze militairen schrééuwen van plezier. Hoera, dat zijn de D-21's (van 'De Kooy') die de vijand te lijf gaan! Helaas ... als de vliegtuigen met gillende motoren op het vliegveld afsteken, blijken het Messerschmitts te zijn en halsoverkop zoekt iedereen dekking voor het ratelende mitrailleur-vuur. Het wordt een sauve-qui-peut, De manschappen der verkennersafdeling die in de barakken langs het veld door het bombardement uit hun dromen zijn gewekt, rennen in de primitiefste kleding dwars over de vijfhonderd meter open veld, door sloten en greppels, over prikkeldraad en omheiningen, naar de schuilplaats welke het bos biedt."
XCTot kwart voor vijf duurden de Duitse aanvallen. Toen waren (tegen een verlies van twee of drie Duitse toestellen) alle hangars getroffen en van de dertien G- I'S waren er twaalf buiten gevecht gesteld."
XCOp Schiphol stonden op 10 mei negen D-2I-jagers en negen T-s-bommenwerpers gevechtsgereed klaar. Nog in de nacht, om kwart over twee al, waren de motoren warmgedraaid, vóór drie uur zaten de jachtvliegers in hun toestellen. Hun commandant kreeg echter van de staf van de jachtgroep in Den Haag geen bevestiging van enig algemeen alarm - derhalve gafhij om 3 uur IS opdracht, de toestellen te verlaten. Toen dus om 3 uur s8 onverhoeds drie Duitse bommenwerpers laagvliegend uit het westen naderden, konden zij ongehinderd met het bombardement van Schiphol beginnen; de kazerne kreeg de eerste voltreffers en vloog in brand. 'Algemeen alarm! Iedereen opstijgen!' - met die kreet rende de commandant zijn commandopost uit. Spoedig raasden negen jagers en acht bommenwerpers (één kon wegens bomschade niet starten) over de landingsbanen en stegen op. Bijna twee uurA.v. • Molenaar:p. 143.C. c. Küpfer:(1946),p. 168.Molenaar:p. 129-31.
1 II, 3 14 4 II,
lang werden daarna, met tussenpozen, de gebouwen en hangars van Schiphol door Duitse toestellen gebombardeerd en gemitrailleerd: ongeveer zeshonderd bommen werden op en rondom het vliegveld afgeworpen. Het luchtafweergeschut (de manschappen van de luchtdoelmitrailleurs hadden nooit eerder met hun wapenen geschoten) schoot één, misschien twee Duitse toestellen neer. Tal van gebouwen op en bij het vliegveld vlogen in brand; een aantal verkeersvliegtuigen van de KLM ging hierbij verloren. Op een gegeven moment kwam een motorspuit van de Amsterdamse brandweer het vliegveld opgereden om het vuur in een der hangars te blussen; pas nadat enkele brandweerlieden door bomscherven dodelijk getroffen waren, werd de motorspuit teruggetrokken.'
XCHoe was het intussen de van Schipholopgestegen jagers en bommenwerpers vergaan? Tot de door snelle Messerschmitts beschermde Duitse bommenwerpers konden zij moeilijk doordringen; er ontstonden niettemin luchtgevechten. Eén Duitse jager werd neergeschoten, één Nederlandse maakte een noodlanding in de buurt van Hoom; in een pauze in de bombardementen landden tenslotte weer vijfjagers met leeggeschoten mitrailleurbanden op Schiphol; drie landden er op het (door de Duitsers niet opgemerkte) vliegveld Ruigenhoek bij Noordwijkerhout. De eerste vlieger die daar om 4 uur IS met zijn doorzeefde jager omlaagkwam, 'vond alles in diepe rust. zelfs de officier van piket" wist niet dat het oorlog was."
XCDe acht T-s's die om vier uur van Schipholopgestegen waren, hadden op dat moment geen doelen opgekregen om te bombarderen; zij zetten zich dus als jagers in en trachtten met hnn mitrailleurs en met het 2 cm-kanon dat zij hadden, Duitse toestellen te raken. Daarvan werden er vermoedelijk vijf neergeschoten. Van die T -s' s landden één op 'De Kooy', één in Bergen, vier op Ruigenhoek, één zelfs in Vlissingen - slechts één keerde naar Schiphol terug. Dat ene toestel steeg kort voor zeven uur weer op om samen met drie die op Ruigenhoek geland waren, het door de Duitsers bezette vliegveld Ockenburg te bombarderen. Na die aanval werd één van de vier tussen Den Haag en Hoek van Holland boven zee afgeschoten; van de vijf inzittenden wist alleen de commandant, de reserve tweede-luitenant-waamemer B. Swagerman, het er levend af te brengen; vijfhonderd meter buiten de kust met zijn parachute in zee neerkomend, ontdeed hij zich van zijn valschermharnas, leren jas en laarzen en bereikte zwemmend het strand, vanwaar hij naar Schiphol terugkeerde.vWij zullen Swagerman ('een jongeman van juistwoordelijkheid draagt voor het betrokken onderdeel, 3 Molenaar: D~ lucht verdediging, II, p. 53-54. 4 A.v., p.
1 A.v., p. 10-15, 20-23. 2 De officier die buiten de normale diensturen verant
drie-en-twintig jaar,.kalm en uiterst bescheiden") nog tegenkomen wanneer hij, na ook op II mei in actie te zijn geweest, op 13 mei met de laatst overgebleven T-s opnieuw de strijd aanvaardt.
XCOp het vliegveld bij Hilversum stonden op X-Zeit vier C-S's, één C-io en vier lichte toestellen van Koollioven (FK-SI'S) die als verkenners en vuurleidingstoestel voor de artillerie in gebruik waren. Dit vliegveld werd van 4 uur 20 af ongeveer een kwartier lang aangevallen, waarbij 'velen de schrik om het hart (sloeg). Het duurde daarom enige tijd voordat het personeel weer was verzameld, appèl kon worden gehouden en de schade kon worden opgenomen'; de vliegtuigen die men buiten het vliegveld opgesteld had, waren door de Duitsers niet ontdekt."
XCWij komen nu bij de drie bij Den Haag gelegen vliegvelden Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg, die, gelijk reeds gezegd, in de Duitse opzet een bijzondere functie hadden: hier moest meer dan de helft van het Luftlande Korps neerkomen. Het vliegveld Valkenburg, dat zich tussen Leiden en Katwijk bevond, was nog pas in aanleg. De Militaire Luchtvaart kon er nog geen gebruik van maken, alleen alomdat de grasmat niet sterk genoeg was om toestellen te dragen - een factor die de Duitsers onbekend was. Met de mogelijkheid van Duitse luchtlandingen was niettemin rekening gehouden. Het vliegveld werd bewaakt door twee cornpagnieën infanterie, versterkt door een gedeelte (een sectie) van een compagnie zware mitrailleurs, bij elkaar een vierhonderdvijftig man. Drie zware en vier-en-twintig lichte mitrailleurs waren om het vliegveld opgesteld (in versterkingen die, in strijd met de door generaal __.. Best gegeven order, nog niet afgedekt waren); luchtafweergeschut ontbrak evenwel en voor de versperring van het veld had men slechts drie auto's gebruikt. Toen drie Duitse bommenwerpers om kwart over vier de eerste lucht
XC1 C. C. Küpfer: Nederlands vliegers in het vuur, p. 251. 2 Molenaar: De lucht verdediging, III, p. 1-8.
De Duitse luchtlanding op Valkenburg Duitse parachutisten landden om 4 uur 30 en 4 uur 45 ten zuiden en ten noorden van het vliegveld en zwermden naar verschillende kanten uit. Om 5 uur 20 begonnen [unkers-yz op het vliegveld neer te strijken. Zwarte pijlen: voornaamste vlucht richting der Nederlandse troepen.
aanval op het vliegveld uitvoerden, bevond de algemene reserve van de bewakingstroepen zich door laksheid flog niet in de opstellingen (gedeeltelijk schuttersputten) bij het vliegveld; de eerste bommen deden 'de dodelijk verschrikte manschappen in grote wanorde' wegrennen - de tweede serie lei~de er to~ '<Itt ~~ oo~ de sch~ttersputten grotendeels werden verlaten ~n vnjwel een leder ZlJnheil zocht ill een vlucht naar het open veld. Van enig verband was nu geen sprake meer. De algemene reserve was volkomen uiteengespat .... Tot overmaat van ramp bleek na de tweede bomaanval dat ook de telefoonverbindingen niet meer fimctioneerden." Er kon dus niet snel om hulp gevraagd worden; de gehele verdediging van het vliegveld berustte bij de vijf-en-tachtig man die de om het veld opgestelde machinegeweren bedienden.
XCOm 4 uur 30 sprongen de eerste Duitse parachutisten bij het vliegveld af, sommigen hunner vielen te pletter." Een deel van de overlevenden kwam midden tussen de gevluchte reserve terecht en voerde hen als krijgsgevangenen mee naar het dorp Valkenburg. Daar waren burgers naar buiten gelopen om de landing der Duitsers beter te kunnen zien. Lang duurde dat niet. De eerste Duitsers die aankwamen, dreven de mannen en vrouwen die zij op straat aantroffen, naar het vliegveld, vermoedelijk om ze als hulpwerkkrachten in te schakelen; spoedig kreeg de burgemeester aanzegging dat alle mannelijke inwoners van achttien tot vijf-en-zestig jaar om één uur 's middags in het centrum van het dorp aanwezig moesten zijn."
XCInmiddels waren andere Duitse parachutisten onmiddellijk na hun landing uitgezwermd in de richting van Katwijk aan de Rijn, Katwijk aan Zee en Wassenaar, alsmede naar de belangrijke brug over de Oude Rijn bij de Haagse Schouw; nog een ander deel bond op het vliegveld de strijd met de mitrailleurschutters aan. Deze laatsten werden ook door Duitse jagers bestookt die de Duitse transporttoestellen dekren welke van 5 uur 20 af ordelijk en kort na elkaar op het vliegveld landden. Zwaargewapende luchtlandingstroepen kwamen er uit te voorschijn - spoedig waren het er zeshonderd. Het vuur van de mitrailleurschutters was niet erg effectief: slechts één van de Duitse transporttoestellen werd in brand geschoten. Een voor een werden de mitrailleurposten opgeruimd; om zes uur was het vliegveld geheel in Duitse handen. Van de zeven-en-vijftig toestellen die er geland waten, kon evenwel geen weer starten - alle waren tot de as van hun landingsgestel in de zachte bodem weggezakt: het terrein was dus voor verdere
1 A.v., V, p. ro-r r. 2 B. van Hemert: Dagaantekeningen vliegveld Valkenburg, p. I (Collectie naoorlogse verslagen). 3 A. C. de Wilde: 'Uit de geschiedenis der gemeente Valkenburg Z.H.', p. 6--9 (Doe II-8n, map a-r).
landingen versperd. Ruim duizend Duitsers waren aan de grond gekomen. Eén-en-twintig N ederlanderse militairen waren gesneuveld.!
XCIn tegenstelling tot Valkenburg was het vliegveld Ypenburg dat tussen Rijswijk en Delft lag, wèl in gebruik bij de Militaire Luchtvaart. Er bevonden zich de uit Soesterberg overgeplaatste afdeling verkenners van het veldleger (vijf FK-SI's en zeven oude C-S's) en twee afdelingen jagers: negen D-2I'S en elfDouglas-toestellen. In ons vorig deel wezen wij er al op dat de Douglas-toestellen eigenlijk lichte bommenwerpers waren maar dat men door het gebrek aan jagers besloten had, ze in die laatste functie te gebruiken. De verkenners waren buiten het vliegveld opgesteld en zouden dus niet terstond aan de strijd kunnen deelnemen; de D-21'S en de Douglas-toestellen stonden in de vroege uren van de lode mei met warmgedraaide motoren op het vliegveld klaar. De vliegers waren, zoals één hunner het later in zijn verslag uitdrukte, 'gespannen en fanatiek 0111 in actie te komen'i''
XCYpenburg werd verdedigd door een bataljon van het regiment grenadiers: ca. duizend man. Bovendien stonden bij de gebouwen van het vliegveld acht lichte. pantserwagens goed gecamoufleerd opgesteld. Negen zware en elf lichte mitrailleurs konden rechtstreeks vuur uitbrengen op het landingsterrein, op enige afstand daarvan bevonden zich voorts vier pelotons luchtdoelmitrailleurs en twee batterijen luchtafweergeschut, die laatste bedoeld om hoog vliegende vijandelijke toestellen te bestoken. Van de grenadiers was een gedeelte op het vliegveld geconcentreerd, een ander gedeelte had, op vrij grote afstand, verspreide posities ingenomen, vooral om het vliegveld tegen aanslagen van Vijfde Colonnisten te beschermen. De verbindingen bestonden uitsluitend uit veldtelefoons met boven de grond hangende draden.
XCOok op dit vliegveld vond de eerste aanval plaats door enkele Duitse bommenwerpers die uit het zuidwesten, uit de richting Delft, naderden.p.
1 A.V., p. II-I2; (Sectie krijgsgeschiedenis) C. D. Kamerling en V. E. Nierstrasz: (1954), 49-54 (verder aan te halen als Kamerling: brief 28 april 1969 van het hoofd van de sectie luchtmacht-historie van de luchtmachtstaf der Koninklijke Luchtmacht. 2 Molenaar: III, p. 29.
Om 4 uur meldde de Iuchwachtpost-Delfi: 'Vele tweemotorige bommenwerpers op 1500 meter, vliegende zuidwest-noordoost'. Luttele ogenblikken later sloegen de eerste Duitse bommen in. Het was nagenoeg windstil. De gereedstaande D-2I'S en Douglas-toestellen konden direct van hun opstellingsplaats starten en spoedig tolden de D-2I'S 'als woedende horzels' rond de snellere, maar loggere Duitse jagers.' Adembenemende luchtgevechten ontstonden; vijf Duitse toestellen werden neergeschoten maarruim een uur later hadden alle D-21'S (op één na die naar Schiphol uitweek) de strijd moeten staken. Eén vlieger kon zich alleen per parachute redden, de anderen werden door benzine- of munitiegebrek gedwongen te landen; twee kwamen er op Ockenburg terecht, vijf ergens in de weilanden. Slechter verging het de Douglas-toestellen. Maar drie van de elf brachten het tot een noodlanding (waarvan weer twee op Ockenburg); acht werden er neergeschoten waarbij er één bij Vlaardingen in een brandende olietank stortte."
XCWat was intussen op Ypenburg gebeurd?
XCDe eerste Duitse bommen wekten bij velen panische angst. De militairen van de vliegdienst (één hangar stond al in brand) renden naar de mitrailleuropstellingen om er e~n schuilplaats te vinden. 'Eén van hen', aldus een gevechtsverslag,
XC'hield mijn hand vast en zei: 'Vaandrig, daar valt een bom!' Ik antwoordde: 'Ja, jongen!' doch ik had het woord 'jongen' nauwelijks uitgesproken of hij werd door een grote scherf als het ware door midden gespleten, terwijl ik zelf ettelijke meters werd. weggeslingerd. Ik moet eerlijk bekennen dat ik bij het zien van de bommen aanvankelijk in elkaar zakte van verbazing, angst en zenuwachtigheid. Bij de aanblik van het sneuvelen van die soldaat kwam er echter zo'n verandering in mij, dat het me niets meer konschelen. Ik ... was dan ook spoedig ter been, liep de opstelling in en vroeg of er gewonden waren. Een soldaat bleek zwaar gewond te zijn. Ik kreeg de indruk dat velen wel de grond in wilden duiken; vooralmannen die getrouwd waren, stonden grote angsten uit. Anderen waren daarentegen spoedig kalm en hun zenuwen weer de baas.'"
XCMet tussenpozen duurde het bombardement drie kwartier; daarop volgde nog een beschieting door Duitse jagers. Men kon er van Nederlandse kant weinig tegen doen. De Nederlandse luchtdoelmitrailleurs hadden veellast van storingen, de twee luchtafweer-batterijen konden nauwelijks vuur uitbrengen op de laagvliegende Duitse toestellen, bij een van de twee (beideA.v.,
1 A.v., p. 70. 2 p. 70-77. 3 E. H. Brengers: De (I968), p. 42,-43.
De Duitse luchtlanding op Ypenburg Duitse parachutisten landden om 4 uur 45 aan drie kanten van het vliegveld. Op het veld begonnen om 5 uur 24 Junkers-S2-toestellen te tanden. Om 6 uur 45 was vrijwel het gehele vliegveld in Duitse handen. Zwarte pijlen: voornaamste vluchtrichting der Nederlandse troepen.
Ibatterijen waren zonder enige dekking opgesteld) vluchtte na een voltreffer en een aanval van Duitse parachutisten het grootste deel van de bemanning weg. Het materieel effect van de Duitse aanvallen op het vliegveld was gering: behalve een van de hangars vloog het hoofdgebouw in brand, maar die brand kon geblust worden; hinderlijk was wèl dat alle veldtelefoonverbindingen uitvielen. Het aantal slachtoffers was niet groot - zoveel te groter was evenwel het effect dat die eerste aanvallen op het moreel van de verdedigers van Ypenburg hadden, Een groot deel vluchtte weg in de richting van Rijswijk; een compagnies-commandant zag ze daar aankomen: 'vele bloedende, halfnaakte, razende en tierende manschappen, enige sergeanren-majoors en andere onderofficieren van de bureaux . . . . Ze hebben vrijwel geen van alle wapens. Het zijn de koks, de oppassers rustkamer, bureaux-schrijvers enz. Ik moet met kracht en door bruut optreden de paniekstemming onderdrukken en weglopers tegenhouden en slaag er in, ze wat te kalmeren.'1 De neiging om van Ypenburg weg te vluchten werd versterkt toen om kwart voor vijf noord, west en zuid van het vliegveld Duitse parachutisten afgeworpen werden. Toen om 5 uur 24 het eerste échelon van acht Duitse transporttoestellen op Ypenburg neerstreek, waren van de negen zware mitrailleurs nog maar zeven bemand, van de elflichte zes, de acht pantserwagens waren tot zes gereduceerd. Maar wat nog schieten ko~ schoot op die Junkers-52's. De eerste acht werden doorzeefd, verscheidene toestellen vlogen in brand. Het tweede en het derde échelon botsten gedeeltelijk op die eerste acht die niet konden wegkomen. Het vierde échelon waagde het niet, op Ypenburg te landen; van dat échelon landden sommige toestellen op Ockenburg, andere op het strand bij Kijkduin. De meeste Junkers-52's die voor Ypenburg bestemd waren, weken tenslotte naar Waalhaven uit, maar een deel van de later komende maakte noodlandingen in de buurt van Y penburg, bij Delft, in het Westland of in de polders tussen Delft en Gouda. Daarmee was, dank zij het vastberaden verzet van het deel der grenadiers dat niet weggevlucht was, de Duitse luchtlanding op Ypenburg mislukt niettemin viel het vliegveld in Duitse handen. De Duitse parachutisten wisten zich op verscheidene punten te verzamelen en rukten naar het vliegveld op één groep langs de grote weg uit Delft; deze groep, versterkt door de inzittenden van enkele )unkers 52' s die daar een noodlanding uitgevoerd hadden, alles bijeen ca. vijftig man, dwong een veertigtal Nederlandse soldaten die 1 Gevechtsverslag, aangehaald in Kamerling: Vesting Holland •.• luchtlandings troepen, p. 86.
krijgsgevangen gemaakt waren, met de armen omhoog voorop te lopen en bereikte achter die dekking het hoofdgebouw op Ypenburg waar de bataljonscommandant, reserve-majoor E. C. F. ten Haaf, met het resterend deel van zijn staf in de commandopost omsingeld werd. 'De troep gevangenen', aldus later de majoor, 'gilde in koor op jammerlijke wijze: 'Niet schieten! Wij staan 11Ïervoor twee mitrailleurs en anders gaan wij er allemaal aan!' Ik heb toen bevolen, het vuren te staken." Om kwart over zeven waren alle gebouwen van het vliegveld in Duitse handen, alleen aan de zijde van het veld die het dichtst bij Rijswijk gelegen was, konden enkele moedige Nederlandse militairen zich handhaven.
XCVan de ca. duizend verdedigers waren dertien gesneuveld."
XCHet derde, voor de azste Luftlande-Division bestemde landingsterrein, Ockenburg, was niet meer dan een hulpvliegveld dat, in het verlengde van de Laan van Meerdervoort, door de samenvoeging van een aantal sportterreinen ontstaan was. Er stonden opmei zeven toestellen waar men op Soesterberg nog het een-en-ander aan te verbeteren had gehad; geen van die toestellen was operationeel bruikbaar. Het vliegveld was niet versperd. Bewaakt werd het door nog geen honderd militairen die, afgezien van de geweren, slechts de beschikking hadden over vier lichte mitrailleurs: handgranaten bezaten zij niet. Pas op woensdag 8 mei waren die militairen, uit een der infanterie-depots afkomstig, op Ockenburg aangekomen; met het maken van gevechtsdekkingen waren zij nog niet begonnen.
10
XCToen dan op die vrijdagochtend om vier uur het vliegveld Ypenburg aangevallen werd, kon men er van Ockenburg af de bommen zien vallen: oorlog! Men werd aanvankelijk met rust gelaten tot een drie ,kwartier later twee van de Ypenburgse D-2I's en twee Douglas-toestellen op Ockenburg landden; munitie voor de vliegtuig-mitrailleurs was er aanwezig, benzine helaas niet. Plotseling verschenen toen Duitse jagers die de op Ockenburg staande vliegtuigen begonnen te beschieten. Kort nadien zag men even ten westen van het vliegveld Duitse parachutisten die uit Junkers-52's sprongen, in de duinen neerkomen. De beschietingen duurden voort - en omuurgingen achttien Junkers-transporttoestellen brutaalweg tot een landing op het
5 20 1 A.v., p. 47. 2 Kamerling: p. 37-49; Molenaar: III, p. 46-50.
IV. De Duitse luchtlanding op Ockmburg Om 4 uur 50 landden Duitse parachutisten ten u/esten van het vliegveld, om 5 uur 20 begonnen Duitse transporttoesteilen op het veld te landen. Zwarte pijl: voornaamste vluchtrichting der Nederlandse troepen. vliegveld over, haastig kwamen de zwaargewapende luchtlandingstroepen er uit te voorschijn. Meteen vielen zij de Nederlandse verdedigers aan, van wie een deel aanvankelijk weinig lust toonde, op het open veld in stelling te gaan. Na enige tijd kwamen bovendien Duitse parachutisten van de duinen uit de luchtlandingstroepen versterken. De verdedigers werden geleidelijk van het vliegveld weggedrukt waarbij zij vooral bij overhaaste terugtochten zware verliezen leden: op elke vier man sneuvelde er één.
XCOckenburg was om zeven uur geheel in handen van de Duitsers."
XCIn beide kwartieren werden de meeste militairen door de Duitse bommen in hun slaap verrast. Er vielen bijna zestig doden, tientallen gewonden lagen in de open lucht of onder de puinbrokken te kermen." Paniek ontstond. Een veldprediker die van zijn huis uit de bommen had zien vallen en zich meteen op weg begeven had, kwam al op de van Alkemadelaan de vluchtelingen tegen - burgers, maar ook militairen: 'Bij drommen vluchtten de mannen de duinen in. Allen ongewapend.' Artsen (beter bestand tegen het zien van verschrikkingen) snelden toe in hun auto's, medische maar ook geestelijke hulp was spoedig ter plaatse:
XC'Ik denk bijvoorbeeld aan die oorspronkelijk uit Katwijk (naar hij mij nog vertellen kon) afkomstige man wiens benen en armen waren afgerukt. We legden hem op een zandwagen; ik sprak kort met hem en we baden samen (hij sloot nog zijn ogen) en terwijl hij werd weggereden, zong hij luidkeels, zodat het over het plein te horen was, het 'Ere zij God in den hoge en vrede op aarde'. Voor hij in (het ziekenhuis) Bronovo kwam, was hij reeds gestorven."
XCSchreeuwende paarden ('een afschuwelijke herinnering') lagen toen nog gewond in de ruïnes der stallen. Een dierenarts maakte ze af3; ruim honderd werden er slachtoffer van het Duitse bombardement."
XCWaalhaven was, gelijk wij in ons vorig deel vermeldden, met Schiphol het eerste vliegveld waarvan, omstreeks X-Zeit, het bombardement bericht werd aan de commandant luchtverdediging en, via zijn staf, aan de minister van defensie. Het vliegveld ontleende zijn naam aan de in die tijd grootste RotBrongers:Terlaak Poot inNorel enTerlaak Poot:Brongers:
1 E. H. p. lIS-16. 2 L. D. K. L. D. (1947),p. 121-22. 3 A.v., p.122. • E. H. p. lIS-16.
terdamse haven waaraan het gelegen was. Voor de Militaire Luchtvaart was het een belangrijke basis: van de modernste jagers, de G-I'S stonden er elf opgesteld, bijna de helft dus van het totaal (vier-en-twintig).
XCDe verdediging van het vliegveld was toevertrouwd aan een bataljon van het regiment jagers. Bij de opstelling van dat bataljon had, alweer, de vrees voor aanslagen door Vijfde Colonnisten een belangrijke rol gespeeld: van de drie infanterie-compagnieën waren er twee op de wegen buiten het vliegveld opgesteld (daarvan één op de hoofdweg naar Rotterdam-zuid), slechts één op het vliegveld zelf, samen met de compagnie mitrailleurs. In totaal konden zes zware en negentien lichte mitrailleurs direct vuur op het landingsterrein uitbrengen. Bij het hoofdgebouw stonden bovendien twee lichte pantserwagens. De bataljonscommandant had slechts een man of tachtig in reserve gehouden. De troepen waren dus nogal verspreid; telefonische verbindingen ontbraken, handgranaten waren niet uitgereikt - de commandant was van mening dat de manschappen daar nog niet voldoende mee geoefend hadden. De· gevechtsopstellingen, met welker aanleg men laat begonnen was, waren primitief. Er was slechts één stevige betonnen bunker, daarnaast waren er nog twee lichtere, 'speelgoedkazematten', aldus de sous-chef van generaal Best, commandant luchrverdediging.! Een groot nadeel was voorts; dat het vliegveld aan drie kanten door een meer dan twee meter hoge schutting omgeven was die men verzuimd had af te breken. Door die schutting konden de meeste buiten het vliegveld opgestelde troepen niet zien wat er op het vliegveld gebeurde. Voor de luchtverdediging waren er drie pelotons luchtdoelmitrailleurs; op een van de pieren in de Waalhaven alsmede een drietal kilometers zuidoost van het vliegveld stonden voorts batterijenluchtafweergeschut.
XCWaalhaven werd om 3 uur 55 door de Duitsers aangevallen: twee bommenwerpers verschenen uit het westen, wierpen bommen af en begonnen te mitrailleren. De motoren van de elf G-I-jagers waren tevoren warmgedraaid, maar de vliegers zaten op dat moment niet in de cockpit. Een auto moest hen naar hun toestellen brengen - de chauffeur was onvindbaar. Dus renden zij er heen. Het grondpersoneel bij de toestellen was, mitrailleursalvo's en bommen ten spijt, moedig op post gebleven en zette zijn arbeid voort. Van de elf GI'S waren drie door bomscherven zodanig beschadigd dat zij niet konden opstijgen, maar acht kwamen er binnen vijftien minuten (minuten die wel uren leken) van de grond. De eerste wist de twee bommenwerpers die de Duitse aanval ingezet hadden, in te halen en neer te schieten in totaal schoten die acht dertien Duitse vliegtuigen neer. Eén van de acht'
XC1 Getuige]. H ..Droste, Enq., dl. I c, p. 353.
werd evenwel zelf in de Maas neergeschoten, twee landden met verschillende beschadigingen weer op Waalhaven (waar zij in Duitse handen vielen), één landde op 'De Kooy' bij Den Helder, één maakte een noodlanding bij Zevenbergen in Noord-Brabant, drie streken met leeggeschoten mitrailleurbanden en bijna lege benzinetanks op het strand bij Oostvoorne neeren werden daar op 12 mei door Duitse jagers in brand geschoten.' Benzine had men tijdig naar Oostvoorne kunnen transporteren, maar in alle verwarring was een aanzetslinger voor de motoren vergeten: de drie G-I'S konden dus niet meer opstijgen."
XCDoor de luchtdoelmitrailleurs van Waalhaven werden, hoewel de bediening voor het eerst met scherp schoot, verscheidene Duitse toestellen neergehaald; de meeste mitrailleurs moesten echter na enige tijd door gebrek aan munitie het vuren staken. Bij de batterij luchtafweergeschut die op een van de pieren stond, kostte het grote moeite, te verhinderen dat de bemanningsleden wegrenden; de verderaf gelegen batterij kon nauwelijks functieneren doordat, als gevolg van kortsluiting in een kabel, de electrische installatie en de telefoon uitgevallen warenê; het bleek onmogelijk, met spreektrompetten uit te komen boven het oorverdovend lawaai van de strijd in de lucht en te land.
XCKort na het inzetten der bombardementen stonden bijna alle gebouwen van het vliegveld in brand; een korporaal en een soldaat die de telefooncentrale bedienden, bleven onverschrokken op post tot de ruimte waarin zij zich bevonden, instortte - de soldaat kwam daarbij om het leven. Van Rotterdam uit kon men de vuurgloed boven Waalhaven zien. In de alarmcentrale van de brandweer rinkelden de alarmschellen en een grote motorspuit begaf zich onmiddellijk op weg naar het terrein van de brand. Het hoofd van de brandweer op de hnker Maasoever deed hetzelfde, 'en op weg daarheen constateerde ik met enige verwondering dat zich tamelijk veel mensen op straat bevonden of uit hun ramen hingen. Hadden zij allemaal zoveel belangstelling voor de brand? ... Bovendien was het vreemd dat er veel vliegtuigen in de lncht waren en dat er steeds werd geschoten. Toch kwam de mogelijkheid van een aanval op ons land nog niet in nlij op, zelfsniet toen ik vlak bij het vliegveld was aangekomen. Ik zag dat alle gebouwen van Waalhaven (behalve twee militaire barakken) in lichter laaie stonden ... maar voordat ik meMolenaar:p.Brief,aprilvan het hoofd van de sectieluchtmacht-historie van de luchtmachtstaf der Koninklijke Luchtmacht.Omuurhad de electrischeinstallatie nog goed gewerkt, omuur bleek een snee in de kabel gegeven te zijn. Na de capitulatie werd zonder resultaat een onderzoek terzake ingesteld (Molenaar:p.
1 II, 83-85, 108-13. 2 28 1969, 3 2 20 4 II, 105).
verder had kunnen oriënteren, hoorde ik een snel aanzwellend gebrul. Iemand schreeuwde me toe: 'Keeman, dekje! Dekje!' Ik wierp me op de grond en zag hoe een eskader van acht vliegtuigen uit de lucht kwam gedoken. Toen ze vlak: boven ons waren (op enkele tientállen meters hoogte slechts) smetenze bommen uit die met donderend gewçld bij de,barakken insloegen. De stukken vlogen ons om de oren en verbijsterd vroeg ik me af wat dit alleste beduiden had.'l
XCDat de motorspuit van de brandweer niets kon uitrichten, was duidelijk. Het blinkende vehikel bleef staan; de chauffeur was zo van streek dat hij niet meer wist hoe hij het in beweging kon krijgen. Een journalist en een persfotograaf die, tuk op nieuws en indrukwekkende foto's, per taxi uit Rotterdam waren komen aansnellen, maakten haastig rechtsomkeert.ê
XCOm ongeveer kwart voor vijf werd een nieuw bombardement ingezet. Tegelijk sprongen op ongeveer honderd meter hoogte de eerste Duitse parachutisten uit de transporttoestellen; een deel kwam in de Waalhaven terecht, een deel midden in de brandende gebouwen, een groter deel op het landingsterrein, anderen om hetvliegveld heen. De Nederlandse troepen binnen de schutting begonnen meteen te vuren - het vinden van goede doelen werd niet vergemakkelijkt doordat het scheen alsofbehalve parachutisten ook op parachutisten gelijkende stropoppen daalden.ê De afweer was nog maar nauwelijks begonnen toen de eerste Duitse transporttoestellen landden; verschillende botsten op elkaar of werden in brand geschoten - uit andere tuimelden de luchtlandingstroepen naar buiten om onvervaard met hun pistoolmitrailleurs en handgranaten de strijd aan te binden met de twee compagnieën die om het landingsterrein in stelling lagen. De ene mitrailleurpost na de andere werd opgeruimd, veelal na hevig verzet. De twee pantserwagens konden niet ingrijpen: van de ene was de mitrailleur, van de andere de stuurinrichting onklaar geraakt.
XCVancoördinatie was bij de verdediging geen sprake. Al bij het eerste bombardement was de bataljonsreserve die ongedekt bij het hoofdgebouw stond, uiteengestoven; sommige manschappen waren langs de grote weg in de richting van Rotterdam weggerend en hadden een groot deel van de compagnie die daar in stelling lag, in hun vlucht meegesleurd; ook de bataljonscommandant, die geen enkel bericht ontvangen had (telefoonverbindingen waren er niet en ordonnansen werden niet uitgestuurd), verliet, toen de eerste parachutisten daalden, het toneel van de strijd, trof de goeddeels gevluchte compagnie niet meer aan en trok verder in de richting van Rotterdam. De commandopost die hij verlaten had, werd omsingeld en met
XC1 Vraaggesprekmet w. A. Keeman, De Week in Beeld, 6 mei 1950. 2 A.v. 3 Vermoedelijk zijn de stro-omhulselsvan militairevoorraden voor stropoppen gehouden.
V. De Duitse luchtlanding op Waalhaven Om 4 uur 45 landden Duitse parachutisten op en bij het vliegveld, op het veld streken van 5 uur 30 a[Duttse transporttoestellen neer. De luchtafweerbatterij in de Waalhaven gaf zich over, een deel der Duitsers trok spoedig in de richting van de Maasbruggen. de weg volgend die de gevluchte Nederlandse troepen v66r hen genomen hadden (zwarte pijl).
handgranaten bestookt, waarna de vliegveld-commandant zich met zijn staf en personeel overgaf.
XCDievliegveld-commandant werd gedwongen, een witte zakdoek zwaaiend, plaats te nemen op het voorspatbord van een auto; men reed hem eerst naar de luchtdoelbatterij aan de Waalhaven (ook de compagnie infanterie die, samengedrongen tussen de hoge schutting en de Waalhaven, weinig had kunnen uitrichten, was al buiten gevecht gesteld); bij die batterij kreeg de vliegveld-commandant een hartaanval; hij stortte neer, nam medicijnen in en kon na enkele minuten weer lopen; de officier die de batterij commandeerde, gaf zich over. Vervolgens werd de vliegveld-commandant, nog steeds op dezelfde auto staand maar nu in plaats van een witte zakdoek een witte vlag zwaaiend, naar de tweede luchtdoelbatterij gereden die enkele kilometers zuidoost van het vliegveld stond. Ook daar eiste hij de overgave; een sergeant-majoor weigerde; er werd geschoten; de commandant zakte dodelijk getroffen in elkaar. Meer en meer Duitsers kwamen opzetten - de batterijcommandant maakte haastig zijn stukken onbruikbaar en reed met een deel van de bemanning naar het zuiden weg.
XCDat alles betekende dat de Duitsers voorshands ongehinderd over het vliegveld Waalhaven konden beschikken. Van de omstreeks duizend verdedigers waren ca. vierhonderd krijgsgevangen gemaakt; een-en-vijftig waren er gesneuveld of dodelijk gewond.!
XCInmiddels waren ook de grote bruggen over de Maas in het hart van Rotterdam met grote vermetelheid door de Duitsers veroverd. Een compagnie van honderdtwintig Duitse militairen was in twaalf verouderde en langzame watervliegtuigen gestouwd"; zonder hinder wisten die twaalf toestellen om vijf uur in de morgen Rotterdam te bereiken; aan weerskanten van de Willemsbrug die het Noordereiland met Rotterdam-noord verbindt, streken zij neer (een Duits meisje dat met haar vader en moeder uit het raam stond te kijken, schreef later: 'Wir können alle drei vor Preude kein Wort herausbrin gen').3 In gele rubberbootjes peddelde de compagnie naar de noordelijke Maasoever, sommigen naar de zuidelijke oever van de Koningshaven. Op de noordelijke oever bezetten zij het Maasstation (beginpunt van de lijn naar
1 (Sectie krijgsgeschiedenis) V. E. Nierstrasz: p. 12-30. Verder aan te halen als Nierstrasz: 2 D. van Choltitz: (1951), p. 59. 3 (Rotterdam), 66 (jnli 1940), P· 80 5·
VI. De Duitse verovering van de Maasbruggen De 120 Duitsers die om 5 uur de Maasbruggen en omgeving bezetten, kregen later versterking van enkele tientallen parachutisten uit de richting Feyenoord en van de rest van het bataljon van von Choltitz dat van Waalhaven kwam. (NLM: Nationale Levensverzekeringsmaatschappij)
XCUtrecht) en de Boompjes met onmiddellijke omgeving, over de Koninginnebrug stormden zij het Noordereiland op en vervolgens de in het verlengde van de Koninginnebrug gelegen Willemsbrug.
XCGeen van die bruggen had een militaire bezetting.
XCOp de spoorbrug over de Koningshaven bevondenzich (om een aanslag door Vijfde Colonnisten af te weren) een sergeant en twee soldaten - hun poging, die brug op te halen, mislukte. Feitelijk verzet werd alleen geboden door een wacht van het mobiele vendel van de Rotterdamse burgerwacht (drie-entwintig burgerwachters die spoedig door hun patronen heen waren) alsmede door enkele officieren en manschappen van de politie die slechts met een revolver of pistool gewapend waren; enkelen hunner werden door de Duitsers neergeschoten, anderen werdengevangen genomen, weer anderen ontsnapten.
XCSpoedig werd de compagnie die met watervliegtuigen geland was, met Duitse parachutisten versterkt die in de omgeving van het station Feyenoord neergekomen waren. Het waren er ruim veertig van wie evenwel een derde onderweg bij kleine schermutselingen buiten gevecht gesteld werd. Aan één groep werd de snelste weg naar de Maasbruggen gewezen door een Duitse scholier die spoedig gevolgd werd door zijn vader die sinaasappelen en sigaretten onder de parachutisten uitdeelde; vader en zoon werden op de terugweg naar hun woning door Rotterdammers achtervolgd die 'verraders [' riepen - hollend wisten zij aan die achtervolgers te ontkomen.'
XCOp en bij de Maasbruggen richtten de Duitse troepen zich inmiddels in koortsachtig tempo voor hun verdediging in. 2 Op de Willemsbrug plantten zij de hakenkruisvlag. Verkeer over de bruggen werd niet meer toegelaten. Een krantenloper die met ochtendbladen van De Maasbode op weg was, belde de expeditie op en zei: 'Meneer, wat moet ik doen? Ik kan niet verder, er staan soldaten op de brug en er wordt geschoten, maar ik geloof nooit dat het Nederlanders zijn.'3
XCTussen de bruggen en het vliegveld Waalhaven lagen, beide in scholen ingekwartierd, twee Nederlandse troepenafdelingen: een compagnie intendance-troepen en een compagnie infanterie. Het personeel van de intendance was slechts met revolvers gewapend, hun compagnie bezat voorts achttien geweren. Enkele tientallen manschappen die van een van de zoeklichten bij Waalhaven teruggetrokken waren, brachten twee lichte mitrailleurs mee. Men kon met die wapenen weinig uitrichten toen, in motoren met zijspan, de Duitse voorhoede van Waalhaven kwam aandaveren, pantserafweerge- , schut en mortieren meevoerend. Na een kort gevecht ontwapenden de Duitsers de intendance-compagnie; zij stieten tot de Maasbruggen door. De infanterie-compagnie richtte de omgeving van de school waar zij gelegerd was, voor verdediging in, zond enkele patrouilles uit, raakte met naderende Duitsers in gevecht, kreeg gebrek aan munitie en hees, toen de Duitsers mortieren in stelling brachten, in de middag de witte vlag." Daarmee waren de Duitsers, afgezien van enkele schermutselingen, heer en meester in geheel Rotterdam-zuid - en van hun vliegtuigen streek het ene na het andere op Waalhaven neer.
XCDe brug bij Dordrecht had een vaste wacht, telkens bestaande uit een sergeant en een korporaal van de infanterie en twaalf manschappen uit het depot van de pontonniers en torpedisten. Dat depot dat in Dordrecht gevestigd was, telde, behalve de staf, vier compagnieën (bij elkaar op 10 mei ca. veertienhonderd militairen) en bestond uitsluitend uit technische troepen; de pontonniers (die pontonbruggen moesten slaan en bedienen) kregen slechts elementair schietonderricht en de meeste torpedisten (die binnenwateren met mijnen moesten versperren) zelfs dat niet. Depot- en tevens kantonnernentscommandant was luitenant-kolonel J. A. Mussert, een oudere broer van de leider der NSB. Hij was een ziekelijk man van wie niet veelleiding uitging.
XCAan weerskanten van de verkeersbrug stonden luchtdoelmitrailleurs opgesteld, tweemaal vier. De twee pelotons die de mitrailleurs bedienden, telden samen ongeveer veertig militairen."
XCDe Duitse luchtlandingen op en bij het Eiland van Dordrecht begonnen ongeveer een uur na X-Zeit (3 uur 55) : om 4 uur 58 berichtte de luchtwachtpost-Dorelrecht dat 'ontelbare Duitse vliegtuigen' overtrokken die 'honderden parachutisten' afwierpen. Het motorgeronk en het geratel der luchtdoelmitrailleurs alarmeerden de gehele bevolking, de militairen die buiten de depotgebouwen sliepen, trokken haastig hun kleren aan en snelden naar de kazernementen.
XCEen deel van de Duitse parachutisten landde aan de Zwijndrechtse kant dicht in de buurt van de autoweg die naar de verkeersbrug leidt. Van de twintig man die daar de luchtdoelmitrailleurs bedienden, werden haastig vijf als patrouille naar de autoweg gezonden; vijf anderen kwamen van het peloton aan de Dordrechtse kant toesnellen. Beide patrouilles werden door de beter-bewapende parachutisten overweldigd, het gehele peloton aan de Zwijndrechtse kant gaf zich spoedig over. Dat aan de Dordrechtse kant had moeite met op de Duitsers te vuren: dezen dekten zich handig achter de stalen binten van de brug en achter de opstaande betonnen rand van het rijdek. De brugwacht trok zich terug, het peloton aan de Dordrechtse kant gaf zich, nadat drie manschappen gesneuveld waren, even voor zes uur over: een uurv.
1 (Sectie krijgsgeschiedenis) E. Nierstrasz: (1963), p. II-I2. Verder aan te halen als Nierstrasz:
na hun landing hadden de Duitsers de Dordrechtse brug dus in handen.
XCZouden ze haar ook kunnen houden?
XCOm half zes had een luitenant van de genie samen met zeventien andere militairen een poging gedaan om met een vrachtauto tot de brug door te dringen. De wagen was door een schot in een band gekanteld, de achttien man konden met hun karabijnen niet tegen de pistoolmitrailleurs en handgranaten van de Duitse parachutisten op, de luitenant sneuvelde, twee man raakten gewond - de overigen werden Of krijgsgevangen gemaakt Of trokken zich terug.
XCEnige tijd later ondernam de tweede depotcompagnie pontonniers een nieuwe poging om de brug te heroveren. De commandant, per fiets aankomend, had de gehele bevolking van de wijk alsmede zijn pontonniers op straat aangetroffen, 'geboeid door het schouwspel der rondcirkelende vliegtuigen en afspringende valschermjagers, en blijkbaar niet begrijpende dat dit oorlog betekende.'! Nu werd onmiddellijk een groep gevormd om naar de brug door te stoten. Ongeveer dertig man gingen onder leiding van een luitenant op weg, samen beschikkend over welgeteld 250 patronen: meer waren er niet in het depotmagazijn. Spoedig stortte de officier die voorop liep, zwaargewond neer. Toen men hem wilde wegdragen, beval hij, eerst de aanval door te zetten. Deze mislukte: de manschappen, nu zonder officier en voor het eerst onder vuur, deinsden terug. Dus kregen de Duitse parachutisten tijd, zich in de huizen en gebouwen bij het Dordrechtse uiteinde van de brug stevig vast te zetten.
XCAndere Duitse parachutisten (een compagnie die ten zuiden van het station Dordrecht geland was) hadden minder succes. Zij werden door Nederlandse troepen aangevallen die voldoende patronen hadden; vijftig Duitsers sneuvelden, tachtig werden krijgsgevangen gemaakt, slechts een klein aantal kon zich bij de bezetting van de brug voegen.
XCDie was en bleef in Duitse handen. i*
XCBij de grote bruggen over het Hollands Diep (de verkeersbrug en de spoorbrug) waren, voor de Duitsers aanvielen, de springladingen aangebracht, een systeem van electrische ontsteking was evenwel nog niet geïnstalleerd. Om de ladingen tot springen te brengen, moesten er eerst slagpijpjes (kleine, snel exploderende ladingen) in gedraaid worden en die slagpijpjes moesten onderp.
1 A.v., 30.
,s-Gravendeel
XC De Duitse verovering van de bruggen bij Dordrecht en Moerdijk De verkeersbrug bij Dordrecht werd van de Zwijndrechtse kant af veroverd. Later kwamen Duitse versterkingen uit het zuiden. De groep parachutisten die vlak ten zuiden van het station Dordrecht landde, werd uitgeschakeld. De verkeersbrug Moerdijk werd zowel van het noorden als van het zuiden uit bestormd.
ling met z.g. slagsnoeren (waardoor de explosie zich snel voortplantte) verbonden worden; daartoe moest men boven op de brug klauteren en er onderdoor; zo dienden aan de verkeersbrug acht-en-dertig ladingen onderling verbonden te worden. Dat was een uur werk.' Uiteraard had men die slagsnoeren tevoren kunnen aanbrengen, maar dat had (gelijk wij in ons vorig deel uiteenzetten) generaal Winkelman uitdrukkelijk verboden aangezien hij bevreesd was dat men de bruggen door nervositeit te vroeg zou opblazen.
XCBij de noordelijke uiteinden van de verkeersbrug en van de spoorbrug bevonden zich de in '36 gebouwde grote betonnen bunkers waarin een stuk 5 cm-geschut en een zware mitrailleur geplaatst waren; die kanonnen werden bediend door leden van het korps politietroepen, de zware mitrailleurs door mitrailleurschutters van het grensbataljon dat bij Roosendaal stond. Op het Eiland van Dordrecht, ten noorden van de bruggen maar op enige afstand daarvan, was voorts meer dan een bataljon aan troepen gelegerd met enkele afdelingen veldgeschut; een klein dekkingsdetachement (ca. zeventig man) bevond zich met enkele mitrailleurschutters in een barakkenkamp dat vlak ten noorden van Willemsdorp lag. Bij Willemsdorp was tenslotte een peloton luchtdoelmitrailleurs opgesteld.
XCTwee pelotons luchtdoelmitrailleurs stonden op de Brabantse oever in het z.g. bruggehoofd Moerdijk. Bij het dorp Moerdijk stond een batterij zwaarder luchtafweergeschut: drie stukken met een kaliber van 7t cm. Het bruggehoofd was verder bezet door een compagnie infanterie en een compagnie mitrailleurs; ook hier stond een batterij infanteriegeschut. Het was de bedoeling, het gehele bruggehoofd met inundaties te omgeven, maar de hiervoor benodigde gelden waren pas in april toegestaan zodat de voorbereidingen op de rode mei nog niet voltooid waren. Vermeld zij tenslotte dat aan weerskanten van de bruggen wachtschepenlagen, eIk met een mitrailleur bewapend, om pogingen tot sabotage die men van Vijfde Colonnisten verwachtte, te verijdelen.
XCZo was, alles bijeen, ter verdediging van de Moerdijkbruggen numeriek een niet gering aantal troepen geconcentreerd. Aan de versterking van hun posities was evenwel nog maar weinig gedaan; commandoposten, hulpverbandplaatsen en munitiebergplaatsen waren alle nog onbeschermd en ook het luchtafweergeschut stond open en bloot in het veld. De verbindingen bestonden meest uit in de lucht hangende telefoondraden." En tenslotte herinneren wij er aan (wij beschreven dat alles in ons vorig deel), dat de commandant van de Vesting Holland, onder wie het zuidfront van de Ves
XC1 Getuige A. van Almkerk, Enq., dl. I c, p. 377. 2 Nierstrasz: Zuidfront Vesting Holland, p. 6-10. 3
ting en dus ook de verdediging van de Moerdijkbruggen ressorteerde, eind april de aan de troepen uitgedeelde munitie weer had laten innemen en compagniesgewijs opbergen; in het bruggehoofd Moerdijk (zuid van de bruggen) en bij het kleine dekkingsdetachement Willemsdorp was evenwel op 10 mei de munitie wederom bij de manschappen aanwezig. Op 8 mei was voorts bepaald dat zich op de autoweg Moerdijk-Dordrecht van één uur vóór tot één uur na zonsopgang enkele zware mitrailleurs moesten bevinden tot afweer van eventueel op de weg landende vijandelijke vliegtuigen; inderdaad waren op 10 mei in alle vroegte drie van die mitrailleurs in stelling gebracht tussen de bruggen en Dordrecht en drie bezuiden de bruggen in het bruggehoofd Moerdijk. Andere voorzorgsmaatregelen waren niet genomen,"
XCBoven de Moerdijkbruggen verschenen de Duitse jagers en bommenwerpers om vier uur. Zij begonnen met het bombarderen van de barakken bij Willemsdorp waar het niet-gealarmeerde dekkingsdetachement in gelegerd was, alsmede van de batterij luchtafweergeschut te Moerdijk. Van de drie stukken was één defect, een tweede viel uit doordat een projectiel in de vuurmond beklemd raakte; ook werd de vuurleiding uitgeschakeld. Zo goed en kwaad als het ging, zette de bemanning (vijf militairen waren gewond) het vuren met één stuk voort. Kort na dat eerste bombardement (volgens Molenaar om 5 uurê) sprongenhonderdenDuitse parachutisten midden in het bruggehoofd af, ongeveer voor de lopen van de mitrailleurs die het dichtst bij de verkeersbrug op de autoweg opgesteld waren. De manschappen hadden evenwel in verwarring dekking gezocht tegen de bommen; voor zij hun mitrailleurs weer bereikt hadden, waren de eerste Duitsers ter plaatse, waarna de bevelvoerende luitenant zich overgaf. Met grote snelheid zwermden de Duitsers naar alle kanten uit. De bemanning van het afweergeschut bij Moerdijk liet de stukken in de steek; een deel werd krijgsgevangen gemaakt, een ander deel wist het haventje bij Moerdijk te bereiken vanwaar het met het personeel van de veerdienst het Hollands Diep overstak. Vijf pontonniers wisten daar net voldoende tijd voor te winnen door in Moerdijk bij een hoek van de dorpsstraat onverschrokken stand te houden. De Duitsers hadden enkele krijgsgevangen officieren meegevoerd die onder bedreiging de pontonniers toeriepen dat zij het vuren moesten staken; dat werd door de vijf geweigerd. Drie van hen sneuvelden.
XCDe batterij infanteriegeschut die zich in het bruggehoofd bevond, reed weg zonder een schot gelost te hebben, ging elders (nog in het bruggehoofd) in3
1 A.v., p. 13-16. 2 Molenaar: IX, p. 34.
stelling, begon te vuren maar gaf zich, nadat de commandant gesneuveld was, spoedig over. Hetzelfde deden de twee pelotons luchtdoelmitrailleurs die zich met slechts tien patronen per karabijn- tegen de opdringende parachutisten verdedigen moesten. Ook de verschillende onderdelen van de compagnie infanterie die zich in het bruggehoofd Moerdijk bevond, boden niet lang verzet: zich ingericht hebbend op verdediging naar het zuiden, moest de compagnie zich verweren tegen zwaargewapende parachutisten die onverhoeds uit het noorden oprukten. Het gehele bruggehoofd was (op één punt na waar men tot half elf de weerstand volhield) om zeven uur in handen der DUitsers. Aan Nederlandse kant waren dertien man gesneuveld."
XCIn 'tegenstelling tot de verdedigers van het bruggehoofd Moerdijk hadden de verdedigers van het noordelijk uiteinde van de bruggen (het dek.kingsderachement Willemsdorp uitgezonderd) in die vroege uren van de "lode mei de munitie niet bij de hand. Gewekt door het geronk der vliegtuigen enhet vuren der luchtdoelartillerie (de mitrailleurs van de wachtschepen lieten zich niet onbetuigd), renden de manschappen 'merendeels in nachtgewaad naar buiten en staarden naar het ongewone schouwspel.'3 Bommen suisden omlaag - men stoof uiteen en zocht dekking. Snelliet de commandant van de politietroepen, sergeant-majoor A. van Almkerk, de twee grote bunkers bemannen. Eén van zijn onderofficieren gaf hij voorts opdracht, de slagsnoerleidingen aan de bruggen aan te brengen. Uit een van de bunkers moest men die leidingen eerst te voorschijn halen. Kostbare minuten verstreken. Hoe laat de betrokken onderofficier met het aanbrengen van de-leidingen begon, weten wij niet - hij was er in elk geval nog niet mee klaar toen tegen vijf uur de Duitse parachutisten.landden en spoedig nadien de eersten hunner van het zuiden uit tot de bruggen doordrongen en elk die zich op de pijlers waagde, onder vuur konden nemen. Sergeant-majoor van Almkerk kon toen weinig meer doen dan met zijn kanon en zware mitrailleur verhinderen dat de parachutisten zich over de volle lengte van de brug voorwaarts werkten.
XCDe honderden parachutisten die op de zuidelijke punt van het Eiland van Dordrecht daalden ('Kapitein, ze gooien strooibiljetten uit!' kreeg een van de Nederlandse commandanten te horen"), concentreerden zich daar snel. Een deel van de Nederlandse troepen werd, zonder munitie, in de boerderijen omsingeld en moest zich meteen overgeven." Hier of daar konden enkele tientallen verzet bieden tot hun munitie op was. Wat aan auto's bij boerde3
1 A.v., VI, p. 34. 2 Nierstrasz: p. 21-25. 3 A.v., p. 26. 'Verhoor, 1940, van W, F. M. Popelier door P. M. C.]. Hamer, dl. I b, p. 187, 5 Getuige M, R. H. Calmeyer, a.v., dl. I c, p. 306.
rijen stond, werd door de Duitsers in beslag genomen; zelfs een autobus wisten zij ergens te vinden. Anderen hunner trokken naar de bruggen per fiets of te voet, enkelen zelf te paard. Overal gaf de betere bewapening van de Duitsers de doorslag. Twee mitrailleurposten en het peloton luchtdoelmitrailleurs dwongen zij echter tot overgave doordat zij Nederlandse krijgsgevangenen voor zich uit dreven.
XCDe politietroepen boden het langst weerstand. Uit de grote bunker bij de spoorbrug werd de bezetting verdreven doordat door het schietgat handgranaten naar binnen geworpen werden. Ook de grote bunker bij de verkeersbrug werd omsingeld en de bezetting werd gesommeerd, zich over te geven. Van Ahnkerk weigerde; hij zette het schieten voort. Zijn bunker werd met een rookgordijn omgeven: hij kon de verkeersbrug niet meer zien, in de bunker (negen man waren aanwezig) kon men elkaar nauwelijks onderscheiden. Van Almkerk stak het licht aan en bleef vuren. Duits tegenvuur sloeg vier gaten in de loop van zijn kanon. Weer kwam een sommatie, zich over te geven, weer werd geweigerd. 'Majoor, geef je over', riep een Nederlandse krijgsgevangene, 'want ze laten je in de lucht springen.' 'Vent, hou je kop dicht!' antwoordde een korporaal uit de bunker." De Duitsers sloten de luchttoevoer af, brachten de stalen toegangsdeur tot springen en wierpen eenhandgranaat naar binnen waardoor het kanon nog verder beschadigd werd. Toen pas gaf van Almkerk zich over. Hij had met zijn groepje dapperen zijn verzet volgehouden, terwijlonder in de bunker meer dan een ton explosieven lag.
XCNoord van de bruggen waren aan Nederlandse kant twaalf doden gevallen - beide bruggen waren de Duitsers practisch onbeschadigd in handen gevallen." Burgers die de verkeersbrug passeren wilden, lieten zij aanvankelijk nog door; auto's werden in beslag genomen.ê
XCEven ten zuiden van de grote weg Tilburg-Breda lag in Noord-Brabant het militaire vliegveld Gilze-Rijen. Er waren drie lichte Koolhoven-toestellen (FK-s I) gestationeerd alsmede zeven oude Fokker-verkenners van hetJ.
1 Getuige A. van Almkerk, a.v., p. 380. 2 Nierstrasz: p.26-28. • De Delftse hoogleraar Veraart werd in Breda door de inval verrast; ca. half negen passeerde hij in een auto de Moerdijkbrug. Die auto werd in beslag genomen, maar Veraart mocht met een metgezel het Eiland van Dordrecht op wandelen ..]. M. Veraart: .Mémoires', P.·4-6 (Collectie-Veraart).
type C-S. Die vliegtuigen waren verspreid en gecamoufleerd opgesteld aan de bosrand. Luchtdoelgeschut was niet aanwezig. De Duitsers konden het vliegveld dan ook op hun gemak bestoken. Hun aanvallen begonnen om 4 uur 10 en werden met tussenpozen meer dan twee-en-een-half uur lang voortgezet. De schade viel mee: van de drie FK-SI'S was één, van de zeven C-s's waren twee buiten gevecht gesteld. Het was niet de bedoeling dat de overige toestellen op Gilze-Rijen zouden blijven: daarvoor was NoordBrabant te zwak verdedigd. Kort voor acht uur kwam bevel van generaal Winkehnan dat de gespaarde toestellen onverwijld naar het vliegveld Haamstede overgevlogen moesten worden; dat geschiedde met één FK-SI en vijf C-S's. De houten hangars werden in brand gestoken, het landingsterrein werd haastig omgeploegd.!
XCOngeveer terzelfder tijd als Gilze-Rijen werden de vliegvelden Souburg en Haamstede door de Duitsers aangevallen, Op het eerste was de elementaire vliegschool gevestigd; er stonden zes-en-twintig lestoestellen, goed verspreid opgesteld. Slechts één van die toestellen werd beschadigd; het was 's avonds weer hersteld. Uiteraard konden deze toestellen aan de strijd in de lucht niet deelnemen; ze waren geheel ongewapend.
XCHetzelfde gold voor de toestellen op het vliegveld Haamstede, voorzover deze gespaard gebleven waren. De voortgezette vliegersopleiding beschikte hier over negentien toestellen; ze waren verspreid buiten het vliegveld opgesteld, bovendien bevonden zich nog zes die gerepareerd moesten worden, in de hangar. Die laatste werden bij een aanval door Duitse jagers die om 4 uur I S ingezet werd, ernstig beschadigd; van de negentien andere werden vier in brand geschoten.ê
XCDan moeten wij tenslotte nog vermelden dat in de periode waarin de Nederlandse vliegvelden van Texel tot Walcheren aangevallen werden, verschilp.p.
1 Molenaar: III, 109-14. 2 A.v., IV, I, 4, 8-9.
lende Duitse toestellen enkele tientallen magnetische mijnen afwierpen in de mondingen van de belangrijkste waterwegen: bij Den Helder, Ijmuiden, Hoek van Holland, Vlissingen"; zulks maakte het probleem van de overzeese hulpverlening aan Nederland niet gemakkelijker.
XCWij zijn met onze rondgang ten einde. Nude balans.
XCHet offensief waarmee Fall Gelb tegen ons land ingezet werd, had wat de strijd in de lucht betrof, al in de eerste uren een aanzienlijke mate van succes geboekt. De modernste Nederlandse jagers, de G-r's, eigenlijk de enige die tegen de gevechtstoestellen van de Luftwaffe volledig waren opgewassen, waren goeddeels uitgeschakeld: van de dertien die te Bergen gestationeerd waren, was nog maar één bruikbaar, van de elf van Waalhaven ook slechts één. Van de elf D-ar's van 'De Kooy' waren in eerste instantie slechts twee over; de D-2I-afdeling van Ypenburg had, op één toestel na, opgehouden te bestaan, die van Schiphol was verstrooid geraakt. Verstrooid waren ook de zeven T -s-bommenwerpers die nog restten van de negen welke oorspronkelijk op Schiphol gestaan hadden. De FK-SI'S, de C-s's en C-ro's hadden het minst geleden - maar dat waren de minst moderne en dus minst belangrijke toestellen.
XCDan hadden de installaties van 'De Vlijt', 'De Kooy', Bergen, Schiphol, Hilversum en Gilze-Rijen zware schade opgelopen. Het zou enorme inspanning kosten om wat er van de Militaire Luchtvaart restte, voor voortgezette strijd gereed te maken. Dat zou lukken. Wij zullenlater in ons relaas beschrijven, welke gevechtsacties de legerluchtmacht nog op die rode mei kon uitvoeren. Die acties maakten evenwel het feit niet ongedaan dat de Luftwaffe, na haar eerste verrassende aanval, van de Nederlandse luchtmacht geen wezenlijke gevaren meer te duchten had.
XCWas dus dit onderdeel van Fall Gelb geslaagd, de gedurfde overval op het regeringscentrum, Den Haag, was deerlijk mislukt. wel hadden de Duitsers om zeven uur 's morgens drie landingsterreinen (Valkenburg, Ypenburg, Ockenburg) in handen, maar op geen van die drie konden hun transporttoestellen meer landen. Op alle drie was het tot strijd gekomen. Van valkenburg uit hadden de Duitsers nogal kunnen uitzwermen, op en bij de beide
1 A.v., IX, p. 2.
andere vliegvelden zaten zij evenwel opgesloten. Het plan om met knetterende motoren Den Haag binnen te rijden en er de koningin, de belangrijkste ministers en de legerleiding uit te schakelen, was niet aan het eerste begin van uitvoering toegekomen, ja de gehele zorgvuldig voorbereide opzet voor de successieve landingen van het grootste deel van de zzste Luftlande-Division bij Den Haag kwam te vervallen. Een groot deel van de transporttoestellen had Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg moeten mijden: alleen al tussen Scheveningen en Katwijk waren er twee-en-twintig op het strand neergestreken.! Van de meer dan negenduizend man die op de eerste dag tegen Den Haag ingezet moesten worden, zou uiteindelijk niet veel meer dan een derde inderdaad daar in de buurt landen - zulks evenwel op veertien verschillende plaatsen en vaak ver van hun doelen af. 2 Uiteraard wekte de spreiding van die luchtlandingstroepen een verwarring aan Nederlandse kant die zich al in de eerste uren van strijd manifesteerde, maar die spreiding was (al besefte men dat aanvankelijk niet) tegelijk uitdrukking van het feit, dat de Duitse opzet om het zenuwcentrum van de Nederlandse verdediging uit te schakelen, mislukt was.
XCAnders lag het, helaas, met de Duitse operaties in de as RotterdamMoerdijk. Het vliegveld Waalhaven, de Maasbruggen in Rotterdam en de grote verkeersbruggen bij Dordrecht en Moerdijk waren door de Duitsers veroverd. Zulks legde een zware hypotheek op de uitvoering van generaal Winkelmans krijgsplan dat een geleidelijke terugtocht op de Vesting Holland behelsde. Bij Den Haag bevond de vijand zich in het hart van de Vesting en op de route van Noord-Brabant tot Rotterdam die de generaal voor de Franse hulptroepen had willen openhouden, waren alle sleutelposities door de Duitsers bezet.
XCZou het lukken, hun die te ontwringen?
XCWat had de ministerraad inmiddels verricht?
XCAan het einde van ons vorig deel beschreven wij hoe minister-president de Geer op de avond van donderdag 9 mei de leden van zijn kabinet verzocht had, rekening te houden met de mogelijkheid van kabinetsberaad dat,
na overhandiging van een Duits ultimatum, in de nacht van donderdag op vrijdag zou moeten plaats vinden. De ministers van buitenlandse zaken, van Kleffens, en van defensie, Dijxhoorn, hadden nadien ten huize van eerstgenoemde uur na uur op dat ultimatum zitten wachten; het was uitgebleven. Omstreeks kwart voor vier had van Kleffens toen aan Dijxhoorn (die naar het departement van defensie gegaan was) het Belgische verzoek doorgegeven, op te houden met radioberichten van de luchtwachtdienst die van het overtrekken van vreemde vliegtuigen gewaagden, en Dijxlioom was net bezig geweest, terzake het nodige te verrichten toen hem het telefoonbericht bereikt had dat de vliegvelden Waalhaven en Bergen zwaar gebombardeerd werden.
XCOnmiddellijk moesten de Belgen, Fransen en Engelsen ingelicht en de Fransen en Engelsen om hulp gevraagd worden. De opperbevelhebber, generaal Winkehnan, had daartoe eind maart zijn krijgsplan en zijn wensenin memoranda neergelegd die zich, in verzegelde enveloppen, bij de Nederlandse legaties in Brussel, Parijs en Londen bevonden - enveloppen die, volgens een vastgestelde regeling, na ontvangst van een speciaal codewoord aan de geadresseerden overhandigd moesten worden.
XCVan het bombardement van Waalhaven en Bergen vernomen hebbend, belde nu Dijxhoorn omstreeks vier uur zijn ambtgenoot van buitenlandse zaken op. 'Wij spraken af, dat terstond het codewoord naar Londen, Parijs en Brussel zou worden gezonden .... Van Kleffens en ik', aldus later Dijxhoorn 'waren voorts van oordeel dat ogenblikkelijk de raad van ministers bijeen moest komen.'! Van Kleffens telefoneerde de Geer uit zijn bed. Met een paar woorden werd de situatie uiteengezet. 'Het lijkt mij tijd', concludeerde de minister van buitenlandse zaken, 'dat (code)telegrarn te verzenden.' Maar de minister-president, zo verhaalde van Kleffens aan de Enquêteconunissie, 'was daar nog niet aan toe' - de Geer uitte dus bezwaren. Was hij van mening dat de Duitse aggressie nog niet onomstotelijk vaststond? Vreesde hij dat Nederland de positie van neutraliteit waaraan hij als minister-president zijn hart verpand had, ontijdig zou prijsgeven? Zijn argumenten maakten op van Kleffens, aldus diens relaas, niet de minste indruk: 'Ik: zeide 'Dat kan niet wachten; als het, nu zij ons met bommen om de oren gooien, nog niet de tijd is, kunnen wij het net zo goed laten; ik verzend het telegram.' ' Het was haast insubordinatie jegens de premier. De Geer gaf toe: 'Dat vond hij toenGetuige Enq., dl.c, p.
1 A. Q. H. Dijxhoorn, I 292.
goed.'! Afgesproken werd voorts, dat de ministerraad om vijf uur" te zijnen huize, Prins Mauritslaan 61, zou bijeenkomen.
XCHet speciale codewoord ging dus naar Brussel, Parijs en Londen uit - het werd, vermoedelijk in alle drie gevallen, telefonisch doorgegeven. Wat Londen betrof, belastte zich daarmee de secretaris-generaal van buitenlandse zaken, jhr. mr. A. M. Snouck Hurgronje, maar deze kon zich na de nacht die hij ten huize van minister van Kleffens goeddeels wakend doorgebracht had, en misschien ook door alle emoties van het eerste oorlogsuur, het alge mene codewoord niet herinneren waarmee Buitenlandse Zaken aan de posten elders duidelijk placht te maken dat het departement aan de lijn was en niet een-of-andere verdachte Duitser of Vijfde Colonnist. Snouck was, anders gezegd, niet in staat, zich onmiddellijk te identificeren jegens de gezant te Londen, jhr. mr. E. F. M. J. Michiels van Verduynen, die hij in zijn slaap stoorde. 'Noem me de naam van je jongste dochter', zei de slagvaardige Michiels. Die naam bleek te kloppen; de spreker uit Den Haag was dus betrouwbaar, kon het speciale codewoord doorgeven en de gezant wist wat hem nadien te doen stond. Hij begaf zich onmiddellijk naar de kanselarij van het Londens gezantschap om de voor de Engelsen bestemde stukken uit de safe te halen en trof daar toen al de marine-attaché aan, luitenant-ter-zee eerste klasse A. de Booy, die zich met generaal Winkelmans memorandum naar de Admiralty moest begeven." De Booy was weinige minuten tevoren gewekt door een telefoontje van de officier-van-de-wacht der afdeling verbindingen bij de Britse admiraliteit die (via de door vice-admiraal Furstner voorbereide, geheime Nederlands-Britse radioverbinding) een lakoniek telegram van de marinestafin Den Haag ontvangen had: 'Vraag hulp. Oorlogstoestand ingetreden. Van Kleffens.' De Duty Officer Signals van de Admiralty had die woorden 'met sterk Engels accent' aan de Booy voorgelezen; de Booy had ze kunnen begrijpen." Met het memorandum dat hij in de safe had aangetroffen, begaf de marine-attaché zich naar de Admiralty, de gezant spoedde zich naar de verblijfplaats van de Britse minister van buitenlandse'Herinneringen van de marine-attaché te Londen', Mededelingen van de Marinestaf, I952, no. 2, p. 45
1 Getuige E. N. van Kleffens. a.v., dl. II c, p. 292. 2 De minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, G. Bolkestein, spreekt in zijn in Londen in I940 of ' 4I geschreven overzicht van de meidagen van 'vijfuur' (a.v., dl. II b, p. I37), Dijxhoorn verklaarde aan de Enquêtecommissie dat hij eerst 'om half zes' naar de vergadering vertrok (a.v., dl. I c, p. 292). Wij nemen aan, dat Dijxhoom, in wiens verhoor meer onnauwkeurigheden met betrekking tot de tijdstippen voorkomen, zich vergist heeft. Mogelijk is ook, dat hij later ter vergadering verscheen dan zijn ambtgenoten. 3 Getuige E. F. M.J. Michiels van Verduynen,Enq., dl. II c, p. 666. 4 A. de Booy:
zaken, Lord Halifax. Londen was in die prille mei-ochtend nog doodstil. De bevolking van de miljoenenstad sliep.
XCOp dat vroege uur was evenwel in het omstreden Den Haag een ieder al klaar wakker. Duitse vliegtuigen ronkten boven de stad, luchtafweergeschut dreunde, luclitdoelmitrailleurs gaven ratelend hun vuurstoten af, hier en daar kwamen scherven van luchtdoelgranaten kletterend op het plaveisel neer het was onder de begeleiding van dit oorlogsgeweld dat de ministers omstreeks vijf uur naar de woning van de minister-president reden: Albarda, van Boeyen en Bolkestein, Dijxhoom, Gerbrandyen van Kleffens, Steenberghe, van den Tempel en Welter - hun levensloop en persoonlijkheid schetsten wij beknopt in ons eerste deel. In hun kring had evenwel twee dagen vóór de Duitse aanval een nieuweling zijn intrede gedaan waardoor de ministerraad van tien tot elfleden uitgebreid was.
XCMr. M. P. L. Steenberghe, minister van economische zaken, was in de herfst van '39 overwerkt geraakt; hij had toen aloverwogen, een deel van zijn taak aan zijn secretaris-generaal (die dan minister zou worden) over te dragen; dat was op bezwaren gestuit; Steenberghe was een poos met vakantie gegaan, dreigde na terugkomst opnieuwonder zijn zware last te bezwijken - toen was de knoop doorgehakt- en op 8 mei was Economische Zaken gesplitst in een departement van handel, nijverheid en scheepvaart met Steenberghe als minister; landbouwen visserij waren toevertrouwd aan een nieuwe minister, de al bedoelde secretaris-generaal van wat toen nog het ongesplitste departement was, mr. dr. Arie Adriaan van Rhijn.
XCVan Rhijn was in oktober 1892 als zoon van een hoogleraar in de theologie te Groningen geboren. Daar en in Utrecht had hij rechten en staatswetenschappen gestudeerd. Na enkele andere functies uitgeoefend te hebben, was hij in '28 referendaris geworden bij het departement van sociale zaken, in '32 secretaris-generaal van economische zaken. Hij was lid van de ChristelijkHistorische Unie (de partij van de Geer), lid ook van haar dagelijks bestuur; hij behoorde er tot wat men de zich langzaam aftekenende 'linkervleugel' zou kunnen noemen: een vleugel die een veel actiever eonjunctuurbeleid voorstond dan Colijn of de Geer voor hun verantwoording durfden nemen. Het nationaal-socialisme had hij reeds in '30 en '3 I in verscheidene publikaties principieel veroordeeld. Hij was, zeven-en-veertig jaar oud, een man met veel sociaal gevoel, uitermate ervaren in de wetgeving op sociaal en economisch gebied, scherpzinnig ook, welwillend, zeer irenisch - en nooit werd invan Rhijn,nov.Met deze beknopte vermeldingen bedoelende mededelingen die de genoemde personen ons op de aangegeven data gedaan hebben.
1 A. A. 28 1955. wij
de geschiedenis van het koninkrijk een minister benoemd die zo luttele dagen na zijn eedsaflegging met een zo kritieke oorlogssituatie geconfronteerd werd.
XCVoor het eerst sinds bijna anderhalve eeuw rukte een vreemde strijdmacht Nederland binnen. En kon men bij de opmars, in 1795, van de Franse legers onder generaal Pichegru wel van een vijandelijke invasie spreken? Eigenlijk moest men tot het rampjaar 1672 teruggaan om een situatie van vergelijkbare benardheid te vinden - met dien verstande dat waar men toen niet bij voorbaat aan de mogelijkheid van een langdurige en succesvolle verdediging had behoeven te wanhopen, nu, in mei '40, 's vijands brute overmacht veel dreigender, veel onmiddellijker oprees - ja, de stad waar de regering zetelde, was terstond door hem geteisterd en werd (dat bleek spoedig) door zijn parachutisten en luchtlandingstroepen belaagd. Bloedige strijd was al ontbrand. Duizenden militairen zouden sneuvelen.
XCHet was een vooruitzicht waartegen de minister-president in genen dele bestand was. Een tijding van peilloos onheil was hem door van Kleffens overgebracht. Meer dan acht maanden lang had hij kracht ontleend aan de hoop, Nederland buiten de oorlog te houden. Die hoop was verbrijzeld. Sterker nog: zijn gehele wereldbeeld lag aan stukken. Door Hiders offensief in het westen zag de Geer gans Europa ondergaan in materiële verwoesting en morele ontwrichting. Puur verstandelijk had hij de mogelijkheid van oorlog, oorlog in Nederland, niet volledig verworpen - nu die mogelijkheid werkelijkheid geworden was, harde, onwrikbare, wrede werkelijkheid, voeldehij zich, zo zei hij ons vijftien jaar later, 'als lamgeslagen'," Aanvankelijk kon hij de katàstrofale slag die aan zijn gehele psyche toegebracht was, nog opvangen. Hij was bij dat eerste. beraad, aldus van den Tempel, 'volkomen kalm; van enige verwarring of opwinding bleek niets. Een iederwas natuurlijk zwaar onder de indruk van het gebeurde, maar de gehele situatie werd bekeken vanuit het standpunt: wat gaat er gebeuren, wat moeten wij doen ?'2
XCHet eerste wat dan te doen viel, was het opstellen van een proclamatie aan het gehele volk, een proclamatie van de koningin. Snel beraad vond er over plaats, 'in grote lijnen' werd 'vastgesteld wat die zou moeten bevatten." De punten genoteerd hebbend, trok de Geer zich in een kabinetje terug dat naast de kamer gelegen waswaar de ministers bijeen waren; spoedig kwam hij met een korte, sobere tekst te voorschijn die, getuigend van een verontwaardiging die in elk der ministers trilde, algemene instemming vond. De tekst werd korte tijd later telefonisch aan koningin Wilhelmina voorgelezen; zij zei dat ze de gekozen bewoordingen 'heel goed' vond.! De RegeringsJ.
1 D.]. de Geer, 28 okt. I955. 2 Getuige van den Tempel, dl. II c, p. 65. 3 Getuige A. Q. H. Dijxhoorn, a.v., dl. Ie, p. 292. 4 D.]. de Geer, 28 okt. I955.
persdienst droeg toen zorg voor het doorgeven aan het Algemeen Nederlands Persbureau en het was de nieuwslezer van het ANP welke die ochtend om acht uur de radio-uitzendingen opende met het voorlezen van de koninklijke proclamatie.! 'Mijn volk', zo heette het
XC'Nadat ons land met angstvallige nauwgezetheid al deze maanden een stipte neutraliteit had in acht genomen en terwijl het geen ander voornemen had dan deze houding streng en consequent vol te houden, is in de afgelopen nacht door de Duitse weermacht zonder de minste waarschuwing een plotselinge aanval op ons gebied gedaan. Dit, niettegenstaande de plechtige toezegging dat de neutraliteit van ons land zou worden ontzien zolang wij haar zelfhandhaafden. Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldloze schending van de goede trouwen aantasting van wat tussen beschaafde staten behoorlijk is. Ik en mijn regering zullen ook thans onze plicht doen. Doet gij de uwe, overal en in alle omstandigheden, ieder op de plaats waarop hij is gesteld, met de uiterste waakzaamheid en met die innerlijke rust en overgave waartoe een rein geweten u in staat stelt.'
XCNog andere besluiten werden in die eerste bijeenkomst ten huize van de Geer individueel of collectief door de ministers genomen. Minister Steenberghe besloot tot het richten van een regeringsinstructie tot de gehele buitengaatse passagiersen koopvaardijvloot: bevorderd moest worden dat de schepen die zich buiten Nederland bevonden, de Duitse onderzeeboten zoveel mogelijk zouderi ontwijken, voorkomen dat zij havens zouden aandoen waar zij in Duitse handen konden vallen. Een daartoe strekkend codetelegram dat door de radiodienst van de marine uitgezonden kon worden, lag al enkele dagen klaar - nu het Steenberghe via zijn ambtgenoot Dijxhoorn de marine opdracht geven, het telegram regelmatig, nl. om het uur uit te seinen.
XC'N ederland is in oorlog met Duitsland. De hieronder volgende, als raadgeving gestelde zinnen moeten als bevel van de regering worden .gelezen. Aan alle Nederlandse schepen, bestemd voor het gehele rijk. Aangeraden wordt, langs de kortste route een haven aan te lopen in de volgende landen: Argentinië, Chili, Brazilië, Engeland (het Britse rijk in alle werelddelen), Egypte, Panama, Spanje, Frankrijk, Portugal (Plus hun koloniën), Verenigde Staten van NoordAmerika. Aangeraden wordt, tijdens de reis volstrekte radiostilte in acht te
XC1 De mededeling die men ÎIl sommige later geschreven mémoires aantreft dat de koningin zelf de proclamatie voorlas, is niet juist. 4
nemen, doch zoveel mogelijk ontvangstations bezet te houden. Aangeraden wordt, de normale scheepvaartroutes te mijden en knooppunten bij nacht te passeren ... Stel u bij aankomst in vreemde haven in verbinding met de Nederlandse consul.' 1 Dit telegram ging om 5 uur 46 voor het eerst de ether in. De ministers waren toen nog bijeen; omstreeks dat tijdstip of korte tijd later werd de minister van buitenlandse zaken, van Kleffens, evenwel weggeroepen: de Duitse gezant, GrafZech von Burkersroda, had hem op zijn departement een mededeling te doen. VanKleffens moest zich dus van de Prins Mauritslaan naar het Plein begeven. Dat bleek moeilijk. De Haagse binnenstad was door nerveuze militairen afgezet die in elke burger die zij niet kenden, een .potentiële Vijfde Colonnist zagen. Van Kleffens kwam niet verder dan de Mauritskade, dicht bij het paleis Noordeinde; daar weigerde men hem door te laten. Ofhij ook beweerde, de minister van buitenlandse zaken te zijn - het hielp niet. Duitse vliegtuigen die over het paleis gekomen waren, beschoten de Mauritskade - temidden van alle daardoor ontstane verwarring vroeg de minister verlof, het Algemeen Hoofdkwartier op te bellen. Dat werd goedgevonden. Uiteraard gaf het hoofdkwartier instructie, hem onmiddellijk door te laten en van Kleffens had luttele minuten later zijn departement bereikt. Daar werd Zech in zijn werkkamer binnengebracht, begeleid en bewaakt door twee Nederlandse officieren. Zech had een kort briefje bij zich - het behelsde de punten van de verklaring die hij moest afleggen, punten die hem kort tevorenê door middel t'" om codetelegram uit Berlijn bereikt hadden:
XC1 Deze instructie werd op 10 mei des avonds in die zin gewijzigd dat gelast werd, uitsluitend Engelse of Franse havens aan te lopen en de Downs te mijden. Scheveningen-Radio gelastte van IQ uur 36 af de Nederlandse trawlers op de Noordzee (de haringloggers lagen nog binnen: zij zouden pas op 14 mei voor het eerst uitvaren), zich zo spoedig mogelijk naar een Engelse haven te begeven. (Ministerie van marine, chef van de marinestaf, bureau maritieme historie: 'De Koninklijke Marine in de tweede wereldoorlog', dl. I, hoofdstuk 2, Mededelingen 1Ian de Marine staf, 1955, no. 5, p. 87-89; directoraat-generaal van scheepvaart: manuscripten van T. H. Milo en W. E. van Popta betreffende de geschiedenis van koopvaardij en marine in de tweede wereldoorlog, II, p. 218. (De eerste bron zal verder aangehaald 'I ~31~ 'Marine ... tweede wereldoorlog', de tweede als: Ms. van Milovan Popta). èVOndanks deze order keerde een deel van de vissersschepen naar de Nederlandse havens terug, alleen al op 10 mei naar Ijmuiden twee-en-zestig; zij werden na lossing naar Amsterdam doorgezonden teneinde te voorkomen dat door bomaanvallen schepen in het vaarwater tot zinken zouden worden gebracht ((Sectie krijgsgeschiedenis) V. E. Nierstrasz: West en noordfront Vesting Hal/and, mei 1940 (1961), p. 9.)
XC'Erklären Sie Einsatz gewaltiger deutscher Truppenmadu+
XC[eder Widerstand völlig zwecklos.
XCDeutschland garantiert den europäischen und aussereuropäischen Besitzstand und die Dynastie, wenn jeder Widerstand unterbleibt. Sonst CeJahr völliger Vernichtung des Landes und Staatswesens.
XCDaher dringend auffordern. Atifruf Volk und Wehrmacht und Aujj"orderung iluf nahme Verbindung mit deutschen militärischen Kommandos.
XCBegründ,mg: wir haben unwiderlegliche Beweise eines unmittelbar drohenden Ein .falles Prankreichs und Englands in Belgien, Holland, Luxemburg der mit Wissen Hollands und Be/giens lange vorbereitet. Ziel: Vorstoss Ruhrgebiet.'2
XCWat er door Zech heengegaan was toen hij dit telegram, wellicht na het persoonlijk ontcijferd te hebben, voor het eerst las, weten wij niet, maar toen hij aan de hand van de punten die hij, aldus van Kleffens, op 'een heel kort briefje' bij zich had, zijn verklaring moest afleggen (min of meer dezelfde tot welker aflegging Cesandter Kiewitz volgens Hiders eerste opzet tot de koningin had moeten doordringen), kon hij geen woord uitbrengen. Twaalf jaar lang had hij het Duitse Rijk in Den Haag vertegenwoordigd; hij kende en waardeerde Nederland ; hij wist met volstrekte zekerheid dat het kabinet-de Geer onder geen beding een Geallieerd offensief via Nederlands gebied zou toelaten; hij besefte dat de verklaring die hij moest afleggen, een samenraapsel van leugens en verzinsels was; hij voelde zich als bezoedeld door de abjecte onwaarachtigheid van de taak die zijn eigen regering hem opgedragen had - de woorden stokten hem in de keel, 'hij zat maar te huilen. Hij kon het briefje niet eens voorlezen. Ik: zeide', aldus van Kleffens. 'Geef het mij maar.' '3 De minister las de Duitse tekst. 'Ik: heb', verhaalde hij twintig jaar later, 'toen een ogenblik goed moeten denken wat ik daarop zou antwoorden.erî het kwam mij voor, dat nodig was een zeer duidelijk antwoord. De Grondwet schreef voor, dat oorlog niet kon worden verklaard zonder medewerking van de Staten-Generaal, maar hier viel geen oorlog te verklaren, er was oorlog. En een van de redenen waarom het mij voorkwam dat die toestand onmiddellijk klaar en duidelijk moest worden vastgesteld, was dat ik meende dat het niet mocht kunnen voorkomen dat iemand ooit zou kunnen zeggen dat er geen oorlog was, met het gevolg dat de Duitsers (die daar zeer gauw toe geneigd zijn) onze troepen zouden verklaren tot .franc-tireurs, met alle gevolgen van dien. Ik: heb toen wat ik hem te zeggen had, opgeschreven op een papiertje met eenVan Ribbentrops telegram werd opmei verzonden, zoalsblijkt uit Zechs antwoord, maar het tijdstip van verzending of ontvangst is onbekend (telegram,meivan Graf Zech 'für persönlich', FO-SD, Enq., dl.b, p.Getuigeyan Kleffens,a.v., dl.c, p.
1 Ia Ia 1940, 21"5759-60). 2 Tekst: II 17. 3 E. N. Il 292.
blauw potlood, ik heb er nog een kopietje van gemaakt'l dat laatste was nodig omdat de minister zelf het onweerlegbare bewijs in handen wilde houden dat de Nederlandse regering in zijn persoon uitgesproken had dat er tussen Nederland en Duitsland een staat van oorlog bestond. 'Met verontwaardiging wijst Harer Majesteits regering', zo had van Kleffens geschreven, 'de aantijging der Duitse regering van de hand dat zij op enigerlei wijze of met enige mogendheid geheime en tegen Duitsland gerichte afspraken heeft gemaakt. Gezien de ongehoorde Duitse aanval op Nederland, een aanval begolmen zonder enige voorafgaande waarschuwing, is de Nederlandse regering van oordeel dat thans een staat van oorlog is ontstaan tussen het koninkrijk en Duitsland."
XCDat kreeg Graf Zech in blauw potloodschrift overhandigd. VanKleffens vroeg hem ofhij nog iets te zeggen had. Meer dan een paar afscheidswoorden kon de Duitse gezant niet uitbrengen. Van Kleffens die van mening was dat de gezant persoonlijk generlei schuld had aan de Duitse invasie, gafhem de hand" - dat werd door de twee Nederlandse officieren die het onderhoud bijgewoond hadden, als een gebaar van misplaatste vriendelijkheid beschouwd; de echo van hun verontwaardigd relaas zou van Kleffens de Londense jaren door blijven vergezellen. Kennelijk had de correcte precisie waarmee de minister van buitenlandse zaken onmiddellijk op de brutale Duitse tekst gereageerd had, minder indruk op hen gemaakt. Het in die tekst neergelegde denkbeeld om de Duitse eisen te aanvaarden (te aanvaarden, anders gezegd, dat Nederland in de positie zou komen welke Denemarken een maand te voren geaccepteerd had), had de minister geen moment overwogen: Nederland zou vechten; wellicht wat het grondgebied des rijks in Europa betrof, ten onder gaan - maar dan strijdend. Elke andere houding werd als onverenigbaar beschouwd met het meest simpele nationale zelfrespect."
XC1 E. N. van Kleffens in L. deJong: De bezetting, p. 36. De teksten van de door ons in de jaren 1960-65 samengestelde televisie-uitzendingen citeren wij naar de in 1966 verschenen ééndelige uitgave. 2 Tekst: Enq., dl. II b, p. 17. 3 Getuige E. N. van Kleffens, a.v., dl.1I c,'p. 292. 4 Het komt ons zinloos voor, er over te speculeren wat het mogelijk effect geweest zou zijn indien het kabinet-de Geer op IQ mei' 40 het door het Deense kabinet-Stauning op 9 april '40 gegeven voorbeeld gevolgd had. De historicus heeft het al moeilijk genoeg met het beschrijven en verklaren van de ontwikkelingen die zich werkelijk voorgedaan hebben - het fantaseren over hypothetische ontwikkelingen welke geen enkele grondslag vinden in de realiteit zoals die door de toen levende mensen ervaren werd, laten wij graag over aan wie zich daartoe geroepen acht.' Zodanig gedachtenspel heeft, wat ook zijn verdere waarde moge .zijn, met wetenschap niets uitstaande.
XCGraf Zech werd weggeleid om, na telegrafisch de Duitse minister .van buitenlandse zaken, von Ribbentrop. verwittigd te hebben van van Kleffens' antwoord (dat kon niet meer rechtstreeks; zijn telegram bereikte Berlijn via Rome"), spoedig met alle leden van zijn gezantschap in Hotel des Indes aan het Haagse Voorhout geïnterneerd te worden - minister van Kleffens begaf zich weer naar zijn ambtgenoten.
XCKort na hem hadden dezen de woning van de Geer verlaten maar niet dan nadat zij afgesproken hadden, elders opnieuw in.vergadering hijeen te komen en dan ook te. blijven. Er was constant luchtalarm> Men, moest er rekening mee houden dat de Duitsers het centrum van Den Haag zouden bombarderen. Verplaatsing van de toppen van het regeringsapparaat naar forten in de buurt van Amsterdam (forten die nog goeddeels ingericht moesten worden) was onuitvoerbaar. Dus had men besloten, elkaar om zeven uur opnieuw te ontmoeten in het stevige gebouwaan de Bezuidenhoutseweg no. 30 waarin de departementen van handel, nijverheid en scheepvaart, van landbouwen visserij en van sociale zaken gevestigd waren, 'omdat aldaar over eel]. zeer goede schuilkelder werd beschikt waar men onder de luchtbombardementen kon doorwerken. '2 Een bijkomend voordeel was, dat de commandant van (I.e<;:f."·~·_· Vesting Holland, luitenant-generaal J. A. van Andel, zijn hoofdkwartier schuin tegenover de departementsgebouwen had, 'zodat ik', aldus Dijxhoorn, 'door persoonlijk contact met de generaal mij op de hoogte kon houden omtrent het verloop van de strijd om Den Haag'3 - want toen de ministers, vermoedelijk even na zes uur, de Geers woning verlieten, moet hun wel bekend geweest zijn dat bij de vliegvelden Ypenburg en Ockenburg hard gevochten werd: het geknal in de verte was duidelijk te horen.
XCSommigen der ministers gingen eerst nog even bij hun departement langs. Bij Defensie was de secretaris-generaal, C. Ringeling, om vier uur door de Duitse vliegtuigen gewekt; hij was meteen naar het Plein gefietst, maar zijn bode was er nog eerder gearriveerd dan hij en had veiligheidshalve ('U zult het wel druk krijgen van bezoekers') een zeil over het fraaie vloerkleed gelegd." Ook Steenberghe vond zijn secretaris-generaal, dr. H. M. Hirschfeld, al present; deze had iets eerder zijn naaste medewerkers uit bed gebeld, één met de woorden 'Het gedonder is begonnen'."
XCNiet lang na zeven uur waren de meeste ministers in het departementsgebouw aan het Bezuidenhout aanwezig. Een deel van de' schuilkelder wasA.v.,c, p.
1 Telegram, 10 mei 1940, van Zech 215759-60). 2 Getuige A. Q. H. Dijxhoorn, dl. Ie, p. 292-93. 3 dl. II 88. 4 C. Ringeling, 6 juli 1960. 5 T. P. van der Kooy, 10 jan. 1967·
tevoren als technische werkplaats gebruikt; er was telefoon.! Hier werd een vergadergelegenheid voor het kabinet ingericht: tafels en stoelen werden aangesjouwd - nu kon men tenminste zitten en zijn stukken neerleggen. Veel nieuws was er niet, maar wat aan berichten binnenkwam (aanvankelijk meest via de adjudanten van millister Dijxlioom die in het departement van defensie gebleven waren), was even verrassend als schokkend. Dat heel Den Haag in rep en roer was, hadden de ministers op weg naar het Bezuidenhout reeds met eigen ogen aanschouwd - nu vernamen zij, dat Duitse burgers en NSB' ers uit huizen op Nederlandse troepen vuurden, ja dat op tal van punten in de stad complete straatgevechten geleverd werden." Erger nog: de vliegvelden Valkenburg, Ockenburg, Ypenburg en Waalhaven bevonden zich in Duitse handen en ook de grote verkeersbrug bij Moerdijk was verloren gegaan. Het was Dijxlioom een raadsel dat de Nederlandse troepen zich op al die punten hadden laten verrassen; de strategische betekenis van de Duitse successen was evident - wat kon generaal Winkelman nog uitrichten? De minister raakte de wanhoop nabij. 'Alles is verloren!' barstte hij los. Toen schoot de oud-schildersgezel van den Tempel die uit een harder hout gesneden was, uit zijn slof: Alles verloren? Dat had hij nog nooit gehoord! Oorlogen begonnen zo vaak met nederlagen! De enige vraag was: hoe slaan we zo goed mogelijk van ons af - en in die geest werd toen verder gesproken."
XCBij dat beraad opperde van Kleffens het denkbeeld dat hij onmiddellijk naar Londen zou vertrekken. Dat denkbeeld was bij hem opgekomen nadat GrafZech zijn kamer verlaten had. Nader overleg met de Geallieerden was wenselijk - en dan ging hij in eerste instantie liever naar de Engelse hoofdstad dan naar de Franse 'waar rotte plekken in de regering zaten.' De minister had ook al bedacht, hoe hij zou kunnen reizen; hem was bekend dat er op het Brasemermeer watervliegtuigen lagen van de Marineluchtvaartdienst: zou één daarvan niet bij Scheveningen kunnen landen? Hij had er zich van vergewist dat er niet veel wind stond en dat dus de branding geen hinderpaal zou vormen."
XCDe ministerraad ging met het denkbeeld accoord, met dien verstande dat besloten werd, niet alleen de minister van buitenlandse zaken met de missie buitenslands te belasten, maar ook die van koloniën: Welter zou van Londen ofParijs uit langer en in elk geval gemakkelijker dan vanuit Den Haag waarschijnlijk was, het contact met de gouverneur-generaal van Nederlandsp. 137. 3 P. S. Gerbrandy, 4 juli 1955. Brief, 6 mei 1969, van E. N. van
1 H. M. Hirschfeld: (1960), p. 24. 2 G. Bolke stein: 'Kort overzicht van enige gebeurtenissen op 10 tot 13 mei 1940', dl. II b,
Indië en de gouverneurs van Curaçao en Suriname kunnen onderhouden.
XCWaren de watervliegtuigen waar van Kleffens aan gedacht had, inderdaad beschikbaar?
XCEr was rekening mee gehouden dat zich onmiddellijk na het begin van het Duitse offensief officiële Nederlandse vertegenwoordigers naar het buitenland zouden moeten begeven: de opperofficieren namelijk, die generaal Winkelman naar Parijs en het hoofdkwartier van generaal Gamelin, naar Brussel en naar Londen wilde laten vertrekken, elk met de opdracht, de militaire hulpverlening aan Nederland te bevorderen. Besloten was om voor het vervoer althans van de voor Londen bestemde missie (generaal-majoor van Oorschot, de over het Venlo-incident gestruikelde chef van GS III, zou als hoofd optreden) van de watervliegtuigen van de Marineluchtvaartdienst gebruik te maken; zoals wij al in ons vorig deel verhaalden, had de marinestaf in de nacht van 9 op 10 mei kort na twaalf uur gelast, enkele vliegtuigen die verspreid en gecamoufleerd op het Brasemermeer lagen, naar de steigers te halen en van hun bommenlast te ontdoen: zij zouden voor het transport van regeringsvertegenwoordigers naar het buitenland gebruikt worden - àls zij op het meer aan de aandacht der aanvallende Duitsers zouden ontsnappen.
XCDat laatste was het geval maar zulks betekende niet dat op dat moment met de gespaarde toestellen offensiefiets ondernomen kon worden. Voor de strijd in de lucht met Duitse jagers en bommenwerpers waren de MLD-toestellen die alle met drijvers uitgerust en daardoor vrij langzaam en moeilijk wendbaar waren, niet geschikt. Afgezien van de lesvliegtuigen waren bij de marine vier types drijvervliegtuigen in gebruik, alle een product van Fokker. Drie types (de series F, Gen W) dienden voor verkenning, het vierde type (de serie R) was bestemd om torpedo's te vervoeren die in de vlucht gelanceerd moesten worden tegen vijandelijke schepen; de lanceerinrichtingen werkten evenwel nog niet feilloos - vandaar dat men de toestellen met bommen uitgerust had.'
XCToen nu door de ministerraad vastgesteld was, dat van Kleffens en Welter naar Engeland zouden vertrekken, belde eerstgenoemde de chef van de marinestaf, vice-admiraal Furstnet, op 'en ik heb gevraagd: kunt ge die dingetjes niet naar zee sturen, dan komen wij misschien weg." Dat men door de gevechten die zich met de op het vliegveld Valkenburg gelande Duitsers
1 De dislocatie der operationele toestellen was: 'De Mok' op Texel vijftien toe stellen; Alkmaardermeer tien; Schellingwoude één; Westeinderplas zes (daar kwamen op 12 mei nog twee nieuwe T-8-W~s bij); Brasemermeer drie; Veere acht (J. F. van Dulm en F. C. van Oosten: 'De Marineluchtvaartdienst i917-1967', 1967, p. 521-22). 2 Getuige E. N. van Kleffens, dl. II c, p. 294.
ontwikkeld hadden, van Den Haag uit via de Haagse Schouw het Brasemerrneer niet langer kon bereiken, was bekend: de militaire missie voor Londen, die opdracht had, zich naar de T -8-W -toestellen te begeven, was onverrichterzake in de residentie teruggekeerd.' Was een andere route veiliger? Het leek wel of de Duitse parachutisten overal in de provincie Zuid-Holland gedaald waren! Van Kleffens' suggestie werd door admiraal Furstner dan ook aanvaard; om acht uur stegen twee T-8-W's, de R I en de R 3, van het Brasemermeer op, ruim een uur later gevolgd door de R 2 die op dat eerder tijdstip op verkenning was; bovendien werden uit 'De Mok' de R 4 en een toestel van de G-serie naar het Scheveningse strand gedirigeerd - alles bijeen zouden daar dus vijf toestellen neerstrijken: een hoogst riskante operatie, want Duitse jagers zwermden om Den Haag heen.
XCOp eigen gelegenheid reden de twee ministers van het Bezuidenhout naar Scheveningen. Welter ging nog even bij zijn departement aan het Plein langs en zei tegen zijn secretaris-generaal, jhr. mr. o. E. W. Six: 'Het is verder aan jou opgedragen." Ook van Kleffens nam in zijn departement afscheid van zijn naaste medewerkers; vergeefs trachtte hij telefonisch zijn echtgenote te bereiken: van oorsprong was zij een Amerikaanse, teer van gestel - het bezwaarde hem zeer dat hij haar zou moeten achterlaten. Een definitief besluit dat ministers, naar het buitenland vertrekkend, hun naaste familie niet zouden meenemen, was er toen nog niet. Op weg naar Scheveningen reed van Kleffens langs zijn huis; hij zag zijn vrouw op straat lopen, stelde haar voor mee te gaan als er plaats was - ze stapte in de auto."
XCToen de twee ministers aan het Scheveningse strand arriveerden, spoedig door· generaal-majoor van Oorschot en een hem begeleidende overste van de luchtmacht gevolgd, lagen de R I en de R 3 al op de golven te wiegen. Beide toestellen waren onderweg slaags geraakt met Duitse jagers. Bij de R I was een benzinetank lek geschoten: dat toestel zou Engeland niet kunnen halen. De R 3 lag scheef; er zaten kogelgaten in een van de drijvers die daar:" door vol water gelopen was, maar de commandant, de officier-vlieger J. H. J. van Loon, stelde van Kleffens gerust met de woorden: 'Als we vaart krijgen, loopt het water wel-uit de drijver en kom ik wel los.I" Als - elk moment konden Duitse jagers zich op de kleine watervliegtuigen storten.
XCDe twee ministers en mevrouw van Kleffens werden op de ruggen van de commandant en zijn sergeant door de branding naar het vliegtuig gedragen. De motoren sloegen aan en het toestel nam vaart; het was nog maar net los
XCi Getuige]. W. van Oorschot.a.v., p. 450. 2 Getuige O. E. W. Six, a.v., dl. VIIIc, p. II2. 3 Brief, 9 april I969, van E. N. van Kleffens. 'Getuige E. N. van Kleffens,a.v., dl. II c, p.
van het water toen een Duitse jager omlaag gierde. 'Duidelijk zag ik', aldus een uit zijn huiskamerraam kijkend ooggetuige, 'vlak om het vliegtuig heen het water opspatten van de kogels. Ik waande het Nederlandse toestel en de inzittenden reeds verloren toen de Duitse machine (om wat voor redenen heb ik nooit begrepen) afdraaide en, van zee uit vrijwel pal in de richting van ons huis vliegend, plotseling neerdook en het nog stil aan het strand liggende tweede Nederlandse watervliegtuig onder vuur nam.'!
XCDe inzittenden van de R 3 waren door het oog van een naald gekropen. Het was toen kort na negen uur.
XCNog geen kwartier later streek bij Scheveningen de R 4 neer. Nauwelijks had het de pier bereikt of het werd door weer een andere Duitse jager in brand geschoten; commandant en bemanningslid liepen er dodelijke verwondingen bij op. Gekkenwerk, deze vorm van evacuatie! De voor Londen bestemde militaire missie keerde mismoedig naar Den Haag terug.' Toen arriveerden bij Scheveningen nog de R 2 (met vier gaten in de vleugel) en het G-toestel. Ook dat laatste werd in brand geschoten. De R I wist met zijn ene benzinetank op te stijgen en vloog naar Schellingwoude, dicht bij de Fokkerfabriek die voor een nieuwe tank zou kunnen zorgen, de R 2 kreeg om kwart over tien opdracht, naar het Brasemermeer terug te keren, nam zuidwaarts een wijde boog om Den Haag heen, werd bij Hoek van Holland door Duitse jagers aangevallen en maakte een noodlanding op de Nieuwe Waterweg waarbij het toestel op het strand van Rozenburg schoof; toen een overmacht van Duitse luchtlandingstroepen naderde die al even onbedoeld en onverwachts op Rozenburg geland waren, werd het door de bemanning in brand gestoken; met een sleepboot stak zij onder een regen van Duitse kogels naar Hoek van Holland over. 2
XCVoordat koningin Wilhelmina omstreeks zes uur; misschien iets later, de bewoordingen vernam van de proclamatie die in haar naam uitgegeven zou worden, hadden zich al in en bij de schuilkelder die bij het Huis ten Bosch gebouwd was en waarin de koningin, prinses Juliana en de twee prinsesjes Beatrix en Irene de nacht van 9 op 10 mei doorgebracht hadden, bewogenJ.
1 H. C. van Maasdijk: 'Herinneringen' (1948),p. 72 (DocI-I09I). 2 F. van Dulm en F. C van Oosten: 'De Marineluchtvaartdienst 1917-1967', p·522 2 4.
tonelen afgespeeld. Prins Bernhard was in de loop van de nacht naar zijn slaapkamer in het Huis ten Bosch teruggegaan; daardoor werd hij, vermoedelijk tegen half vier, als eerste met het bericht gewekt dat de Duitsers op enkele plaatsen de Nederlandse grens overschreden hadden. Snel bracht hij dat bericht aan de koningin over. Bij Den Haag was geen onraad te bespeuren, het was nog vrijwel donker. De koningin en de prins zagen dus geen reden, prinses Juliana onmiddellijk wakker te maken die met haar twee dochtertjes in een van de ruimten sliep waarin de bunker verdeeld was. 'Ze komen! Ze hebben al veel vliegvelden gebombardeerd!' - die woorden waren de eerste die de prinses van haar moeder vernam. Het zal dus toen kort na vier uur geweest zijn. In diezelfde minuten hoorde men van het Huis ten Bosch uit, dat het om Den Haag opgestelde luchtafweergeschut was begonnen te vuren.
XCKoningin Wilhelmina was, hoewel uiterlijk kalm, diep geschokt. 'Vaak', aldus haar dochter, achttien jaar later,
XC'had ze mij verteld, hoeveel zorgen ze zich maakte over onze landsverdediging, vaak had ze zich tegenover mij pessimistischuitgelaten. Dat we door Duitsland overvallen zouden worden, had ze verstandelijk voor hoogst waarschijnlijk gehouden, maar met je gevoel kun je je het ergste toch niet goed voorstellen. Je wilt er niet aan -'t is net als een overlijdensgeval inje naaste familie. zelfhad ik de oorlog eerder voor mogelijk dan voor waarschijnlijk gehouden en ik herinner me, dat toen ik door moeder gewekt werd, in de eerste plaats een gevoel van ontzaglijke verbazing in mij opkwam: het was dus tèch gebeurd!'1
XCHet Huis ten Bosch werd bewaakt door een compagnie van het regiment grenadiers. 's Morgens om drie uur waren die militairen als uitvloeisel van de laatste beveiligingsmaatregelen die generaal Winkelman getroffen had, al op post geweest. Aanvankelijk viel er niets voor hen te doen, maar later in de ochtend vloog een Duits vliegtuig laag over het Huis ten Bosch heen. Mitrailleurs namen het onmiddellijk onder vuur, prins Bernhard schoot mee - de benzinetank van het toestel werd geraakt (hoogstwaarschijnlijk door een batterij van de luchtafweer); brandend stortte het neer op het Malieveld. 2 De koningin had de komst van dat toestel niet nodig gehad om te beseffen dat Hitler, Nederland aanvallend, het ook op haar persoonlijk, ja op de gehele koninklijke familie gemunt had. Al enkele maanden tevoren had zij bepaald dat, bij een Duitse invasie, de kroonprinses en haar twee dochtertjes
XC1KoninginJuliana, 23 mei 1958. 2 Nierstrasz: West- en Noordfront Vesting Holland, p. 38; brief, 28 april 1969, van het hoofd van de sectie luchtmacht-historie van de luchtmachtstaf der Koninklijke Luchtmacht.
onmiddellijk het land moesten verlaten; het plan was dat prinses Juliana, begeleid door een van de adjudanten in buitengewone dienst van de koningin, de gepensioneerde schout-bij-nacht C. baron de Vos van Steenwijk, en diens echtgenote, aan boord van de enige motortorpedoboot waarover de marine beschikte, de 'TM 5 I' (die bij Schiedam lag), naar Breskens zou varen; vandaar zou het gezelschap zich dan via de Vlaamse kust naar de buurt van Parijs begeven om zijn intrek te nemen bij een oom en tante van prins Bernhard, de graaf en gravin de Kotzebue.
XCDie vrijdagochtend verscheen de marine-adjudant van de koningin, kapitein-luitenant-ter-zee (overste) jhr. E. J. van Holthe, al vóór vijf uur bij de marinestaf om na te gaan of dit evacuatieplan uitgevoerd kon worden. Onmogelijk! Bij Waalhaven werd gevochten; tussen Den Haag en Delft en in het westland kwamen Duitse parachutisten neer, het ene Duitse vliegtuigeskader verscheen na het andere - naar Schiedam was geen enkele route veilig. Met dat bericht begaf de overste zich naar het Huis ten Bosch: voorlopig kon het vertrek van prinses Juliana en de twee kleine prinsesjes niet doorgaan.' Of konden de Belgen dan wel de Engelsen of Fransen op de een-of-andere wijze hulp bieden? Waren de Engelsen of Fransen wellicht in staat, een oorlogsschip te zenden waarmee de kroonprinses het land zou kunnen verlaten? De koningin en prins Bernhard bespraken dat beiden telefonisch met de vice-president van de Raad van State, jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, en deze bezocht onmiddellijk de Belgische en de Britse gezant, en zocht met de Franse gezant per telefoon contact; dat alles leverde voorlopig geen resultaten Op.2
XCUur na uur verstreek. De strijd om Den Haag nam in hevigheid toe. Steedstalrijker werden de geruchten die van een omvangrijke Vijfde Colonne gewaagden. Omstreeks negen uur gaf het Algemeen Hoofdkwartier bovendien aan de koningin de waarschuwing door, 'dat het in de bossen rondom het Huis ten Bosch wemelde van Duitse parachutisten"; het leek generaal Winkelman aanbevelenswaardig dat de koninklijke familie het excentrisch gelegen Huis ten Bosch zou verlaten en naar het paleis Noordeinde zou gaan, midden in Den Haag. Ook het paleis Noordeinde bezat een schuilkelder, zij het een veel kleinere dan het Huis ten Bosch. De koningin besloot
XC1 K. W. L. Bezemer: Zij vochten op de zeven zeeën. Verrichtingen en avonturen der Koninklijke Marine in de tweede wereldoorlog (1954), p. 46. 2 Verslag, door F. Beelaerts van Blokland op 15 aug. 1942 aan G. Bolkestein toegezonden (CollectieBolkestein, map 'Koninklijke familie'). Onjuist is de mededeling van F. C. Gerretson aan de Enquêtecommissie, dat Beelaerts 'reeds op de ochtend van de inval een bezoek heeft gebracht aan de Engelse gezant om hem te vragen te zorgen voor een schip voor de koningin'. (Enq., dl. II c, p. 48).
het advies van de opperbevelhebber te volgen. Toen liet toch het vertrek nog enige tijd op zich wachten. Er moest een route door Den Haag bepaald worden die zo veilig mogelijk leek; dat was niet eenvoudig, want uit bijna alle delen van de stad kwam bericht dat door geheimzinnige figuren (vermomde Duitsers en andere Vijfde Colonnisten) op Nederlandse militairen geschoten werd. Toen men tegen het einde van de ochtend, om ca. half twaalf, het Huis ten Bosch verliet (ook de compagnie grenadiers werd verplaatst)," liet men de hofauto's staan: die zouden in de stad teveel opvallen. Twee gewone auto's werden gebruikt, de eerste met de koningin er in, de tweede vervoerde het prinselijk gezin. Bewapende leden van de veiligheidsdienst van het koninklijk huis reden mee. 'Juliana', aldus prins Bernhards biograaf, 'maakte grapjes om Trix aan het lachen te krijgen en in de wagen vóór hen leek de rug van koningin Wilhelmina even vastberaden rustig en onbewogen alsof ze een gezellig ochtendritje maakten."
XCDe twee auto's werden maar weinig aangehouden, 'veel te weinig', vond prinses Juliana. Haar viel het op, dat de meeste mensen er op straat kalm bijliepen." Waren al die berichten omtrent de Vijfde Colonne wellicht overdreven?
XCIn die eerste uren na het begin van het Duitse offensief was er maar weinig contact tussen koningin en kabinet. Het concept voor de koninklijke proclamatie werd haar, gelijk weergegeven, telefonisch voorgelezen; wij nemen voorts aan, dat de koningin er langs diezelfde weg van verwittigd werd dat het kabinet in het departementsgebouw aan het Bezuidenhout in vergadering bijeen zou blijven en dat de ministers van Kleffens en welter naar Engeland zouden vertrekken - wij hebben hieromtrent geen zekerheid. Geen van de ministers werd, voorzover ons bekend, door de koningin ontboden, geen vroeg een audiëntie aan. Men zou kunnen zeggen dat de proclamatie uit de vroege ochtend van de rode mei tijdens de invasiedagen niet alleen de eerste daad van de volledige regering geweest.is (daad waarbij tussen koningin en voltallig kabinet wilsovereenstemming bestond), maar ook de laatste. Zich min of meer opsluitend in het departementsgebouw aan het Bezuidenhout, isoleerden de meeste ministers zich niet alleen van 'de gang van zaken in hun departement - zij isoleerden zich ook van het staatshoofd.p. Zijn plaats en functie in de moderne monarchie (1962), p. 100. 3 Koningin Juliana,
'1 Nierstrasz: 38. 2 A. Hatch:
XCDe Geer ging nog verder: hij isoleerde zich tevens van de volksvertegenwoordiging.
XCDe Tweede Kamer was, zoals wij aan het slot van ons vorig deel weergaven, donderdagmiddag 9 mei in vergadering bijeen geweest ter bespreking van een door de minister van justitie, prof Gerbrandy, aanhangig gemaakte aanvulling van het Wetboek van Strafrecht. De vergadering was verdaagd tot 10 mei, des middags om één uur. 's Morgens was het de Kamervoorzitter, mr. J. R. H. van Schaik, duidelijk dat slechts een deel der leden, vermoedelijk minder dan de voorgeschreven helft, de zitting zou kunnen bijwonen. Het kwam hem evenwel voor, dat op dat historische uur de stem van het parlement niet gemist mocht worden. De Tweede Kamer vertegenwoordigde het gehele volk, de Tweede Kamer zou bij monde van haar voorzitter spreken en het leek van Schaik gepast, dat de regering daarbij in de persoon van enige ministers, op zijn minst van de minister-president, aanwezig zou zijn. Aan het eind van de ochtend belde hij dus de Geer op en zei hem, aldus de bij het gesprek aanwezige Kamergriflier: 'De zitting van de Kamer vanmiddag zal doorgang vinden; ik deel het je mee, want ik neem aan dat de regering er tegenwoordig zal willen zijn.' 'Nu heb ik', zo ging de griffier verder, 'uiteraard niet precies kunnen horen wat de heer de Geer telefonisch heeft geantwoord, maar de heer van Schaik heeft mij direct er na gezegd: 'Hij denkt er niet over, hij heeft er geen zin in, want (heeft hij gezegd) 'Ik heb op het ogenblik wel wat anders te doen en bovendien begrijp ik niet, waarom de Kamer moet bijeenkomen; die heeft op het ogenblik niets te doen; dat is afgelopen op het moment; wij zijn niet in een toestand dat de Kamer behoeft bijeen te komen en het heeft ook niets geennut. ' , De heer van Schaik achtte de zaak met dit antwoord afgedaan. Ik ben misschien iets feller geweest en heb gezegd: 'President, het kan toch niet, dat de regering zich dit tegenover de Kamer veroorlooft in deze tijd; dat lijkt mij volkomen onjuist.' Nadat wij er enige tijd over hadden gepraat, heeft de president de heer de Geer opnieuwopgebeld en toen was het antwoord van de heer de Geer, naar de heer van Schaik mij direct heeft meegedeeld, niet zo positief meer; het luidde: 'Ik zal nog wel eens zien.'
XCWij waren beiden er van overtuigd dat hij niet zou komen'ê=en inderdaad, noch de minister-president, noch de leden van zijn kabinet waren aanwezig toen van Schaik om één uur in de zittingzaal van de TweedeGetuigeKesper, Enq., dl.c, p.Van Schaiksstandpunt werd door het seniorenconventHet overleg met het convent heeft vermoedelijk tussen het eerste en het tweede telefoongesprek met de Geer plaats gevonden (brief,meivan W. Drees).
1 L. A. II 639. gedeeld, 14 1969,
Kamer ten aanhore van acht-en-dertig van de honderd leden een korte toespraak hield. 'In een roemvol verleden', zo klonk het aan het slot,
XC'zullen wij de kracht vinden, onze onafhankelijkheid tegen de overweldiger te verdedigen. Onze bevolking zal in waardigheid en kalmte, maar tevens in fierheid haar plicht vervullen. In deze uren van nood en gevaar scharen wij ons eensgezind en vol vertrouwen om onze geliefde vorstin en bidden wij Harer Majesteits regering kracht en sterkte toe. God sta ons bij in deze beproeving en spare OilS dierbare vaderland.l!
XCDat de Geer verzuimd had, door zijn aanwezigheid de eenheid van regering en volksvertegenwoordiging te demonstreren, zien wij als symptomatisch: innerlijk verlamd als hij was door de ramp die het land getroffen had, ontzonk hem meer en meer het vermogen, zich boven de moeilijkheden te verheffen en te doen wat passend, nuttig of noodzakelijk was. Wij komen er in een volgend hoofdstuk op terug.
XCHet Duitse offensief in West-Europa was, zoals wij in ons vorig deel deden uitkomen, niet alleen militair maar ook propagandistisch grondig voorbereid. Reichsaussenminister von Ribbentrop had een lang memorandum laten opstellen dat zich tot de regeringen van Nederland en België richtte, en een korter dat bestemd was voor de regering van Luxemburg. In dat' eerste memorandum kwam als voornaamste plmt de gefmgeerde mededeling voor, dat de Franse en Engelse strijdkrachten van plan waren, via Nederland en België naar het Ruhrgebied door te stoten. Aan het memorandum waren twee rapporten toegevoegd: één ondertekend door de Reuhsinnenminister Frick en het hoofd van de Duitse politie, de Reichsführer-SS Rimmler, dat een beeld gaf van de nauwe samenwerking tussen de geheime diensten van Nederland, Frankrijk en, vooral, Engeland en (aan de hand van vervalste gegevens) beweerde dat vóór het z.g. Venlo-incident de Nederlandse regering de val van het Naziregime had trachten uit te lokken - het tweede rapport, ondertekend door de chef van het Oberkommando der Wehrmacht, generaal Keitel, betoogde dat, wat ons land betrof, uit alle militairè maatregelen welke genomen waren, bleek dat Nederland een Geallieerd offensief tegen Duitsland wilde bevorderen.
XC1 Tekst: Enq., dl. II b, p. 151.
XC's Morgens om half zes Duitse tijd, vijf minuten vóór X-Zeit dus (X-Zeit was 5 uur 35 Duitse tijd, 3 uur 55 Nederlandse), werd de Nederlandse gezant in Berlijn, jhr. mr. H. M. van Haersma de With, een bedachtzame vijftiger, door een van de ambtenaren van het Auswärtige Amt die bij zijn woning verschenen was, uit bed gebeld; die ambtenaar had een auto voor staan: of de gezant zich maar onmiddellijk met hem naar de Reichsaussenminister wilde begeven. Drie kwartier later (het Duitse offensief was al in volle gang) trad jhr. van Haersma de With bij von Ribbentrop de kamer binnen. Die overhandigde hem het opgestelde memorandum en legde er nog een schepje bovenop: hij beweerde nu, 'uit zeer betrouwbare bronnen te weten dat woensdagavond 8 dezer in Engeland troepen voor ons land hadden klaar gestaan' - troepen, dat was de suggestie, die in Nederland wilden landen. 'Biedt geen weerstand!' dreigde von Ribbentrop. 'Hij zei dat wij wèlmoesten weten dat de Führer een goed vriend doch ook een gevaarlijk vijand was.'
XCDe gezant antwoordde dat Nederland zonder enige twijfel van zich af zou slaan.' Naar het gezantschap teruggekeerd, stelde hij daar een protestnota op. 'Die Aggression Deutschlands gegen die Niederlande', zo heette het hierin, 'entbehrt jeder, auch der geringsten Rechtfertigung .... Deutschland hat unter Vergewaltigung der clementarsten Prinxipien des Rechts und der Moral die Jahr hunderte alten Bande des Friedens und der Freundschaj: mit dem niederlándisrhen Volk zerrissen'2 - bewoordingen waren dat waaraan von Ribbentrop zozeer aanstoot nam, althans beweerde te nemen, dat hij de sous-chef van de afdeling protocol van het Auswärtige Amt opdracht gaf, de nota als 'eine Insolenz' te weigeren: er was geen. sprake van Duitse aggressie! Toen de Nederlandse gezantschapsraad, mr. J. G. de Beus, opmerkte dat 'het lastig was, een andere term dan Aggression te gebruiken, zei de sous-chef van het protocol kortaf: 'Es gibt hier keine Aggression.' Gevraagd wat het dan wèl was, antwoordde hij: 'Darüber sprechen wir jetzt nicht.' '3
XCDe gezant en de leden van zijn staf werden met hun familieleden, in totaal ca. dertig personen, in de woning van de gezant geïnterneerd en op 14 mei naar Friedrichshafen aan het meer van Konstanz gebracht. Zij kregen op 20 mei verlof, samen met enkele Nederlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers uit Scandinavië en met de leden van een Nederlandse handelsdelegatie die in Berlijn door het Duitse offensief verrast was, naar Zwitserland te gaan; vandaar keerden de meeste leden van de delegatie en de Nederlandse landbouwattaché te Berlijn naar bezet Nederland terug.'
XC1 Brief, 22 mei 1940, no. I, van H. M. van Haersma de With aan de minister van buitenl. zaken, a.v., p. 132. 2 Tekst: a.v., p. 133. 3 Brief, 22 mei 1940, no. II, van H. M. van Haersma de With aan de minister van buitenl. zaken, a.v., p. 132. 4 A. Millenaar: 'Een unieke opdracht', p. 9-10.
blijkbaar zonder zich voldoende af te vragen of hun aanwezigheid te Londen wellicht door de regering op prijs gesteld zou worden. Eén Nederlands ambtenaar was op verzoek van de gezant te Berlijn achtergebleven: de assistent-Iandbouwattaché, ir. A. Millenaar. Ir. Millenaar woonde al twaalf jaar in de Duitse hoofdstad en op hem had ('omdat ik twee kleine kinderen had en mijn gezin bij uitwijzing van de overige stafleden naar een toen nog volkomen onbekende bestemming een blok aan het been der anderen zou zijn') de gezant zijn keus laten vallen, toen de Duitse regering goedgevonden had dat aan de staf van de Zweedse legatie die de Nederlandse belangen in Duitsland behartigen zou, een Nederlander toegevoegd zou worden.
XCIr. Millenaar ('Ik had destijds geen flauw idee van hetgeen mij ... boven het hoofd hing'! - daar valt in latere delen nog van te verhalen) kreeg terstond een menigte werk te verzetten. Er woonden in' mei '40 in Duitsland meer dan honderdduizend Nederlandersê; van hen werd aan de mannen tussen achttien en zestig jaar op de rode mei gelast, zich bij de politie te melden. De bedoeling was dat zij, met uitzondering van de Duitsgezinden en van hen die ter wille van de oorlogsproductie beter konden doorwerken, geïnterneerd zouden worden" - nog in de middag van de rode werden evenwel de ca. zestigduizend 'Wanderarbeiter oder sonstige Arbeiter' onder die Nederlanders van de internering uitgezonderd." Het duurde natuurlijk enige tijd voor een desbetreffende instructie de lagere instanties bereikt had. Zo werden in Berlijn op 10 mei ca. achthonderd Nederlanders in een kelder onder de politiegevangenis aan de Alexanderplatz ondergebracht, 'zitplaatsen waren er niet, sanitaire inrichtingen evenmin en de ruimte mocht niet worden verlaten. Er heerste een onbeschrijflijke toestand." Millenaar kreeg de meesten spoedig weer vrij, 'binnen twee weken 98%'. 6 Uiteindelijk werden wèl ruim honderd Nederlanders langer geïnterneerd (iets meer dan een jaar) en wel op een kasteel bij Neurenberg; 'zij zijn daar', aldus Millenaar, 'niet slecht behandeld. '7
XCDe Nederlandse joumalisten in Berlijn werden op de rode mei in het hotel Kaiserhoj geïnterneerd, onder hen Max Blokzijl die het schrijven van z.g. neutrale artikelen voor het Algemeen Handelsblad gecombineerd had met anonieme Duitse propagandain het weekblad De Waag. Blokzijl werd na
XC1 A.v., p. 7-8. 2 A.v., p. 7. 3 Rondschrijven, 10 mei 1940, van het Reichs sicherheitshauptamt aan alle Staatspolizei(leit)stellen (FO/SD, II4833-34). 4 Notitie, 10 mei 1940, van dr. Albrecht van het Auswärtige Amt (a.v., 215769). 5 A Millenaar: 'Een unieke opdracht', p. 18. 6 Brief, 29 mei 1940, van F. A. Overhoff Berlijn, aan P. H. Mooren, Krefeld (Collectie Gestapo Düsseldorf, dossier P. H. Mooren). 7 A. Millenaar: 'Een unieke opdracht', p. 22-23.
een paar dagen vrijgelaten, 'voor velen', aldus weer Millenaar, 'een eerste aanwijzing dat hij aan de verkeerde kant stond.'!
XCDoor hun internering hadden de Nederlandse journalisten niet aanwezig kunnen zijn bij de speciale persconferentie die minister von Ribbentrop op de ochtend van 10 mei voor de vertegenwoordigers van de buitenlandse pers hield. Hier dikte hij zijn leugens nog wat aan: 'Der Reichsregierung', fantaseerde hij, 'ist nunmehr am gestrigen Tage bekannt geworden, dass England der belgisenen und niederlándischen Regierung Mitteilung von der unmittelbar bevorstehenden Landung englisther Truppen auf belgisthem und holländischem Gebiet gemacht hat. '2 Ongeveer terzelfder tijd kreeg de Duitse pers instructie, in extra-edities het feit van de inval in Nederland en België te vermelden, niet geïsoleerd evenwel: von Ribbentrops memoranda en de twee bijbehorende rapporten moesten tegelijk volledig afgedrukt worden"; zo werd getracht, bij het Duitse volk aan elke twijfel of Duitsland rechtmatig handelde, de kop in te drukken.
XCWij weten het niet. 'Als ik op straat liep', aldus de Nederlandse honoraire consul te Aken, 'fluisterden de mensen mij wel toe, dat het een schandaal was, Nederland te overvallen.f Hij zal wel niet de enige geweest zijn die dit soort reacties ontving; politiek effect hadden zij niet. Grote delen van het Duitse volk waren door de nu al zeven jaar lang volgehouden, nimrneraflatende propaganda als verdoofd en die propaganda roerde ditmaal een grotere trom dan ooit tevoren. 'Der heute beginnende Kampf', zo profeteerde Hitler in een proclamatie aan zijn troepen, 'entscheidet das Schicksal der Deut schen Nation für die nächsten tausend Jahre.'5 Op vrijdag 10 mei weerklonk die snorkende taal; zondag en maandag zou het Pinksteren zijn. De Reichsminister für Volksaufklärung und Propaganda, Goebbels, wist wel een oplossing voor die hinderlijke Christelijke feestdagen: 'Pfingsten', bepaalde hij die vrijdag, 'hat in diesem [ahr weder in der Presse noch im Rundfunk zu existierenl''
XCIn hoeverre deze en dergelijke kunstgrepen effect hadden op de Duitse publieke opinie, valt niet exact weer te geven. Het was in september '39 menig buitenlands waarnemer in Duitsland opgevallen met hoe weinig enthousiasme, laat staan uitgelatenheid op het uitbreken van de tweede wereldoorlog gereageerd was. De herinnering aan de verloren eerste had zich diep in
XC1 A.v., p. 18-19. 2 Protokoll über die Sonderkonferenz mit den ausländisthen Presse vertretern am 10. Mai 1940 (FO/SD, 215774-75, Enq., dl. II b, p. 29). 3 Presse Amveisung, IQ mei 1940 (Collectie-Sänger). 4 Getuige H. F. W. H. van Pelser Berensberg, Enq., dl. VI c, p. 422. 5 Tekst in H. A.Jacobsen: Dokumente zum Westfeldzug 1940 (1960), p. 4. 6 Kriegspropaganda 1939-1941. Geheime Minisfer korfereneen im Reichspropagandaministerium (1966), p. 346.
de volksziel ingeprent; in september' 39 had een vage bezorgdheid overheerst. Welwas sindsdien Polen verslagen, wel waren Denemarken en het grootste deel van Noorwegen bezet -' maar wat als het nu in het westen tegen de Fransen en Engelsen, doch ook tegen de Belgen en (voor het eerst) tegen de Nederlanders tot diezelfde langdurige en bloedige strijd kwam die de loopgravenoorlog van '14-'18 gekenmerkt had? De Duitse burgerij was er niet zeker van of Hitlers Blitzkrieg in West-Europa succes zou hebben; de kracht van de Wehrmacht kende zij niet, evenmin het zorgvuldig overwogen aanvalsplan; en zij wist niet dat, toen von Ribbentrop en Goebbels hun persconferenties hielden en spoedig daarna luidkeels gevent werd met de extraedities der dagbladen, in Nederland de strategische verrassing goeddeels geslaagd was.
XCOp schaarse uitzonderingen na, zijn alle militaire stukken die uit de meidagen van 1940 en uit de voorafgaande periode dateren, na de capitulatie vernietigd. Voor de beschrijving der gebetirtenissen vormt dat een groot nadeel. Men is soms op gissingen aangewezen waar men nauwkeurige gegevens op prijs gesteld zou hebben. Dat geldt vooral voor de besluitvorming van de opperbevelhebber van land- en zeemacht, generaal Winkelman. Hoe bij de inzet van Fall Gelb een aanzienlijk deel van de Nederlandse luchtmacht uitgeschakeld werd, hoe de vliegvelden Valkenburg, Ypenburg, Ockenburg en waalhaven in Duitse handen vielen en hoe de Duitsers zich bij verrassing meester maakten van de bruggen over de Nieuwe Maas in Rotterdam, over de Oude Maas bij Dordrecht en over het Hollands Diep bij Moerdijk - wij hebben het alles eerder in dit hoofdstuk beschreven aan de hand van latere onderzoekingen. De lezer houde evenwel in het oog dat al die operaties zich temidden van een immense locale verwarring afspeelden waarbij plaatselijke commandanten opeens een situatie tegenover zich vonden welke zij in genen dele verwacht hadden - een situatie die zij, zeker aanvankelijk, onvoldoende konden overzien en waaromtrent zij dus ook aan hun superieuren niet onmiddellijk betrouwbare berichten konden doorgeven.
XCIn veel gevallen weten wij niet precies hoe laat de opperbevelhebber de eerste berichten omtrent de successen die de Duitsers geboekt hadden, bereikten, evenmin wat die berichten precies inhielden. Het duurde enige tijd
hogere commandanten volledig bezet waren en voor die bureaus de nodige: informatie konden doorgeven aan het Algemeen Hoofdkwartier waar deopperbevelhebber uiteraard geen enkel belangrijk besluit kon nemen voor hij van de algemene situatie een duidelijk beeld had.
XCGeneraal Winkelman en de chef-staf van de landmacht, generaal-majoor H. F. M. baron van Voorst tot Voorst, waren geen van beiden onmiddellijk gewaarschuwd door de sous-chef, kolonel M. W. L. van Alphen, toen deze tegen half vier de eerste berichten van de Duitse grensoverschrijdingen vernomen had; generaal Winkelman was in zijn woning te Wassenaar gewekt door het luchtafweergeschut om Den Haag. Hij was al gekleed geweest voor zijn militaire chauffeur verscheen, een buurman had hem naar het Lange Voorhout gereden! waar hij vermoedelijk omstreeks kwart voor vijf aankwam, kort nadat kolonel van Alphen om 4 uur 40 het telexbevel 'vernielen' had doen uitgaan, hetgeen in de eerste plaats betrekking had op de bruggen over Maas en ijsel. 2
XCTien minuten voor de Duitse vliegtuigen bij Den Haag verschenen, was generaal-majoor van Voorst tot Voorst er door kolonel van Alphen telefonisch van in kennis gesteld dat de Duitsers bij Kerkrade en Vaals de grens overschreden hadden. Naar het Lange Voorhout had hij maar een kleine afstand per fiets af te leggen. Oorverdovend knalde het luchtafweergeschut. 'Een juffrouw vraagt mij: 'Mijnheer, is het een oefening?' Ik antwoord', aldus van Voorst tot Voorst, 'Neen, dat is oorlog!" Nog voor hij zijn bureau bereikt had, werd hem al een strooibiljet met oranje rand overhandigd dat uit de Duitse toestellen uitgeworpen was. De tekst van de 'Bekendmaking' luidde:
XC'Sterke Duitse troepeneenheden hebben de stad omsingeld.
XCJeder weerstand heeft geen zin meer.
XCDuitsland vecht niet tegen Uw land, maar tegen Engeland.
XCAlleen maar gedwongen, in 't vervolg van deze strijd, beeft het Duitse leger in U land moeten binnendringen.
XCHet Duitse leger beschermt leven en eigendom van ieder vredelievend burger.
XCMaar de Duitse troepen zullen iedere gewelddadigheid door de bevolking begaan, met de dood bestraffen.
XCJeder burger is verplicht zijne bezigheden na te gaan. Aldus dient hij de belangen van zijn eigen volk.'
XCOp het Algemeen Hoofdkwartier was het moeilijk, uit de eerste berichtenGetuigeWinkelman,p.Nierstrasz:p.M. van Voorst tot Voorst: 'Notities over de mobilisatieen de meidagenb, p.
1 H. G. dl. Ie, 294. 2 65. 3 H. F. 1939/1940 1940', dl. I 106.
wijs te worden ..Ze waren, aldus weer van Voorst tot Voorst 'aanvankelijk verward' en kwamen van 'de meest verschillende punten':
XC, 'Parachutisten in Voorburg, twee officieren doodgeschoten bij viaduct aan de Laan van Nieuw Oost-Indië'
XC'Parachutisten in Wassenaar'
XC'Vliegtuigen landen op Waalhaven'
XC'Vliegtuigen landen op Ockenburg'
XC'Vliegtuigen landen op Ypenburg'
XC'Waalhaven is in handen van de vijand!' Stomme verbazing: hoe kán dat?
XC'Ypenburg is door de vijand overmeesterd!' Algemene verrassing. Daar was nog wel een half eskadron pantserwagens!
XC'Valkenburg is verloren! In Katwijk dalen valschermtroepen!' '1
XCHet was een heksenketel. De berichten van de luchtwachtdienst die men ook op het Algemeen Hoofdkwartier via de radio volgen kon, droegen tot de verwarring bij. De Duitse luchteskaders werden telkens weer op andere plaatsen waargenomen; aantallen en vliegrichtingen werden door nerveuze waarnemers menigmaal verkeerd doorgegeven; soms werden de wolkjes van uiteenspattende luchtafweergranaten, soms werden vogels voor parachutisten aangezien 2 wie naar de radio luisterde, kreeg de indruk dat in het westen des lands geen streek van parachutisten vrijwas. Te goeder trouw maar abusievelijk werd bovendien bericht dat een deel der parachutisten (wier uniform men niet kende) in Nederlandse uniformen gekleed was; reeds om 6 uur 10 werd dat vanwege de opperbevelhebber per telex bericht aan de commandant veldleger" en vermoedelijk ook aan andere commandanten.
XCTegen zes uur' s morgens had men volstrekte zekerheid. Om kwart voor zes had de commandant luchtverdediging, generaal Best, een geheel Duits dossier kurmen lezen dat aangetroffen was op het lijk van een officier van de zzste Luftlande-Divisiol1 die met zijn transporttoestel in het Haagse Bezuidenhoutkwartier neergestort was. Wij komen op dat dossier terug. Vermeld zij hier, dat het de stellige indruk die bij het Algemeen Hoofdkwar~ tier al door het Duitse luchrpamflet gewekt was, bevestigde. Kennelijkwaren de Duitsers voornemens, Den Haag te veroveren; vandaar de luchtlandingen op Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg. Alom vijf uur had generaalA.v.krijgsgeschiedenis)O. J. Siersemaen V.Nierstrasz:p.Verder aan te halen als Siersema:Hoofdkwartier veldleger: Dagboek, p.(Sectie krijgsgeschiedenis, archieven, groep IV-2,
1 2 (Sectie E. (1960), 49. 3 90 MI).
Winkelman het gehele, in het westen des lands gelegen rste legerkorps (dat helaas tevoren niet gealarmeerd was) onder de bevelen geplaatst van de commandant van de Vesting Holland, luitenant-generaal 'van Andel. Deze kreeg van generaal Winkelman, vermoedelijk nog vóór zes uur, opdracht, de toegangen tot Den Haag af te sluiten, de drie verloren gegane vliegvelden te heroveren en het tussenterrein (dat zou een ruim begrip blijken te zijn: de Duitse luchtlandingstroepen waren van Gouda tot Hoek van Holland neergekomen) van vijanden te zuiveren.'
XCMilitair gezien was het het kwalijkst effect van de Duitse luchtlandingen in het westen, dat generaal Winkelman, het Iste legerkorps aan generaal van Andel overdragend, op slag zijn gehele strategische reserve kwijt raakte. Erger nog: in de loop van de ochtend werd duidelijk dat het niet eenvoudig zou zijn, de Duitsers van de Maasbruggen in Rotterdam alsmede uit Rotterdam-zuid te verdrijven. Noodgedwongen besloot generaal Winkelman, gebruik te maken van de reserves van het veldleger dat de verdediging 'van de Grebbelinie als hoofdtaak had. De commandant van het veldleger, luitenantgeneraal J. J. G. baron van Voorst tot Voorst (een oudere broer van de chefstaf van de landmacht), kreeg 's morgens om elf uur bevel, infanterie ter sterkte van een regiment (drie bataljons, bestemd voor Rotterdam) naar de buurt van Gouda te sturen; anderhalf uur later moest diezelfde commandant een tweede, even sterke eenheid naar de buurt van Leiden dirigeren." De nodige artillerie ging mee. Nadien hadden de commandanten van het nde legerkorps dat de zuidelijke helft van de Grebbelinie bemande, en van de daartoe behorende zde en 4de divisie elk nog maar de beschikking over één bataljon als reserve: ca. achthonderd man.ê Het was onbehagelijk weinig.
XCMaar generaal Winkelman meende, geen keus te hebben. Wilde hij vasthouden aan zijn conceptie: langdurige verdediging van het westen des lands achter de Grebbelinie en de Betuwestelling alsmede achter de stellingen langs Waal, Linge, Merwede en Hollands Diep, dan was de eerste eis, de vijand bij Den Haag te verslaan; weinig minder dringend leek de herovering van Waalhaven en van de bruggen in Rotterdam, bij Dordrecht en bij Moerdijk. De stellingen langs de Waal en de Linge waren op 9 mei niet bemand, maar de opperbevelhebber (wij hebben dat in ons vorig deel uitvoerig beschreven) was voornemens, na het begin van een Duitse aanval (d.w.z. in de nacht, volgend op de eerste oorlogsdag: zo lang zou men zich aan de Maas toch wel kunnen handhaven!) het gros van het HIde legerkorps en het restant vanJ.
1 Nierstrasz: p. 66. 2 A.v., p. 71. 3 Getuige Harberts, dl. I c, p. 442.
VIII. Troepenbewegingen, to mei, vanuit Noord-Brabant in noordwaartse richting In rood: aanvalsrichtingen van de Duitse legers en de door de luchtlandingstroepen bezette punten tussen Rotterdam en Moerdijk. De troepenbewegingen waartoe generaal Winkelman opdracht gaf, zijn met gebroken zwarte lijnen aangegeven. Het Illde legerkorps maakte over Maas en Waal gebruik van tall/an extra-bruggen die door de genie gelegd uiaren.
XCde Lichte Divisie (een deel was alnaar de Vesting Holland overgeplaatst) uit Noord-Brabant over de grote rivieren terug te hemen en de brigade B die in het Land van Maas en Waal stond, in stelling te laten gaan ten noorden van de Waal; ter verdediging van de Peel-Raamstelling zouden dan slechts .16 bataljons achterblijven. Voorts zou van de twee grensbataljons die in westelijk Noord-Brabant stonden, het ene (het öde) uit de buurt van Breda terugtrekken naar de bruggen bij Moerdijk, het andere (het 3de) zich uit de buurt van Roosendaalnaar Willemstad begeven op de zuidelijke oever van het Hollands Diep. De verdediging van westelijk Noord-Brabant zou dan verder met steun van het Franse zevende leger gevoerd worden; vooral ter wille van de verbinding met die Fransen had generaal Winkelman de verkeersbrug bij Moerdijk willen beschermen tegen voortijdige vernieling; via die brug liep trouwens de terugtochtsroute van het gemotoriseerde deel van de Lichte Divisie.
XCPrecies hoe laat generaal Winkelman 'het ontstellende bericht" vernam dat de grote brug bij Moerdijk in Duitse handen gevallen was, staat niet vast. Toen hij tegen zeven uur aan het rrrde legerkorps en aan de Lichte Divisie gelastte, noordwaarts terug te gaan, was hij van de val van de Moerdijkbrug nog niet op de hoogte: in de terugtochtsroutes van de Lichte Divisie werd namelijk geen wijziging gebracht." Daarentegen wist de commandant van het rrrde legerkorps al vóór zes uur dat de Duitsers bij de Moerdijkbrug zaten; om zes uur gafhij namelijk het ode grensbataljon opdracht, de brug te heroveren. Toen generaal Winkelman hieromtrent ingelicht werd (vermoedelijk enige tijd na zeven uur), was hij vol hoop dat die poging tot herovering (waaraan, naar hij vertrouwde, het Franse zevende leger .steun zou kunnen verlenen) zou slagen." Later in die ochtend bereikte hem van de kant van een van de commandanten aan het Hollands Diep het voorstel, zowel de verkeersbrug als de spoorbrug over het Diep door artillerievuur te vernielen (het is natuurlijk de vraag of dat gelukt zou zijn) - daar werd door hem afwijzend op beschikt."
XCGelijk gezegd: tegen zeven uur kregen IlIde legerkorps en Lichte Divisie opdracht, achter de grote rivieren terug te gaan. Dat generaal Winkelman besloot, die troepenverplaatsing onmiddellijk uit te voeren, eerder dus dan hij van plan was en zonder op de bescherming van het nachtelijk duister te wachten, was in hoofdzaak gevolg van het feit dat, naar hem bericht was, de spoorbrug bij Gennep in Duitse handen gevallen was (hoe dat in zijn werk gegaan was, beschreven wij in ons vorig deel) en dat (daar komen wij nog op terug) een Duitse pantsertrein plus een goederentrein vol troepen via die spoorbrug de Peel-Raamstelling bij het dorp Mill doorbroken had. Al bij het begin van hun offensiefhadden de Duitsers dus op één punt de Maas ver achter zich kunnen laten; men moest wel aannemen dat het bij de PeelRaamstelling reeds in de loop van de eerste oorlogsdag tot hevige strijd zou komen. Bleven nu het gros van het rrrde legerkorps en het restant van de Lichte Divisie in Noord-Brabant staan, dan was de waarschijnlijkheid groot dat zij, misschien zelf ook al in gevechten gewikkeld (tegen de Duitsers bij Mill had men al een regiment motorrijders van de Lichte Divisie moeten inzetten), aan geen terugtocht, laat staan aan een ordelijke terugtocht zouden toekomen. Het leek de generaal van primair belang, de Waal-Linge-Merwedestelling tijdig te doen bezetten. Aan de terugtochtswegen van het IlIde
XC1 H. F. M. van Voorst tot Voorst: 'Notities over de mobilisatie I939/I940 en de meidagen I940', a.v., dl. I b, p. I06 (verder aan te halen als H. F. M. van Voorst tot Voorst: 'Notities'). 2 Nierstrasz: Algemeen Overzicht, p. 66. 3 Getuige H. G. Winkelman, Enq., dl. Ie, p. SOL Kamerling: Vesting Holland ... Luchtlandings troepen,
legerkorps behoefde niets veranderd te worden, de Lichte' Divisie kreeg, zodra bekend was dat van de Moerdijkbrug geen gebruik gemaakt kon worden, opdracht, in haar geheel de bruggen bij Geertruidenberg en Heusden te passeren en, zo nodig, in stelling te gaan achter de Merwede.!
XCWat generaal Winkelman hier, in strijd met zijn oorspronkelijke bedoelingen, liet uitvoeren, was (dat zij erkend) hoogst riskant. Gedeeltelijk over smalle wegen en in polderland dat geen enkele beschutting bood, zouden meer dan dertigduizend man aan troepen zich naar een beperkt aantal bruggen moeten begeven - sommige stevige, vaste bruggen, andere lichte pontonbruggen; bruggen die alle nauwelijks door afweergeschut verdedigd werden. 'Er lagen', aldus een der generaals, 'houten noodbruggen die als een lucifershoutje opgeruimd konden worden. Eén bommetje en de zaak lag in elkaar.P Zo kwam bij alle zorgen die de opperbevelhebber op de lode mei drukten, ook nog die ene: zou het wel lukken, lIlde legerkorps en Lichte Divisie benoorden de grote rivieren te krijgen?
XCDe beste jagers van de luchtmacht waren uitgeschakeld, Den Haag werd bedreigd, alle bruggen in de as Rotterdam-Moerdijk waren in Duitsehoudend met de aanwezigheid in Noord-Brabant van het Illde legerkorps en de Lichte Divisie. 2 Getuige J. H. Fruijt van Hertog, Enq., dl. Ic, p.
1 Nierstrasz: p. 67. Jegens de Enquêtecommissie betoogde generaal Reynders: 'Doordat ... het Illde legerkorps en de Lichte Divisie on middellijk bevel kregen ... terug te trekken, waardoor de Peel-Raamstelling ... maar heel kort weerstand kon bieden en in de loop van de nacht van ro op II mei reeds moest worden ontruimd, kreeg een Duitse pantserdivisie gelegenheid, vrijwel ongehinderd door Noord-Brabant te trekken, zich daar te verenigen met de val schermjagers en verder door te dringen in het hart des lands. Naar mijn mening heeft de legerleiding hier gefaald. Het is voor mij onbegrijpelijk dat op het moment dat de Moerdijkbruggen in's vijands handen waren, men Brabant heeft ontruimd. Door dit noodlottige besluit, tengevolge waarvan het lot van het land in feite reeds enkele uren na aanvang van de strijd was bezegeld, heeft, naar mijn mening, de opperbevelhebber blijk gegeven, het strategische inzicht dat de toestand vereiste, niet te bezitten.' (Getuige 1. H. Reynders, dl. I c, p. 474). Wij tekenen bij deze philippica aan: 1. dat generaal Winkelman op het moment waarop hij het Illde legerkorps en de Lichte Divisie gelastte terug te trekken, niet wist dat de Moerdijk brug verloren gegaan was en evenmin dat de Duitsers met een tankdivisie over de brug wilden trekken; 2. dat het moeilijk was, een zo gecompliceerde operatie als die terugtocht ingrijpend te wijzigen als ze eenmaal in volle gang was; 3. dat de latere verwachting van generaal Winkelman dat de Moerdijkbrug met hulp van het Franse zevende leger heroverd zou worden, niet irreëel was; 4. dat het twijfelachtig genoemd moet worden of men er op ro of II mei in geslaagd zou zijn, de brug te heroveren indien meer krachten ingezet waren dan het 6de grens bataljon. In elk geval hadden de Duitsers hun veldtochtsplan opgesteld, rekening
handen, de Peel-Raamstelling dreigde geheel doorbroken te worden en het was onzeker of men achter de grote rivieren een gesloten front kon opbouwen - waarlijk, het totale beeld dat zich die vrijdagochtend, enkele uren na het ontbranden van de strijd, aftekende, was niet opwekkend.
XCWelke hulp zouden de bondgenoten bieden?
XCGeneraal Winkelman had in de memoranda van 23 maart '40 die bij de gezantschappen in Brussel, Parijs en Londen gedeponeerd waren, zijn wensen gestipuleerd: Frankrijk moest een legerkorps van vier divisies in gereedheid houden om het, zodra nodig, over zee naar de Vesting Holland over te brengen en Engeland terstond één divisie naar Zeeland zenden benevens naar de Vesting Holland een grote hoeveelheid luchtdoelgeschut, vier (later acht) eskaders jachtvliegtuigen en twee eskaders verkenners. Van België werd geen hulp verwacht; het exemplaar van het memorandum dat de Belgische regering en legerleiding zou ontvangen, diende eigenlijk alleen ter informatie. Dat exemplaar werd op 10 mei in alle vroegte aan het Belgische ministerie van buitenlandse zaken afgeleverd; door de verwarring welke de Duitse invasie ook in België zou wekken, duurde het toen twee dagen voor het bij koning Leopold en zijn invloedrijke militaire raadgever, generaal van 0 Overstraeten, op tafellag. Het wekte bij hen verbittering: Noord-Brabant zou immers goeddeels van troepen ontbloot worden; 'ce splendide isolement prépare une mise hors cause rapide', noteerde van Overstraeten.'
XCIn Frankrijk begaf de militaire attaché, overste van Voorst Evekink, zich op 10 mei spoorslags met generaal Winkelmans memorandum naar de Geallieerde opperbevelhebber, generaal Gamelin. Daartoe moest hij naar de forten gaan bij Vincennes, buiten Parijs, waar Gamelins hoofdkwartier gevestigd was. De overste wist (en had nog op de avond van 9 mei het Algemeen Hoofdkwartier dienaangaande gewaarschuwd) dat Gamelin generaal Winkelmans voornaamste wens (de vier divisies voor de Vesting Holland) niet zou inwilligen. Het onderhoud dat even na acht uur plaats vond", bevestigde zulks en later in de ochtend bracht de attaché telefonisch verslagA/bert later dan in Nederland. Tenzij anders vermeld, geven wij de in Frankrijk en
1 R. van Overstraeten: p. 588. 2 In Frankrijk en Engeland was de zomertijd ingevoerd; als gevolg daarvan was het daar steeds 40 minuten
uit aan overste Wilson: 'Aan het verzoek om een legerkorps van vier divisies overzee naar Nederland te zenden, kan niet worden voldaan', dicteerde van Voorst Evekink over de telefoon; generaal Girauds zevende leger zou naar Zeeland en Noord-Brabant oprukken, waarbij één regiment overzee naar Walcheren gebracht zou worden; hoe ver dat zevende leger in NoordBrabant zou doordringen, zou later beslist worden; een Frans generaal, generaal Mittelhauser, zou per auto naar Den Haag komen; hulp in de lucht konden de Fransen niet geven - daar zou Engeland voor zorgen. Aldus dit telefonisch verslag.'
XCDe Fransen waren dus in aantocht. Dat berichtte overste Wilson telefonisch aan kolonel Schmidt, de commandant van de Peeldivisie die de Peel-Raamstelling zo lang mogelijk moest trachten te verdedigen. In welke bewoordingen zijn bericht vervat was, staat niet vast; vast staat wèl, dat de kolonel aan zijn ondercommandanten tot hun grote opluchting deed weten dat de Fransen tot de Peel-Raamstelling zouden oprukken - een mededeling die van alle grond ontbloot was."
XCUit een oogpunt van hulpverlening was in Engeland slechts voorbereid dat, bij een Duitse aanval, ter dekking van de evacuatie van Nederlandse schepen, een nieuw mijnenveld gelegd zou worden ten noorden van Ijmuiden (dat is op IO mei inderdaad geschied"): dat Engelse torpedobootjagers het transport van het goud van de Nederlandse Bank op de Noordzee zouden dekken en dat, als de Nederlandse autoriteiten daarmee accoord gingen, z.g. demolition parties (vernielingsdetachementen) van de Royal Navy de aardolieinstallaties aan de Nieuwe Waterweg en aan het Noordzeekanaal in brand zouden steken en daar alsmede op Walcheren ook andere vernielingen aanrichten.
XCDe Engelse marine-attaché in Den Haag, Rear-Admiral Dickens, kwam vrijdagochtend 10 mei in alle vroegte bij de marinestaf. Hij overhandigde er 'een getypte opzet betreffende het met jagers doen debarkeren van demo lition parties voor hulpverlening bij de uitvoering van door de Nederlandse regering vastgestelde vernielingen onder bevel van de plaatselijke militaire Nederlandse autoriteit. Deze hulp werd aanvaard'4 - d.w.z. in beginsel; generaal Winkelman was namelijk van mening dat het bepaald te vroeg was om terzake ingrijpende maatregelen te nemen: Hij besliste dat men vooreerst niet meer moest doen dan het vermengen (en daardoor onbruikbaar maken)p.
1 D. van Voorst Evekink: Memorandum, I9 mei I946, over de Peel-RaamsteÎling, dl. I b, p. 43. 2 Nierstrasz: p. 70. 3 'Marine ... tweede wereldoorlog', dl. I, hfdst. 7, I955, no. 6, p. 37. • A.v., 33.
van de verschillende olie- en benzinesoorten voorbereiden"; de demolition parties konden overigens komen.
XCWat had zich intussen in Londen afgespeeld?
XCDe gezant, jhr. Michiels van Verduynen, en de marine-attaché, luitenantter-zee eerste klasse de Booy, hadden zich, zoals wij eerder weergaven, tegen vijf uur op weg begeven - de gezant naar het Dorchester Hotel waar de Britse minister van buitenlandse zaken, Lord Halifax, zijn intrek genomen had, de marine-attaché (die generaal Winkelmans memorandum meenam) naar de Admiralty. Jhr. Michiels lietLord Halifax wekken; veel meer dan dat Nederland aangevallen was, kon hij niet vertellen; hij vroeg om hulp; of die hulp eventueel ook door de Geallieerde legers van Frankrijk uit verleend kon worden, was op dat moment niet duidelijk, 'daar wij', aldus later de gezant, 'niet wisten of België eigenlijk tegelijkertijd en op dezelfde wijze was aangevallen.'2
XCLuitenant-ter-zee de Booy was bij het gezantschap in een taxi gesprongen ('Hoe tergend langzaam reed de taxi! Hoe lang brandden de rode verkeerslichten!'). Bij de Admiralty toonde men hem (op papier nog altijd) 'het enige wat grondig ... was voorbereid: de organisatie van de demolition parties in de verschillende Nederlandse havens'3 - het was het eerste wat de marine-attaché van dit plan vernam." Van de Admiralty ging hij naar het Air Ministry: dat moest de jagereskaders ter beschikking stellen die generaal Winkelman op Schiphol en op de geheime hulpvliegvelden in het westen des lands (Middenmeer, Buiksloot, Ruigenhoek) wilde stationeren. Die stationering zou vooral vall belang zijn omdat bij het vliegbereik dat toen voor jagers mogelijk was, toestellen die in Engeland opstegen en naar Engeland terugkeerden, niet veel langer dan een kwartier boven Nederland konden blijven. De samenwerking evenwel waarom gevraagd werd, was niet voorbereid en kon, ook als ze wenselijk geacht zou zijn, bezwaarlijk geïmproviseerd worden: de Engelse jagers gebruikten benzine met een ander octaangehalte dan de Nederlandse en de Nederlandse koppelingen voor benzineleidingen waren van een andere maat dan de Engelse." Luitenant-ter-zee de Booy werd op het Air Ministry door twee luchtmaarschalken met sympathie aangehoord, maar steun werd hem niet toegezegd; 'de tekeningen, situatieschets enz., van onze geheime vliegvelden interesseerden hun zeer matig. Er was nu eenmaal bepaald datJ.]. c.p. 45. • A. de Booy, 25 jan. 1956. 5 'Marine ... tweede wereldoorlog', dl. I, hfdst. 7, Mededelingen van de Marinestaf,
1 P. Wilson: 'Globaal verslag van de op Ia en II mei genomen beslissingen bij het Algemeen Hoofdkwartier (Sectie I)', dl. l b, p. 6r. 2 Getuige E. F. M.]. Michiels van Verduynen, a.v., dl. II c, p. 666. 3 A. deBooy: 'Herinneringen',
geen jachtvliegtuigen zouden landen in Nederland, men had ze bovendien niet.' 'Naar het War Office - om troepen.' De Booy wilde er de Chief of the Imperial General Staff spreken, generaal Ironside, en anders de Vice-Chief, generaal Dill.
XC'Deze derde leverancier was nog niet ontwaakt. Generaal Dill was op komst wacht maar even, zei een generaal wiens naam ik vergeten ben. Generaal Dill was in minder goed humeur ... 'Waarom heeft de Nederlandse regering niet eerder het overleg met ons geopend ? Waarom is het papier dat U mij toont", niet tot vandaag toe bijgewerkt, waarom is het zo weinig gedetailleerd?' Een bevredigend antwoord kon ik hierop niet geven.'2
XCAfgezien van de demolition parties werd concreet die ochtend in Londen slechts geregeld, dat de Engelsen zouden trachten, met z.g. veegvliegtuigen de magnetische mijnen tot ontploffing te brengen die de Duitsers kort na X-Zeit in onze zeegaten uitgeworpen hadden; dat Engelse kruisers' s avonds het goudtransport zouden convooieren ; tenslotte (dat was door het Algemeen Hoofdkwartier gevraagd) dat Engelse bommenwerpers in de middag aanvallen zouden doen op het vliegveld Ypenburg - waarbij aangetekend zij, dat dit bombardement op een moment uitgevoerd werd (kort na drie uur) waarop Ypenburg weer in Nederlandse handen was."
XCKon Engeland ook troepen zenden? En luchtdoelgeschut? De gezant en de marine-attaché hadden er op aangedrongen. Antwoord bleef uit - tot de gezant in arren moede de minister van oorlog, Oliver Stanley, opzocht, 'en (ik) moest daar', aldus zijn enkele weken later geschreven verslag, 'het verbijsterend antwoord in ontvangst nemen dat geen anti-aircrajt, soldaten, materieel of geschut in Engeland waren die hulp konden bieden. Alleen territorials die geen gevechtswaarde hadden.' Als vriend had ik hem al zo dikwijls om anti-airaatt gevraagd in de voorafgaande maanden zonder iets te kunnen loskrijgen dat ik op dit gebied niet speciaal teleurgesteld was. Maar dat er voor de rest ook niets was, maakte ontstellende indruk. Er was een divisie pas uit Noorwegen die men bij elkaar kon trommelen, alles was' met verlof, en het zou een week duren voor men ze klaar had."
XC! Generaal Winkelmans memorandum van 23 maart 1940. 2 A. de Booy: 'Herinneringen', p. 45. s Molenaar: De luchtverdediging, VIII, p. 6. De Territorial Army werd in 1936 in een van de Duitse bladen 'een soort zondagsschool voor amateur-soldaten' genoemd - een beoordeling die volgens Churchill maar al te juist was (Winston S. Churchill: The Second World War, dl. I (1948), p. 167-68). 5 E. F. M.J. Michiels van Verduynen: Verslag, 3 juni 1940, over de meidagen (minist. van buitenl. zaken, archief, collectie-Michielsvan Verduynen, no. I).
Generaal Winkelman had van Frankrijk en Engeland samen veel gevraagd, doch weinig gekregen. Ook bij de verbindingen liep veel tegen. De missies die de generaal onmiddellijk naar Brussel, Parijs en Londen had willen sturen', zaten op het eind van de ochtend nog steeds in Den Haag. 'Wij wisten toen reeds', schreef later generaal-majoor van Voorst tot Voorst, 'dat wij vrijwel aan ons lot zouden worden overgelaten.' Hiervan maakte hij, op de meidagen terugziend, de Geallieerde legerleiding geen verwijt: 'De hoofdstrijd immers zou naar alle waarschijnlijkheid op hun front worden uitgevochten. Daar zou de beslissing vallen .... Afspraken waren niet gemaakt, toezeggingen waren niet gedaan.
XCWij hadden niets te reclameren, doch zouden onze plicht doen!'2
XCDe aanloop welke de gebeurtenissen op die rode mei namen, is geschetst; nu valt te verhalen, wat verder op die eerste oorlogsdag geschiedde. Daarbij zullen wij de lezer eerst meenemen naar de strijd in Zuid-Limburg, aan de Maas, bij de Peel-Raamstelling, in het Land van Maas en Waal, in de Achterhoek en Overijsel, in Drente, Groningen en Friesland. Vervolgens komen de evacuaties van de burgerbevolking en de internering van de NSB' ers aan de orde: een internering waar men in de al genoemde delen des lands niet aan toekwam maar in het westen en zuiden wèl; daar ging zij gepaard met een snel om zich grijpende angst voor de Vijfde Colonne - een angst die achterdocht en verwarring wekte welke beide een aanzienlijke rol gingen spelen bij wat zich verder in dat westen en zuiden aan gevechten ontwikkelde: bij Leiden en Den Haag, in het Westland en Rotterdam, bij Dordrecht en de Moerdijkbruggen. Dan moet gewag gemaakt worden van de aankomst van de Franse troepen en van de Engelse demolition parties, van hetgeen de ministers van Kleffens en Welter in Londen aan teleurstellende ervaringen beleefden, en hoe de strijd er aan het einde van die rode mei voorstond - en het is bij die balans dat wij, gelijk al aangekondigd, terug zullen komen op de verrichtingen van de militaire luchtmacht.J.J.J.Oorschot en luitenant-kolonel J. G. W. Zegers. 2 H. F. M. van Voorst tot Voorst: 'Notities', p.
1 Naar Brussel generaal-majoor G. B. Noothoven van Goor en kapitein A. C. de Ruyter van Steveninck, naar Parijs luitenant-generaal F. van de Vijver en de kapiteins W. T. Carp en P. de Broekert, naar Londen generaal-majoor W. van
XCZuid-Limburg was voor de Duitsers een belangrijk opmarsgebied. Zij hadden er haast. Op X-Zeit zouden, zoals wij in ons vorig deel verhaalden, parachutisten zich meester trachten te maken van drie bruggen die, ten westen en ten zuiden van Maastricht, op Belgisch gebied over het Albertkanaal lagen; voorts zouden dan luchtlandingstroepen met zweefvliegtuigen boven op het grote Belgische fort Eben Emaellanden, van waaruit de Belgen het Maasdal konden bestrijken. De Duitsers hoopten dat zij.die parachutisten en luchtlandingstroepen al in de ochtend van de eerste aanvalsdag zouden kun-nen bereiken. Daartoe moesten zij bij Maastricht zo snel mogelijk de Maas passeren - passeren met een gehele Panzer-Division (de 4de). Samen met die Panzer-Division zouden, van Eysden tot Maasbracht, zes Duitse infanteriedivisies de Nederlandse weerstand moeten breken.
XCHet was, van meet af aan, een hoogst ongelijke strijd.
XCDe territoriale bevelhebber Zuid-Limburg, luitenant-kolonel A. Govers, had niet veel meer dan vijf bataljons infanterie onder zijn bevelen.' Die bezaten tezamen slechts zeven stukken licht anti-tankgeschut en vier anti-tankgeweren": veel kon men daar niet mee uitrichten. De overste mocht hoogstens hopen dat men ten oosten van de Maas en het [ulianakanaal de Duitse opmars enigszins zou kunnen vertragen. Tal van wegversperringen en brugvernielingen waren daar voorbereid. Hij hoopte ook dat de troepen die de eerste Duitse stoot moesten opvangen, him taak verricht zijnde, zich nog bij de verdedigers van Maas en [ulianakanaal zouden kunnen voegen. Die hoop ging niet in vervulling. Nagenoeg overal konden de Duitsers snel oprukken waarbij op de meeste plaatsen weinig verzet geboden werd. Het terreinleende zich daar ook niet voor; elk groepje dat stand hield, werd gemakkelijk omtrokken. Op sommige plaatsen hadden de Duitsers met megafoons waarmee 'Nicht schiessen! Die Holländer schiessen nicht!' geroepen werd, succes" - op andere hadden de Nederlandse troepen, wanneer de eerste Duitsers naderden (soms in vrachtauto's, soms te voet), al hunmunitie reeds verschoten op Duitse vliegtuigen" die intimiderend-laag over Zuid-Limburg vlogen en die voor de verdedigers (geen Nederlands, geen Belgisch, geen Geallieerd toestel vertoonde zich) een zichtbaar teken waren van de verpletterende Duitse overmacht. Geen van de verdedigers in eerste en tweede linie wist nog de Maas ofhet [ulianakanaal te bereiken, met uitzondering van een zeventig man uit7
1 (Sectie krijgsgeschiedenis) C. D. Kamerling: (1952), p. 1. Verder aan te halen als Kamerling: • A.v., p. 82. S A.v., p. 4 A.v., p. 41.
\ ........ '''_.-.''')........ '''_.-.''') '''_.-.''')'''_.-.''')i ( i IX. De Duitse opmars in Zuid-Limburg Situatie: ca. 8 uur' s morgens. De bruggen die door Abwehr-detachementen of door Duitse parachutisten veroverd zijn, zijn met een rode cirkel aangegeven. Op enkele punten zijn Duitse voorhoeden alover de Maas. 7
de buurt van Eysden die naar Belgisch gebied overstaken en daar onder ~erdenking, Duitse militairen in Nederlands uniform te zijn, ontwapend werden.! Het verzet in het grootste deel van Zuid-Limburg zakte zeer snel ineen - zo snel dat de daarvoor aangewezen militairen er niet toe kwamen, het stikstofbindingsbedrijf van de Staatsmijnen te Lutterade (dat de Duitsers bij de productie van explosieven zouden kunnen inschakelen) op te blazen."
XC's Morgens even na zes uur, ruim twee uur na het binnenrukken der Duitsers, was overste Govers bijna de helft van de onder hem ressorterende troepen kwijt. Zijn hoofdtaak kon hij evenwel volbrengen: de aanslagen van de Abwehr op de bruggen bij Maastricht waren, zoals wij in ons vorig deel beschreven, verijdeld en tussen zes uur en half zeven werden de St. Servaesbrug en de Wilhelminabrug alsmede de spoorbrug alle tot springen gebracht. Bij het [ulianakanaal hadden de groepen van de Abwehr door hun vermomming en hun verraderlijk optreden (op verscheidene plaatsen werden Nederlandse militairen onverhoeds neergeschoten) meer succes: de bruggen bij Stein, Urmond en Berg vielen in Duitse handen, die bij Obbicht werd daarentegen bijna vier uur lang door een klein groepje Nederlanders moedig verdedigd; zo ook de sluis bij Bom. Iets verder noordelijk veroverde de Abwehr de brug over het kanaal bij Roosteren; zich dekkend achter een Nederlandse sergeant en een korporaal rukte een Duitse patrouille meteen naar de belangrijke Maasbrug bij Maaseyck op, ten westen van Roosteren. Daar vluchtte de Nederlandse vernielingsploeg, de Belgen konden nog maar net het Belgische deel van de brug opblazen." In de middag kwam even ten zuiden van Maaseyck een Duitse oorlogsbrug gereed."
XCHet gedwongen oponthoud bij Maastricht was voor de Duitsers een niet geringe tegenslag. wel zaten hun luchtlandingstroepen boven op het fort Eben Emael, wel hadden hun parachutisten twee van de drie bruggen over het Albertkanaal· veroverd, maar al deze detachementen drongen via hun radioverbindingen op onmiddellijke hulp aan. Hoe lang zou het duren voor de Duitsers Maastricht konden passeren?
XCOverste Govers beoordeelde de situatie verkeerd. Op grond van de schaarse inlichtingen die hem bereikt hadden, meende hij dat de Duitsers alle bruggen over het Albertkanaal al vast in handen hadden: wat had voortgezet verzet in Maastricht dan voor zin? Misschien zouden de Duitsers de stad waar de bevolking in nerveus afwachten in de huizen zat, met artillerie beschieten of uit de lucht bombarderen - om 8 uur 9 zond hij via de regep.7
1 A.v., 34. 2 E.]. M. Bekman: 'De Nederlandse mijnindustrie gedurende de oorlog', (1949), p. 97. 3 Kamerling: p. 66. 4 Nierstrasz: p. 253.
ringsradiozender die na Troelstra's revolutiedreiging in Maastricht geplaatst was, generaal Winkelman een telegram (niet eens in code, in gewone tekst: de Duitsers vingen het op) van de volgende inhoud: 'Ik zie mij gedwongen, met de Duitse bevelhebber te onderhandelen, aangezien verzet niet langer mogelijk is en aangezien terugtochtswegen in Duitse handen (zijn).'! . Van' onderhandelen' was evenwel geen sprake. Een van de ondercommandanten van overste Govers deelde de Duitsers bij de Wilhelrninabrug mee, dat het verzet gestaakt zou worden.ê Spoedig vervoegde zich een Duitse kolonel op het stafkwartier. Op zijn vraag waar de Nederlandse artillerie stond, werd hem geantwoord dat die er niet was, waarop hij ongelovig de schouders ophaalde en zei: 'Wie wollen Sie kämpfen wenn Sie keine Artillerie haben?'3 Er waren, toen overste Govers zich overgaf, vier-en-veertig Nederlandse militairen gesneuveld of dodelijk gewond geraakt, de meesten aan het [ulianakanaal, vijf in en bij Maastricht+
XCMet dat al konden de Duitsers bij Maastricht met hun tanks niet over de Maas. Ze sloegen er twee pontonbruggen waarvan de eerste pas in de nacht van 10 op II mei gereed kwam. Intussen hadden ze een gevechtsgroep door Maastricht naar het Albertkanaal gezonden; de leden van die groep moesten met rubberbootjes en op planken van het oostelijk deel van de St. Servaesbrug naar het westelijk deel gaan dat, na de ontploffing, zo steil uit de Maas oprees dat de Duitsers met ladders tegen het brugdek moesten opklauteren+ Eben Emael capituleerde in de ochtend van de II de, de tanks van de 4de Panzer-Division hadden toen zowel de Maas als het Albertkanaal al achter zich gelaten.
XCWat de bevolking van Zuid-Limburg betrof: de intocht van de Duitsers had bij velen angst gewekt; anti-Duitse geschriften (kwam het misschien tot huiszoekingen?) werden in groten getale verbrand. "tWas opmerkelijk, zoveel schoorstenen die schitterend te noemen zonnemorgen van de rode mei stonden te roken in Vaals', schreef een inwoonster in haar dagboek." Zal het elders anders geweest zijn? In Vaals werden enkele conununisten meteen gearresteerd en weggevoerd." De meeste Duitse soldaten hadden het druk met het bestormen van winkels om met hun Reichskreditkassenscheine sigaretten en chocola te kopen. 'Sommige van die heren', aldus het dagboek dat wij zojuist citeerden, 'informeerden daarbij waar zij nu eigenlijk waren, en wamleer hun gezegd werd: jelui bent Nederland binnengevallen, stondenJ.
1 Tekst in 1 4 (CDr, 32.II39). 2 Kamerling: p. 70. 3 A.v., p. 71. • A.v., p. 81. Ii Nierstrasz: p. 256. 6 C. M. Käller-Wigman: 'Verslag van de Duitse invalop 10 mei 1940', p. 5 (Collectie dagboeken, no. 289a). 7 A.v.
ze stomverbaasd (nicht mäglich!).'l Andere Duitsers begonnen maar vast met het vorderen en wegvoeren van paarden en vee.ê 'De bevolking van Vaals' (maar was het niet ook zo in Sittard en Heerlen, in Gulpen en Valkenburg en in tal van andere stadjes en dorpen ?)
XC'stond overal in groepjes en rijenlangs de wegen, woedend, machteloos, dikwijls met tranen in de ogen, het brutale indringersgedoe gade te slaan en wij, mijn man en ik, als nuchtere Hollanders van boven de Moerdijk, hebben ons werkelijk in die eerste uren en dagen grotelijks verheugd over de houding van deze bevolking die door de directe grens- en farnilieverhoudingen toch dikwijls zo innig en nauw verbonden was en is met de Duitse naburen. Meestal stonden ze (ook de meisjes en vrouwen) afwijzend tegenover de invallende soldaten. Later werd dat anders en hebben wij ons ten hoogste moeten ergeren. Anderzijds werden bij de inval door Nazigezinde inwoners en NSB'ers de Moffen toegejuicht met de hakenkruisvlag die op vele plaatsen werd uitgestoken. Op andere plaatsen werd (0 stomme, dormne mentaliteit!) de Duitse soldaten koffie geschonken, kommen vol. Een Hollandse boerenvrouw in Vaals deed dat eveneens en daarover door Vaalsenaren aangesproken, antwoordde zij: 'Het zijn toch maar arme, vermoeide jongens, mensen als wij, ze hebben zo lang en ver moeren lopen' - toch werd zij door de dreigende houding van de anderen genoodzaakt, haar liefdevolle houding stop te zetten. Behalve de gemotoriseerde troepen maakten over het algemeen de Mofse soldaten een armzalige indruk, wat hun haveloze en vuile kleding betrof."
XCEen armzalige indruk - het moge zo zijn. Maar hun bewapening was in orde.
XCDe zes Duitse divisies en de ade Paneer-Division die in enkele uren dwars door Zuid-Limburg trokken, behoorden tot het zesde Duitse leger dat, zou men kurmen zeggen, als hoofdopdracht had, aan te vallen in de richting van Brussel en Antwerpen. Daartoe moest het ten noorden van Zuid-Limburg de Maaslinie overwinnen en, zo nodig, door het zuidelijk deel van de PeelRaamstelling heenbreken. Op het noordelijk deel zou een aanval uitgevoerd worden door onderdelen van het achttiende leger dat de verovering van deA.v., p.A.v., p.A.v., p.
1 7. 2 8. 3 7-8.
Vesting Holland als hoofdtaak had. Bij dat achttiende leger behoorde de ode Panzer-Division die dwars door Noord-Brabant naar de Moerdijkbrug moest gaan en vandaar naar Rotterdam. De Nederlandse troepen aan.deMaas ten noorden van Maasbracht en in de Peel-Raamstelling werden dus door delen van twee Duitse legers aangevallen (het zesde en het achttiende), en wel door zes infanteriedivisies in eerste linie, ondersteund door pantsertreinen op de lijnen naar Roermond, Venlo en Gennep; op die infanteriedivisies volgden twee Panzer-Divisionen de al genoemde çde Panzer Division die bij Gennep, de 3de Panzer-Division die bij Roermond de Maas moest passeren.
XCDe numerieke overmacht van de Duitsers was groot. De Maaslinie, hoofdzakelijk bestaande uit ruim driehonderd grote en kleine bunkers, was slechts met zeven bataljons bemand - bij elkaar niet veel meer dan één divisie. Die bataljons vormden een langgerekt scherm zonder enige diepte. De PeelRaamstelling werd door zestien bataljons verdedigd. Daar en aan de Maas hadden de Duitsers het voordeel dat zij nauwkeurig konden bepalen waar zij hun aanval zouden concentreren. Een klein deel van de Nederlandse troepen aan de Maas en een groot deel van de troepen in de Peel-Raamstelling kreeg op die rode mei geen enkele Duitser tegenover zich en behoefde dus geen schot te lossen; des te zwaarder kwam de slag aan in de sectoren die de Duitsers voor hun operaties uitgekozen hadden.
XCMen had aan Duitse kant gehoopt dat men, door list of door verrassing, zo al niet aile dan toch vele van de bruggen over de Maas ongeschonden in handen kon krijgen. Dat gelukte, zoals wij in ons vorig deel beschreven, bij de spoorbrug te Gennep. Militair was dat van groot belang. Een pantsertrein, gevolgd door een goederentrein waarin zich een bataljon infanterie bevond, kon kort na X-Zeit (zie kaart X op pag. 11) volkomen ongehinderd west 17 tf'c waarts rijden; in het gebied tussen de Maas en de Peel-Raamstelling waren toen de vernielingen nog niet aangebracht en de versperringen nog niet gesteld; de twee treinen (die door menigeen aanvankelijk voor Nederlandse treinen gehouden werdenl) konden brug na brug passeren; daar waar de rails de Peel-Raamstelling sneden, waren de stalen balken van de Z.g. aspergeversperring nog niet in de betonnen voetstukken geplaatst. Kort na half vijf kwamen beide treinen bij de kleine halte zeeland die ongeveer een kilometer ten westen van de stelling lag, tot stilstand en het grootste deel van het bataljon werd ontladen. Op de gevechten welke zich toen ontwikkelden, komen wij straks terug.
1 Getuige F. C. L. Raadsveld, dl. I c, p. 329.
XCMet de spoorbrug in handen konden de Duitsers tegenover Gennep op de westelijke oever van de Maas, noorden zuidwaarts uitzwermend, de Nederlandse verdedigingslinie een eindweegs oprollen. Aan de spoorbrug hadden zij, hoewel zij die met bielsen geschikt maakten voor ander verkeer, niet voldoende; dicht er bij begonnen zij met het slaan van een pontonbrug - die was vooral nodig voor de ode Panzer-Division waarvan de honderdvijftig tanks die vrijdag uit Duitsland kwamen aanrollen.
XCBehalve de spoorbrug te Gennep gingen alle bruggen over de Maas tijdig de lucht in. In ons vorig deel beschreven wij, hoe dat bij de verkeersbrug en de spoorbrug te Roermond (beide object van aanslagen door detachementen van de Abwehr) nog maar op het nippertje gelukte; de spoorbrug ging de lucht in terwijl er zich al Duitsers op bevonden. Hetzelfde geschiedde bij de naast elkaar liggende spoor- en verkeersbruggen te Venlo. Een gemotoriseerde groep Duitse pioniers had opdracht, die bruggen op of kort na X-Zeit in handen te krijgen - zij bereikte ze evenwel eerst een minuut of twintig later. Toen wist men aan Nederlandse zijde reeds dat de bruggen in Roermond vernield waren. De Venlose bruggen hadden electrische ontsteking: één druk op de knop was voldoende om ze de lucht in te laten gaan. Een sergeant aan de westelijke oever zag een aantal verdachte personen in onduidelijk uniform de bruggen opkomen, kon met zijn kijker zien hoe er een soldaat naar de ontstekingskast omhoog klom, wachtte niet op nadere ordérs, maar rende zijn bunker in en drukte op de knop. De bruggen sprongen de lucht in met achttien Duitsers er op van wie er tien sneuvelden. De pantsertrein die de spoorbrug had moeten passeren, kwam niet verder dan het station Venlo. Meteen werd druk gevuurd. De compagnie die op de westelijke oever bij de gesprongen bruggen in stelling moest gaan, werd in Blerick tegenover Venlo in de kazerne verzameld, 'velen raakten overstuur zodat de compagniescommandant krachtig de orde moest herstellen.'! De Duitse aanslag was mislukt.
XCDan waren er, verder stroomafwaarts (zie kaart X op pag. 75), nog twee andere spoorbruggen: bij Mook (spoorlijn Nijmegen-Venlo) en bij Ravenstein (spoorlijn Nijmegen-Den Bosch) en één verkeersbrug : bij Grave. Die bij Maak sprong om 4 uur 30,2 die bij Ravenstein om 5 uur IS, die bij Grave (door onbegrijpelijk en gevaarlijk talmen van de plaatselijke commandant) pas om 6 uur 45. 3 Op geen van die drie bruggen hadden de Duitsers aanslagen voorbereid.Noord-Brabant, mei 1940 (1953), p. 94, 9<>-97.Verder aan te halen als Nierstrasz: Noord-Limburg en Noord-Brabant. 2 A.v., p. 179. 3
1 (Sectie krijgsgeschiedenis) V. E. Nierstrasz:
XCNiet alleen de bruggen over de Maas waren onder bewaking gesteld maar ook de pontveren. Er waren tussen Maasbracht en Grave achttien van die oeververbindingen. Tevoren was opdracht gegeven, in elke veerboot explosieven aan te brengen; de boten moesten bij een Duitse aanval midden op de rivier tot zinken gebracht worden. Dat gelukte op de lode mei met nagenoeg alle veerponten, helaas niet met die in Roermond waar vergeten was, voor de springlading te zorgen. De pont lag er aan de westelijke oever. Terwijl de Duitsers al aan de oostelijke oever zaten, poogde een moedige sergeant-majoor van de politietroepen met enkele korporaals alsnog de lading aan boord te brengen, 'halverwege wordt hij echter', aldus een verslag, 'door het razende vuur van de Duitsers getroffen en letterlijk uit elkaar gereten; de overblijfselen hangen als wasgoed aan de prikkeldraadversperringen."
XCWaar (met uitzondering van Gennep) bruggen en veerponten ontbraken, moesten de Duitsers met andere middelen de Maas oversteken. Zij hadden daar een dertiental punten voor uitgekozen die meest dicht bij het eindpunt van de aanvoerwegen uit Duitsland lagen. De Nederlandse bunkers op de westelijke oever hadden zij zorgvuldig verkend en in kaart gebracht en voor het oversteken hadden zij als regel hun keuze laten vallen op sectoren waar door bochten in de rivier het vuur uit die bunkers het minst effectief zou zijn. Aan elke poging, de rivier over te steken, ging dan een zware beschieting vooraf waaraan bij het gedeelte van de Maas dat op enkele kilometers afstand van de Duitse grens lag, deelgenomen werd door zware houwitsers die op Duits gebied stonden. De uitwerking van het artillerievuur werd waargenomen uit kleine vliegtuigjes, bij Mook uit een kabelballon die boven het Reichswald hing. De Duitse opzet was, aan een bepaald riviergedeelte bunker na bunker buiten gevecht te stellen (de lichtste bleken niet bestand tegen de Duitse granaten) om daarna, soms onder dekking van een rookgordijn, in rubberbootjes (kleine voor een man of vijf, grote voor een man of twintig) troepen over te zetten; die bootjes werden door de inzittenden naar de overkant gepagaaid. Lukte die eerste overtocht, dan werd de rubberboot aan een lijn teruggehaald; zo kon men de Duitse troepen aan de westelijke oever versterken en die konden dan, zijwaarts uitzwermend, de Nederlandse bunkers en andere weerstandsnesten gaan opruimen.
XCPlaatselijk kwam het tot hevige strijd.
1 H. H. A. Sengers: 'Herinneringen' (1946), p. 23 (Collectie dagboeken, no. 776).
XCHet uitbreken van de oorlog was voor de Nederlandse militairen aan de Maas en in de Peel-Raamstelling een enorme schok geweest. Keer op keer was hun ingeprent dat zij 'tot de laatste man' moesten standhouden - dat waren zo van die consignes die, zo lang het vrede was, geen enkele realiteitswaarde hadden. Op 7 mei was de alarmtoestand afgekondigd, in de twee daarop volgende nachten waren velen al slaap tekort gekomen - en nu opeens, Ia mei in alle vroegte, ratelend machinegeweervuur en kanongebulder aan de Maas, hier en daar laag overvliegende Duitse toestellen, brandende boerderijen, 'paarden en koeien die gek van angst door elkaar hollen, alles vertrappend.'!'Er is geen twijfel meer mogelijk', aldus een in Asten ingekwartierd militair die zijn eigen reacties met prijzenswaardige zuiverheid beschreef,
XC'de hel van de oorlog is over ons losgebroken en ik zit er midden in! Ik krijg een huilbui en begin luidop te bidden, vervuld als ik ben met gedachten aan mijn vrouwen kinderen. Juffrouw Martens wekt Joosten die in de kamer naast de mijne slaapt en ik loop helemaal van streek naar beneden en de deur uit. Daar is half Asten al op de been. Iedereen weet iets en langzaam begint de situatie tot me door te dringen ... Joosten komt nu ook doodsbleek en ontdaan beneden en ik word bij de buren voorzien van een kop thee en een paar beschuiten die ik haastig naar binnen werk. 't Geraas en gedreun duurt voort, maar ik kom inmiddels wat tot bedaren. Als 't dan toch moet wezen, dan in Godsnaam en dan ken ik mijn plicht.
XCOp 't Koningsplein is 't precies als op de markt. Overal mensen in groepjes voor de huizen, zenuwachtige gesprekken en bleke gezichten. Bij 't Heilig Hartmonument loopt onze aalmoezenier op z'n eentje heen en weer. Ik bedenk me geen ogenblik en vraag hem om te biechten. Heen en weer lopend regel ik mijn zaakjes met Onze Lieve Heer en vraag na afloop van de absolutie om zijn priesterzegen voor mij en mijn gezin. Ik was ongetwijfeld de eerste, maar aanstonds komen er meer die me op een afstand hebben bezig gezien. Ik voel me rustiger worden; er komt zelfs een soort vastberadenheid over me die ik niet had verwacht en waar ik zelf me inwendig over verbaas."
XCBij hoevelen die aanvankelijk 'doodsbleek en ontdaan' waren maar in wie, tot eigen verrassing, 'een soort vastberadenheid' groeide, speelde zich een
XC1 A.v., p. 13. ']. H. Th.]. Westen: 'Relaas van mijn belevenissentussen 10 mei en II juni 1940', p. 16-18 (a.v., no.
overeenkomstig proces af? Wij mogen niet generaliseren. Nagenoeg aile militairen waren in den beginne bevreesd - bevlogen van de angst, gewond te raken of het leven te verliezen. De een at in zijn nervositeit alles op wat maar eetbaar was (om te beginnen het militaire noodrantsoen), de ander kon geen hap door de keel krijgen. Schokkend was steeds de vuurdoop - het fluiten der kogels en gieren der granaten, de ontploffingen, het zien van de eerste gewonden, de eerste gesneuvelden. Ergens bij de Maas in NoordBrabant doken twee Duitse duikbommenwerpers op een Nederlandse luchtafweerbatterij neer. 'Een van de mannen van het afweergeschut', schreef een militair die met zijn compagnie langstrok, 'was doodgeschoten. Het is moeilijk, de emotie te beschrijven die we voelden toen we hem zagen liggen. Je was verontwaardigd maar niet eens razend, meer nieuwsgierig dan iets anders. De eerste gesneuvelde! 'Ik wou dat ik voorlopig een vogeltje was', zei iemand. Het was de eerste keer in zijn leven dat hij een dode zag. Het was een schok, zoals de beschieting uit de lucht, waarvan geen van ons tevoren een voorstelling had. De rest van die dag lagen we langs de dijk, zoveel mogelijk onder de bomen. Wij waren al gedemoraliseerd.I
XCMen ziet: deze compagnie werd verder die eerste dag niet in de strijd betrokken. Bij vele van de onderdelen aan de Maas waar dat wèl het geval was, kwam men over de schok van de vuurdoop heen, aanvaardde de gevaren en risico's van het gevecht en sloeg vastberaden van zich af. Het feit dat men (met slechte verbindingen!) in kleine groepjes bijeen zat (een paar man samen in één bunker of dicht naast elkaar in Z.g. schuttersputjes) had, naast nadelen, het grote voordeel dat van het voorbeeld van één flinke kerel een onmiddellijk effect kon uitgaan. Neem die wachtmeester die bij een klein veerbootje over de Maas, dicht bij het klooster van St. Agatha (tussen Gennep en Mook: een punt waar de Duitsers de rivier wilden oversteken) een stokoud kanon bediende:
XC'De omgeving van het voetveer ... lag onder zwaar vuur, waarvan in het bijzonder het kanon van 8-staal, bediend door een wachtmeester en acht man, te lijden had. Deze flinke wachtmeester besloot af te wijken van zijn instructie om slechts op pantserwagens te vuren, deed de voorbereide hulpmiddelen voor nachtelijk vuur afbreken en het stuk omzetten, zodat hij vuur kon brengen op een vijandelijk mitrailleursnest in een schuur naast het veerhuis.
XCHoewel het vijandelijk vuur het bijna onmogelijk maakte, het kanon te richten, slaagde hij daarin en wist de schuur met het mitrailleursnest te vernietigen. Hij zelf werd driemaal gewond en had daardoor een verlamde arm. Des
XC1 M. Smedts in Den vaderland getrouwe. Een boek over oorlog en verzet ... geschreven door mensen die beleefd hebben wat ze schreven (1962), p. 18.
X. De val van de Maaslinie Plaatsen en tijdstippen waarop de Duitsers op de ochtend van 10 mei de Maas over schreden, zijn in rood aangegeven. Alleen de Nederlandse troepen die zich aan het . niet-aangevallen Maasgedeelte bevonden, konden naar de Peel-Raamstelling terugkeren.
niettegenstaande bleefhij in actie en wist hij zelfs een brandend stuk camouflagenet van de kruitton te verwijderen. Van zijn mannen werden er vier gewond en tenslotte moest het stuk worden verlaten, waarna de bediening met de karabijn verder streed.
XCDe wachtmeester raakte bewusteloos, kwam eerst in de namiddag tot bewustzijn en sleepte zich toen naar het klooster waar hij werd verzorgd.'l
XCDe Duitsers waren toen bij St. Agatha alover de rivier, maar dat was hun eerst om elf uur' s morgens gelukt." Op sommige andere punten nam het hun nog meer tijd. Bij Venlo, waar zij zich in alle huizen aan de rivierkade genesteld hadden, wist één compagnie (ca. tweehonderd man) tot in de avond een heel Duits regiment (ca. vierduizend militairen) te beletten, over de Maas te komen - 'een resultaat dat voortreffelijk kan worden genoemd', aldus de zeer zorgvuldige en met zijn lof zeer spaarzame Nierstrasz. 3 Bij Roermond hielden (terwijl een deel van de bevolking door nieuwsgierigheid gedreven, onbewust van gevaar, naar de gevechten stond te kijkerr') honderd man een Duits regiment vier uur lang op - en waarlijk, ook hier zetten de Duitsers alles op alles om snel over de rivier te komen:
XC'Rubberbootjes glijden de Maas in, Duitsers er in, laag kruipend tegen het koele rubber dat hun geen bescherming bieden zal.
XCTreffers op onze bunker. De schietgaten brokkelen af na elke treffer - stofwolken verduisteren de felle schichten der wapens die het vuur beantwoorden.
XCHet rubberbootje is op de helft van de Maas gekomen - wordt gegrepen door een kogelbundeluit de mitrailleur van de kazemat. Daar achter brandt het dorp.
XCLangzaam glijden de Duitsers van het bootje in het rusteloze water van de Maas - aan een lijntje trekken de troepen aan de kant het bootje weer terug.
XCLijken in de Maas - grotesk in hun houding. Ik tel er tientallen. Gewonden brullen en zinken.
XCWaarom zinken de gewonden en blijven de lijken drijven?
XC'n Vuurstoot van onze troepen - 'n vuurstoot van de Duitsers. Wéér wordt het bootje teruggetrokken, Driemaal - viermaal - vijfmaal. Duidelijk onderscheid ik de Duitse officieren die met de revolver in de hand de bootjes weer vol krijgen ... Ze komen toch niet verder dan het midden - steeds acht tot tien Duitsers tegelijk.'
XCDan wordt de Duitse artilleriebeschieting te zwaar; de bunker wordt verlaten:
XC1 Nierstrasz: Noord-Limburg en Noord-Brabant, p. 17I. 2 A.v., p. 188. 3 A.v., p. 107. 4 (Minist. van binnenl. zaken) J. Koolhaas Revers: Evacuaties in Nederland 1939-194°, p. 23I. Verder aan te halen als Koolhaas Revers: Evacuaties.
XC'We kunnen het niet houden - het is teveel. Slag op slag - dreun na dreun - de eentonige dood, en dan al dat stof. .. Waar blijft onze artillerie? ...
XCHet is gruwelijk te zien hoe de granaten huishouden onder onze troepen; gewonden worden langs de weg gelegd - verminkte lichaamsdelen bij elkaar gezocht en netjes met een tentzeiltje bedekt. Daar tussen zitten de soldaten in geimproviseerde schuilkelders, biddend bij de ene voltreffer, vloekend bij de volgende, gebogen om zo dicht mogelijk bij de grond te zijn, luisterend naar het gieren, dat onheilspellend gieren. Nooit hebben we de aarde meer gewaardeerd dan wanneer we onze angstige gezichten in de koele grond drukken, wachtend op het barsten van de granaten, de vingers in onze oren of diep in de grond geklauwd - blij, wanneer we het zachte ruisen van het stof op onze nek voelden neerkonlen.' 1
XCVerscheidene, vooral kleinere bunkers waren er in de Maaslinie waar, door Duitse voltreffers, de gehele bemanning sneuvelde. Behalve bij Venlo waren de Duitsers aan het eind van de ochtend evenwel overal waar zij dat wilden, over de rivier gekomen - 'met een geweldig élan en ontzag inboezemende doodsverachting', schrijft Wilson. 'Er werd gepagaaid onder de maatroep 'Sieg-Heil!' '2
XCWas de overtocht eenmaal gelukt, dan kostte het de Duitsers op de meeste plaatsen niet veel moeite, de dunne Nederlandse linie op te rollen; menigmaal dreven zij daarbij Nederlandse krijgsgevangenen voor zich uit om zich te dekken." Op punten die goede wegverbindingen hadden, begonnen zij, was de westelijke oever eenmaal veroverd, onmiddellijk met de aanleg van oorlogsbruggen: bij Wessem, bij Roermond (waar ze eerst de niet-opgeblazen veerpont konden gebruiken"), ten zuiden en ten noorden van Venlo, bij Gennep (al genoemd) en bij Mook - al die bruggen kwamen in de loop van de rode mei gereed. Op de oostelijke oever waar de Nederlandse grensposten soms geen of weinig, soms hardnekkig verzet geboden hadden, was de mannelijke bevolking toen in menig oord al gedwongen, voor de Duitsers te werken: versperringen moesten opgeruimd worden," paarden en wagens werden gevorderd om de Duitsers bij hun transporten te helpen."
XCAan een gedeelte van de rivier, ongeveer halverwege Venlo en Mook, tussen de opmarsgebieden van zesde en achttiende leger, verschenen geen Duitsers. Het Nederlandse bataljon dat hier in stelling lag, kon samen met de aangrenzende compagnieën van andere bataljons in vrij goede orde op de Peel-Raamstelling terugtrekken; overigens waren er maar weinig NederA.v.,(z.j.), p.A.v., p.
1 H. H. A. Sengers: 'Herinneringen', p. 21-23. 2 Wilson: p. III. 3 Nierstrasz: p. 100, II3. 4 p. 67. 5 14. 6 16.
landse militairen welke die stelling wisten te bereiken. Sommigen konden zich dagenlang schuilhouden, de meesten werden nog op de rode mei krijgsgevangen gemaakt. Hier en daar was van de commandant van de Peeldivisie (onder wie, na het vertrek van de commandant van het lIlde legerkorps, ook de Maaslinie ressorteerde) bericht gekomen 'dat de Fransen in aantocht waren'l_ maar de Fransen waren niet te zien; zoveel te meer Duitsers. Waren die eenmaal over de rivier, dan was er, gegeven hun numerieke en materiële superioriteit, geen houden meer aan. 'Doorvechten tot de laatste man' leek zinloos. De meeste ondercommandanten gaven zich spoedig over. Bij Beegden kreeg een compagniescommandant 'een waarlijk lumineus idee. Hij doet een voorstel. Wat zullen we doen: ons overgeven of doorvechten? Doorvechten tegen wie? Moeten we soms guerrillastrijders worden? Daarover zullen we stemmen: vóór of tegen overgave. Het resultaat is, dat het merendeel voor overgave stemt ... Ordonnansen worden uitgestuurd om het bericht van overgave te verspreiden. Allen moeten direct de wapenen neerleggen en verzamelen in het dorpje Beegden.
XCDit was dus het einde van zeven uur verbitterde tegenstand. Zeven uur? Het lijken mij eeuwen toe.
XCHet bericht van de overgave brengt overal verbittering teweeg. Hoewel de meesten doordrongen zijn van het hopeloze van de toestand waarin we verkeren en doorvechten pure zelfmoord is, geeft deze blote mededeling een bittere smaak in de mond ... Uit machteloze woede worden de geweren stuk voor stuk kapot geslagen en de Maas in gegooid. Alle munitie verdwijnt eveneens in onze grootste verdediging, de Maas. Sommige soldaten lopen de tranen over de wangen nu alles voorbij is ...
XCDe café's zijn in een minimum vol. We zullen welnaar Duitsland moeten en dan zul je geen bier proeven. Maak dus van de gelegenheid gebruik, zo lang je kunt. En daar gáán de pullen bier. Met het bierschuim op de lippen komen de verhalen los _ voelen we ons weer wat op ons gemak ... Uit de soldatencantine wordt alle tabak, sigaren en sigaretten alsmede chocolade die er nog over is, onder ons verdeeld en alle flesjes bier wordennetjes 'soldaat' gemaakt. Proost."
XCEr waren aan de Maas, aldus Nierstrasz, 'op vele plaatsen bewonderenswaardige staaltjes van moed en volharding beroond'"; aan het opperbevel van het Duitse zesde leger werd des avonds door de staf van een der Duitse legerkorpsen een bericht gestuurd waarin sprake was van 'der tei/weise starke und tapfere Widerstand' aan het [ulianakanaal en aan de Maas" _ het nam alles• Abendmeldung, Ia mei 1940, van het Xlde Armeekorps aan Armee-Oberkommando
1 Nierstrasz: p. II6. 2 H. H. A. Sengers: 'Herin neringen', p. 34-35, 38. S Nierstrasz: p. 188.
niet weg dat de Maaslinie al aan het eind van de eerste oorlogsochtend had opgehouden te bestaan.
XCWat was gebeurd met de Duitse pantsertrein die tot achter de Peel-Raamstelling tot bij de halte Zeeland was opgestoomd en hoe was het het Duitse bataljon vergaan dat daar kort na half vijf de goederentrein die de pantsertrein volgde, verlaten had?
XCDe pantsertrein reed, met een aantal vurende Duitsers er in, een klein uur later terug. Toen zaten bij de Peel-Raamstelling de stalen balken van de asperge-versperring in de voetstukken. De trein derailleerde; veel verder zou hij toch niet gekomen zijn, want tussen Peel-Raamstelling en Maas waren inmiddels de bruggen opgeblazen. Een deel van het bataljon dat uitgestapt was, snelde naar de stelling (hier niet veel meer dan een kanaal met flinke hindernissen en met bunkers aan de westelijke oever) en verdreefde totaal verraste en verbouwereerde Nederlandse verdedigers die geen seconde met een aanval in de rug rekening gehouden hadden, uit een stellinggedeelte ter weerszijde van de spoorweg dat ongeveer drie kilometer lang was. Een ander deel van het Duitse bataljon rukte op in de richting van een afdeling veldartillerie die op enige afstand achter de Nederlandse stelling stond. Negen oude kanonnen waren het, van het type 8-staal dat wij al eerder noemden. Drie aan drie stonden ze opgesteld. Snel werden ze omgedraaid en, de twee achterste batterijen over de voorste schietend, losten ze salvo op salvo:
XC'wild wordt er gezwoegd. Op zij! bangg! - achteruit steigert het kanon 'pak an, naar voren!' - de kanonniers zwoegen hem weer op z'n plaats - tegelijk worden nieuwe brisantgranaten aangesleept - 'Open dat sluitstuk!' - hete walm slaat in 't gezicht, kan niet verdommen - 'laden!' - er in die granaat - dèngg, dicht! - tegelijk geeft de richter al de richting - 'gooi om die staart - naar rechts - nog iets - zo schiet ik net langs die boom' - klaar - eraf! opzij! - 'bukken jullie daar!' - ruk - bàngg!
XCHet begint goed te gaan - als we het maar halen _'1
XCZe haalden het, de zwoegende artilleristen. Die aanval werd niet doorge
XC1 H. A. Robbé Groskamp in (RvO) Dagboekfragmenten 1940-1-945 (1954), p.
XI. Het gevecht bij Mill Het uit de goederentrein uitgeladen Duitse bataljon viel in de aangegeven richting aan en werd daarbij door de batterij 8-staal afgeslagen waartoe de kanonnen moesten omzwenken als aangegeven door de stippellijnen. Het rood-gearceerde stellingge deelte werd door de Duitsers veroverd. De pantsertrein ontspoorde bij de rode punt.
XCzet, maar daarmee waren de andere Duitse infanteristen nog niet uit het stellinggedeelte bij de spoorweg verdreven. Lukte die verdrijving niet, dan zou de gehele Peel-Raamstelling spoedig opgerold worden.
XCEr ging in die kritieke situatie van de commandant van de Peeldivisie, kolonel L. J.J. Schmidt, niet veelleiding uit; die eerste ochtend ging een groot deel van zijn tijd verloren met verplaatsingen van zijn hoofdkwartier, eerst van Eindhoven naar de buurt van Helmond, daarna van Helmond, waar zijn verbindingen niet deugden, naar Vught waar hij betere had. Hij kreeg ook weinig inlichtingen. Om kwart over vijf, nog vóór zijn eerste verplaatsing, was door de commandant van het lIlde legerkorps, generaal-majoor A. A. van Nijnatten, met machtiging van generaal Winkelman besloten dat een deel van de Lichte Divisie (die met het lIlde legerkorps benoorden de
rivieren moest gaan), nl. het tweede regiment huzaren-motorrijders, uit de buurt van Vught waar die divisie gelegerd was, zo snel mogelijk naar het stellinggedeelte tussen de halte zeeland en het dorp Mill zou gaan waar de Duitsers zich genesteld hadden. Kolonel Schmidt bleef hier onkundig van.' Het werd overigens zeven uur, voor de vijfhonderd man van de huzarenmotorrijders mèt hun vier-en-twintig mitrailleurs en vier stukken licht antitankgeschut klaar waren voor vertrek. Toen zij later in de ochtend Mill naderden, hadden de Duitsers ruim de tijd gehad, zich stevig te verschansen in de Nederlandse verdedigingswerken die zij bezet hadden. Pas in de middag zetten de huzaren-motorrijders een slecht gecoördineerde aanval in. Het terrein was voor oprukken onder vijandelijk vuur veel te open, mortieren hadden zij niet, ook kregen zij veellast van de aangelegde hindernissen - ze schoten niet op. wel werd de goederentrein die nog bij de halte Zeeland stond, eerst doorzocht en later in brand geschoten. Bij het doorzoeken trof men er een klein aantal Nederlandse uniformstukken in aan, zo goed als zeker buitgemaakt in de militaire barak bij de brug te Gennep - het Algemeen Hoofdkwartier kreeg evenwel iets later bericht dat in de trein 'grote hoeveelheden Nederlandse uniformen waren gevonden.P Sinistere mededehug! Blijkbaar wilden de Duitsers, in strijd met het oorlogsrecht, een aanzienlijk deel van hun troepen in Nederlandse uniformen steken!
XCInde loop van de middag kwamen er, van de Maas oprukkend, steeds meer Duitsers bij de Peel-Raamstelling aan, eerst bij Mill, later bij sectoren daar in de buurt. Spoedig regende het granaten op de Nederlandse stelling, de kleinste bunkers werden weer na korte tijd doorboord. Desniettemin hielden de verdedigers aanvankelijk stand. Maar waar, zo vroeg men zich in spanning af, bleven de bataljons van het lIlde legerkorps? Waar bleven de Fransen? Van uur tot uur werd de Duitse druk sterker. In het begin van de avond, om kwart voor zeven, verschenen enkele Duitse duikbommenwerpers. Ze doken omlaag, de duik deed een gefluit ontstaan van haast ondragelijke kracht en scherpte - bommen sloegen in, ritsen mitrailleurkogels flitsten over de grond. Slachtoffers vielen er aan Nederlandse kant niet maar de inzet van dat nieuwe wapen was, na de spanningen en verschrikkingen van een eindeloos lijkende dag, voor menigeen meer dan hij nog verdragen kon, 'het moreel van velen (werd) volkomen gebroken." Groepen militairen verheten de stelling en renden westwaarts. Anderen hielden stand. De duisternis begon te vallen. Alle telefoonverbindingen waren verbroken. Geheimzinnige Duitse lichtsignalen kon men waarnemen. Geruchten gingen de ronde doen dat de vijand
XC1 Nierstrasz: Noord-Limburg en Noord-Brabant, p. 193. 2 A.v., p. 208. 3 A.v., p. 21 7·
al op tal van plaatsen door de stelling heen was. En inderdaad: hoewel de Duitse commandant over veel minder artillerie beschikte dan hij wenste, besloot hij in het avondlijk duister aan te vallen. Om kwart over negen zette hij die aanval in. Van de bruggen over het defensiekanaal stonden alleen nog maar de jukken overeind maar men had aan Nederlandse kant verzuimd, de planken die het brugdek vormden, af te voeren: zo konden de Duitsers op verscheidene punten ter weerszijden van de doorbraak bij Mill over het defensiekanaal komen. Het betrokken stellinggedeelte werd 's nachts door de meeste Nederlandse troepen verlaten, pas's morgens om acht uur keerde een deel der manschappen daar waar nog geen Duitsers waren, in de stelling terug. De order dat de gehele Peel-Raamstelling ontruimd moest worden, had hen niet bereikt.
XCOngeveer om acht uur in de avond van de rode mei was kolonel Schmidt tot de conclusie gekomen dat de Duitsers bij Mill definitief door de PeelRaamstelling heen waren; handhaafde hij zijn troepen in de gehele stelling, dan zouden deze, afgezien nog van mogelijke gevaren uit het zuiden waar de stelling aan de Belgische grens abrupt ophield en dus gemakkelijk omtrokken kon worden (hetgeen de Duitsers nalieten-), vak voor vak van het punt van doorbraak uit opgerold worden. In de meeste vakken was geen schot gelost; het leek de kolonel niettemin aanbevelenswaardig, de troepen in de nacht terug te trekken achter de Zuid-Willemsvaart. Telefonisch stelde hij het Algemeen Hoofdkwartier voor, met die terugtocht om twee uur 's nachts te beginnen. Generaal-majoor van Voorst tot Voorst vond dat te laat: om vier uur zou het weer licht zijn. Afgesproken werd, dat de terugtocht op de Zuid-Willemsvaart te middernacht een aanvang zou nemen en dat kolonel Schmidt zijn hoofdkwartier naar het telefoonkantoor te Tilburg verplaatsen zou: het vierde hoofdkwartier al dat hij binnen vier-en-twintig uur zou betrekken. De kolonel deed de orders voor de terugtocht omstreeks negen uur 's avonds uitgaan."
XCIn het stellinggedeelte waar gevochten werd, bereikten, gelijk gezegd, die orders de troepen niet. In de andere vakken kwamen zij wèl door, maar daar werden zij in enkele gevallen weer niet aan alle onderdelen doorgegeven. In het donker ontstond een enorme verwarring. Een deel van de Peeldivisie ging te voet naar de Zuid-Willemsvaart, een ander deel netste er heen, sommige detachementen maakten gebruik van gevorderde autobussen en personenauto's. Wat er aan artillerie was (ook de stukken 8-staal) werd achtergelaten; zo ook een groot deel van de mitrailleurs en de munitie en bijna al het
XC1 Wilson: Vijf oorlogsdagen, p. 63-64. 2 Nierstrasz: Noord-Limburg en Noord
verbinclingsmateriaal. De stemming was gedeprimeerd, vooral bij de troepen uit de vakken waar geen schot gelost was. Daar was het de militairen een volslagen raadsel dat zij een stelling die goed ingericht was, verlaten moesten om terug te gaan achter de Zuid- Willemsvaart waar zich geen enkele bunker of loopgraaf bevond.
XCAan de Duitse kant hadden de tanks van de çde Panzer-Division in de loop van de middag de Maas bij Gennep bereikt. De pontonbrug was er klaargekomen, maar een eerste tank die er gebruik van maakte, reed haar stuk. De reparatie kostte tijd. Een verkeersregeling was er niet, het kwam op de oostelijke oever tot gigantische opstoppingen: 'drie colonnes naast elkaar, die ieder voorrang wilden hebben, trachtten over te gaan.'! In de avonduren liet de betrokken Duitse divisiecommandant die voortdurend op zijn fiets in de weer was, door de Peldgendarmerie de wegen vrijmaken. Toen konden de tanks eindelijk voorwaarts. 's Nachts om I uur 20 begon de ode Panzer-Divi sion in haar geheel de brug te passeren, tank na tank bereikte de westelijke oever - voorwaarts ging het: richting Mill, en daarachter: richting Moerdijk.
XCDe verkeersopstopping te Gennep was gevolg van het feit dat de ode Panzer Division hier de Maas passeren moest in plaats van (zoals oorspronkelijk de Duitse bedoeling was) bij Grave. Om Grave te bereiken moesten de Duitsers evenwel eerst over het Maas-Waalkanaal heen dat in de buurt van Mook begint en even ten westen van Nijmegen in de Waal uitkomt. Over het kanaal lagen verkeersbruggen bij Heumen, Malden, Hatert en Neerbosch; bij Neerbosch lag ook een spoorbrug (lijn Nijmegen-Den Bosch). Nu waren, zoals wij in ons vorig deel beschreven, door Abwehr-detachementen omstreeks X-Zeit aanslagen uitgevoerd op de bruggen bij Heumen, Malden en Hatert. Die bij Heumen en Malden vielen daarbij in Duitse handen. De brug bij Malden werd evenwel kort nadien met een stoutmoedige aanval heroverd en tot springen gebracht maar bij Heumen gelukte dat niet, en zulks sloot grote gevaren in. De afstand van Heumen naar Grave bedraagt slechts acht kilometer en, zoals wij reeds weergaven, ging de brug bij Grave pas om kwart voor zeven de lucht in, bijna drie uur nadat die bij Heumen in Duitse handen gevallen was. De twee Duitse bataljons evenwel die als Gruppe Grave over
het Maas-W aalkanaal en bij Grave over de Maas moesten doorstoten, werden niet bijster energiek aangevoerd; de commandant, een majoor, buitte het voordeel dat hij door de verovering van de brug bij Heumen bereikthad, niet uit, hij werd 's middags door een verontrust officier van een hogere Duitse staf slapend aangetroffen."
XCDicht bij Nijmegen gingen de bruggen bij Neerbosch om 4 uur 17 de lucht in. 2 DeDuitsers waren ze toen al tot op honderdvijftig meter genaderd. Van de westelijke oever van het Maas-W aalkanaal af werden hier twee Duitse lichte tanks onder vuur genomen."
XCBij de brug bij Hatert kwam het Duitse Abwehr-detachement te laat aan; de explosie werd opgewekt maar (hetzelfde verschijnsel deed zich bij enkele bruggen tussen de grens en het Maas-Waalkanaal voor) de lading was niet sterk genoeg en een deel van de brug bleef staan. Dus kon een Duitse stoottroep over het kanaal komen waar hij (weer onder dekking van Nederlandse krij gsgevangenen) de verdedigingslinie over een lengte van enkele kilometers' oprolde." Bij Heumen sloegen, al was de brug verloren gegaan, de Nederlandse verdedigers moedig van zich af: uit enkele bunkers bleef men tot diep in de middag doorvuren. Helaas zat achter de pogingen om met versterkingen die aangetrokken werden, de brug te heroveren, weinig kracht; die pogingen werden ook slecht gecoördineerd en er ging daarbij van de bevelhebbende officieren weinig leiding of inspiratie uit. 'Het is', schreef Nierstrasz in dat verband, 'in 1940 bij tal van onderdelen voorgekomen dat commandanten van kleine aanvallende onderdelen deze niet rechtstreeks aanvoerden, maar van een commandopost uit dirigeerden en daardoor geen invloed op de gang van zaken konden uitoefenen."
XCDe groepscommandant die met de verdediging van het Maas-Waalkanaal belast was, stelde' s middags om één uur zijn onmiddellijke chef, de commandant van de in het Land van Maas en Waalopgestelde brigade B, voor om wat er nog van zijn twee bataljons restte, terug te trekken achter de door inundaties gedekte stelling die, een twintigtal kilometers westwaarts, tussen Maas en Waal aangelegd was. De brigadecommandant gaf dat voorstel door aan de commandant van het veldleger, generaal van Voorst tot Voorst. 'Standhouden tot de laatste man', luidde diens barse order - maar nog geen uur later werd dat bevel gewijzigd: de groep Maas-Waal mocht, vertragende gevechten leverend, op de Maas-Waalstelling terugtrekken, mits die stellingals van derWiel: Maas-Waalkanaal en Overbetuwe. 2 A.v., p. 35. 3 A.v., p. 35-36. 4 A.v., p. 33. 5
1 (Sectie krijgsgeschiedenis) V. E. Nierstrasz en A. van der Wiel: (1952), p. 67. Verder aau te halen
XII. De strijd in het Land van Maas en Waal Van de bruggen over het Maas-Waalkanaal bleef alleen die bij Heumen in Duitse handen. De Duitse commandant verzuimde door te stoten naar Grave. Op de avond van 10 mei trok het restant van de Groep Maas-Waal achter de Maas- Waalstelling terug.
XCniet vóór middernacht doorschreden werd.' Dat de groep Maas-Waal dat gepresteerd zou hebben indien ze inderdaad gevechtscontacten met de vijand had, is onwaarschijnlijk. 'Zou deze krachtig zijn nagedrongen, dan zou het strikt opvolgen van het bevel', aldus weer Nierstrasz, 'vermoedelijk vernietiging van de groep Maas-Waal ten gevolge hebben gehad'2 - maar gelukkig: de Duitsers lieten de groep min of meer aan haar lot over. De terugtocht werd weinig gehinderd - hij nam niettemin een vrij verward karakter aan. Sommige eenheden vergat men te waarschuwen, andere kregen onoordeelkundig gekozen terugtochtsroutes voorgeschreven; tot overmaat van ramp werd bij Druten aan de Waal waar de meeste troepen binnen de Maas-W aalstelling moesten komen, de aspergeversperring door zenuwachtige militairen te vroeg gesloten, zodat wat er aan auto's en ander omvangrijk materieel aankwam, niet meer passeren kon en in brand gestoken moest worden; 3
XCDe verdediging van het Maas-W aalkanaal had zeventien gesneuvelden gevergd, van wie er vijftien bij de brug te Heumen vielen.!
XC1 A.v., p. 57. 2 A.v, p. 67. 3 A.v., p. 58-62. 'A.v., p. 71. 9
XCIn de Overbetuwe sneuvelde op die eerste oorlogsdag in de strijd slechts één militair. Hier was van Nijmegen aan de Waal tot bij Huissen aan de Rijn (ofPannerdens kanaal) een verdedigingslinie aangelegd die in hoofdzaak met twee bataljons bezet was. Ten oosten van die linie lag een compagnie infanterie in het oude fort Pannetden bij de splitsing van Rijn en Waal. Al die troepen ressorteerden onder de commandant van de brigade A die, ongeveer ter hoogte van Rhenen, de eigenlijke Betuwestelling bezet hield welke, evenals de Maas-Waalstelling, inundaties in front had.
XCDe grens bij Nijmegen werd omstreeks X-Zeit door aanzienlijke Duitse strijdkrachten overschreden. Hier hadden de Duitsers het vooral gemunt op de verovering van de bruggen over de Waal: de verkeersbrug en de spoorbrug. De poging om met een in rijnaken verborgen compagnie die bruggen bij verrassing te nemen (operatie Trojanisches Pferd) hadden zij, zoals in ons vorig deel vermeld, niet kunnen doorzetten - en hun Vorausabteilungen kwamen net te laat. De explosieladingen der Nijmeegse bruggen konden electrisch ontstoken worden - om 4 uur 25 ging de machtige verkeersbrug voor de ogen der Duitsers de lucht in, enkele minutenlater de spoorbrug;' Nadien vonden dwars over de Waal vuurgevechten plaats, waarbij de, met een kanon van 5 cm uitgeruste, grote bunker aan de Betuwe-kant al door de tweede serie van 'tien of twaalf schoten snelvuur' getroffen werd; twee kwamen achter elkaar in het schietgat tot ontploffing.
XC'Bij de eerste daarvan werd ik', aldus de sergeant van de politietroepen die in de bunker commandeerde, 'terwijl ik gebogen voor de kijker stond, door de luchtdruk een halve slag naar rechts omgedraaid De overige manschappen werden eveneens tegen de vloer of een muur gedrukt Pijn had ik niet. Ik kneep in mijn verdoofde linkerarm. In mijn hoofd suisde het geweldig. Ik was doof en ten gevolge van de rook kon ik;in de kazemat niets meer onderscheiden. 'Gas' dacht ik en zette mijn masker op.
XCIk gaf het bevel 'Gasmaskers op' maar hoorde mijzelf nauwelijks spreken.
XCAan mijn linkerhand en arm voelde ik iets kleverigs. Ik tastte naar de schutter. Hij was er niet. Ook achter het kanon werd ik niemand gewaar. Toen hoorde ik iemand roepen: 'Sergeant, kom er uit!' Afgaande op die stem trof ik buiten allen aan ... De richter, Spijker, die tegenover mij gestaan had, lag op de trap en staarde met wijd opengesperde ogen maar recht voor zich uit. Op mijn vraag gaf hij echter te kennen dat hem niets mankeerde.
XC'Sergeant, u bent zelf gewond', zei korporaal Niers en wilde mij gaan verbinden.
XCGranaatsplinters waren in mijn linkerhand en door mijn oor gedrongen. Met een zakdoek bedekte ik de rode plaatsen, terwijl ik de bezetting beduidde dat wij, zodra de rook uit de kanonkamer was, weer naar bitmen moesten gaan.
XC'Wat gaan we doen, sergeant?' vroeg er een.
XC'Schieten natuurlijk', zei ik. 'Van dat goedje hebben wij ook.'
XC'Ja maar - we gaan de lucht in!' vervolgde hij.
XC'Dan maar de lucht in', antwoordde ik en met verheffmgvan stem vervolgde ik:
XC'Er wordt niet verder over gesproken. Wie zijn plicht doet, gaat mee naar binnen!' .
XC'Als u er in gaat, ga ik mee', zei korporaal Geerts en volgde mij op de voet.
XCAllen hadden de eerste vuurproef doorstaan."
XCDe Duitsers lieten aanvankelijk het fort Parmerden links liggen. 's Morgens om tien uur trokken zij iets stroomafw-aarts van het fort met rubberbootjes, later met een militaire veerboot die ze uit Duitsland aantrokken, over de Rijn; tegen zes uur 's morgens stonden zij tegenover de groep-Overbetuwe. Tot strijd van enige omvang kwam het niet. Bezuiden de Waal en benoorden de Rijn trokken de Nederlandse troepen al terug; de groep-Overbetuwe ontving, na eerder vergeefs aandringen, 's avonds ca. half acht machtiging van de commandant veldleger om achter de Betuwestelling terug te trekken. Ook die terugtocht werd een verward geheel. De nadere bevelen werden slecht uitgewerkt, detachementen werden in der haast vergeten, de groepscommandant kreeg een auto-ongeluk, van de twee treinen die te Kesteren klaar stonden om een deel van de teruggetrokken troepen verder te vervoeren, vertrok één toen er nog bijna niemand was aangekomen - en bovendien moesten die troepen op enkele plaatsen dwars door velden met te vroeg op scherp gestelde mijnen marcheren. Daarbij kwamen twee militairen om het leven."
XCLaat in de avond van de rode mei was de gehele Overbetuwe ontruimd. Het fort Parmerden gaf zich, met zware beschieting en luchtbombardement bedreigd, op de avond van de r rde over; hier had zich bij de fortbezetting de bemanning gevoegd van de kanonneerboot 'Braga' die in de vroege ochtend van de rode op Rijn en Waal gepatrouilleerd had 3 en het veer bij Parmerden vernield; het schip was nadien door de commandant tot zinken gebracht. Stroomafwaarts van Nijmegen waren de kanonneerboot "I'yr', de torpedoboot 'Christiaan Cornelis' en de sloep 'Cressy' op de rode naar OchtenCommandant van de bunker té Lent: 'Verslag overmeip.(Collectie naoorlogse verslagen). • Van der Wiel:A.v., p.9
1 IO 1940', 2-5 P.99--I04. 3 92--93.
XIII. De strijd in de Over-Betuwe Geen van de bruggen over de rivieren viel in Duitse handen. De Duitsers staken ten noorden van Fort Pannetden de Rijn over. Het fort gaf zich op de avond van 11 mei over. Op de avond van 10 mei trok de Groep Over-Betuwe zich terug tot achter de Betuwestelling.
XCgevaren: het zuidelijk uiteinde van de Betuwestelling. Op de rrde voeren zij verder westwaarts en op zondag de rzde lagen de 'Tyr' en de 'Cressy' bij het kasteel Loevestein, de 'Christiaan Camelis' lag toen voor Werkendam. Van de moedige prestaties van dat laatste scheepje op de rzde mei zal nog gewag gemaakt worden.
XCHet tot het r êde leger behorende Duitse legerkorps dat, benoorden de Rijn, door Gelderland en Overijsel moest trekken teneinde de sterkste Nederlandse verdedigingslinie, de Grebbelinie, te naderen en te doorbreken, bestond in hoofdzaak (wij verwaarlozen enkele kleinere eenheden) uit twee infanteriedivisies en twee SS-regimenten. Een van die twee infanteriedivisies moest via Apeldoorn aanvallen in de richting van Amersfoort, de andere (samen met de SS-Standarte 'Der Führer') via Arnhem in de richting Rhenen. Die operaties zouden ondersteund worden door pantsertreinen; er waren er drie: op de lijnen naar Deventer, naar Zutfen en naar Anlhem. De pantsertrein naar Arnhem werd weer door een goederentrein met troepen gevolgd. De bedoeling was dat, als bij de Peel-Raamstelling, beide treinen brutaalweg op
de spoorlijn Arnhem-Utrecht dwars door de Grebbelinie zouden rijden om dan aan het zuidelijk gedeelte van de linie (waar de Duitsers hun hoofdstoot wilden uitvoeren) de troepen uit te laden.! Al die operaties vergden uiteraard dat eerst de Gelderse Achterhoek en Overijsel doorschreden waren en dat de IJsellinie (met de spoorbruggen intact!) doorbroken was.
XCIn de Achterhoek en Overijsel stonden vijf zwakbewapende Nederlandse grensbataljons opgesteld, alle (evenals de vijfbataljons in de IJsellinie) ressorterend onder de territoriale bevelhebber Overijsel, kolonel J. Dwars, die zijn hoofdkwartier in Apeldoorn had. Van die grensbataljons had bijna de helft van de compagnieën tot taak om, bij het uitbreken van de oorlog, in de Achterhoek en Overijsel op tegen de tweehonderd punten versperringen aan te brengen, wegen te couperen, bruggen op te blazen. Vernielingen van de spoorwegen waren evenwel, behalve bij Zwolle, niet voorbereid. De eerste stoot van de Duitsers moest door de overige compagnieën opgevangen worden die, alleen alnumeriek, een misschien wel twintigvoudige overmacht tegenover zich kregen,
XCOok de IJsellinie was maar zwak bemand. Vijf bataljons vormden er niet meer dan een langgerekt scherm. Een deel van de troepen was hier weer in allerlei bunkers opgesteld. Ze hadden mitrailleurs; geschut was er nauwelijks, Hun opdracht was, tot het uiterste stand te houden. Volgens de plannen zou het hun trouwens moeilijk vallen, terug te trekken want in hun rug zouden de bruggen over het Apeldoorns kanaal dat van Dieren via Apeldoorn tot bij Zwolle loopt, onmiddellijk opgeblazen worden door de drie regimenten huzaren (troepen te paard en per fiets die per regiment ook over negen Iichte pantserwagens beschikten) welke vóór de Grebbelinie de Veluwe dekten en onder rechtstreeks bevel stonden van de commandant van het veldleger.
XCGeen van de bruggen over de ijsel kregen de Duitsers in handen. Het Abwehr-detachement dat de bruggen bij Westervoort en Zutfen bij verrassing veroveren moest, het zich, zoals wij in ons vorig deel al weergaven, midden in de nacht bij Didam gevangen nemen. Behalve in de richting-Arnhem verloren de Duitsers bovendien kostbare tijd - eerder evenwel door de wegen brugvernielingen van welke de meeste tijdig uitgevoerd werden, dan door het verzet van de grensbataljons. Heel wat detachementen aan de grens gaven zich zonder strijd over, sommige die ongemoeid gelaten waren, op II mei. Van andere detachementen die aan de terugtocht begonnen, leenden de manschappen ergens burgerkleding, deden hun uniform uit en gingen naar huis. Bij Oldenzaal bijvoorbeeld, besloot de commandant van een grenswachtdetachement, een sergeant-majoor,
XC1 Nierstrasz: Algemeen Overzicht, p. 209-12, 215-19.
'de terugtocht te aanvaarden. Hij gaf daartoe aan de bij de kern aanwezige acht manschappen bevel, terug te trekken naar een punt in de rondweg bij Oldenzaal, van waaruit gezamenlijk getracht zou worden, de ijsel over te steken. Op dit punt trof hij echter geen der manschappen aan, hetgeen volgens de sergeantmajoor te verwachten was, vermits de meesten hunner in de omgeving van de post woonachtig waren.'1
XCBij een ander detachement verzamelden de manschappen zich in burgerkleding en zonder wapenen bij Lemele. 'Van hier uit is een der onderofficieren uitgezonden om een overgangspunt over de ijsel te verkennen, doch vóór het resultaat van deze verkenning binnenkwam, vond (op 14 mei) de capitulatie plaats.'2 Slechts een klein deel van kader en manschappen der grensbataljons wist, sommigen individueel, anderen in kleine groepjes, een enkele compagnie nagenoeg intact, over de IJsel te komen. Veel gesneuvelden waren er niet: bij de twee grensbataljons van welke nadere gegevens bekend zijn, tezamen vijf. Sectoren waren er, waar nauwelijks geschoten werd, 'er is op de hele uitgestrekte grens van Gendringen slechts één schot door een zenuwachtige Duitser gelost."
XC'Een zenuwachtige Duitser' - want merkwaardig was het, dat de Duitse infanteristen, beducht voor zware tegenstand, op menige plaats nerveus en behoedzaam oprukten. 'Overalliepen ze' (aldus bij Gendringen),
XC'vóór het huis, achter het huis, op de wegen, in de weilanden, op de akkers, kortom op elke vierkante meter gronds, één of twee in looppas, bezweet, hijgend, het geweer in de hand, zenuwachtig, vermoeid. Allen lopend in dezelfde richting en angstig rondziend.'
XCDraadafrasteringen om weilanden knipten ze door; het werd 'een chaos van rennende dieren, sjouwende soldaten, angstige mannen en vrouwen en schreiende kinderen.ë In Terborg vroeg een Duitse militair aan het schoolhoofd, 'of ze al gauw de zee konden zien'. Hier zetten mensen 'de stoelen voor hun huis, lieten zich zonnen, terwijl de ene divisie na de andere aan hen voorbijtrok." In diezelfde streek dachten sommigen aanvankelijk, dat de vreemde troepen die naderden, Nederlanders waren - het verhaal deed er de ronde dat een huisvrouw de Wehrmacht op bonbons getracteerd had met de
XC1 (Sectiekrijgsgeschiedenis)A. van der Wiel:p.Verder aan te halen als van der Wiel:A.v., p.J. van Dorp inp.J.Jansen in a.v., p.J. J.Boot:p.
(1952), 26. 2 32. 3 (1946), 9. 4 W. 25. 5 G. (1967), 7-9.
opmerking: 'Jongens, geefdie Moffen maar flink op hun kop !'1 Dat misverstand duurde niet lang. Om acht uur 's morgens kon men door de radio de preelamatie van de koningin horen -nadien werd in een deel van de Achter"hoek de stroom uitgeschakeld en walmeer dan laat in de middag Duitse militaire vrachtauto's van de IJsel terugkeren, zeggen sommigen, althans in Aalten: 'Daar zijn de Engelsen! - Maar ook wordt gefluisterd dat de Mofhet opgeeft, dat de toeleg is mislukt." hi menige plaats werden, via de burgemeester, onmiddellijk werklozen opgeroepen om versperringen op te ruimen." Lastig en hinderlijk bleek 'een Uit de eerste wereldoorlog stammende regeringsinstructie' (sindsdien ken.nelijk door niemand kritisch bekeken), 'waarin aan beheerders van rijksgelden met altijd even duidelijke aanwijzingen werden gegeven voor het in veiligheid brengen van kassen en geheime archieven bij een vijandelijke invasie." 'Opzet van die instructie was, dat de bezettende troepen zich niet meester konden n:;.akenvan grote hoeveelheden Nederlandse betaalmiddelen. In Lochem overwoog de directie van de spaarbank, het aanwezige bankpapier te verbranden; de correspondent van de Nederlandse Bank te Zutfen en de directeur van de Nutsspaarbank te Kampen gingen beiden die vrijdagochtend inderdaad tot die verbranding over, nl. van de bankbiljetten van f 1000 waar ze evenwel eerst de nummers uit hadden geknipt.ê Nadeel berokkende men de Duitsers daar niet mee: die hadden hun eigen bankpapier meegebracht, de Reidhskreditkassenscheine, en tekenend is het voor de, men mag wel zeggen: onnozelheid aan Nederlandse kant, dat verzuimd werd, te Hengelo in Hazemeyer's Signaalapparaten-fabriek (voor de Duitsers van veel belang voor de productie van vuurleidingsapparatuur) de vernielingen aan te brengen waarvoor de Nederlandse directeur met kolonel Dwars duidelijke afspraken gemaakt had." . De politiek meer-bewustcri in de grensgebieden beseften die rode mei terdege, welk onheilover het land gekomen was. Onder hen bevond zich de Duitser J. Steinhage die zoveel jaren lang van Oldenzaal uit het principieel 'anti-nationaal-socialistlsche weekblad Der deutsche Weg uitgegeven had. Hij vetli~t onmiddellijk zijn huis (de Duitse politie deed er enkele urenlater huiszoeking), fietstemet zijn gezin, de kartotheek van abonné's meenemend (die werd in een tuin begraven), naar een bevriende familie en liep, na vrouw
XC1 J. van Dorp in Er op of er onder, p. 9. 2 B. de Joode: Aalten in bezettingstijd (1946), p. 15: . 3 T, de Goede in: Er op of er onder, p. 101. 4 J. G. Visser: PTT 1940-1945. Beleid en bezetting (1968), p. 19. 5 A. C. Mijs: Belevenissen van de Nederlandse spaarbanken in oorlogstijd (1948), p. 20-21. 6 K. W. L. Bezemer: Verdreven doch niet -verslagen, Verdere verrichtingen der Koninklijke Marine in de tweede wereldoorlog (1967),·P·
XlV. De val van de Ilsellinie 111 rood: de tijdstippen waarop de Duitsers de Ijsel overschreden. De spoorwegen zijn alleen weergegeven voorzover zij van belang konden zijn voor de Duitse pantser treinen (die alle voor de opgeblazen spoorbruggen tot stilstand kwamen). Alleen op de Noord-Veluwe kwam het op 11 mei tot een ordelijke terugtocht.
XCen kinderen vaarwel gezegd te hebben, naar de pastoor van Vriezenveen, vandaar twee weken later naar Hillegom, toen naar Wijk bij Duurstede, ten'slotte naar Amsterdam waar de arts J. Hufhem, ongeacht alle risico's, bijna vijf jaar lang verborgen hield. Geen van die onderduikadres~en was aan zijn gezin bekend; wetend dat hij hoog op de lijst van gezochte personen stond, nam Steinhage veiligheidshalve al die jaren met zijn gezin ook geen enkel contact op. Mei '45 werd het voor hij, dood gewaand, vrouw en kinder~n weer in de armen kon sluiten.'
1 Cv], F. Stuldreher: 'Enige bijzonderheden over het rooms-katholieke emigranten tijdschrift p. 5-7 (RvO, notitie voor het geschiedwerk, no. 133).
XCIn de loop van de ochtend van de rode mei bereikten de Duitse troepen op verscheidene plaatsen de Ijsel. Gelijk gezegd: de bruggen waren de lucht in gegaan - de twee bij Westervoort om 4 uur 45 (terwijl de pantsertrein er al voor stond!), de schipbrug bij Doesburg, de spoorbrug annex voetbrug te Zutfen en de schipbrug te Deventer tussen half vijf en half zes. In Deventer kostte het opblazen van de spoorbrug grote moeite: lading na lading ontplofte zonder voldoende effect te sorteren. Men wist dat een Duitse pantsertrein in aantocht was - eerst om 7 uur 14 had een laatste, in haast ondragelijke spanning afgewachte explosie succes: de brug werd grondig vernield. In Kampen ging nog meer tijd verloren: hier zonk een deel van de brug eerst om 9 uur 30 in de ijsel weg; de verkeersbrug en de spoorbrug bij Zwolle waren respectievelijk kort vóór en kort na 6 uur opgeblazen; het grootste deel van de telefonische verbindingen met het noorden des lands (de kabels lagen onder het brugdek) viel op slag uit.
XCDe Duitse infanteriedivisie die naar Rhenen moest doorstoten, maakte die eerste dag snelle voortgang. Het oude fort te Westervoort werd van half zeven af beschoten; de barakken vlogen in brand, de verbindingen vielen uit, om acht uur staken de eerste Duitsers in rubberbootjes de ijsel over, ruim een uur later werd op het fort de witte vlag gehesen.' De Duitsers begonnen onmiddellijk naast de vernielde bruggen een pontonbrug te slaan; deze was tegen vier uur in de middag klaar." Misschien hadden de pantserwagens van de regimenten huzaren juist op dit punt de Duitsers nog wat oponthoud kunnen bezorgen; dat die op de Veluwe rondreden (het was de bedoeling dat zij aan de reserves van de Grebbelinie toegevoegd zouden worden), had eigenlijk weinig zin." Hoe dat zij: alom half elf verschenen de eerste Duitsers, Waffen-SS'ers, in Arnhem waar de Rijnbrug kort na vijf uur de lucht in was gegaan (de spoorbrug te Oosterbeek een kwartier later). In de middag trok het SS-regiment verder, weinig tegenstand ontmoetend, maar hier en daar gehinderd door vernielingen die de huzaren tot stand gebracht hadden; bij het vallen van de avond had het Renkum bereikt. In die sector waren delen van het regiment huzaren niet zonder moeite binnen de Grebbelinie gekomen; in de vroege avond waren zij bij Wageningen zwaar onder vuur genomen door de voorposten en van de Grebbeberg af. Men kon voor noch
XC1 Van der Wiel: I]sellin.ie, p. 43. 2 Nierstrasz: Algemeen. Overzicht, p. 220. 3 Van der Wiel: I]sellin.ie, p.
achteruit. Dat vuren (typerend teken van slechte coördinatie, gebrekkige verbindingen en nervositeit) eindigde pas nadat enkele vrijwilligers der huzaren zich, met hun hemd als witte vlag aan het geweer, voorwaarts gewaagd en het misverstand opgehelderd hadden.!
XCDe uit 1877 daterende rivierkanonneerboot 'Preyr' (nog steeds in dienst, maar met een modern kanon) was die vrijdagmiddag van Arnhem westwaarts gevaren; het schip kon bij Oosterbeek waar de spoorbrug in de vaargeullag, alleen verder komen door, met de machine op volle kracht, tegen een strekdam op te schuiven om er van de andere kant weer af te glijden. Met de nodige deuken en krassen in de ijzeren bodem bleef de 'Preyr' nadien ter hoogte van de Grebbeberg de Rijn bewaken."
XCBij Doesburg kwamen de Duitsers om half twaalf over de rivier. De schipbrug wisten zij er snel te herstellen.
XCZutfen was aan de IJsellinie eigenlijk het enige punt waar door Nederlandse troepen stevig verzet geboden werd. Tal van rubberbootjes vol Duitsers werden er kapot geschoten. Eerst om kwart over twee 's middags bereikten de Duitsers de westelijke oever. Ook hier begonnen zij, terwijl zij voor het vervoer gebruik maakten van militaire veerboten, meteen een pontonbrug te bouwen. Die kwam eerst op de r rde klaar - een dag waarop des ochtends op het gerucht dat de Engelsen de brug zouden komen bombarderen, meer dan een derde van de bevolking overhaast uit Zutfen wegvluchtte."
XCMet die bruggen bij Westervoort, Doesburg en Zutfen was het Duitse brugmateriaal uitgeput. Gevolg was, dat alle troepen die via Deventer en Zwolle naar de Veluwe moesten doorstoten, op de nde en rzde via Zutfen geleid moesten worden. Daar vloeide weer uit voort, dat de bataljons die de IJsellinie van Zutfen tot Kampen bemanden, het minder zwaar te verduren kregen d~n de meer zuidelijke bataljons. Alleen bij Olst kwamen in de avond van 10 mei enkele Duitsers in drie rubberbootjes (meer waren er niet) de rivier over. Zwolle waren de Duitsers na een kort gevecht even na twee uur binnengetrokken. 's Morgens was het in de stad 'doodstil' geweest. 'Alleen staan er veel mensen in de deuren', tekende een Zwollenaar aan. 'Verder niets van de vertrouwde stadsgeluiden. 0, wat valt dat op, angstig stil is het. Het lijkt wel of ieder in afwachting van iets is. Dat is het gekke, dat wachten op iets wat men zelf niet weet.' En dan komen ze, de indringers:J.aan
1 (Sectie krijgsgeschiedenis) V. E. Nierstrasz en F. A. de Klerck: (1955), p. 160. Verder te halen als Nierstrasz: 2 Bezemer: p. 31-32. 3 A. C. in p. 21.
XC'ZO vreemd had ik me nooit voorgesteld. Ik dacht een zegevierende legermacht te zien binnentrekken bij duizenden, maar dit: in een straat met honderden mensen waaronder jammerlijk veel weerbare kerels komen drie Duitse kinderen van plus minus negentien à twintig jaar op hun gemak een kanon neerzetten.' t
XCBij de terugtocht van de IJselbataljons liep veel mis, vooral in de zuidelijke sectoren. Talrijke militairen werden (ten dele op de rode, ten dele op de rrde) nog aan de ijsel krijgsgevangen gemaakt, soms doordat de Duitsers zich weer dekten achter Nederlanders die al eerder gevangen genomen waren.'Door een kijker zie ik de aanvallers naderen', schreef een Nederlandse militair die bij Dieren in stelling gelegen had,
XC'in zeer ijle orde, met camouflagejakken en beschilderde helmen, en verdomme, voor zich uit drijven ze onze mannen uit de opgerolde stellingen, sommigen moeten zelfs dwars door de sloten mortieren meeslepen."
XCHet kwam nogal eens voor, dat commandanten met hun staf haastig westwaarts trokken terwijl een deel van hun troepen nog doorvocht. Anderen sjouwden met hun onderdelen de hele nacht dwars over de Veluwe, waarbij telkens meer materieel achtergelaten werd. Niet allen wisten de Grebbelinie te bereiken. Sommige onderdelen verdwaalden. Eén compagniescommandant, een kapitein, hield zich met een geleidelijk slinkend aantal manschappen enkele dagen schuil bij de Imbosch en was op het moment van de capitulatie vrijwel als enige over."
XCBij de meer noordelijk opgestelde bataljons bij welke de verbindingen beter in stand gebleven waren, droeg de terugtocht (II mei) een ordelijker karakter, zij het dat hier de moeilijkheid was, dat de terugvloeiende troepen alle over één niet-opgeblazen brug (die bij Heerde) het Apeldoorns kanaal moesten passeren." Van de vijf bataljons die getracht hadden, aan de ijsel stand te houden (vier-en-vijftig militairen waren er gesneuveld"), kwamen tenslotte onderdelen ter sterkte van twee bataljons achter de Grebbelinie aan.
XCDaar stond, in het zuiden, op de avond van ro mei een gehele Duitse divisie samen met de SS-Standarte 'Der Führer gereed om, met sterke artilleriesteun,w.Feenstra: Dagboek,mei(Collectie dagboeken, no.A. Cuypers:in mei',meiVan der Wiel:p.A.v., p.A.v., p.
1 R. 10 1940 616) • .2 'Diedag 12 1950. 3 62. 4 lOl. . 5 12]'.
de volgende ochtend in de richting van de Grebbeberg aan te vallen. Het SS-regiment zou vooropgaan. Het aanvalsuur was ook al bepaald: 7 uur 50.1
XCDe vijf bataljons die de provincies Drente, Groningen en Friesland verdedigen moesten, ressorteerden onder de territoriale bevelhebber Friesland, kolonel J. Veenbaas, die zijn hoofdkwartier in Leeuwarden gevestigd had. Hij had een vooruitgeschoven commandopost voorbereid in het Drentse Norg - daar blijkt al uit dat de kolonel de hoop koesterde, binnenrukkende Duitsers aanmerkelijk tijdverlies te kunnen berokkenen. Dat die hoop op de rode mei beschaamd werd, was niet gevolg van een grote numerieke overmacht der Duitsers: de rste Kavallerie-Division die tot taak had, de Afsluitdijk te veroveren en, van de haventjes van Makkum en Stavoren uit, landingsoperaties in Noord-Holland voor te bereiden, telde niet veelmeer dan zes versterkte bataljons. De Duitsers waren evenwel aanzienlijk zwaarder bewapend en hadden tevoren precies kunnen bepalen, langs welke van de vele mogelijke routes zij hun troepen (een deel te paard, een deel per fiets) konden laten oprukken, De vijfNederlandse bataljons moesten daarentegen een zeer zwakke, slechts hier en daar van kleine bunkers voorziene verdedigingslinie bemannen, die meer dan vijf-en-zeventig kilometer lang was. Reserves waren er niet; de telefoonverbindingen bleken gebrekkig te zijn. Bovendien waren die bataljons verzwakt doordat op tal van plaatsen kleine detachementen aan de grens stonden; het aantal militairen dat onmiddellijk aan een gevecht kon deelnemen, werd nog verder verminderd door de opdracht om bij een Duitse aanval niet minder dan tweehonderdacht-en-dertig bruggen op te blazen (afgezien nog van andere vernielingen die uitgevoerd moesten worden)" - men mocht zich wel afvragen of daar voldoende tijd voor zou zijn.
XCInderdaad: die tijd bleek te ontbreken. Toen de Duitsers die vrijdagochtend door het noorden van Overijsel en het zuiden van Drente aanvielen, kon men van de acht bruggen over het kanaal Hoogeveen-Meppel slechts twee vernielen. Ook elders kwam van de vernielingen weinig terecht, soms door
.1 Nierstrasz: p. 220-21. (Sectie krijgsgeschiedenis) A. van der Wiel: (I952), p. 73-78. Verder aan te halen als van der Wiel:
XCdat de ladingen niet explodeerden. Er werd tegen de oprukkende Duitsers
XCvan Nederlandse kant niet veel weerstand geboden (in totaal sneuvelden acht
XCman-), met uitzondering van een punt aan de Hoogeveense vaart en van de
XCsector bij Nieuwolda in de provincie Groningen. In die provincie hadden
XCde Duitsers nogal last van de brugvernielingen. Hun pantsertrein die, van
XCzwaar geschut voorzien, via Groningen tot dicht bij de Afsluitdijk moest
XCopstomen om er de bunkers van Komwerderzand onder vuur te nemen,"
XCbracht het niet verder dan tot Winschoten. Kolonel Veenbaas die zich op de ochtend van 10 mei om half zes van
XCLeeuwarden naar N org begeven had, kwam op grond van de berichten, hoe
XCschaars ook, alras tot de conclusie dat er geen houden meer aan was. Om tien
XCuur gaf hij order, terug te trekken naar de Afsluitdijk die, zoals wij in ons
XCvorig deel vermeldden, gedekt werd door een zwakke stelling - de Z.g.
XCWonsstelling, welke bezet was door een versterkt bataljon. De terugtocht
XCverliep betrekkelijk vlot, zij het dat enkele van de meest oostelijk opge
XCstelde detachementen niet meer wegkwamen. De Duitsers konden het
XCtempo niet bijhouden; in gevorderde auto's of perfiets blevendeNederlandse
XCtroepen hun vóór. Bij de Afsluitdijk ontstond in de namiddag van de rode
XCmei 'een geweldige opstopping'." Wat daar aan troepen aankwam, werd
XCdoorgezonden naar de Wieringermeerpolder; het bataljon in de Wons
XCstelling kreeg evenwel een aanvulling van twee compagnieën. Ook hier
XCwerd, als in de Grebbelinie, bij één gelegenheid een terugtrekkende Neder
XClandse colonne van de stelling uit door eigen troepen beschoten die haar
XCvoor Duitsers hielden. Het werd evenwel I I mei voor de eerste Duitsers
XCuit de richting Leeuwarden de Wonsstelling naderden. Zaterdagmorgen
XCeven na half acht hadden zij, van Groningen uit, de Friese hoofdstad bereikt." -Daar was hun voorhoede door enkele politie-functionarissen verheugd
XCbegroet: zij dachten dat de Engelsen gearriveerd waren.P Zo weinig wist
XCmen, zo groot was het optimisme. De meeste Drenten, Groningers en Friezen werden door de snelle Duitse
XCopmars totaal verrast. Drie gehele provincies (op de eerste maatregelen die
XChet Duitse militaire bestuur hier en elders trof, komen wij in het volgende
XCdeel terug) waren vrijwel zonder slag of stoot prijsgegeven - in anderhalve
XCdag bezet. Het was nauwelijks te verwerken. In Groningen liet het bestuur
XCvan de Nederlandse Christen-Studentenvereniging (NCSV) de leden door
XC1 A.v., p. 69. 2 Verslag, nov. 1940, 'Ontsporingen en vernielingen', p. 6 (Sectie
XCkrijgsgeschiedenis, archieven, groep III, pak 2-C, no. 2). 3 Van der Wiel: Noorde
XClijke provincies, p. 53. 4 Nierstrasz: Algemeen Overzicht, p. 206. 5 Verslag: Die
XC1. Kavallerie-Division im Westen, lo.5.40-:!!).6.40 (CDI, 3.0832).
middel van koeriers oproepen voor een bidstond in de kerkeraadskarner van de Martinikerk die 'op de avond van de verbijsterende rode mei' gehouden werd; verscheidene hoogleraren waren mede aanwezig.
XC'Buiten ronkten de motoren van vliegmachines en legerauto's en als zo nu en dan het gedaver een weinig temperde, drongen tot ons flarden door van het Wilhelmus en van andere vaderlandse liederen, afkomstig uit een Duitse propaganda-auto die de zeer wonderlijke opdracht had, ons tot de overtuiging te bewegen dat de bezetters niet als vijanden maar als vrienden gekomen waren.
XCDe bidstond werd geleid door professor Aalders. Bleek, bewogen stond hij achter de katheder. Nooit zullen degenen die daar waren, zijn woorden vergeten: 'Ik ben wel bang maar niet angstig. Voor u ben ik bang, niet voor mij. Want het is niet zo erg wanneer een herfstbloem sterft door een vroege nachtvorst, het is wèl erg wanneer een lentebloem sterft door een late nachtvorst.' 1
XCEerder op de dag waren twee vooraanstaande joodse figuren uit Groningen naar het westen gevlucht: de rector van het stedelijk gymnasium, dr. M. Engers, en de Groningse hoogleraar in de wijsbegeerte, prof mr. Leo Polak; wij komen op die laatste in volgende delen nog terug. Dr. Engers had 's morgens vroeg getracht, per auto te ontkomen. Vergeefs! Aile auto's waren door de militairen gevorderd voor de terugtocht naar de Afsluitdijk. Dr. Engers was er (als zoveel Joden) zeker van, dat hij onmiddellijk door de Duitsers gearresteerd en naar een concentratiekamp gezonden zou worden - niettemin droeg hij 'met bewonderenswaardige rust' de leiding van zijn school aan de conrector over.
XC'Op het gymnasium kreeg hij bericht dat er nog een kans was om te ontsnappen. Samen met prof. Leo Polak en familie zijn dr. Engers en de zijnen toen eerst per fiets en vervolgens met een autobus gevlucht met het doelom achter de Waterlinie, waarvan wij Nederlanders zoveel verwachtten, te komen. In Genemuiden kon een sleepbootje worden gehuurd, daarmee werd het IJselmeer overgestoken. 's Avonds laat werd Amsterdam bereikt."
XCWellicht zijn anderen op overeenkomstige wijze ontkomenwij hebben er geen nadere bijzonderheden van. Met name sinds de achttiende eeuw bestonden er joodse bevolkingsgroepen in tal van gemeenten in de noordelijke provincies. In de provincie Groningen alleen woonden meer dan vijfduizend joden. De intocht der Duitsers vervulde hen met ontzetting. MaarJ.
1 D. ter Steege in: (1946), p. 50. 2 (Gemeente Groningen, Praedinius gymnasium) P. van Herwerden: 1847-1947 (1947), p. 131.
XV. Groningen, Drente, Friesland op 10 mei De Duitse pantser-artillerietrein die van Harlingen uit de versterkingen van Kom werderzand had moeten beschieten, kwam niet verder dan Winschoten. In rood: de posities die de delen van de Iste Kavallerie-Division tegen de avond van 10 mei bereikt hadden. De meeste Nederlandse troepen uiaren toen via de AfSluitdijk naar Noord-Holland doorgezonden.
EVACUATIES banger misschien nog, waren de voorgevoelens van de ca. zevenhonderdvijftig joodse vluchtelingen nit Dnitsland die, in de vroege uren van die rode mei, in het kamp Westerbork door schieten in de verte gewekt werden en spoedig beseften dat de vervolgers en pijnigers aan wie zij met moeite waren ontsnapt, weer in aantocht waren.
XCHet plan was, de kampbevolking van Westerbork per trein via Zwolle over te brengen naar Dordrecht en vandaar per schip naar Zeeuws-Vlaanderen. Meer dan eens had de ambtelijke Commissie Afvoer Burgerbévolking die, via haar bureau, deze en andere evacuaties in samenwerking met de militaire autoriteiten en de directie van de Nederlandse Spoorwegen grondig voorbereid had, er bij de regering op aangedrongen, geen risico's te nemen eli de Duits-Joodse vluchtelingen van Westerbork tijdig naar een oord over te brengen dat niet zo dicht bij de Dnitse grens lag. 'Uit vrees voor de indruk die de afvoer van het kamp in binnen- en buitenland 'zou wekken', had, aldus Koolhaas Revers in zijn gedetailleerde geschiederiis der evacuaties, de regering beslist dat het transport nit Westerbork eerst mocht plaats vinden na het begin van het Dnitse offensie£1
XCMr. J. Cramer, voorzitter van de Stichting Opbouw Drente en tegelijk voorzitter van de commissie van toezicht op het kamp Westerbork, werd op die rode mei 's morgens vroeg gewekt door de opperrabbijn van. Leeuwarden, A. S. Levisson, die zich per auto onmiddellijk naar het kamp wilde begeven. 'Hij maakte', zei mr. Cramer ons achttien jaar later, 'een onvergetelijke indruk op mij. Hij was volkomen rustig en zei alleen, toen wij bij het kamp kwamen: 'God ·regeert."2 Een evacuatietrein stond bij. het stationHooghalen gereed. Om kwart voor negen waren daar de laatste kampbewoners gearriveerd" - maar vertrek in de richting Zwolle had geen zin. Daar was (dat bericht was naar Hooghalen doorgekomen) de spoorbrug even na zes uur opgeblazen. Wat te doen? Besloten werd, de trein met vluchtelingen naar Leeuwarden te dirigeren. Of nog pogingen ondernomen zijn, de vluchtelingen vandaar met autobussen over de Afsluitdijk verder te zenden, is niet bekend - vermoedelijk waren door de vorderingsmaat
XC1 Koolhaas Revers: Evacuaties, p. 267. 2 J. Cramer, 16 april 1958. 3 Van der Wiel: Noordelijke provincies, p. 64.
regelen vanhet militair gezag (inmiddels was immers order gegeven tot de terugtocht naar de Afsluitdijk) geen autobussen meer beschikbaar. Hoe dat zij: de vluchtelingen bleven in Leeuwarden. Hun onderbrenging baarde veel zorgen. Zij zagen er, na hun overhaast vertrek uit Westerbork, haveloos uit; besloten werd, hen maar in de eenvoudigste wijken van Leeuwarden in te kwartieren, 'hetgeen', aldus Koolhaas Revers, 'de nodige moeilijkheden veroorzaakte.' Bovendien toonden, toen Leeuwarden een dag later bezet werd, 'sommigen met het oog op eventuele gevolgen''een zekere angst om onder de gegeven omstandigheden aan Duitse Joden huisvesting te verlenen.' Anders gezegd: een deel van de kampbewoners werd op straat gezet. 'Met gebruikmaking van kleine logementjes en van de Joodse school' werd toen het huisvestingsprobleem opgelost.!
XCZo ging er met de evacuaties in den lande meer mis.
XCIn ons vorig deel zetten wij uiteen dat de uitvoering van een grootscheeps evacuatieplan voorbereid was - plan dat, nauwaansluitend bij generaal Winkelmans krijgsbeleid, de strekking had om uit alle gebieden die geïnundeerd zouden worden of waar men zware gevechten verwachtte, mens en dier af te voeren; behalve de bevolking van zestig gestichten zouden uiteindelijk ca. vierhonderdveertigduizend personen en meer dan honderddertigduizend koeien naar elders verplaatst en als regel binnen de Vesting Holland gebracht worden. Die transporten zouden gedeeltelijk per trein, gedeeltelijk per schip geschieden. Vele van de scheepstransporten zouden plaats vinden via Dordrecht dan wel naar Rotterdam - maar op IQ mei werd in de loop van de ochtend duidelijk, dat voorshands geen schip Dordrecht zou kunnen passeren of Rotterdam aandoen. De militairen die de evacuaties dirigeerden, hadden toen evenwel, volgens plan, hun orders al doen uitgaan. 's Morgens om kwart over vijfhad het Algemeen Hoofdkwartier namelijk gelast dat de burgerbevolking uit het gebied van de Grebbelinie, de Betuwestelling en de Maas-Waalstelling zo spoedig mogelijk afgevoerd moest worden, ruim een uur later kwam opdracht tot evacuatie van het zuidfront van de Vesting Holland en van de Zanddijkstelling op Zuid-Beveland. Zo stond om half zeven al vast, dat meer dan honderddertigduizend burgers afgevoerd zouden worden, zulks met behulp van zes-en-veertig treinen, meer dan honderd binnenvaartschepen en meer dan tweehonderd botters."
XCHet zou ons te ver voeren, de ervaringen van al deze en van andere groepen geëvacueerden gedetailleerd weer te geven. Laat ons één groep volgen: de inwoners van Wageningen - en dan kiezen wij een gemeente, 'waar de gehelep.p.
1 Koolhaas Revers: 266. 2 A.v., I9I-94.
EVACUATIES gang van zaken', aldus Koolhaas Revers, 'sprak van deugdelijke voorbereiding en een vooruitziende blik.'!
XCWageningens burgemeester dan, ontving 's morgens om acht uur het telegram: 'Burgerbevolking afvoeren. Onmiddellijk inschepen'. Twee-endertig schepen lagen klaar; de evacuatie werd aangekondigd; de bevolking wist wat haar te doen stond; een ieder ging die ochtend inpakken wat hij, binnen de gestelde gewichtsgrens, mee wilde nemen. Huisdieren mochten de tocht meemaken maar velen gaven er de voorkeur aan, hun honden en katten bij het slachthuis te laten afmaken. 'Daar', zo wordt ons uit het evacuerend Amersfoort bericht, maar zou het niet ook voor Wageningen gegolden hebben? - 'daar liep iemand met zijn poes in de armen, daar weer een met een hond en allen gingen dezelfde weg: even het beest aflaten maken. De mensen hadden soms tranen in de ogen of ze hadden erg gehuild omdat ze afstand van hun dier moesten doen."
XCTegen half een in de middag kwam de eerste Wageningse wijk (het stadje was ter wille van de evacuatie in vijf-en-dertig wijken verdeeld) bij de haven aan; vier uur duurde het, voor de laatste wijk arriveerde. Al die tijd was het wachten - wachten met het bulderen van het geschut in de verte. Gehele winkelvoorraden levensmiddelen werden opgehaald en in een extra-schip gestouwd; een tweede extra-schip kreeg meel aan boord; een derde dat toevallig met een lading rogge voor de wallag, werd gevorderd. Een groot gedeelte van de ziekenhuisinventaris werd meegevoerd; vier kisten met de belangrijkste archiefstukken van de gemeente gingen ook mee. Tenslotte zijn dan meer dan twaalfduizend mensen aan boord; enkeleWageningers hebben evenwel pertinent geweigerd, hun woningen te verlatenmen heeft geen dwang uitgeoefend: wie blijven wil, blijft, maar op eigen verantwoordelijkheid. Aan het eind van de middag vaart het Wageningse evacuatieconvooi weg. Het moet koers zetten naar IJselmonde - maar IJselmonde dient mèt het vliegveld Waalhaven door de Nederlandse troepen heroverd te worden. Er is geen sprake van dat het evacuatiedoel bereikt kan worden. Het convooi wordt bij Schoonhoven aan de Lek tegengehouden. Maar daar komen ook andere convooien aanzetten: uit Veenendaal, uit plaatsen in de Betuwe; vijftig schepen liggen er tenslotte, met twintigduizend mensen aan boord. Ze blijven aan boord, vrijdagnacht, de gehele zaterdag, zaterdagnacht, zonder voldoend eten, zonder voldoend drinkwater, met primitieve sanitaire voorzieningen, velen in doodsangst bij elk Duits vliegtuig dat men ziet passeren. Zondag wordt het, voor verlof gegeven wordt, de schepen te ver
XC1 A.v., p. 329. 2 C. Ipenburg: Verslag over de evacuatie van Amersfoort, p. 3-4
VRIJDA"G Ia MEI laten; dan worden de mensen in dorpen aan de Lek ingekwartierd. Komen zij kort na de capitulatie in Wageningen terug, dan zijn 'bijna overal' deuren en vensters geopend of geforceerd 'en er was zeer veel gestolen' - vermoedelijk door de-Duitsers.' Maar in Rhenen (dat op de lode mei op het belsignaal van de brandweerauto ook al overhaast ontruimd werd) zag een Nederlandse militair 'die vrijdag en zaterdag' (IO en II mei), 'dat goudwinkels totaal geplunderd zijn door Nederlandse soldaten. Dat soldaten rondliepen met zes polshorloges aan de arm en de zakken vol gouden ringen."
XCUit de Betuwe- en de Maas-Waalstelling moesten op de rode mei in totaal bijna twintigduizend personen geëvacueerd worden, een deel via de Lek, een deel via Waal en Maas. Bij de burgerij van Kesteren en Opheusden die de Lek zou afzakken, ook al op weg naar IJselmonde (verder dan Lekkerkerk kwam men niet) 'was er een genus aan flinkheid en kalmte; zowel onder de leiders als onder de bevolking heerste grote verslagenheid.' Men ging op weg maar velen meldden zich ziek; eerst moest men enkele uren lopen; de evacuatieschepen bleken kolenschuiten te zijn, nog niet eens schoongemaakt; stro was er niet; honden bevuilden het ruim; er was tekort aan drinkwater en voedsel; toen zaterdagmiddag levensmiddelen en melk aan boord gebracht werden, bleek spoedig 'dat sommigen der gezonden zich niet ontzagen, zich voedsel of drank toe te eigenen waaraan voor de hulpbehoevenden reeds gebrek bestond."
XCTot zover dan de transporten over de Lek.
XCDe dertig evacuatieschepen die via Maas en Waal westwaarts voeren, op weg naar Breskens, kwamen voor anker bij Krimpen aan de Lek. Ook hier mocht men eerst op zondagmiddag van boord gaan."
XCHet waren die evacuaties via de rivieren welke, doordat de Duitsers zich bij Dordrecht genesteld hadden, van alle voorbereide verplaatsingen het meest in de war liepen. De zaak was eenvoudiger wanneer de bevolking uit de bedreigde gebieden slechts een vrij korte afstand te voet moest afleggen, zoals het geval was bij de Peel-Raamstelling (vele winkels en woningen bleken er bij de terugkeer der geëvacueerden 'volslagen leeggehaald"), bij Blerick tegenover V enlo", bij de gemeenten van Ede tot Nijkerk die vlak vóór de Grebbelinie lagen (men evacueerde de Veluwe op)? alsmede bij de Wonsstelling waar de inwoners van Zurich per autobus over de Afsluitdijk naar Noord-Holland vervoerd werden."
1 Koolhaas Revers: p. 329-36. 2 H. van Heerde: (z.j.), p. 23. Het manuscript werd in september 1940 afgesloten. 3 Koolhaas Revers: p. 307-IO. A.v., p. 198. 5 A.v., p. 275. 6 A.v., p. 233. 7 A.v., 'p. 508-14. 8 A.v., p. 265.
XCDe evacuatietransporren per schip over het Ijselmeer. o.m. uit Spakenburg en Bunschoten, verliepen vrij vlot. Hier viel het op, dat verscheidene geëvacueerden al hun spaargelden in kinderwagens meevoerden; er waren.van die vehikels welke men 'soms tot bijna aan de rand' met rijksdaalders en guldens gevuld had. Op één moment ontstond 'enige stagnatie doordat de bevolking niet wilde afvaren, voordat een paar zich in haar midden bevindende NSB' ers van boord waren verwijderd, hetgeen ter geruststelling der opgewonden gemoederen dan ook is geschied.'!
XCOok de goed-voorbereide treintransporten ondervonden, althans wat het vertrek betrof(hoofdzakelijk uit delen van de provincie Utrecht die dicht bij de Waterlinie lagen), weinig hinder; voorzover die treinen naar het Westland en de bollenstreek moesten rijden, kwamen er moeilijkheden. De eerste transporten gingen evenwel meest naar Noord-Holland waar zich op de rode mei geen Duitser bevond: alleen al uit Amersfoort in eerste instantie twintigduizend personen en uit Soest tienduizend," Baarn evacueerde lopend, fietsend of per auto op 10 en II mei naar het Gooi." Op 12 en 13 mei werd Amersfoort nagenoeg volledig verlaten, duizenden fietsen bleven bij het station liggen." Veel katten zwierven er toen door de spookachtig-lege stad 'en de vogels uit volières en kooien had men de vrijheid gegeven, zodat Amersfoorts tuinen en plantsoenen een welhaast exotische aanblik opleverden door de plotselinge aanwezigheid van papagaaien, kanaries en andere bontgekleurde gevederde vrienden van de mens .... In de straten bewogen zich vreemde verschijningen: kippen, ganzen, konijnen, marmotten enz., waarvan de hokken waren opengezet voor een laatste kans op lijfsbehoud."
XCLeest men het boek van Koolhaas Revers (meer, dan vijfhonderd grote, dichtbedrukte pagina's, alleen handelend over de evacuaties vóór de capitulatie van 14 mei '40), dan krijgt men de indruk dat de meeste mensen het plotseling vertrek van huis en hof met gelatenheid overzich lieten komen. De organisatoren hadden bekwaam werk verricht; mea werd als het ware door een grote, onzichtbaar werkende machinerie opgepakt en, temeergeslagen wellicht, ja ietwat verdoofd, maar toch in goede orde elders gedeponeerd waar de ontvangst over het algemeen van medeleven en hartelijkheid getuigde. ' , '
XCWij willen kort blijven en erkennen dan ook grif dat de toewijding, door menigeen bij voorbereiding en uitvoering der evacuaties aan de dag gelegd, in ons beknopt relaas onvoldoende tot uiting komt - en misschien denken wij dan in het bijzonder aan hen die voor de verplaatsing moesten zorgen van
XC1 A.v., p. 349-52. 2 A.v., p. 355. s.A.v., p. 515-17; ~ 4:Nierstrasz:, Veldleger, P.547. 5 Koolhaas Revers: Evacuaties', p. 359-ÓO. :
verpleegden in ziekenhuizen en sanatoria of van vrij aanzienlijkegroepen welker leden de wereld niet konden waarnemen of in die wereld totaal gedesoriënteerd waren: de blinden, de zwakzinnigen. 'De blinde patiënten met hun fijne intuïtie voelden en hoorden', zo wordt ons met betrekking tot twee gestichten uit Grave bericht, 'dat er iets bijzonders aan het gebeuren was, en waar hun het vermogen om te kunnen zien wat zich rondom hen afspeelde, ontbrak, geraakten ze in een zenuwachtige 'spanning en vroegen honderd-uit." Bij de zwakzinnigen waren er die degenen die hen met zachte drang wilden wegvoeren, te lijf gingen; soms moest men de betrokkenen dwangbuizen aanleggen of hun een verdovende inspuiting geven."
XCNog zijn wij met het chapiter der evacuaties niet klaar.
XCWat de mensen betreft, zij vermeld dat twee evacuatieconvooien met directieleden en kernleden van de staf van de Philips-fabrieken te Eindhoven volgens goed voorbereide plannen al in de vroege uren van de rode mei Eindhoven verheten - één groep per trein, de andere groep per auto." Belangrijke archiefstukken werden meegenomen. De autocolonne wist eerst na eenlange omweg via de Zuidhollandse eilanden op de avond van 12 mei Den Haag te bereiken. <1
XCWat het vee aangaat, moet nog opgemerkt worden dat, hoofdzakelijk via de grote rivieren en het Ijselmeer, tegen de vijf-en-veertigduizend runderen met veeschepen binnen de Vesting Holland gebracht werden, samen met een aantal paarden - een afvoer en masse waarbij 'de runderen zeer volgzaam bleken -en, gehoorzamend aan hun instinct van kuddedier, gemakkelijk volgden als eenmaal enkele kuddegenoten waren voorgegaan. De paarden toonden zich in dit opzicht heel wat minder handelbaar."
XCHet verstorend effect dat, naast de spanningen van de eerste oorlogsdag, van al die massale evacuaties uitging, willen wij niet onderschatten. Voor wie huis en hof verlaten moest, een op dat moment volstrekt onzekere toekomst tegemoet gaand, was. de oorlog als het ware tastbare werkelijkheid. Het dagelijks bestaan lag aan duigen en dat bleef niet zonder psychisch effect. Maar de oorlog-zelf, het feit van de Duitse invasie, had een nog veel algemener psychische uitwerking, ook op honderdduizenden, ja op -miljoenen die geen Duitser zagen en geen schot hoorden vallen.
XC1 A.v., p. 218. 2 A.v., p. 210. a,p.,F. ScOtten, 27 juni 1956. A.v.; Nierstrasz: Zui4front Vesting Holland, p. 262. 5 Koolhaas, Revers: Evacuaties, p.
XC'De Vijfde Colonne' was een begrip dat in de lente van 1940 nog slechts drie-en-een-half jaar oud was. Het dateerde, zoals wij in ons eerste deel beschreven, uit '36 toen in het begin van de Spaanse burgeroorlog een der rebellerende generaals in een radiotoespraak dreigend op de operaties van vier tegen Madrid oprukkende militaire colonnes gewezen had, daaraan toevoegend dat de aanval op het centrum van de republikeinse regering geopend zou worden door een vijfde colonne die zich al in de Spaanse hoofdstad bevond. 'De toevallige combinatie 'vijfde colonne' werd tot het begrip 'Vijfde Colonne' verheven."
XCToen dat geschiedde, was in menig land reeds beduchtheid jegens Duitsland gewekt door de acties ofintriges van drie met het Derde Rijk sympathiserende groepen: Duitse staatsburgers (Rijksduitsers) die in andere landen woonden; burgers van die landen welke van Duitse afkomst waren en min of meer grote nationale minderheden vormden (de z.g. Volksduitsers) ; en volledig inheemse nationaal-socialistische dan wel anderszins pro-Duitse partijen. Al vóór '36 was menigmaal op zijn minst de schijn gewekt dat Hiders beleid er systematisch op gericht was, Duitslands buurstaten en potentiële tegenstanders te verzwakken door actie, niet alleen van buiten af, maar ook van binnen uit. Misschien was de staatsgreep der Oostenrijkse nationaal-socialisten in juli '34, hoewel mislukt, er wel het duidelijkst voorbeeld van geweest. Na '36 deden zich meer van die voorbeelden voor.In maart '38 leek de intocht van de Duitse troepen in Oostenrijk het directe gevolg van een daartoe strekkend verzoek dat (gelijk bekendgemaakt werd) de nationaal-socialistisch-gezinde Oostenrijkse minister van binnenlandse zaken, dr. Arthur Seyss-Inquart, tot Berlijn gericht had, en evident was het, dat in de maanden die volgden, in Tsjechoslowakije de Volksduitse minderheid (de z.g. Sudetenduitsers) precies deed wat in Hiders kraam te pas kwam; medio september '38 kwam zij zelfs formeel in opstand tegen het gezag van de Tsjechoslowaakse regering. Deze en dergelijke verschijnselen deden in tal van landen, niet alleen bij de autoriteiten maar ook bij de publieke opinie, twijfel ontstaan met betrekking tot de loyaliteit van de daar woonachtige Rijks- en Volksduitsers; men raakte er steeds sterker van overtuigd dat zij met het Derde Rijk in geheim contact stonden en grif bereid waren, de directieven te volgen welke zij uit Berlijn ontvingen; diezelfde overtuiging ging zich uitstrekken tot de inheemse nationaal-socialisten. Al vóór het uitbreken van de tweede wereldoorlog werd Mussert in ons land door velen
XC1 L. de Jong: De Duitse Vijfde Colonne in de.tweede wereldo@rlog(1953), p. 5.
als een pion van Hitler gezien. De propagandistische actie van de NSB was kennelijk pro-Duits - dus, zo concludeerde menigeen, bestond er een conspiratief contact tussen de leider van de NSB en zijn Duitse meesters.
XCDie overtuiging werd, zoals wij in ons tweede deel uiteenzetten, machtig versterkt, ja zij leek definitief bevestigd door het beeld dat, op 9 april '40 en volgende dagen, de gebeurtenissen in Noorwegen schenen te bieden: alle havens bij verrassing bezet, desorganisatie bij de Noorse verdedigers, Duitse intocht in Oslo - en een paar uur later maakte de leider van de Noorse nationaal-socialistische partij, Vidkun Quisling, door de radio bekend dat hij als leider optrad van een nieuwe Noorse regering: als dàt geen afgesproken werk was! 'Noorwegens hoofdstad en Noorwegens zeehavens zijn', zo las men in een schokkende reportage in een onzer dagbladen, 'niet genomen door een gewapende macht. Zij zijn met grote snelheid door een reusachtige, koelbloedige samenzwering in handen van de vijand gevallen, een samenzwering die men tot een van de meest stoutmoedige en meest volmaakte politieke conspiraties van de laatste eeuw moet rekenen. Door het land te doordringen met Nazi-agenten en door verraad van enkele hooggeplaatste Noorse burgerlijke en militaire autoriteiten bracht de Duitse dictatuur haar Trojaans paard in Noorwegen. Toen het uur geslagen had, waren het de Duitse en Noorse verraders die de sterke Noorse forten onmachtig maakten ... Men heeft dezelfde methode toegepast als tegen Oostenrijk en Tsjechoslowakije.' 1
XCIn hoeverre de in ons land woonachtige Rijksduitsers en de Nederlandse NSB'ers werkelijk vóór 10 mei '40 in geheime verbinding stonden met het Derde Rijk, bleek uit de eerste twee delen van ons werk. Van de Rijksduitsers was slechts een minderheid lid van de als Reichsdeutsche Gemeinschaft (RDG) gecamoufleerde Landesgruppe Niederlande van de Auslands-Organisation der NSDAP, en hoezeer Mussert in zijn hart ook hoopte, met Duitse. steun aan de macht te komen, had toch zijn NSB veel minder contact met het Derde Rijk dan de buitenwacht aannam. Zeker, enkele individuele NSB'ers hadden in de herfst van '39 hulp verleend bij het naar Duitsland smokkelen van Nederlandse uniformen; anderen hadden ten behoeve van Duitsland spionage bedreven; en een kleine tweehonderd, in Duitsland woonachtige en daar veelal ook geboren Nederlandse nationaal-socialisten hadden zich ter beschikking van de Abwehr gesteld om, in nagemaakte Nederlandse uniformen, hulp te verlenen bij de overvallen op de bruggen over het [ulianakanaal, de Maas, het Maas-Waalkanaal en de IJsel- maar geen van die smokkelaars, spionnen en Abwehr-helpers had volgens met Mussert gemaakte afspraken gehandeld. Van de Abwehr-operaties wist de leider der NSB niets af; dag en
XC1 De Telegraaf, I6 april I940. In die geest berichtten ook andere bladen.
uur van de Duitse invasie waren hem en zijn volgelingen onbekend en van Duitse zijde waren noch met betrekking tot de NSB' ers, noch met betrekking tot de in ons land wonende Rijksduitsers (dat laatste wellicht met enkele uitzonderingen) operaties voorbereid die bij de inzet van het Duitse offensief tot uitvoering moesten komen en die men dus als zuiver militaire VijfdeColonne-activiteit zou kunnen aanduiden. Aldus de resultaten van het naoorlogs onderzoek.
XCNaoorlogs. De tijdgenoot dacht er anders over. Als twee, drie NSB'ers Nederlandse uniformen naar Duitsland gesmokkeld hadden of als Duitse spionnen veroordeeld waren, waren dan niet alle NSB' ers bereid, aan Hitler hand- en spandiensten te verlenen? Zorgden niet Duitsers en NSB'ers voor die geheimzinnige lichtsignalen waar in de eerste maanden van '40 onze pers vol van stond? Zou Hitler niet in Nederland trachten te herhàlen wat hem in Noorwegen gelukt was? En moest men de op 4 mei bekendgemaakte arrestatie en internering van een-en-twintig staatsgevaarlijken, onder wie de voornaamste woordvoeder van de NSB in de Tweede Kamer, mr. M. M. Rost van Tonningen, niet als bewijs zien dat onze regering wist dat een echte, authentieke Vijfde Colonne in opbouw was?
XCIk heb zestien jaar geleden in mijn proefschrift betoogd dat de angst voor de Vijfde Colonne bepaald niet alleen een fenomeen geweest is van de jaren '30 en '40 der twintigste eeuw maar dat integendeel in de geschiedenis nagenoeg elke oorlog (óók de Frans-Duitse van 1870--71, óók de eerste wereldoorlog) begonnen was met verschijnselen welke wij thans als VijfdeColonne-paniek zouden aanduiden. In Frankrijk geloofde men bij voorbeeld in augustus '14, 'dat talrijke Duitse arbeiders, reizigers en artisten die in de weken voorafgaand aan het uitbreken van de oorlog, Frankrijk waren binnengekomen om er, naar zij zeiden, werk te zoeken, in werkelijkheid spionnen waren; honderden hunner werden gearresteerd. Ook de Duitse dienstmeisjes golden als verdacht; het licht in hun zolderkamertje 'was een afgesproken teken'. Een speciale actie richtte zich tegen de Zwitserse, ten dele met Duits kapitaal werkende firma 'Maggi' die er van beschuldigd werd, vergiftigde melk te leveren en die bovendien al jaren te voren aan de achterkant van haar over het ganse land verspreide reclameborden geografische aanwijzingen voor het Duitse invasieleger aangebracht zou hebben ... Het verwijderen der borden geschiedde ook in België ... Het uit Frankrijk komend bericht van de 'Maggi'-borden leidde er toe dat in Londen 'schroevendraaier-groepen' gevormd werden om de achterzijde van alle emaillereclameborden te inspecteren ... Tal van personen werden er (daar) van verdacht, vijandelijk agent te zijn - ook gewone Engelsen, 'alleen maar omdat zij 'er vreemd uitzagen', omdat men gehoord had 'dat zij fluisterden', omdat zij 'stemmen hadden als Duitsers.' '
XCIn Duitsland daarentegen werd in diezelfde nerveuze augustusdagen van '14 aangenomen, 'dat talrijke Franse en Russische agenten zich, sommigen in Duits uniform, anderen als priesters of nonnen verkleed, in het land bevonden om spionage te plegen of aanslagen uit te voeren ... In Berlijn en elders werden priesters en nonnen op straat gemolesteerd; men maakte jacht op hen. Berichten dat in normaal uitziende auto's grote zendingen goud uit Frankrijk dwars door Duitsland naar Rusland onderweg waren, leidden er toe dat allerwege auto's aangehouden en doorzocht werden. Het ganse militaire verkeer dreigde vast te lopen ... 'De ongevaarlijkste personen worden voor spionnen gehouden wanneer zij in hun uiterlijk iets van hun medemensen afwijken', schreef de Engelse echtgenote van een Duits edelman ... In München moest officieel tegengesproken worden dat de waterleiding vergiftigd was.'l
XCHoe zijn nu al die, achteraf absurd lijkende reacties te verklaren?
XCIk heb het in mijn proefschrift getracht.ê
XCOorlog wekt angst, wekt aggressiviteit, wekt een gevoel van hulpeloosheid. Maar de door al die emoties ontstane innerlijke spanning 'zou zich kunnen ontladen zodra in de eigen omgeving een individu gevonden was waar men het stempel 'vijandelijk' op zou kunnen drukken: dan zou de angst haar geheimzinnig-vaag karakter verliezen; de onbestemde aggressiviteit een doelwit krijgen; en hulpeloosheid en onzekerheid zouden opgeheven worden in een directe taak: de aanval op die 'vijandin eigen midden'. Dieaanval uitvoerend, zou men 'iets doen', 'de oorlog helpen winnen.' ' Het 'noemen', 'scheppen', van 'vijanden in eigen midden' is dus, schreef ik, een wèl irrationeel, maar toch natuurlijk proces - 'een begrijpelijke en in tijden van hoogspanning haast onvermijdelijke vorm van verwerking van een als ondragelijk gevoelde realiteit.' Men wil vijanden zien - daarom ziet men ze; en de nietigste kleinigheid (een donkere bril, een extra-lange jas, een plotseling handgebaar) kan in de algemene opwinding voldoende zijn om als 'vijand' gedoodverfd te worden. De nuchtere realiteit (maar wie weet in die opwinding zijn nuchterheid te bewaren?) behoeft daar geen enkel reëel aangrijpingspunt voor te bieden.
XCNu mag erkend worden, dat er in mei '40 met betrekking tot allerlei verdenking wèl enige reële aangrijpingspunten waren. NSB' ers hàdden gesmokkeld en gespioneerd, Mussert hàd zijn beruchte 'gekruiste-armen'« uitlating gedaan, de NSB hàd zich in haar propaganda in vèrgaande mate met het Derde Rijk geïdentificeerd - en van de Rijksduitsers was nog geen
XC1 L. de Jong: De Duitse Vijfde Colonne in de tweede wereldoorlog, p. 3I9-21. 2 A.v., p. 326 e.v.
maand tevoren door de vondst van de Z.g. Butting-enveloppe gebleken dat kaderleden van de RDG een eigen spionage-organisatie gevormd hadden. Wie zich tegen een buitenlandse vijand verweert, kan geen binnenlandse dulden. Op zichzelf was het begrijpelijk, ja verstandig, dat de overheid, geen risico's nemend, besloten had om uit de rijen van hen die met het Derde Rijk sympathiseerden, de vooraanstaanden te interneren. Deze beperkte voorzorgsmaatregelen werden evenwel volkomen overspoeld en meegesleurd door een enorme golf van primitieve Vijfde-Colonne-angst welke in het gemoedsleven van miljoenennaar boven kwam. Die irrationele component werd niet door de rationele in toom gehouden - precies omgekeerd: beide componenten versterkten elkaar, en zulks in de dagen en weken .waarin Hiders legers West-Europa onder de voet liepen, niet alleen in Nederland maar, zoals ik eertijds beschreef, ook in België en Frankrijk, in Engeland en de Verenigde Staten, ja in enkele republieken van Zuid-Amerika.
XCDie rode mei werd even na half zes boven Den Haag een Duits transporttoestel door granaten van een batterij luchtafweergeschut getroffen. Het verloor een vleugel en stortte brandend neer in een straat van het Bezuidenhoutkwartier, vlak bij het Centraal Luchtwachtbureau. De brandweer bluste het vuur, personeel van het Luchtwachtbureau ging in de resten van het toestel op onderzoek en trof er een leren tas in aan, een soort militaire kaartentas, waarin zich allerlei Duitse documenten bevonden. Die tas werd eerst doorgegeven aan de commandant luchtverdediging, generaal Best, vermoedelijk om kwart voor zes.' De generaal constateerde, dat zich bij de stukken een Duits aanvalsbevel met betrekking tot Den Haag bevond - een stuk dat in strijd met de geldende orders in het vliegtuig meegenomen was. Generaal Best was zich van de betekenis van de vondst terdege bewust. Spoedig werden de stukken naar de sectie inlichtingen (GS III) van het Algemeen Hoofdkwartier doorgegeven.
XCHet belangrijkste document dat er bij was, was het ongedateerde aanvalsbevel voor een van de bataljons die tot de zzste Luftlande-Division behoorden - een bataljon dat op het vliegveld Ockenburg moest landen. Blijkens dit bevel had het als eerste taak, het vliegveld te veroveren en, ter verdediging, allerlei punten in de omgeving te bezetten, maar, zo heette het: 'Mit restp.
1 Molenaar: VI, 70.
lichen, mäglichst starken, am A-Tag gelandeten Kräften stellt es sich bereit, auf Befehl der Division vom Südwesten her in das Regierungsviertel vorzustossen.' Hoe dat geschieden moest, was duidelijk: er bevond zich in de tas een lijst van garagebedrijven in de buurt van Ockenburg; daar moest men blijkbaar auto's vorderen (of waren die garagehouders soms Vijfde Colonnisten?). Ook de route naar het 'Regierungsuiettel' was aangegeven; een aparte schets toonde een route die bij Ockenburg begon en bij het paleis Noordeinde eindigde. Kennelijk was het de Duitse opzet, koningin Wilhelmina, zo mogelijk de gehele koninklijke familie, gevangen te nemen.
XCWeer een ander stuk, de 'Allgemeine Anordnungen für den Einsatz', gedateerd 3 mei 1940, luidde onder punt zes:
XC'Im Einsatzgebiel sind deutsche Zioilpersonen mil Sonderauflrägen eingesetzt. Sie sind im Besitz eines Ausweises nach untenstehendem Muster. Ihnen ist durch die Truppe jede angeJorderte Unterstützung zu gewähren. Eingehende Belehrung hierüber ist 110t wendig.'
XCHet model voor dit speciale identiteitsbewijs ontbrak, maar het sprak vanzelf dat, ook zonder dat identiteitsbewijs, dit punt uit het betrokken document door de officieren van GS III als onweerlegbaar bewijs gezien werd dat zich in Den Haag op het moment van de Duitse aanval reeds een, van geheimzinnige 'speciale taken' voorziene, uit Rijksduitsers (deutsche Zivilpersonen) bestaande Vijfde Colonne bevond. Generaal Winkelman werd ingelicht, en nu gebleken was dat de Duitsers het op het 'regeringscentrum' gemunt hadden, gafhij (zoals wij al weergaven) de commandant van de Vesting Holland, generaal van Andel, opdracht, tot elke prijs te verhinderen dat Den Haag in 's vijands handen zou vallen.!
XCIn hoeverre was nu die uit Rijksduitsers bestaande Vijfde Colonne een realiteit?
XCWij herinneren er aan dat het, zoals wij in ons vorig deel beschreven, de Duitse opzet was om met de Fallschirmjäger die op Ypenburg en Ockenburg zouden landen, een soort overval uit te voeren op de koningin, ministerpresident de Geer, minister Dijxhoom, generaal Winkelman, het Algemeen Hoofdkwartier en enkele andere belangrijke militaire bureaus. Daarbij moest de Abwehr voor agenten zorgen die als gids zouden optreden. Dat die gidsagenten zich inderdaad op Ia mei in Den Haag bevonden hebben, staat niet onomstotelijk vast; het is wel plausibel. Daarenboven diende onmiddellijk een militaire arrestatieploeg, de Einsatzgruppe Feldmann, in actie te treden teneinde van Ypenburg uit allen op te pakken die, volgens de Duitse gege
XC1 Nierstrasz: Algemeen Overzicht, p. 66.
vens, betrokken waren bij het werk van de Nederlandse, Engelse en Franse inlichtingendiensten. Ook die Einsatzgruppe Feldmann had helpers nodig, vooral in eenlater stadium. Er was in het algemeen van Duitse kant voorzien dat nogal wat in Den Haag wonende of verblijvende Duitsers bij het overbrengen van berichten en het inleveren van arrestanten Duitse linies zouden moeten passeren. Enkelen van die Duitsers waren wellicht op die lode mei al in het bezit van het aparte identiteitsbewijs; die documenten waren evenwel niet speciaal voor de actie in Den Haag vervaardigd maar droegen een algemeen karakter. Ze waren al gedrukt in 1939 1 en vermoedelijk ook al tijdens de Duitse veldtocht in Polen gebruikt. Dat die identiteitsbewijzen in het algemeen vóór het begin van enig Duits offensief aan de betrokkenen verstrekt werden, is niet waarschijnlijk: dat zou veel te riskant zijn. Regel was, schijnt het, dat stafofficieren van Duitse eenheden ze meenamen en ze, Ha het begin der gevechtshandelingen, naar behoefte uitreikten aan Duitse burgers met wie de troep in contact kwam. De inlichtingen-officier (Ic) van Graf von Sponeck, commandant van de zzsre Luitlande-Division, had een heel schrift bijgehouden, tot 200 doorgenummerd, waarin aangetekend was dat hij op 6 mei negentien identiteitsbewijzen aan de Einsatzgruppe Feldmann meegegeven had en zeventig aan de Fallschirmjäger die de overval moesten uitvoeren. Hij had er meer. Het exemplaar dat op 12 mei op het lijk van een Duitser op het vliegveld Ockenburg gevonden werd (op die tweede vondst van belangrijke Duitse stukken komen wij in een volgend hoofdstuk terug), droeg het nummer 206. Een van de Duitse officieren die op Ockenburg landde (hoogstwaarschijnlijk de bedoelde inlichtingen-officier), had in totaal zöo 'Ausweise zum Passieren der deutschen Linien' bij zich; deze werden op Ockenburg 'am 10.5.40 dUTchBomben-VolltreffeTvernichtet'.2
XCOnze conclusie luidt dat zich mogelijk in Den Haag op 10 mei '40 een beperkt aantal Duitse burgers bevonden heeft aan wie tevoren taken toebedeeld waren die zij bij een Duitse aanval op Den Haag moesten uitvoeren; voor dat aantal geeft het cijfer '206' op het gevonden identiteitsbewijs geen aanwijzing; of enkele van die Duitse burgers feitelijke steun verleend hebben bij de spoedig mislukkende pogingen der Duitse troepen om, van Ypenburg en Ockenburg uit, Den Haag binnen te dringen, is geheel onzeker. De militaire rapporten maken slechts melding van één, bovendien nog onopgehelderd geval: een man 'van een fors postuur' die in de buurt van Ockenburg
1 Het drukmerk '13788 39 2 D' staat vermeld op het exemplaar dat op 12 mei in Nederlandse handen viel. 2 22. 1 (CDr, 30.0948).
VRIJDAG 10 MEI van een erker uit 'met een: revolver of pistool' twee of drie schoten loste op de Nederlandse troepen. 'Voor we echter konden terugschieten, was hij verdwenen en in het huis was niemand meer te vinden."
XCMogelijk is ook, dat sommigen (maar dan denkt men toch eèrder aan Nederlanders dan aan Duitsers) tevoren opdracht ontvangen hadden, in geval van een Duits offensief verwarrende en demoraliserende geruchten te verspreiden; bewijzen hebben wij daar niet voor en het feit dat er alop de rode mei een stroom van geruchten kwam opzetten, vele absurd van inhoud, mag men ook niet als zodanig bewijs zien. In de hoogst emotionele, nerveuze situatie die op die rode mei geschapen werd, was, schreefik in' 53, 'de sterke neiging om door het onmiddellijk aanvaarden dat er 'vijanden in eigen midden' zijn, een bedding te openen waardoor de innerlijke spanning kan afvloeien ... , in heel veel mensen aanwezig; slechts zeer weinigen hoeven het te zijn die die 'vijand' het eerst 'noemen'. Een kreet, door één geslaakt, wordt door duizenden overgenomen en haastig aan tienduizenden doorgegeven. Pers en radio zorgen voor de verdere verspreiding onder miljoenen, ja tientallen miljoenen mensen.
XCEr zit in dit verspreidingsproces een lineair element; het overspringen van de verlossende vonk van de een op de ander; van veel wezenlijker belang is het feit dat de meeste .mensen dermate geladen zijn dat zij als het ware op die vonk zitten te wachten. De vonken ontstaan dan ook op tal van punten tegelijk; de geleiding is razend snel, en wat de een als vermoeden uit, geeft de ander als zekerheid door. Staat het eenmaal gedrukt of heeft de radio het verkondigd, dan heeft het de onaantastbaarheid gekregen van een dogma."
XCZiedaar het proces dat zich in de meidagen voordeed.
XCDoor de oorlog werd het dagelijks leven grondig verstoord. In Rotterdam en Den Haag heerste grote opwinding: het schieten was er niet van de lucht. In AlllSterdam merkte men weinig van de gevechtshandelingen; hier sloot het gemeentebestuur onmiddellijk de scholen"; de gemeentelijke ar
1 Gevechtsverslag, aangehaald in E. H. Brongers : p. 78. De betrokken burger heet door twee officieren waargenomen te zijn (Kamer ling: p. 62). 2 L. de Jong: p. 326-27. 3 (Gemeente Amsterdam) (1942), p. 1.
beidsbeurs werd er 'bestormd door honderden en honderden die Of reeds door hun werkgever waren ontslagen Of zulks verwachtten èf'hun werk niet konden bereiken." 'Velen hadden (niet beseffend wat oorlog was) de vlaggen uitgestoken en toen een draaiorgel vaderlandse liederen begon te spelen, leek die eerste oorlogsdag enigszins op een nationale feestdag."
XCInderdaad: het element van nationale saamhorigheid was niet afwezig - eerder was die saamhorigheid op die eerste oorlogsdag sterker dan zij ooit op een van de traditionele nationale feestdagen geweest was. Men was één: één volk dat door eenzelfde vijand besprongen werd. Rangen en standen vielen weg - elk was Nederlander. De melkboer, de slager, de bakker, de buren met wie men misschien nooit meer dan een vage groet gewisseld had - zij werden opeens als.lot- en landgenoten beschouwd. 'Beslist opvallend was', noteerde een Haags ambtenaar, 'dat nu de hoogste en de laagste ambtenaren broederlijk door elkaar liepen, waar anders een diepe kloof de rangen gescheiden hield. Van werken was geen sprake."
XCIn dat veranderd bestaan viel een deel van de normale communicatiemiddelen weg. De gehele post kwam onder censuur te staan, maar aangezien daar op dat moment nog geen aparte organisatie voor opgebouwd was, kon men het eventueel doorgeven van staatsgevaarlijke berichten (van de Vijfde Colonne viel alles te verwachten!) slechts op één wijze voorkomen: de bestelling van brieven, briefkaarten en drukwerken werd gestaakt, zulks met uitzondering van kranten, periodieken en dienststukken." Bovendien werden 'met het oog op een zo vlot mogelijke behandeling van overheidsgesprekken' (maar heeft ook niet hier de beduchtheid voor de Vijfde Colonne een rol gespeeld?) alle particuliere telefoonaansluitingen verbroken; alleen artsen (die overigens voor hun patiënten onbereikbaar werden) behielden met enkele andere groepen personen hun telefoon": hun allen werd die rode door een bekendmaking van generaal Winkelman 'ten strengste verboden, hun toestel door derden te laten gebruiken." Het binnenlands telegraafverkeer bleef vrij. Niemand had zich afgevraagd wat daar het effect van zou zijn. Dat openbaarde zich onmiddellijk: zoveel duizenden mensen wilden op die eerste oorlogsdag aan familieleden of bekenden per telegramJ.O.
1 (Ministerie van sociale zaken, gewestelijke arbeidsbeurs Amsterdam) (1958), p. 54. 2 'Herinnering aan tienjaar geleden', IQ mei 1950. 3 C. Herpel: 'Wij in de oorlog. Reportage van het leven in de oorlogsdagen begin mei 1940 in zuidoost 's Gravenhage', p. 6-7 (Collectie dagboeken, no. 232). 4 Op 12 mei werd de bestelling van brief kaarten weer toegestaan. G. Visser: p. 25). ö A.v., p. 32. Tekst in 10 mei 1940.
VRIJDAG 10· MEI berichten doorgeven, dat het aannemen van telegrammen's middags stopgezet werd; op de r rde gebeurde hetzelfde.'
XCAl die maatregelen hadden tot effect dat men binnen de eigen woonplaats of wijk geïsoleerd raakte en door dat isolement werd de vatbaarheid voor berichten en geruchten versterkt. Waarlijk: die waren schokkend genoeg! 's Avonds pas zouden de avondbladen verschijnen; wie een radiotoestel had (er waren, op ruim negen miljoen inwoners, meer dan een miljoen toestellen in het land) of aangesloten was bij de radiodistributie (ruim vierhonderdduizend aansluitingenê), 'hing' aan de luidspreker. Die eerste dag kwamen er drie z.g. legerberichten," Het eerste, 's morgens' even na half negen" omgeroepen, meldde dat 'de bruggen over Maas en ijsel vernield' waren (die bij Gennep was in Duitse handen gevallen), dat de Duitsers alleen bij Arnhem tot de ijsel waren opgerukt en dat de Duitse parachutisten 'die voor een deel in Nederlandse uniformen gekleed waren', omsingeld waren en hun vernietiging tegemoet gingen. Laat in de middag sprak het tweede legerbericht van een 'verbitterd weerstand' bieden aan ijsel en Maas (beide linies waren in werkelijkheid al doorbroken); vier Duitse pantsertreinen heetten buiten gevecht gesteld (in werkelijkheid: twee), 'waarvan één tegelijk met de spoorbrug bij Venlo in de lucht vloog' (hetgeen onjuist was); minstens zeventig Duitse vliegtuigen waren neergeschoten en 'van verschillende plaatsen' werd 'gemeld, dat Nederlandse krijgsgevangenen door Duitsers als dekking werden gebruikt.' Kort na middernacht voegde het derde legerbericht" nog toe dat meer dan honderd Duitse toestellen vernietigd waren; veertien buitgemaakt; en alle vliegvelden in het westen 'op één na' (Waalhaven, het belangrijkste) heroverd.
XCDie nogal: .positief klinkende legerberichten werden met opluchting, ja veelal met enthousiasme begroet. De schrijver Antoon Coolen werd samen met een geheel gezelschap door
XC'een g~oots gevoeL .. meegesleurd als wij horen hoe de Maasbrug bij Venlo ~1 de lucht is gevlogen, net op het ogenblik dat er een Duitse pantsertrein was opgereden ... Wij stellen ons de katastrofe voor: de donderende explosie, de zuil van rook, de neerstortende brugdelen, de warreling van stalen binten, de in elkaar gedrukte of vaneengereten trein, de gedode Duitsers. We schreeuwen het allemaal uit, sommigen staan van hun stoelen op en zwaaien, al roepend, met de armen, puur van blijdschap. Dat is een geduchte klap voor de vijand! Hoeveel pantsertreinen had hij ingezet? Die ene is hij al vast kwijt. Zouden erJ.Visser:p.meiTekstenNierst:rasz:p.J. Poortman :p.Het werd omuurper radio uitgezondenp.
1 G. 27. 2 5 1940. 3 in 282. (1969), I75. 5 1 3 29).
veel Duitsers in die trein hebben gezeten? Hoe meer, hoe liever, het zijn Duitsers, géén sentimentaliteit!' 1
XCAan de juistheid der legerberichten werd niet getwijfeld. Diezelfde dag waarschuwde het Algemeen Hoofdkwartier evenwel, dat de radioluisteraars uitsl~tend geloof moesten hechten aan de bekende stemmen van de nieuwslezers van het ANP. Berichten en strooibiljetten die van 'onderhandelingen met de aanvaller' of van staken van het verzet gewaagden, zouden steeds, aldus het hoofdkwartier, 'van de vijand afkomstig zijn ... Nooit ofte nimmer zullen opperbevel en regering zich inlaten met onderhandelingen met de vijand.'2 Het was een waarschuwing die, terwijl ze zekerheid wilde scheppen, onzekerheid bevorderde: wat was dat voor duivelse vijand die van de Nederlandse golflengten gebruik kon maken om gefmgeerde instructies te verspreiden! Het Algemeen Hoofdkwartier maakte overigens de fout om, ongeacht de algemene waarschuwing, de bekendmakingen met betrekking' tot het militair gezag voor de radio te laten voorlezen door een vall de officieren van het Centraal Luchtwachtbureau wiens stem uiteraard onbekend was - het was een handelwijze die, drie dagen volgehouden, heel wat extra verwarring wekte en op de rode al aanleiding gaf tot' allerlei wilde geruchten omtrent verraad e.d.':' Trouwens, er was meer: in de avondbladen van de eerste oorlogsdag kon men lezen, dat in Den Haag door mensen die aan de huizen aanbelden (kennelijk Vijfde Colonnisten!), het bericht verspreid werd dat het gevaarlijk was, het drinkwater te gebruiken+
XCHet was vooral de verrassende inzet van het Duitse luchtlandingsleger die in het westen des lands bij militairen en burgers nervositeit wekte. Deonzekerheid werd versterkt doordat niet alleen op Waalhaven (dat berichtten wij al) maar ook elders aan parachutes hangende stropoppenleken te dalen die voor parachutisten gehouden werden. De werkelijke parachutisten kwamen overigens in veel sterker mate verspreid neer dan niet de Duitse plannen overeenkwam, ten dele doordat zij met de wind afdreven." Spoedig' deden geruchten de ronde dat die parachutisten een sinistere bewapening hadden, 'de laarzen volgestopt met handgranaten. Naar wetd beweerd, ook met een mechanisch pistool dat afging bij omhoogheffen der armen.l" En dan waren deze lieden ook nog, aldus het eerste' legerbericht, 'voor een deel in Nederlandse uniformen gekleed'! Welke Nederlandse militair die men niet persoonlijk kende, kon men nog vertrouwen? IederdieCoolen:(1945),p. 17.Tekst in'1.0mei 1940.Molenaar:p.tomei 1940.GetuigeM.H. Calmeijer,dl.c,-P.'-309.J.G.'De maanden namei 1940'mei 1940, Collectie dagboeken, no.
1 A. 2 3 VII, 7. 4 5 R. I 6 D. Poldermans: Ia (ia 956). , '
een Nederlands uniform droeg, kon een Duitser zijn. Nerveuze wachtposten gingen er toe over, iedereen die passeren wilde, enkele woorden te laten zeggen ('Scheveningen en scheve schuiten' bijvoorbeeld), waardoor men onmiddellijk kon constateren of men misschien een verklede Duitser tegenover zich had. Die man hoefde niet eens in uniform te zijn! Druk werd rondverteld dat parachutisten (hun camouflagejak kan tot die misvatting bijgedragen hebben) zich als boer, pastoor of non verkleed hadden. Dat was een extra-enerverend element in de situatie van de eerste oorlogsdag die op zichzelf speciaal voor de militairen al zo enerverend was. Velen hunner werden wat men in het Engels trigger-happy noemt: zenuwachtig spiedden zij rond of zij iets verdachts zagen en was dat het geval, dan werd meteen gevuurd. In Rotterdam gebeurde het 'vele malen' dat op politieagenten geschoten werd door militairen, 'onbekend als deze waren met de uniformen en de uitrusting der politie.'! Binnen het militaire apparaat ontstond op menig punt nog ~éér verwarring doordat officieren, menend dat die geheimzinnige Vijfde Colonnisten in de eerste plaats op hen zouden schieten, hun onderscheidingstekenen van hun uniform verwijderden." Bij Leiden naderde die ochtend een autobus met militairen een Nederlandse compagnie die de huizen in een straat bezet had. Men ziet Duitse uniformen:
XC'Iemand schreeuwt: 'Daar zijn ze!' Van alle kanten knettert het los. Van de daken en vanuit de ramen. De bus wordt doorzeefd. Er komen twee Hollandse marechaussees uit: 'Houdt op! Krijgsgevangenen!' Met de schrik zijn ze er afgekomen. Onder de krijgsgevangenen vele gewonden en één dode. Een Duits vliegerofl:icierheeft een kogel door beide ogen."
XCOveral werd van verraad gerept. Namen van vooraanstaande Nederlanders deden de ronde (onder hen die van de directeur der KLM, A. Plesrnan) die alle geheimen van de landsverdediging aan de Duitsers doorgegeven zouden hebben. Voorts werd op die plaatsen waar de Duitsers een verrassend succes behaald hadden, voetstoots door velen aangenomen, dat alleen verraders dat succes mogelijk gemaakt hadden. Op het vliegveld Bergen waren de G-I jagers begin mei verspreid en gedekt opgesteld geweest, 'maar op 9 en 10 mei juist niet! Sommigen zagen daar een soort verraad in.'4 In Dordrecht deden omtrent het verloren gaan van de bruggen 'reeds terstond de wildste geruchten de ronde. Het publiek begreep het niet!deJong: 'De Rotterdamsepolitie gedurende de oorlogsjarenp.Berends: 'Een compagnie uit de oude doos'p."'Parachutisten,meiininp.GetuigeJ. van den Werff,c, p.
1 H. 1939-1945', IlO. 21. (1966), 7. JO 1940' 1939-1945, 61. 4 dl. I 337.
Immers, men had zo dikwijls gehoord dat onder de bruggen springstoffen waren aangebracht, waarom werden ze niet opgeblazen? .. Daar moest verr~ad achter schuilen en al spoedig wist men te vertellen dat in plaats van springstoffen ladingen zand waren aangebracht.'1
XCAlles wat van het normale stadsbeeld afweek, wekte onmiddellijk verdenking. In Rotterdam was ten tijde van de algemene mobilisatie een alarmsysteem voor het politiekorps ontworpen: door middel van blauwe vlaggen die op zeven-en-dertig punten bij politieposten en woningen van buurtagenten uitgestoken zouden worden, zou men diegenen die niet in dienst waren, waarschuwen om onmiddellijk op te komen; toen die vlaggen op 10 mei bij enkele woonhuizen van agenten uitgestoken werden, schoolden meteen grote menigten samen die, 'menende dat er seinen aan de (Duitse) vliegtuigen werden gegeven', verontwaardigd eisten dat men die vreemde vlaggen zou verwijderen." In Noord-Brabant wekten de reclameplaten van Duitse firma's die waren als 'Ata' en 'Vim' produceerden, verdenking: 'misschien dienden de platen als richtingwijzers' - richtingwijzers voor de Duitse troepen. Gelast werd, ze te verwijderen." In Lunteren kwam op de avond van de rode mei in een kring van functionarissen van de luchtbeschermingsdienst het gesprek op het terrein waar de NSB op tweede Pinksterdag, 13 mei, haar z.g. Hagespraak wilde houden, en speciaal op de hoge vlaggemast die daar stond:
XC, 'Natuurlijk ook verraderswerk' , oppert er een. En ik val ijverig in: 'Natuurlijk. Dat is een baken voor de hele Veluwe, De Duitsers weten drommels goed dat hier geen afweergeschut staat en ze vliegen allemaal hier over heen.' 'Dan moeten we 'm om gaan hakken', zegt de veldwachter. Er springen zes mannen op. Ah, nu kunnen we dan toch ook wat voor het vaderland gaan doen! Bij een timmerman worden haastig bijlen en zagen gevorderd voor de Iuchtbescherrningsdienst. Door het bos rijden we tegen de Goudsberg op. Het Hagespraak-terrein ligt natuurlijk verlaten en onder de deskundige aanwijzingen van de diender krijgen we het gevaarte werkelijk naar beneden zonder dat er iemand verongelukt. In de keten en barakken speuren we nog wat rond. Daar staat een microfoon, de draden lopen naar een kastje. We breken het open. 't Ziet er erg technisch uit en we vinden dat het een geheime zender moet zijn waarmee 't gespuis naar de Duitsers heeft geseind. De veldwachter neemt het corpus delicti onder zijn hoede. Straks, bij de grote afrekening, zal het te pas
XC1J. Bleeker:(z.j.), p.a H. de Jong: 'De Rotterdamse politie gedurende de oorlogsjarenp.a W. Lenaers:(z.j.), p.
6. 193'9'-1945', 25-26, 100. 19.
komen! 'Maar, mannen, tot zolangje mond houden! En 't is ook beter dat we ieder op eigen gelegenheid teruggaan. En nog eens: kop dicht! De hand er op.'!
XCDe 'geheime zender' was een normale geluidsinstallatie. Kort na het begin der bezetting moest het gemeentebestuur aan de NSB f 800 schadevergoeding betalen voor de aangerichte vernielingen.ê
XCDie rode mei, 's morgens om vijf uur," had het Algemeen Hoofdkwartier een telexbericht doen uitgaan naar de hoogste militaire commandanten dat slechts twee woorden telde: 'Nico Vester'. Bij de staf van generaal van Voorst tot Voorst, commandant van het veldleger, wekten die woorden alleen maar verbazing: niemand wist wat zij betekenden, ook de generaal niet." Het misverstand (dat zich ook wel bij andere commandanten voorgedaan zal hebben) werd spoedig opgehelderd: de bedoeling was, dat alle staatsgevaarlijk geachte Nederlanders (aangeduid met de N van 'Nico') en vreemdelingen (aangeduid met de V van 'Vester') onmiddellijk gearresteerd en geïnterneerd zouden worden. Zulks was evenwelniet in de eerste plaats de taak van het militaire apparaat, maar eerder van de politie. Intussen viel te voorzien dat het militaire apparaat bij arrestatie, transport en internering der verdachten assistentie zou moeten verlenen.
XCIn ons vorig deel beschreven wij, hoe de autoriteiten van de justitie (d.w.z. de procureurs-generaal bij de vijf gerechtshoven) zich tevoren rekenschap gegeven hadden, wie zij in geval van oorlog wensten te interneren. Van hen allen waren, met inschakeling van de politie in de verschillende gemeenten, lijsten met namen en adressen opgesteld. De procureur-generaal bij het Amsterdamse gerechtshof, mr. dr. J. A. van Thiel (onder wie de provincies Noord-Holland en Utrecht ressorteerden), had op die lijsten ca. vijfhonderd namen van vreemdelingen opgenomen en driehonderdacht-entwintig van Nederlanders. Hoe die twee groepen precies samengesteld waren, weten wij niet. De vreemdelingen waren vermoedelijk hoofdzakelijk Duitsers die functionaris of gewoon lid waren van de Reichsdeutsche Gemein schaft, de Nederlanders hoofdzakelijk functionarissen van de NSB en van12
! "n HeideschooLneester in de meidagen van '40', mei 1950. 2 A.v. a Nierstrasz: p. 67. 4 Hoofdkwartier commandant veldleger: Dagboek, 10 mei dl. I b, p. ISS).
kleinere nationaal-socialistische partijen - hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend; ook een aantal voormannen van de Communistische Partij Nederland en van revolutionair-socialistische groeperingen moest opgepakt worden.' Mr. van Thiel had instructie gegeven dat de arrestaties in zijn ressort plaats moesten vinden in de nacht, volgend op de eerste oorlogsdag, en dat de ruim achthonderd gearresteerden dan overgebracht dienden te worden naar de voormalige rijkswerkinrichting te Hoorn.ê Elders in den lande waren overeenkomstige voorbereidingen getroffen. Uit de drie noordelijke provincies zou men de te arresteren personen overbrengen naar een kamp in Gaasterland, 3 uit Limburg, Noord-Brabant en Zeeland naar een kamp in Ellewoutsdijk dat op Zuid-Beveland gelegen was, recht tegenover Terneuzen."
XCVoor wij nu weergeven hoe die arrestaties en interneringen in hun werk gingen, moet eerst melding gemaakt worden van enkele algemene bekendmakingen die het Algemeen Hoofdkwartier op de ochtend van de eerste oorlogsdag deed uitgaan. Dag- en weekblad van de NSB (Het Nationale Dagblad en Volk en Vaderland) en het dagblad van de CPN (Het Volksdagblad) werden verboden; verboden werd eveneens de verspreiding van alle 'pamfletten, vlugschriften en dergelijke drukwerken'. 5 Voorts werd het aan alle 'hier te lande wonende of verblijvende Duitsers of vreemdelingen van Duitse oorsprong verboden, zich buitenshuis te begeven'6 - zulks betekende, dat de tienduizenden Duitse vluchtelingen die in ons land asyl gevonden hadden, hun woning niet mochten verlaten en dus voor de meest simpele inkopen op slag afhankelijk werden van de hulp van Nederlandse vrienden of bekenden. Al die regelingen werden door de radio en de pers bekendgemaakt en vergrootten de nervositeit: de binnenlandse vijand was wèl sterk als de autoriteiten het nodig achtten, zo drastische maatregelen te treffen!
XCVan de voormannen der CPN werd, voorzover bekend; slechts de vieren-zestig jaar oude Wijnkoop gearresteerd die in de partij nauwelijks meer invloed had; hij kwam uit Amsterdam in Hoorn terecht: 7 Deleider der NSB, Mussert, ontsprong de dans. Al enkele weken tevoren had zijn adjudant eenJ.
1 p. 34'. • 'Algemene regeling tot internering van gevaarlijke Nederlanders en vreemdelingen in het ressort van de procureur-generaal, fungerend directeur van politie te Amsterdam', z.d. punt a, gestencilde bijl. 92). 3]. Leeninga en E.]. Westra: (1945), p. 7. • E. L. M. H. Speyart van Woerden, IS dec. 1955. 5 'Algemene 'bekendmaking no. 37 van de opperbevelhebber van land- en zeemacht', 'Ia mei 1940, gepubliceerd in de dagbladpers van die datum. 6 'Algemene bekendmaking no. 39', a.v. 7 A.]. Koejemans: EI967), p.286.
eventuele schuilplaats voor hem gezocht en gevonden in het landarbeidershuisje van een met een Duitse vrouw getrouwde NSB' er die in het Gooi woonde, tussen Naarden en Huizen. Hier werd Mussert in de ochtend van 10 mei door zijn adjudant per auto heengebracht. Toen er in de middag door de politie huiszoeking gedaan werd, had de leider der NSB zich, dicht bij het huisje, in een loopgraaf verborgen die nog uit de eerste wereldoorlog dateerde en nu met dicht kreupelhout afgedekt was. Met een verkoudheid kwam hij er uit te voorschijn. Nadien hield hij zich op zolder schuil, zich troostend met het denkbeeld 'dat', zo zei hij, 'deze oorlog hoogstens vier dagen kon duren."'Ik heb dus', pochte hij na de oorlog, 'de eer te zijn Nederlands eerste onderduiker.P
XCDe algemeen secretaris der NSB, C. van Geelkerken, tweede lid der beweging, kon niet op de eer bogen, 's lands tweede onderduiker te zijn: verrast door het uitbreken van de oorlog, werd hij 's morgens omstreeks tien uur in zijn woning te Utrecht gearresteerd en met een groep anderen in de loop van de dag naar het fort Spijkerboor bij Purmerend gebracht." Hier was 'het eten en drinken goed, de ligging op strozakken behoorlijk. De behandeling', aldus een NSB'er uit Lunteren, 'was streng maar goed."
XCFort Spijkerboor is een van de weinige interneringsplaatsen geweest, zo niet de enige, waar de verzorging en behandeling der geïnterneerden geen aanleiding gaf tot klachten. Als geheel liep het arrestatie- en interneringssysteem namelijk spoedig in het honderd. De snel groeiende angst voor de Vijfde Colonne leidde er toe dat men, eigenlijk al van meet af aan, de opgestelde arrestatielijsten uit het oog verloor: alle NSB' ers, alle Duitsers, ja soms ook alle Duits-Joodse vluchtelingen golden als verdacht, 'iedereen', zo verklaarde mr. van Thiel later, 'heeft toen maar gegrepen: de soldaten, de sergeanten, de luitenants, de burgemeesters." Soms ging het bij de arrestatierustig toe, soms was ook het politie-personeel dat de betrokkenen ophaalde, op die eerste oorlogsochtend al nerveus en geneigd tot excessief optreden. Zo werd 's morgens om half zeven door een brigadier van de Bloemendaalse recherche aangebeld bij het huis van een NSB'er die zakelijk beheerder was van zijn NSB-district: 'Op dat moment was ik juist van plan', schreef de betrokkene korte tijd later,
1 N. Went: (1941), p. 8-10, 2 A. A. Mussert: 'De NSB in oorlogstijd' (ms., 1945), P. 1,0. a PRA-Utrecht, proces-verbaal verhoor van C. van Geelkerken (afgesloten Ia okt. 1948), p. 3,(DoeI-SlO, map c). 4 Verslag, 30 mei 1940, door N.J. A., p. 2 (Archief Nêfs, map 960). 6 GetuigeJ. A. van Thiel, dl. Ic, p. 203.
'in mijn bad te stappen, dus spiernaakt. Ik sloeg een badjas om, ging naar beneden en opende de voordeur. Brigadier S. toonde zijn penning en deelde mij mede dat hij mij mee moest nemen. Ik vroeg hem toen ofhij eenlastgeving had. Hij antwoordde hierop: 'Neen, maar dat sodemietert niet.' Waarop hij mij in de kraag van mijn badjas pakte en mij vervolgens tot lering en vermaak van de gehele buurt door mijn tuin sleurde en in een gereedstaande auto stopte Tevens is mijn huis doorzocht en speciaal heeft men gespeurd naar vuurpijlen Alle .NSB-documenten, de gehele NSB-correspondentie met hoofdkwartier, kringen, groepen, bureau van de Leider enz. heeft men onaangeroerd laten staan. In beslag genomen is een briefopener waarop een hakenkruis stond. Verder heeft men als staatsgevaarlijke documenten menen te moeten meenemen een pak oude slagersrekeningen (betaald), alsmede enige rekeningen van de stoomwasserij'l
XCdaar zag men blijkbaar aanwijzingen in voor verraderlijke connecties. Achterdocht was spoedig gewekt. Toen in Leiden bij het gevankelijk wegvoeren van een Duitser enkele in beslag genomen zaken meegenomen werden in een doos waar 'Philips' op stond, had 'een paar minuten later iedereen 'gehoord', dat in de Philipsdoos een geheime zender geborgen was." Later in de ochtend werden in Musserts geboorteplaats Werkendam enkele leden uit een NSB-gezin gearresteerd: 'Heel het dorp was uitgelopen bij ons', schreef later één hunner, 'en met woeste kreten werden we ontvangen, zoals: 'Kerven moesten we ze! Kapotschieten alle fascisten! Ophangen!' enzovoort.P
XCDe behandeling na de arrestatie was verschillend. In Utrecht ging het rustig toe. Welmoest een grote groep gearresteerden, alvorens naar Hoorn gevoerd te worden, dassen, bretels en rookgerei afgeven." In Den Haag, wellicht ook elders, hadden vrouwelijke vrijwilligers van de Burgerwacht instructie, de Duitse vrouwen die opgepakt waren, met een zorgvuldigheid te fouilleren die even overbodig als vernederend was: zij moesten ze, schreef een dier vrijwilligsters, 'naakt voorover op haar knieën laten liggen en zo konden wij ons werk aan alle kanten verrichten."
XCIn de meeste gevallen waren de ruimten waar de gearresteerden endergegebracht werden, onvoldoende geoutilleerd. Veelal kwam men eerst op een politiebureau terecht - vandaar vond dan het transport naar een groter gebouw plaats. In Rotterdam werd dat 'De Doelen' (daar 'waren voldoende
1 Brief, 21 mei 1940, van Ch. A. H. aan het hoofdkwartier der NSB (ArchiefNSB, map 941). 2 E. Nickel (ps. voor N. de Haas): p. 13. 3 Verslag van een anonym NSB'er (zomer 1940), p. I (Doc II-944). , G. C. Hirsch: p. 2 (Doc I-70I, map a-I). 5 E. Th.J. van Heemstra: (1945), p. 21.
WC'S), in Tilburg de willem U-kazerne, waar, aldus een NSB' er, de behandeling op de rode mei al 'honds' was: 'Gelegenheid tot luchten werd niet gegeven . .. Voor slaapgelegenheid werd niet gezorgd.'! In Amersfoort werd ook een kazerne gebruikt," in Amsterdam na enige tijd de Centrale Markthallen, in Den Haag al op ro mei 'Filmstad' : het studiocomplex van de filmproducent L. C. Barnstijn tussen Den Haag en Wassenaar. Hier waren 's avonds in de grote opnamestudio al tussen de vijf- en zevenhonderd verdachten bijeengebracht; als eerste en enige voedsel kregen zij toen" één boterham (sneedje) van buitengewoon slechte kwaliteit ... Inde loop van de avond verscheen een vrachtauto met pakken geperst stro hetwelk los over de grond werd uitgespreid."
XCMisschien was de situatie in de voormalige rijkswerkinrichting in Hoorn wel het ongunstigst. Het gevangenisachtig gebouw had tien jaar lang leeg gestaan, was totaal vervuild en in het geheel niet berekend op het herbergen van geïnterneerden wier aantal in twee dagen de duizend overschreed. De smerige zalen vol stof en spinrag werden er eenvoudig volgepropt met
XC'vrouwen, mannen, oude enjonge, zieke en gezonde. Geen voedsel, geen ligging: geen gelegenheid tot afzonderlijke plaats voor menselijke uitscheiding, afgesloten in getraliede ruimten van ongeveer twee meter. Deze kooien waren bovendien nog op elkaar gebouwd, zonder vloeren, alleen traliewerk van bandijzer vormde de zolderafscheiding, zodat het gevolg was dat er een onbeschrijflijke, ondragelijke smeerboel ontstond."
XCEn deze rijkswerkinrichting was tevoren nog wel aangewezen als interneringsoord! Elders moest men op die rode mei geheelonverwachts gaan. improviseren, zulks in een situatie waarin de beduchtheid voor de Vijfde Colonne een steeds groter plaats ging innemen.
XCJuist deze beduchtheid was het die met name in het westen des lands storend ging inwerken op de pogingen der militairen om de Duitsers de prijzen te ontrukken welke hun door hun strategische verrassing in handen gevallen waren: de vliegvelden Valkenburg, Ypenburg, Ockenburg en Waalhaven en de grote bruggen in Rotterdam, bij Dordrecht en bij Moerdijk.j. G. B.: 'Rapport betreffendeinternering'juni 1940)(ArchiefNSB, map 961).C. A. Mennicke:p:Lindeman: Verslag, 31 mei 1940 (ArchiefNSB, map 961).J.' Woudenberg: 'Mémoires', dl.p.(Doe.1-1922).
1, (8 2 '258 .. 3 L. 4 H. II, 55
XCEnkele uren na het inzetten van het Duitse offensief stond reeds vast dat, wij schreven dit al, de gedurfde, ja ietwat overmoedige operatie van de zzste Luitlande-Division in wezen mislukt was. Van uitschakeling van het Haagse zenuwcentrum der Nederlandse verdediging was geen sprake; wel hadden de parachutisten en luchtlandingstroepen de vliegvelden Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg in handen gekregen, maar het was de vraag of zij zich daar lang zouden kunnen handhaven. Van de Duitse toestellen hadden er alleen de eerste échelons kunnen landen; die waren op Valkenburg in de bodem weggezakt, Ypenburg, het best-geoutilleerde vliegveld van de drie, was versperd door de wrakken van de Duitse Junkers-52's, vlak bij Ockenburg hadden de Nederlandse troepen zich kunnen handhaven. Het was de bedoeling geweest dat alle Duitse transporttoestellen van de drie genoemde vliegvelden weer naar Duitsland terug zouden vliegen om daar in vier nieuwe golven (twee op 10 mei, twee op II mei) de rest van de Luftlande Division op te halen. Het zorgvuldig opgesteld transportschema viel evenwel in duigen: de meeste toestellen van de eerste golf kwamen niet eens terug. Welkon men naar Waalhaven versterkingen sturen (hetgeen zowel op de rode als op de r rde en rzde geschiedde"), maar Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg waren voor de Luftwaflè onbereikbaar geworden.
XCBijna tienduizend militairen hadden in de 'Raum Den Haag' aan de grond moeten komen, maar aan niet veel meer dan een derde was dat gelukt, sommigen inderdaad op de drie genoemde vliegvelden, anderen daarentegen vrij ver daarvandaan: in de polders tussen Gouda en Den Haag, op de autoweg tussen Delft en Rotterdam, op allerlei plaatsen in het Westland, op enkele punten aan het strand tussen Katwijk en Hoek van Holland alsmede op het eiland Rozenburg. De Duitsers waren dus verstrooid geraakt. Erger nog: er was bij hen sprake van een aanzienlijke mate van desorganisatie. De commandant van de Luftlande-Division, Graf von Sponeck, die op Ypenburg had moeten landen, kwam met zijn toestel op het strand bij Kijkduin terecht, terwijl zijn radio-afdeling op Ockenburg landde: Graf von Sponeek had dus geen mogelijkheid om contact op te nemen met de onderdelen van zijn divisie, met de commandant van het gehele Luftlande-Korps, generaal Student (die op Waalhaven zoulanden) of met diens superieur in Duitsland, generaal Kesselring. 2
XCDie spreiding van de luchtlandingstroepen werd (dat was in de verwarringp.12
1 Nierstrasz: P.193. 2 Molenaar: VII, 12.
van de eerste oorlogsdag geheel begrijpelijk) aan Nederlandse kant niet onderkend als teken dat er bij de Duitsers iets misgegaan was; eerder was het tegendeel het geval: dat de Duitse troepen op zo talrijke en zo ver nit elkaar liggende plaatsen landden, zag men als opzet. Waar dan nog bij kwam dat in de loop van de dag abusievelijk gemeld werd, dat Duitse parachutisten, alleen al wat Noord- en Zuid-Holland betrof, nog in veel verder weg liggende oorden neergekomen waren, van Den Briel en Hellevoetsluis in het zuiden tot in de buurt van Alkmaar in het noorden.! Op elk van die meldingen moest gereageerd worden, d.w.z.: patrouilles werden uitgezonden. Was er niets aan de hand, dan keerden die na korte of lange tijd onverrichterzake terug. Waren er wèl hier of daar Duitsers geïsoleerd geland, dan ontwikkelden zich gevechten; die duurden meestal maar kort. Van de Duitse toestellen die tussen Den Haag en Gouda noodlandingen uitvoerden, hoofdzakelijk doordat zij door Nederlands afweergeschut getroffen waren, gaven de meeste inzittenden zich spoedig over: in deze streek sneuvelden twee Duitsers, vijf raakten er gewond, niet minder dan drie-en-zeventig lieten zich krijgsgevangen makenê - die cijfers tonen aan, dat althans deze militairen niet bepaald blaakten van strijdlust. De behoefte om vóór alles dekking te zoeken (een behoefte die zich ook bij talrijke Nederlandse militairen manifesteerde) kwam ook bij andere Dnitsers voor. Een Duits militair arts die op de autoweg naar Rotterdam even ten zuiden van Delft een paar honderd Duitsers onder zijn bevelen nam, was de gehele ochtend 'dauernd damit beschäftigt, die grossenteils völlig verängstigten, kriegsungewohnten Leute hochzubekommen .... Es gehörte fast übermenschliche Energie dazu, die Leute zum AufStehen zu bewegen, da sie des Strichjeuers völlig ungewohnt waren.'3
XCNumeriek waren de Nederlandse troepen in de streek tussen Haarlem en Hoek van Holland verre in de meerderheid. Alles bij elkaar (maar dat wist men aan Nederlandse kant natuurlijk niet) waren nog geen vijf-en-dertighonderd Duitsers geland - daar stond aan Nederlandse kant, afgezien nog van de bataljons die de vliegvelden, de voornaamste havens en de grote steden bewaakten, afgezien ook van de vele duizenden manschappen die in de depots in opleiding waren, het gehele Iste legerkorps tegenover dat negentien bataljons telde: met bijbehorende eenheden meer dan twintigduizend man. Maar op die cijfers alleen mogen wij niet afgaan. De Nederlandse troepen in het westen des land waren verspreid gelegerd en bij de tegenaanvallenp.p.
1 Nierstrasz: 4. 2 Nierstrasz: 634. dr. Wischhusen: (CD!, 30.rorO-II).
op de Duitse luchtlandingstroepen kon men bezwaarlijk alles wat men had, in de strijd werpen: men moest bedacht zijn op nieuwe Duitse luchtlandingen. Van de beschikbare Nederlandse troepen kon dus slechts een gedeelte ingezet worden; die inzet vergde bovendien tijd, terwijl geen tijd te verliezen viel. Onvermijdelijk duurde het enkele uren voor de hogere staven in Den Haag een duidelijk beeld hadden, wáár zich eigenlijk Duitsers bevonden.
XC's Morgens om tien uur viel in een bespreking tussen de commandant van de Vesting Holland, luitenant-generaal van Andel, en de commandant van het onder hem geplaatste Iste legerkorps, generaal-majoor N. T. Carstens, het eerste belangrijke besluit: de tot dat legerkorps behorende rste divisie (die tussen Leiden en Hoek van Holland gelegerd was) zou de tegenaanval op Ypenburg en Ockenburg inzetten (kort na vijf uur 's morgens was al opdracht gegeven, tegen de Duitsers op beide vliegvelden alsmede op Valkenburg drie bataljons in het vuur te brengen) en die tegenaanval zou, wat Ypenburg betrof, na een inleidende artilleriebeschieting persoonlijk geleid worden door de commandant van de rste divisie, kolonel W. F. K. Bischoff van Heemskerck.! Op dat moment namen de generaals van Andel en Carstens aan, dat voor de herovering van het vliegveld Valkenburg geen nieuwe, belangrijke versterkingen nodig waren; het besluit om die versterkingen toch aan te trekken, werd eerst later in de ochtend genomen: toen kreeg de 3de divisie, die van Velsen tot Sassenheim verspreid lag, opdracht, met achterlating van één bataljon in Haarlem op te rukken in de richting van Den Haag en onderweg Valkenburg aan de Duitsers te ontrukken."
XCHet was alles eerder gezegd dan gedaan.
XCIn het uitvoeren van grote troepenbewegingen hadden de Nederlandse commandanten en hun staven nauwelijks ervaring; alles was voorbereid om, bij een Duitse aanval, met het Iste legerkorps het oostfront van de Vesting Holland (de Nieuwe Hollandse Waterlinie) te bemannen; daar lagen de transportschema' s voor klaar - men kon ze die ochtend in de prullemand werpen. Geheel nieuwe schema's moesten, meest door zwakbezette staven, opgesteld worden, orders uitgewerkt en doorgegeven, vervoermiddelen gevorderd (personen- en vrachtauto's, tussen Haarlem en Leiden werd ook de tram ingeschakeld) - het werd een geheel van geïmproviseerde maatregelen waarbij, in de opwinding van de eerste oorlogsdag, vergissingen en fouten voorkwamen; die leidden weer tot verwarring; de verwarring tot vertraging - en met elk uur dat verstreek, konden de Duitsers op de plaatsen waar zij geland waren, hun verdediging beter inrichten. Daarbij ontbrak het
1 Kamerling: p. 13. 2 A.v., p. 58-59.
hun evenwel aan veldartillerie en die factor bleek bij de vliegvelden Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg de doorslag te geven.
XCBij alle drie vliegvelden droegen de eerste tegenaanvallen waartoe men van Nederlandse zijde overging, een geïmproviseerd karakter. Wat zich aan commandanten van kleinere onderdelen in de buurt van die vliegvelden bevond, stuurde er, veelal zonder onderling overleg, haastig-gealarmeerde detachementen op af; van coördinatie door hogere staven was toen nog geen sprake. Het was een impulsief reageren - begrijpelijk, te waarderen zelfs, maar het haalde weinig uit. Zodra de Nederlandse troepen de kogels om de oren floten, kwam hun opmars als regel tot staan; vielen dan de eerste doden engewonden, dan werd menigmaal de terugtocht ingezet die op een enkele plaats ontaardde in een vlucht waarbij men, opgewonden gewagend van de formidabele kracht der Duitsers, andere eenheden met de eigen angst infecteerde.
XCZo wist bij Valkenburg een uit Katwijk aan Zee komende compagnie het door de Duitsers veroverde vliegveld in eerste instantie tot op tweehonderd meter te naderen; toen vielen er doden; paniek ontstond; men holde terug, door de Duitsers tot in Katwijk aan de Rijn achtervolgd. Daar ontstonden vuurgevechten, 'op een gegeven moment . . . kwam de blauwe tram luid bellende het dorp binnenrijden, terwijl de inzittenden voor de ramen naar het schouwspel stonden te kijken.'1 Pas laat in de middag trokken de Duitsers hier terug. Ze hadden zich namelijk op het vliegveld niet kunnen handhaven. 's Morgens om half negen waren enkele Nederlandse batterijen veldartillerie die men in de duinen bij Katwijk aan Zee opgesteld had, begonnen, zich op het vliegveld in te schieten - zulks ondanks het telefonisch overgebracht dreigement van een zich 'Kommandant Flugplatz Valkenburg' noemende Duitse officier dat het, in geval van die beschieting, de Nederlandse krijgsgevangenen (die zich in een loods op het vliegveld bevonden) 'schlecht vergehen' zou.ê Het artillerievuur bleek effectief te zijn. De Duitsers verlieten het veld. Laat in de middag kwamen daar weer Nederlandsetroepen aan om het, beducht voor Duitse bombardementen bij het aanbreken vanp.
1 D. A. van Hilten, aangehaald door K. Norel en L. D. Terlaak Poot: De p. 114. 2 Kamerling: p. 122. Van dit gebeuren werd in het derde legerbericht van 10 mei mededeling gedaan in de volgende bewoordingen: 'Een nieuwe laffe schanddaad werd door Duitse troepen begaan, toen de commanderende Duitse officier Hohendorff de gevangen genomen Nederlandse bezetting van een vliegveld dreigde te zullen afmaken, indien dit vliegveld onder artillerievuur genomen zou worden.' (tekst in Nierstrasz: 282).
XVI. De situatie bij Valkenburg op de avond van 10 mei Alleen het dorp Valkenburg en enkele mldere punten (vetgedrukte rode D's) zijn in Duitse handen. In Katwijk aan de Rijn, op het door de Duitsers ontruimde vliegveld, in Wassenaar en bij de Haagse Schouw bevinden zich Nederlandse troependetache menten, aangegeven met vetgedrukte N's.
de dag, tegen middernacht te ontruimen; zij bleven natuurlijk in de buurt."
XCInmiddels hadden de Duitsers in de loop van de middag het dorp valkenburg met omgeving ter verdediging ingericht. Hier werden om twee uur alle mannelijke inwoners tussen achttien en vijf-en-zestig jaar in een garage opgesloten, later in een cafézaaL Bovendien werden's avonds nog twaalf gijzelaars in een boerderij gevangen gezet. 2 Ve~l Duitsers waren het niet die zich in en bij Valkenburg genesteld hadden: ruim zeshonderd man. De belangrijke brug over de Oude Rijn bij de Haagse Schouw hadden ze alom acht uur 's morgens door het moedig optreden van de commandant van een der infanterie-depots uit Leiden, reserve-majoor H. Mulder, moeten prijsgeven (aan het hoofd van een klein detachement had de majoor de brug bestormd) maar bij het dorp Valkenburg konden de Duitsers zich handhaven. Ook konden zij de grote weg tussen Wassenaar en de Haagse Schouw, die ze vroeg in de ochtend een tijd lang afgesneden hadden, onder vuur houden. Wel kwamen daar in de buurt steeds meer Nederlandse troepen aan, maar de verwarring was er groot 'en meermalen werd op elkander geschoren." Die verwarring werd trouwens nog aangewakkerd doordat zich ten westen van Wassenaar enkele honderden gewapende Duitsers in de duinen bevonden: inzittenden van de Duitse vliegtuigen die op het strand geland waren; men wist niet, hoeveel het er waren, evenmin waar zij zich precies bevonden, nog minder wat voor acties zij van plan waren te ondernemen. En hoe kon men ze tijdig herkennen? Elke Nederlandse soldaat had vernomen dat die luchtlandingstroepen misbruik maakten van het Nederlandse uniform.
XCNiet minder groot was de verwarring in en bij Den Haag.
XCBij Ypenburg was, toen zich eenmaal het vliegveld in Duitse handen bleek t€ bevinden, het eerste wat van Nederlandse kant geschiedde dat langs de Voorburgse en Rijswijkse kant van de Vliet een afweerscherm opgebouwd werd: voorkomen moest worden dat de Duitsers Den Haag binnenrukten. Van tal van kanten trok men er troepen voor aan, tot uit het Westland en Leiden toe. Uit hun kwartier in Haagse scholen kwamen depottroepen; nauwelijks zes weken in dienst, in de looppas aangesneld, paarden draafden aan met stukken licht veldgeschut. Van het aantal Duitsers dat op Ypenburg zat, had men op het hoofdkwartier van de Vesting Holland vier uur na hun landing nog geen denkbeeld: men vernam dat het er zeventig of tachtig waren.! Om hen te verdrijven werd aanvankelijk dus ook slechts een comKamerling:p.de Wilde: 'Uit de geschiedenisder gemeenteValkenburg (Zuid-Holland)', p.Kamerling:p.p.
1 124. 2 A. C. 9-10. 3 133. • A.v., 91.
N N #_# N·• .. ++ N •• ,,+N·• .. ++ N •• ,,+.. ++ N •• ,,+++ N •• ,,+N •• ,,+•• ,,+,,+ VLIEGVELD YFENBURG ... ~ .. +~ • ~# ... ' XVII. De situatie bij Ypenburg op de avond van 10 mei In rood: de posities die de Duitsers verdedigen, gedeeltelijk van boerderijen uit. Het vliegveld hebben zij vooral door het vuur van de batterij veldgeschut die bij de spoorbaan Den Haag-Delft opgesteld stond, grotendeels moeten ontruimen. Neder landse troepen (aangeduid met vetgedrukte N's) hebben langs de Vliet tot bij Delft een afweerscherm opgebouwd.
pagnie (ca. tweehonderd man) ingezet, welker commandant op dat hoofdkwartier te horen kreeg: 'u gaat Ypenburg ontzetten. Veel succes.'! Succes was die compagnie evenwel niet beschoren, evenmin de andere eenheden die tot ongecoördineerde aanvallen overgingen. Pas om elf uur kon kolonel Bischoff van Heemskerck, commandant van de rste divisie, zijn commandopost in een politiebureau te Rijswijk vestigend, in de chaos enige orde gaan scheppen. Drie uit Naaldwijk aangetrokken batterijen veldgeschut waren toen . al begonnen, zich op het vliegveld in te schieten, daarbij gehinderd door het ontbreken van goede kaarten. 'Pas van een gevangen Duitse parachutist konden wij', schreeflater een der officieren, 'een volledig bijgewerkte van
XC1940 bemachtigen.P Om kwart over één 's middags werd de beschieting eerst recht ingezet - nu lieten de Duitsers hun Nederlandse krijgsgevangenen (van wie ve~scheidenen gedood werdcri of gewond raakten) in de steek en weken in panische vlucht, de meesten naar de zuidwest- en zuidoostrand van het vliegveld waar zij dekking zochten in bomkraters en verlaten loopgraven.
XCSnel werkten de Nederlanders zich voorwaarts. Bij een stormaanval op parachutisten die zich aan de Vliet in een huis waar vier oude dames woonden, verschanst hadden, wist de jonge, van Curaçao afkomstige reservetweede-luitenant der cavalerie, George J. L. Maduro, met enkele dapperen elf Duitsers gevangen te nemen. De commandant van een compagnie grenadiers die tenslotte op Ypenburg zelf doordrong, reserve-kapitein W. O. J. Böttger, liep
XC'gedurende de aanval rechtop, met een grote sigaar in de mond Onder hevig vuur gaf hij staande zijn bevelen met de grootste kalmte Dat iemand zo rustig kon blijven en ook nog een sigaar kon roken, maakte een enorme indruk ... We vroegen hem of hij niet moest dekken, doch hij zei dat dat niet nodig was. Hij had dit juist gezegd toen hij getroffen werd door een schot in de hartstreek. Toen hij sneuvelde, rookte hij nog een sigaar. Dodelijk gewond, bleef hij even kalm als hij steeds geweest was en zei: 'Laat mij maar liggen en ga je gang.' '3 's Avonds rukten Nederlandse troepen uit Rijswijk weer tot Delft op. Daar hadden allerlei kleinere eenheden (met inbegrip van een compagnie studenten van de Technische Hogeschool die in de voorafgaande maanden één dag per week geoefend hadden) in de loop van de lode mei een defensief scherm om de stad gelegd en in snelle expedities tamelijk wat krijgsgevange
XC1 A.v., p. 92. 2 E. F. K. Micbielsen: Tegen de vlagen van de oostenwind (1946), p. 25. 3 E. H. Brongers: De slag om de residentie, 1940, p. 128-29.
nen gemaakt; hun pogingen om in de richting van Rotterdam op te rukken waren echter mislukt.
XCRest het derde vliegveld bij Den Haag dat de Duitsers in handen gevallen was: Ockenburg.
XCOok hier vormden zich, toen men eenmaal hoorde dat op en bij het vliegveld gestreden werd, allerlei detachementen die uit eigen initiatief de Nederlandse verdedigers te hulp wilden snellen of, na hun verdrijving, het vliegveld heroveren. Voor het gevecht opgeleide militairen, administratief personeel, militaire werklieden, de muzikanten van de Koninklijke Militaire Kapel (dicht bij Ockenburg gelegerd) - alles trok op, maar 'zonder enig onderling verband' en meest slechts met lichte wapenen.' Men slaagde er in, te verhinderen dat de Duitsers in Loosduinen doordrongen, veel meer bereikte men aanvankelijk niet - tot ook hier, van omstreeks acht uur af, Nederlandse artillerie, van Den Haag uit, het vliegveld onder vuur nam. Spoedig zochten de Duitsers, het veld nauwelijks verdedigend, het meer bedekte terrein ten zuiden van Ockenburg op. Een Nederlandse luitenant die het veld naderde, trof er talrijke gesneuvelde parachutisten aan:
XC'Een zwaar gewonde kreunde en vroeg om water: 'geen wijn en geen thee.' Ik kon een gevoel van medelijden niet onderdrukken en zag om rij heen naar een uitrusting met een veldfles. N L1 eerst bemerkte ik, dat er talrijke Duitse motorfietsen langs de weg stonden of lagen. Hieraan hingen veldflessen en zo kon ik de stakker het gevraagde geven. Een licht gewonde vroeg ik wat hij eigenlijk in Holland kwam doen. 'Das möchten wir auck wissen', antwoordde hij.'"
XCAangevuld door groepen die uit de richting Hoek van Holland of van het strand kwamen (bij die laatste groepen bevond zich Graf von Sponeck), trokken de Duitsers zich in de loop van de middag op het zwaarbegroeide landgoed 'Ockenburg' terug. In de buurt van het landgoed vonden nog de gehele middag vuurgevechten plaats waarbij enkele tientallen Nederlanders sneuvelden.
XCTenslotte zij dan vermeld dat, als gevolg van noodlandingen, een klein getal Duitsers tegenover Hoek van Holland op het eiland Rozenburg terecht kwam (de Nederlandse compagniescommandant 'beloofde er veertig gulden uit eigen zak te betalen voor iedere Duitser die gevangen genomen zou worden. Dit werkte in hoge mate inspirerend'ê) en dat enkele kilometers ten oosten van de Hoek weer een andere groep zich in het StaalduinseKamerling:p."Gevechtsverslag, aangehaald inH. Brongers :p.A.v.,'
1 62. E. 143-44. 3 p. 105·
XVIII. De situatie bij Ockenburg op de avond van 10 mei In rood: de posities die de Duitsers verdedigen op de landgoederen Ockenburg en Ockenrode. Het vliegveld hebben zij vooral als gevolg van het artillerievuur moeten ontruimen. Posities van Nederlandse troepen aangeduid met vetgedrukte N's.
XCbos verzamelde. Laat in de middag werd een aanval op deze Duitsers ingezet die weinig resultaat boekte.!
XCDe zorgvuldige naoorlogse onderzoekingen van de sectie krijgsgeschiedenis van het hoofdkwartier der Koninklijke Landmacht, aangevuld door die van de sectie luchtmacht-historie van de Koninklijke Luchtmacht, hebben aangetoond dat zich, toen het op de rode mei donker werd, in totaal (afgezien van
XC1 Nierstrasz: West- en Noordfront Vesting Hol/and, p.
enkele miniem-kleine groepjes) vijf groepen Duitse militairen tussen Leiden en Hoek van Holland bevonden: ruim zeshonderd man in en bij het derp Valkenburg; circa driehonderdvijftig in de duinen bij Wassenaar; een kleine tweehonderd op en bij de autoweg tussen Delft en Rotterdam; ruim driehonderdvijftig bij 'Ockenburg' (nu gecommandeerd door Graf von Sponeek die er zijn radio-afdeling aangetroffen had en dus in verbinding kon treden met generaal Kesselring-); en ruim honderd man in de buurt van Hoek van Holland." Aan gesneuvelden, gewonden en krijgsgevangenen waren de Duitsers bijna de helft van hun sterkte kwijt geraakt" - aan Nederlandse kant waren, afgezien nog van de depottroepen, in de loop van de dag negen bataljons met de nodige zware wapens en batterijen artillerie tegen de ruim drieduizend man parachutisten en luchtlandingstroepen die aan de grond gekomen waren, Ingezet"; daarbij waren een driehonderdvijftig Nederlanders gesneuveld."
XCWij repten van 'zorgvuldige naoorlogse onderzoekingen', want waarlijk: het beeld, in de laatste alinea neergelegd, mag men niet zomaar naar de avond van de rode mei verplaatsen. Het gaf wel de werkelijke situatie weer, maar niet de situatie die toen door de geënerveerde, deels ook afgematte Nederlandse officieren, onderofficieren, korporaals en manschappen voor de werkelijke gehouden werd. Al die militairen wisten niet meer dan wat in hun onmiddellijke omgeving' geschied was - en dat plaatselijke beeld was dan nog vertekend door geruchten, door angst. Niemand wist bovendien of de Duitsers voor de ochtendschemering van zaterdag I I mei wellicht eenzelfde kwalijke verrassing in petto hadden als waarmee zij westelijk Nederland op vrijdagochtend de lode overvallen hadden.
XC,s Morgens tussen vijf en zes uur hadden, zoals wij eerder verhaalden, de Duitsers het vliegveld Waalhaven en de Maasbruggen in het hart van Rotterdam in handen gekregen. Het toestel dat generaal Student, commandant
XC1 Nierstrasz: Algemeen Overzicht, p. 194. 2 Molenaar: De luchtverdediging, IX, p. 24-25, 29. 3 E. H. Brongers: De slag om de residentie, 1940, p. 259. Molenaar: De luchtverdediging, IX, p. 29. ij Kamerling: Vesting Holland ... luchtlandings troepen, p. 185. Bij Kamerlings opgave (p8) moet men nog enkele gesneuvelden optellen van eenheden, behorend tot het veldleger of tot de positie-Hoek van Holland.
vall ..de 7de Plieger-Division en tegelijk van het LHftlande-Korps, met zijn staf vervoerde, streek om zes uur op Waalhaven neer-, gevolgd door tal van andere toestellen; daarbij waren ei" ook die op Valkenburg, Ypenburg of Ockenburg hadden moeten landen. Bij die drie vliegvelden was, gelijk weergegeven, het Duitse landingsschema spoedig in de war gelopen - op Waalhaven kom men er de hand aan houden. Daarbij was van veel belang dat, zoals wij beschreven, het Nederlandse luchtafweergeschut in de buurt van het vliegveld spoedig uitgeschakeld was. Er stonden nadien in en bij Rotterdam nog maar één batterij zwaar luchtafweergeschut (maar bij Vlaardingen, op vrij grote afstand) en vijf pelotons luchtdoelmitrailleurs alsmede negen stukken licht luchtafweergeschut; die luchtdoelmitrailleurs, twintig in totaal, waren oude Duitse mitrailleurs uit de eerste wereldoorlog die herhaaldelijk haperden, en het lichte luchtafweergeschut werd bediend door leden van het Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst die nog nooit met scherp geschoten hadderf - gevolg van dat alles was, dat maar weinig Duitse toestellen geraakt werden.
XCTussen Moerdijk en Rotterdam moesten volgens de plannen in totaal ruim achtduizend Duitsers neerkomen; het werden er ruim vijfduizend, op 10 mei aangevuld met negenhonderd man die voor de Raum Den Haag bestemd waren," op II mei nog eens met ca. zeshonderdvijftig. op 12 mei met miehonderdvijftig." Bij die eerste ruim vijfduizend behoorde (zie kaart VI op pag. 25) een bataljon infanterie waarvan een compagnie ca. zeven uur 's morgens naar het Noordereiland en de Maasbruggen oprukte om er de honderdtwintig Duitsers te versterken die met watervliegtuigen op de Maas geland waren en er de bruggen bij verrassing bezet hadden.
XCRotterdam was in de mobilisatietijd een belangrijk militair centrum. Grote depots waren er gevestigd van de genie, de luchtstrijdkrachten en de marine alsmede een aanzienlijk deel van het bedrijf van de Etappen- en Verkeersdienst van het Algemeen Hoofdkwartier; de bewakingstroepen meegeteld, bevonden er zich op het moment van de Duitse overval meer dan zevenduizend Nederlandse militairen. Van die zevenduizend waren evenwel slechts ruim duizend (onder wie tweehonderd goed-geoefende mariniers) voor het gevecht opgeleid en die gevechtstroepen beschikten samen slechts over 8 zware en 48lichte mitrailleurs.ê
XCWaren die zevenduizend man dan niet voldoende om de Maasbruggen enp. ,186; brief, 28 april 1969, van het hoofd van de sectie luchtmacht-historie van de luchtmachtstaf der Koninklijke Luchtmacht. 5
I Nierstrasz: p. Nierstrasz: p. 8. 3 Mole naar: Inleiding, p. XV. 4 Nierstrasz:
het Noordereiland te ontrukken aan de paar honderd Duitsers die er zich ill eerste instantie genesteld hadden? Op papier: ja - maar de werkelijkheid was anders. De Nederlandse troepen, niet gealarmeerd op de avond van de ode of in de nacht van 9 op 10 mei, waren volslagen verrast; hun commandanten hadden aanvankelijk geen idee wat er precies gebeurd was; spoedig gingen geruchten de ronde doen dat Duitse parachutisten ook ten noorden en ten oosten van Rotterdam geland waren, dat sommigen hunner in auto's al dwars door de stad reden, dat andere Duitsers met watervliegtuigen geland waren op de Kralingse plas, dat er op de Maas allerlei schepen lagen die ladingen Duitse wapenen aan boord hadden of waaruit zelfs Duitse militairen te voorschijn klauterden;' dat andere Duitse militairen zich vermomdhadden als politie-agenten, dat door Duitse burgers en NSB' ers uit de huizen druk op Nederlandse troepen geschoten werd - kortom: in de grote havenstad (wie had ooit gedacht dat hier in het eerste oorlogsuur gevochten zou worden?) greep de angst voor de Vijfde Colonne nog sneller om zich heen dan elders het geval was. De nerveuze militairen voelden zich geen seconde veilig; bewakingstroepen waren er en ook militairen uit het geniedepot die, door de stad patrouillerend, de óók patrouillerende mariniers onder vuur namen wier donkerblauwe uniformen hun de indruk gaven: dat is de vijand!"
XCAan Nederlandse kant kwam 's morgens om zeven uur een compagnie mitrailleurs met acht van die wapens het eerst in de buurt van de Maasbruggen aan; op de Boompjes ontstond een vuurgevecht waarbij de Duitseis ook van het Noordereiland op de Nederlandse troepen schoten. Langzamerhand naderden meer Nederlandse militairen de bruggen, ca. negen uur' s morgens drongen zij in het 'Witte Huis' door dat op de hoek van de Gelderse kade tegenover het Bolwerk gelegen was en goed uitzicht op de bruggen bood; mariniers installeerden er twee mitrailleurs waarmee zij intensief vuurden op de Duitsers die hunnerzijds op de spoorbaan enkele mitrailleurs in stelling gebracht hadden. Van coördinatie was bij die Nederlandse tegenacties geen sprake; de Rotterdamse kantonnementscommandant, de kolonel der genie P. W. Scharroo, gaf's morgens om tien uur, vijf uur na de landing van de eerste Duitsers, aan een luitenant van de genietroepen die met twee-en-twintig man zou uitrukken, een opdracht waaruit duidelijk bleek hoe gebrekkig de informatie was waarover hij, de kantonnementscommandant, beschikte:
XC'Vijand is gesignaleerd in de omgeving van de Maasbruggen. Eigen patrouilles zijn daar in de buurt. Tracht zo spoedig mogelijk te berichten, waar de vijandde Jong:Nierstrasz:p.
1 H. 1939-1945, p. 94. 2 52, 54.
en eigen groepen zich bevinden -in de buurt van de Maasbruggen en zo ver mogelijk naar de Willernsbrug op te dringen.'!
XCDe orders die van kolonel Scharroo uitgingen, hielden in dat men de toegangswegen tot Rotterdam moest afsluiten, de voornaamste openbare gebouwen (de stations, het stadhuis, het postkantoor) onder scherpere bewaking stellen en de noordelijke Maasoever tot bij Schiedam bezetten; gegeven de berichten en geruchten dat de Duitsers zich op allerlei plaatsen om Rotterdam heen bevonden en dat Duitsers en Vijfde Colonnisten in de stad actief optraden, waren dat begrijpelijke reacties, maar er vloeide uit voort dat het gros der Nederlandse militairen defensief ingezet werd en niet, ter herovering van de Maasbruggen, offensief; dat laatste zou, gezien hun zwakke bewapening en het gebrek aan gevechtstraining van de meesten, ook wel moeilijk geweest zijn. Kolonel Scharroo had bovendien een ernstig tekort aan munitie; aanvulling arriveerde eerst's avonds uit Den Haag, via een omweg over Gouda: de autoweg Den Haag-Rotterdam was immers gedeeltelijk in Duitse handen.
XCMet dat al kwamen de Duitsers die het noordelijk uiteinde van de Willemsbrug met omgeving bezet hadden (hoofdzakelijk de Fallschirmjäger die van Feyenoord opgerukt warenê) in een benarde positie te verkeren. Acties van eenheden van de Koninklijke Marine droegen daar toe bij.
XCIn de ochtendschemering lag voor Hoek van Holland de vijf-en-twintig jaar oude torpedoboot 'z s': het schip bezat twee kanonnen van 7t cm en vier Iichte mitrailleurs. Het kreeg van de marinestaf order om, gevolgd door vijf met lichte machinegeweren bewapende trawler-mijnenvegers, de Nieliwe Waterweg op te varen en de Duitsers op de Maasbruggen aan te vallen; bij Schiedam voegde de enige motortorpedoboot waarover de marine in Nederlandse wateren beschikte, de 'TM SI' (die voor de evacuatie van het prinselijk gezin gereserveerd was) zich bij de 'z S' de 'TM SI' bezat twee mitrailleurs. Beide schepen stevenden onvervaard op de Maasbruggen af; de Duitsers brachten er snel zware mitrailleurs in stelling achter de stenen balustrade van het Prinsenhoofd op de westelijke punt van het Noordereiland ; hevigevuurgevechten ontstonden. Daarbij werd de roerganger van de 'z s', matroos eerste klasse K. van der Zee, zo ernstig in zijn dijbeen gewond dat men de slagaders met een draagriem van zijn koppelmoest afbinden,
XC'maar van der Zee weigerde, zijn plaats achter het roer te verlaten, ook toen de commandant zei: 'Kerel, ga liggen.' 'Op een gegeven moment', zoals van der Zee later verklaarde, 'werd ik duizelig en heb een stoker die bij het zoeklicht
stond, bij mij geroepen. Ik liet hem het roer vasthouden en ben op mijn knieën er bij gebleven om hem aanwijzingen te geven, hoe te sturen als de commandant de roercommando's gaf.' '1
XC's Morgens om half elf kregen de 'z 5', de 'TM SI' en twee van de vijf mijnenvegers (de andere drie waren voor de Waalhaven geposteerd om het oversteken van Duitse troepen te verhinderen) aanvallen van Duitse duikbommenwerpers te doorstaan; de bommen misten hun doel. De "Z S' en de 'TM 5 I' die herhaaldelijk van de wal af getroffen werden, bleven vuren tot ze al hun munitie verschoten hadden. De 'z 5' (vijf man waren gewond geraakt) keerde toen naar Hoek van Holland terug, de 'TM SI' (één man gesneuveld, twee gewond) voer, om de opgelopen schade hersteld te krijgen, naar de werf 'Gusto' in Schiedam. De trawler-mijnenvegers werden aan de noordelijke Maasoever gemeerd; zij stonden nog in de rode menie en waren daardoor midden op de rivier een te gemakkelijk zichtbaar doel voor de Duitse bornmenwerpers.ê Tezamenhadden al die schepen bewerkstelligd dat de Duitsers enkele urenlang van de Willemsbrug nauwelijks gebruik konden maken. Intussen landde nog steeds het ene Duitse vliegtuig na het andere op Waalhaven. De commandant van de 'TM SI' die zich op de werf'Gusto', in een mand gezeten, aan een kraan omhoog liet hijsen, kon dat duidelijk zien; hij gafhet bericht telefonisch aan de marinestaf door en het gevolg was, dat de chef van die staf, vice-admiraal Furstner, besloot, een aanzienlijk zwaardere marine-eenheid naar Rotterdam te zenden": de torpedobootjager 'van Galen' die bij Den Helder lag; uit Vlissingen waren toen de kanonneerboten 'Flores' en 'Johan Maurits van Nassau' al naar Hoek van Holland onderweg; de bedoeling was dat zij zo spoedig mogelijk de 'van Galen' naar Rotterdam zouden volgen.
XCOm twee uur 's middags kwam de 'van Galen' voor Hoek van Holland aan na ten noorden van die plaats op het strand twee of drie Duitse vliegtuigen in brand te hebben geschoten"; de commandant, kapitein-luitenant ter zee A. S. Pinke, twijfelde ofhij er verstandig aan deed, de Nieuwe Waterweg binnen te lopen; zijn schip zou er zeer kwetsbaar zijn voor luchtaanvallen; het kon in het smalle vaarwater niet zigzaggen, het bezat geen dekpantser en de zware luchtafweerbatterij was onbruikbaar; geen der vier 40-mm mitrailleurs werkte in geheven stand - een euvel dat op de thuisvaart uit Indië (de 'van Galen' was op 7 mei in Nederlandse wateren aangekomen) ontdektno.p.
1 K.W.L. Bezemer: p. 20. 2 A.v., p. 19-21; Nier strasz: p. 75-78. 3 'Marine ... tweede wereldoorlog', dI. I, hfdst. 7, 1955, 6, 34-35. • K. W. L. Bezerner: p. 21.
was maar dat men nog niet had kunnen verhelpen. Zou het wel mogelijkzijn , Rotterdam te bereiken? Overste Pinke was 'niet optimistisch';' Daar stond tegenover dat zijn scheepsgeschut (een I2-cm-batterij van vier stukken en een kanon van 7! cm), als hij tot het vliegveld Waalhaven en de Maasbruggen kon doordringen, een geduchte uitwerking zou hebben. Hij besloot, zijn kans te wagen.
XCBij Vlaardingen begon het. Duitse duikbommenwerpers gierden omlaag. Alleen met de mitrailleurs en het tegen vliegtuigen weinig effectieve 7t cmkanon kon de 'van Galen' van zich afslaan. Meer dan dertig series bommen ploften in het water, de laatste vlak bij het schip. 'Stoomleidingen sprongen, schotten scheurden open .... dieptebommen rolden over het dek en buiten boord.' Haast brak er paniek in de machinekamer uit, maar een officier en een sergeant-machinist wisten te voorkomen dat men het dek op rende. Tenslotte moest de machinekamer die vol hete stoom kwam te staan, toch verlaten worden - drie korporaals-machinisten daalden er onverschrokken in af om gewonden te zoeken. Het schip vuurde toen nog en de officier van de wacht, luitenant-ter-zee tweede klasse E. H. Larive (van hem zal in volgende delen meer te verhalen zijn) zette de navigatie onverstoorbaar voort hoewel hem en de. roerganger de glasscherven van de brug om de oren vlogen. Overste Pinke die tijdens het gehele bombardement op de bovenbrug op post gebleven was, besefte dat hij niet tot zijn doelen (die hij helaas nog steeds niet in zicht gekregen had) kon doordringen; zijn schip was er al te zwaar beschadigd voor: huidplaten waren ontzet en doorboord, het machinevermogen viel weg, het achtergedeelte begon vol te lopen. De overste liet luitenantter-zee Larive de getroffen torpedobootjager in de Merwedehaven tussen Schiedam en Rotterdam aan de wal zetten; daar zonk de 'van Galen' over stuurboord weg; de bemanning (er was één gesneuvelde, er waren dertien gewonden) werd later in autobussen naar de marinierskazerne op het Oostplein vervoerd."
XCToen het bericht van de ondergang van de 'van Galen' de marinestaf bereikte, annuleerde admiraal Furstner de orders voor de 'Flores' en de 'Johan Maurits van Nassau'; beide kanonneerboten kregen opdracht om weer zee te kiezen. Daarbij raakte in het donker een van de schroeven van de 'Johan Maurits van Nassau' in de ketting van een gedoofde lichtboei verward die, de gehele nacht door, lekken bonkte in de achtersteven; pas op 13 mei" kwam de kanonneerboot (de romp was in Hoek van Holland met
1 A.v., p. 22. A.v., p. 22-24; Nierstrasz: p. 78-80. 3 K. W. L. Beze mer: p. 39.
cement' gedicht) voor Den Helder aan. De 'Flores' was toen reeds naar Vlissingen teruggekeerd."
XCOp die rode was, tot het donker werd, van de ochtend af in Rotterdam gevochten - gevochten, nagenoeg uitsluitend in de buurt van de Willemsbrug. Het aantal Duitsers dat van Waalhaven uit de Maasbruggen bereikte, nam geleidelijk toe, maar uiteindelijk bevond zich toch niet veel meer dan één versterkt bataljon (ruim duizend man) op het Noordereiland en in het aangrenzend deel van Rotterdam-zuid. Generaal Student had verreweg het grootste deel van zijn troepen voor andere taken nodig. De Rotterdamse bruggen vormden niet zijn enige zorg. Uit het gebied om Den Haag vernam hij niets (was met de operaties van de zzste Lujtlande-Division iets misgcgaan P) - de bruggen bij Dordrecht en Moerdijk waren volgens plan veroverd maar het was de vraag of hij ze zou kunnen behouden. De generaal vestigde zijn hoofdkwartier te Rijsoord, halverwege Rotterdam en Dordrecht (eerst in de lagere school, daarna in een plaatselijk logement) (ziekaart XIX op pag. ISO) - daar vernam hij tegen het einde van de middag, dat Nederlandse troepen zich opmaakten om bij Alblasserdam via de grote verkeersbrug over de Noord op het eiland IJselmonde door te dringen; door een onvolledigheid op zijn stafkaarten wist Student tevoren niet eens dat daar een brug lag 2 ze was pas eind '39 gereedgekomen." Op zijn tegenmaatregelen komen wij nog terug. Waalhaven had voor de Duitsers één groot voordeel: het lag, ten zuiden van de Nieuwe Waterweg en door dat brede vaarwater beschermd, in een gebied waar zich, na de overgave van de verdedigers van het vliegveld, haast geen Nederlandse troepen bevonden: een zwakke compagnie was ter hoogte van Vlaardingen geposteerd waar zich, bij Pernis, de installaties van de Bataafse Petroleum Maatschappij verhieven; van die compagnie hadden de Duitsers niets te duchten; een deel van die troepen stak trouwens des avonds naar Vlaardingen over." Het was, overwoog Student, niet erg aannemelijk dat de Nederlanders dwars over de rivier landingspogingen op de zuidelijke Maasoever zouden ondernemen; hield hij de Maasbruggen vast, dan zou hij,
XC1 (Sectie krijgsgeschiedenis) C. D. Kamerling: De strijd in Zeeland, mei 1940, p. 12; verder aan te halen als Kamerling: Zeeland. 2 Nierstrasz: Algemeen Overzicht, p. 187. 3 De brug was begin november I939 in gebruik gesteld; hier was geen enkele publiciteit aan gegeven. 4 Nierstrasz: Rotterdam, p. 82-84. 145
althans van het noorden uit, waalhaven effectief beschermen - beschermen tegen herovering door infanteristen. Hij kon niet voorkomen dat het vliegveld door vèrdragend geschut onder vuur genomen werd.
XCIn Hillegersberg, vlak ten noorden van Rotterdam, bevond zich op de ochtend van die rode mei een afdeling re-veld: drie batterijen van elk vier stukken Ia cm-veldgeschut die een dracht hadden van ca. zestien kilometer. Inde loop van de ochtend werd één van die batterijen naar de Maas gestuurd, ten westen van de Boompjes, met de opdracht, Duitse doelen op en bij het Noordereiland onder vuur te nemen - een opdracht welke o.m. door de te korte afstand niet goed uitgevoerd kon worden. Die batterij ging in de middag haar granaten op Waalhaven richten; hetzelfde deden de beide andere batterijen, eerst van Hillegersberg uit, later van punten aan de noordkant van de Kralingse plas. Dat vuur was natuurlijk niet voorbereid: men kende de precieze afstand niet. Een van de batterijcommandanten had evenwel in een winkel een kaart van Rotterdam laten kopen en op die kaart had men de afstand gemeten." Aanvankelijk kon men de uitwerking van het vuur niet waarnemen - tot een marine-officier aan de Maas, vermoedelijk ten behoeve van de batterij die ten westen van de Boompjes stond, in een kraan klom:
XC'Wat hij van de uitwerking van het vuur zag, riep hij naar beneden en van daar uit belden zij naar een kroegje in de nabijheid van de batterij, vanwaar het bericht per ordonnans naar de batterij werd gebracht. Dat was in het begin hun waarneming. Later gebeurde het vanaf het tunnelgebouw" d.w.z, van de ventilatietoren af die op de noordelijke oever gebouwd was ten behoeve van de Maastunnel die nog in aanleg was. In totaal werden op die Iade mei bijna zevenhonderd granaten in de richting van Waalhaven verschoten" - evenwel met grote tussenpozen. Zij richtten veel schade aan, maar konden niet verhinderen dat de Duitsers het vliegveld bleven gebruiken.
XC,s Middags werkten Nederlandse infanteriepatrouilles zich samen met mariniers langzaam voorwaarts door de huizen langs de Boompjes. Uit het Maashotel dat bij de oprit naar de Willemsbrug lag (zie kaart V op pag. 23), werden de Duitsers verdreven; op die oprit hadden de Duitsers zich ingegraven; ze hadden er ook dekking gezocht achter trams en auto's die ze ,s morgens aangehouden hadden. Van die oprit werden ze afgeschoten; in het viaduct eronder en in het gebouw van de Nationale Levensverzekeringsmaatschappij dat tegenover de brug lag, konden zij zich handhaven. Bovendien werd het door de Nederlanders bezette Maashotel van het Noordereiland af
XC1 Getuige]. D. Backer, Enq., dl. I c, p. 369. 2 A.v. 3 Nierstrasz: Rotterdam, p.
door mortiervuur getroffen; het vloog in brand; de brand breidde zich langs de Boompjes van pand tot pand uit - de Nederlandse infanteristen en mariniers moesten zich terugtrekken en bij het vallen van de schemering hadden de Duitsers de Maasbruggen nog steeds in handen. De noordelijke Maasoever had toen eenlanggerekte bezetting gekregen van ca. dertienhonderd Nederlandse militairen die echter samen slechts de beschikking hadden over 9 zware en za Iichte mitrailleurs. Mortieren bezaten zij niet en de inzet van het veldgeschut had hun optreden niet merkbaar gesteund. Ook was nog geen sprake van een eenhoofdig commando.
XCZeker, Nierstrasz heeft gelijk wanneer hij opmerkt, 'dat, gelet op het volkomen verrassende van de overval en de heterogene samenstelling van het Rotterdamse garnizoen, de rode mei voor de Nederlandse wapenen te Rotterdam niet onbevredigend was verlopen. De vijand was met zware verliezen in zijn eerste aanloop gestuit, de stad was in staat van tegenweer gebracht" - maar nog steeds wapperde de hakenkruisvlag van de Willemsbrug.
XCMet het oog op de komst van de ode Paneer-Division was het voor de Duitsers voldoende indien zij van de Zuidhollandse eilanden slechts twee in handen kregen: IJselmonde en het Eiland van Dordrecht. De grote verkeersbrug over het Hollands Diep die Noord-Brabant met het Eiland van Dordrecht verbond, was's morgens omstreeks zes uur door hen veroverd; ongeveer terzelfder tijd hadden zij zich meester gemaakt van de verkeersbrug over de Oude Maas bij Dordrecht. Uiteraard was hun bekend dat zich ten zuiden van IJselmonde (op Voome-Putten en op Beyerland) Nederlandse troepen bevonden (bij elkaar ca. zes bataljons infanterie met bijbehorende artillerie): denkbaar was het dat die, om Waalhaven te heroveren, naar het noorden zouden oprukken. Dat moest voorkomen, althans bemoeilijkt worden. De simpelste oplossing was, te verhinderen dat zij gebruik konden maken van de bruggen die (afgezien van de grote brug bij Dordrecht) van het zuiden uit toegang gaven tot IJselmonde: de brug bij Spijkenisse en de brug bij Barendrecht (zie kaart XIX op pag. 150). Luttele uren na hun landing op Waalhaven waren de eerste Duitsers al bij beide bruggen aan
1 A.v., p. 90.
wezig; korte tijd later arriveerde een Nederlands detachement in allerijl bij de Barendrechtse brug; men was aan Nederlandse kant bevreesd dat de Duitsers over de brug op Beijerland zouden doordringen, maar dat was allerminst hun bedoeling: zij bleven aan de IJselmondse kant zitten. 's Middags liep een stormaanval van het detachement, over de brug uitgevoerd, dood op het afweervuur van de Duitse mitrailleurs." Troepen om een sterkere aanval in te zetten, ontbraken. Waar kon men die vandaan halen? Inons vorig deel beschreven wij dat generaal Winkelman voornemens was om, bij een Duits offensief, de twee grensbataljons die in westelijk NoordBrabant bij de Belgische grens stonden, noordwaarts terug te trekken: het 3de grensbataljon uit de buurt van Roosendaal naar Willemstad, op de zuidelijke oever van het Hollands Diep, het öde grensbataljon uit de buurt van Breda naar het bruggehoofd Moerdijk. Beide bataljons bestonden in hoofdzaak uit fietsers, het resterende deel van de manschappen en het zwaardere materieel werd in vrachtauto's vervoerd: de bataljons waren dus relatief mobiel. Zij bezaten echter niet veel mitrailleurs, en enkele compagnieën die uit kort tevoren opgeroepen dienstplichtigen bestonden, hadden nog niet één gevechtsoefening gehad. Bovendien moest de rode mei, 's morgens vroeg, een deel van de bataljons zich eerst moeite geven om, volgens orders van het Algemeen Hoofdkwartier, de wegen te versperren die van België naar N ederland leidden. In de loop van de ochtend kwam het 3de grensbataljon in Willemstad aan. . Daar kreeg het kort na het middaguur bevel van de commandant van de Vesting Holland, generaal van Andel, om onverwijld via de Barendrechtse brug naar Rotterdam door te stoten. Dat ging niet zo gemakkelijk. De gehele middag duurde het voor het bataljon (verscheidene auto's moest men achterlaten), hoofdzakelijk via de veerpont Willemstad-Numansdorp, het Hollands Diep overgestoken was. In de avond werd het aanvalsbevel nader gepreciseerd. Generaal van Andel wist dat Engelse bommenwerpers tot na het middernachtelijk uur Waalhaven zouden bombarderen. Met het feit dat de militairen van het jde grensbataljon een uitputtende dag achter zich hadden, hield hij geen rekening. '3 GB', zo werd gelast, 'overschrijdt de Oude Maas, rukt op naar Waalhaven en doet, ha het einde van een door de Royal Air Force uit te voeren luchtbombardement (2 uur 20), een aanval op dit vliegveld teneinde dit, in samenwerking met aldaar strijdende mariniers' (die er niet waren), 'te hernemen." Dit bevel was (maar dat geldt van zoveel bevelen welke tijdens de mei
XC1 Nierstrasz: Zuidfront Vesting Holland, p. 42. 2
dagen door hogere Nederlandse commandanten gegeven werden) ten enenmale onuitvoerbaar. Om 2 uur 20, kort voor het bevolen aanvalsuur, brak de voorhoede van het jde grensbataljon zich nog het hoofd over de vraag hoe en waar men (de Duitsers verhinderden het gebruik van de Barendrechtse brug) over de Oude Maas kon komen.
XCDit bataljon had, zoals wij eerder weergaven, op 10 mei, 's morgens om zes uur, order gekregen, de Duitsers uit het bruggehoofd Moerdijk te verdrijven. Met achterlating van de troepen die nog met het versperren der wegen bezig waren, verliet het de omgeving van Breda. Enkele uren later naderde de voorhoede het bruggehoofd. Daar hadden de Duitsers inmiddels in het terrein'dat zo vlak als een biljartlaken' was, I post gevat in de Nederlandse verdedigingswerken. Hoe hen te verdrijven? De leiding die van de bataljonscommandant uitging, was niet alleen weinig inspirerend (hij bleef zes kilometer achter het gevechtsfront zitten) maar ook weinig doelmatig: nergens kwam het tot een geconcentreerde stoot; tegen de avond had het bataljon om het bruggehoofd heen een front van wel acht kilometer lengte ingenomen. Nadat Nederlandse vliegtuigen (daar komen wij nog op terug) in de middag enkele bommen afgeworpen hadden op de Duitse stellingen ennadat artillerie van Beyerland uit dwars over het Hollands Diep enkele malen getracht had, de Duitsers in het bruggehoofd onder vuur te nemen (daarbij vielen meer Nederlandse slachtoffers buiten het bruggehoofd dan Duitse er binnen), werd kort na middernacht een zwakke aanval op de Fallschirmjäger ondernomen; hij had geen succes. De poging om van het zuiden uit de Duitsers van de Moerdijkbrug te verdrijven, had gefaald.
XCAan de noordkant kon op de rode mei zelfs geen poging ondernomen worden: behalve bij Dordrecht bevonden zich, na de uitschakeling van het bataljon dat' s morgens in alle vroegte in zijn kwartieren door de komst der Duitse parachutisten verrast was, op het Eiland van Dordrecht geen Nederlandse troepen van betekenis. Ten westen van de Dordtse Kil stonden evenwel zes batalj ons; zij ressorteerden onder twee verschillende commandanten. De dichtstbijzijnde commandant (de commandant van de Groep Kil) had twee infanteriebataljons onder zijn bevelen; daaruit had hij, zoals wij al zagen, één compagnie naar de Barendrechtse brug gezonden. De enige goede verbinding die hij met het Eiland van Dordrecht had, werd gevormd door het stoompontveer bij Wieldrecht, dicht bij Dordrecht. Uit die stad (waar de bevolking en de troepen aan een klimmende nervositeit ten prooi waren)
1 'Verslag der krijgsverrichtingen van 6 GE' (okt. 1940), dl. I b, p. 173.
BEIJERLAND XIX. Zuidfront Vesting Holland op 10 mei In rood: de Duitse posities aan het eind van de dag. Generaal Student (hoofdkwartier in Rijsoord) zond eerst tegen het begin van de avond een detachement naar de verkeersbrug over de Noord waar de Lichte Divisie naderde. Vetgedrukte N's: Nederlandse troepen.
bereikte hem van de zijde van de kantonnementscommandant, overste Mussert (kon iemand die zo heette, wel betrouwbaar zijn ?), de ene telefonische kreet om hulp na de andere. Een nieuwe poging om de verkeersbrug over de Oude Maas te heroveren, was er in het begin van de middag mislukt: was het de Groep Kil niet mogelijk, de Duitsers van de brug te verdrijven?
XCOndanks een reeks verwarrende berichten die van het landen van Duitse parachutisten in Beijerland gewaagden (alles'gezichtsbedrog"), had de commandant van de Groep Kil daar des ochtends al toe besloten maar het werd zeven uur 's avonds voor een versterkt bataljon (ca. duizend man) via het Wieldrechise veer op het Eiland van Dordrecht aan land gezet werd. Het enige voordeel van dit oponthoud was, dat de chef-staf van de Groep tijdens het overvaren aan de troepen mededeling kon doen van het derde legerbericht van het opperbevel, 'o.m, inhoudende dat alle door de Duitsers bezette Nederlandse vliegvelden op één na waren heroverd ... hetgeen met hoerageroep werd begroet; het moreel van de troep was goed.'2
XCDwars door de weilanden werd naar de autoweg Dordrecht-Moerdijk opgerukt. Geen Duitser te zien! Het werd donker. Bevel kwam van de commandant Groep Kil: doorstoten naar Dordrecht! De bataljonscommandant had een ander plan: doorstoten naar de verkeersbrug ! Langs de oude straatweg die langs de autoweg loopt, zette het bataljon zich in beweging. Duitse mitrailleurs begonnen te ratelen. Het bataljon hield stil.pikdonker was het. Waar zaten die Duitsers? Dat bleek bij het eerste morgenlicht: om half drie werd de voorste compagnie van het bataljon onverhoeds van twee kanten onder vuur genomen. De compagniescommandant en twintig andere militairen vielen dodelijk getroffen neer. 'Terug! Terug!' werd geroepen. De compagnie spatte uiteen: velen werden gevangen genomen; een handvol manschappen bereikte de hoofdmacht van het bataljon; anderen renden de velden in tot bij het Wieldrechtse veer en spoedig deed in Groep Kil het ontstellend bericht de ronde dat het gehele bataljon 'vernietigd' was."
XCIntussen waren in de loop van 10 mei nog andere troepen naar Dordrecht gezonden.
XC's Morgens tegen zeven uur had, gelijk eerder vermeld, generaal winkelman aan het gros van het rrrde legerkorps en aan het restant van de Lichte Divisie gelast, onmiddellijk uit Noord-Brabant achter de grote rivieren terug te gaan. De tocht van het rrrde legerkorps komt nog ter sprake, op die van de Lichte Divisie moeten wij hier ingaan.
1 Nierstrasz: p. 43. 2 A.v., p. 48. Hoogstwaarschijnlijk is van het tweede legerbericht gewag gemaakt en niet van het derde dat eerst om streeks middernacht opgesteld werd. 3 A.v., p. SI.
XCDeze divisie bestond oorspronkelijk uit twee regimenten wielrijders en twee regimenten huzaren-motorrijders; bovendien telde zij een eskadron pantserwagens en twee afdelingen veldgeschut, die laatste het Korps Rijdende Artillerie vormende, de z.g. 'gele rijders', die een generatie tevoren zo vaak, gedeeltelijk in stofwolken gehuld, de zon schitterend op de uniformen, door Breitner uitgebeeld waren. Breitners paarden waren evenwel verdwenen, de twaalf stukken veldgeschut van het Korps Rijdende Artillerie hadden nu motortractie.
XCDe Lichte Divisie was, toen zij zich in beweging ging zetten (waarbij men in der haast vergat, de auto-herstellingsploeg te waarschuwen: die kwam in Utrecht terecht'), niet meer volledig: in april was een van de twee regimenten huzaren-motorrijders met het enige eskadron pantserwagens binnen de Vesting Holland teruggetrokken en vroeg in de ochtend van 10 mei had, zoals wij al weergaven, het andere regiment order gekregen, de Duitsers bij Mill uit de Peel-Raamstelling te verdrijven. Desniettemin trokken, van half negen af, lange colonnes militaire fietsers en auto's uit de buurt van Eindhoven noordwaarts. De streek van Gouda was hun doel. Dat betekende niet alleen een lange maar bij klaarlichte dag ook een gevaarlijke tocht: het gebied bij de grote rivieren zou weinig dekking bieden, de hooggelegen wegen waren er vaak smal. Opstoppingen zouden niet uitblijven. Op één plaats vielen daarbij door een aanval van Duitse vliegtuigen zeven doden en elf gewonden. Intussen was de bestemming van de divisie gewijzigd. Omstreeks tien uur 's morgens namelijk, ontving de commandant, kolonel der wielrijders H. C. van der Bijl, terwijl hij zich nog met zijn staf in Boxtel bevond, telefonisch namens generaal Winkelman een bericht met een nieuwe opdracht:
XC'Brug bij Moerdijk in Duitse handen. In verband hiermee zal Lichte Divisie niet gaan naar Moerdijk, doch over Keizersveer en Heusden naar Gorinchem en omstreken en aldaar onder de bevelen van commandant Vesting Holland treden teneinde zo nodig te worden ingezet voor bezetting-van het Merwedefront van Gorinchem tot Dordrecht .. .'2
XCDit betekende dat generaal Winkelman, vermoedelijk aannemend dat het öde grensbataljon samen met de Fransen de Moerdijkbrug zou heroveren en dat de troepen in en bij Dordrecht sterk genoeg waren om de brug over de Oude Maas aan de Duitsers te ontrukken, de meest mobiele eenheid waarover hij beschikte, in eerste instantie toch weer voor een defensieve taak reserveerde. Er lag tussen Gorinchem en Dordrecht geen enkele brug: waaromNierstrasz:p.Nierstrasz:p.
1 II7. 2 67.
moest dat 'front' eigenlijk bezet worden? Ook uit die order blijkt weer, hoezeer het denken van de opperbevelhebber van land- en zeemacht in de eerste oorlogsuren beheerst werd door de conceptie dat via de Grebbelinie eli de linie van de grote rivieren een 'gesloten front' opgebouwd moest worden.
XCMen moet intussen de hierboven weergegeven opdracht van generaal Winkehnan goed lezen. Er stond niet, dat de Lichte Divisie onverwijld het Merwedefront bezetten moest - er stond, dat zulks 'zo nodig' diende te gebeuren. of die twee vitale woorden bij het telefonisch overbrengen van de order weggelaten zijn dan wel door de staf van de Lichte Divisie over het hoofd gezien werden, staat niet vast! - in elk geval werd gehandeld alsof zij niet in de opdracht voorkwamen.ê In de loop van de middag begon de voorhoede van de Lichte Divisie inderdaad aan de noordoever van de Merwede tussen Gorinchem en Dordrecht allerlei posities te bezetten - dat laatste feit was als gevolg van het ontbreken van radio-verbindingen weer onbekend aan de commandant van de Vesting Holland, generaal van Andel, die de divisie haar nadere orders moest geven.
XCVia de kantonnementscommandant te Gorinchem die er een ordonnansofficier op uit moest zenden, bereikte de eerste van die orders kolonel van der Bijl vermoedelijk omstreeks een uur of vier: hij moest het eiland ijselmonde op gaan en de Duitsers bij Waalhaven aanvallen; bovendien diende hij een bataljon wielrijders naar Dordrecht te zenden. De achtergrond van dat bevel was de kolonel niet duidelijk. Hij belde generaal van Andel op; deze herhaalde zijn order, er korte tijd later aan toevoegend dat de Royal Air Force in de nacht Waalhaven zou bombarderen (einde: 2 uur 20).3 De situatie bij de brug te Dordrecht kwam niet ter sprake. Vermoedelijk nam generaal van Andel aan, dat kolonel van der Bijl reeds wist dat de Duitsers ook die brug in handen hadden. Dit kapitale feit was de kolonel echter onbekend.
XCOm kwart voor vijf had de commandant van de Lichte Divisie zijn aanvalsbevel uitgewerkt": de twee regimenten wielrijders moesten samen met het Korps Rijdende Artillerie bij Alblasserdam via de brug over de Noord op Ijselmonde doorstoten; de brug gepasseerd zijnde, diende 'zich uit een van de twee regimenten een bataljon wielrijders los te maken om via de verkeersbrug over de Oude Maas naar Dordrecht te fietsen. 'Ik marcheer over brug Alblasserdam voorlopig naar Ridderkerk', deelde de kolonel optirnis
XC1 Nierstrasz: Veldleger, p. 114. 2 Aan de goederen- en levensmiddelencolonnes van de Lichte Divisie werd de nieuwe bestemming niet opgegeven; zij kwamen op Ia mei 's avonds op weg naar Gouda bij IJselstein aan(a.v.). 3 A.v., p. II7. Tekst in Nierstrasz: Zuidfront Vesting Holland, p. 250.
tisch aan zijn eenheden mee. Hoewel hier troepen voor beschikbaar waren, verzuimde hij, die brug waar zich toen nog geen Duitser bevond, een veilig-heidsbezetting te geven, 'zelfs werd nagelaten', aldus Nierstrasz, 'een officier Nan de staf bij de brug poolshoogte te doen nemen.'!
XCEnkele uren later was het kolonel van der Bijl duidelijk dat de voor Dordrecht bestemde wielrijders een andere route moesten nemen. Ze werden met het veer bij Papendrecht naar het Eiland van Dordrecht overgezet waar zij 's nachts om één uur aankwamen. Dodelijk vermoeid als Zij waren, konden zij op dat moment niets van belang ondernemen.
XCWat was intussen met de brug bij Alblasserdam gebeurd?
XCGeneraal Student reageerde heel wat sneller dan zijn Nederlandse tegenstander. Vermoedelijk als resultaat van luchtverkenning (tal van Duitse toestellen die op Waalhaven landden, kwamen over de Alblasserwaard aanvliegen) werd hem tegen het einde van de middag bericht dat Nederlandse troepencolonnes in de richting van de Noord oprukten. Lag daar een brug? Ja, bij Alblasserdam, werd hem nu gerapporteerd. Hij het een auto vorderen. Een paar militairen gingen de brug (die door de brugwachter 's morgens na overleg met de burgemeester van Alblasserdam opgehaald was) verkennen; het was toen ca. half zes. De auto reed terug. Een uur later kwam ze weer aanrijden en nu begonnen de Duitsers een springlading aan te brengen. 'Verder zagen wij', zo schreef later de brugwachter, 'dat enige militairen, 'drie of vier, met hun geweer in de aanslag naar voren kwamen, roepende: 'brug neer! brug neer!', waaraan wij geen gevolg konden geven' - de brug'wachter was namelijk zo slim geweest om het instrument waarmee hij de brugklep kon neerdoen, 's morgens naar zijn huis mee te nemen in Alblasserdam.ê
XCIn die plaats kwam kolonel van der Bijlom negen uur' s avonds aan. Een veldwachter gafhem van de sterkte van de Duitsers aan de overzijde van de Noord een onjuist beeld: er waren, schatte deze, wel twee- tot driehonderd man die mitrailleurs bij zich hadden. Onder de indruk van dat bericht, kwam de kolonel tot het besluit om maar niet te trachten met wat hij aan troepen had, via de brug (die de brugwachter kon neerlaten) of met bootjes (de Noord was niet zo breed) aan weerskanten van de brug over te steken; hij stelde die aanval tot het aanbreken van de dag op II mei uit - waarmee hij generaal Student een volle nacht tijd het om aan de IJselrnondse kant de zeer zwakke Duitse bezetting te versterken. In die nacht kwamen ook meer onderdelen van de Lichte Divisie bij Alblasserdam aan, sommige na een vermoeiende rit in het donker die niet zonder ongelukken verlopen was: van
XC1 A.v., p. 64. 2 A.v., p. 64-65.
een van de afdelingen van het Korps Rijdende Artillerie waren een keukenauto, een trekker met caisson en twee munitie-auto's ergens in de Alblasserwaard van de weg gereden en in diepe sloten terechtgekomen.!
XCNiet gering waren zij, de successen welke de Duitsers rond IJselmonde geboekt hadden. Inhet begin van de eerste oorlogsdag hadden zij de bruggen in Rotterdam en bij Dordrecht bezet; korte tijd later de Nederlandse troepen het gebruik van de bruggen bij Spijkenisse en Barendrecht ontzegd, en in het begin van de avond hadden zij hetzelfde weten te presteren met betrekking tot de enige brug die toen nog toegang gaf tot IJselmonde: die over deNoord.
XCDe opmars van de Lichte Divisie was tot staan gekomen.
XCFranse hulp was op komst. Dat had, tegen het einde van de ochtend van die Iade mei, de militaire attaché in Parijs, overste van Voorst Evekink, telefonisch kunnen berichten aan het Algemeen Hoofdkwartier; misschien moeten wij eerder van 'bevestigen' spreken': het was generaal Winkelman immers al vóór de inzet van het Duitse offensief bekend dat, als de Duitsers in het westen tot de grote aanval zouden overgaan, het Franse zevende leger dat, tegen het Kanaal aan, bij de Frans-Belgische grens stond, onmiddellijk noordoostwaarts zou oprukken tot in Zeeland en Noord-Brabant. Waar dat zevende leger dan precies positie zou kiezen, wist generaal Winkelman niet; de orders die de Geallieerde opperbevelhebber, generaal Gamelin, had doen uitgaan, waren hem niet meegedeeld. Die orders nu, hielden in dat de hoofdmacht van het zevende leger in eerste instantie de lijn Antwerpen-Mechelen moest bereiken; zou dan een nadere order gegeven worden om met die hoofdmacht Nederland binnen te gaan, dan moest zij zich in de lijn Antwerpen-Breda opstellen, zo mogelijk verder oostwaarts"; dat laatste zou afhangen van het verloop van het Duitse offensief, eventueel ook van het succes van de Belgische en de Nederlandse verdediging.
XCDe verplaatsing van dat zevende leger was een gecompliceerde aangelegenheid. Het leger had een kern van zes divisies; daar kwam nog een zevende bij, de 68ste Division; d'In[anterie, welke bij de Franse kustverdediging ingedeeld was en als zodanig ressorteerde onder een vlagofficier van de Franse marine: schout-bij-nacht Platon die zijn hoofdkwartier in Duinkerken had. Het trans155 1 A.v., p. 69. 2 Nierstrasz:
port van die zeven divisies was zorgvuldig voorbereid, maar zou niettemin vrij veel tijd in beslag nemen. Een deel van de troepen en van het materieel zou per trein vervoerd worden, een ander deel in allerlei gevorderde en gereedstaande, maar nogal wrakke vehikels; de schrijver A. den Doolaard zag ze in België langs komen: 'afgedankte Parijse autobussen, verhuiswagens, vrachtauto's die groenten naar de Hallen hadden vervoerd, en bestelwagens van de grote warenhuizen.'! De Franse artillerie werd, schreef een ander waarnemer, 'hoofdzakelijk getrokken door kleine paardjes, even kittig en vurig als de Franse soldaten." Daarnaast waren er troepen die een deel van de afstand van de Franse noordgrens tot in zuidelijk Nederland te voet moesten afleggen. Langs een gedeelte van de Belgische Noordzeekust zouden zij daarentegen weer gebruik kunnen maken van de tram. Ging alles goed, dan zou het zeker een week duren voor de hoofdmacht van het zevende leger het gebied bereikt zou hebben dat generaal Gamelin aangewezen had.
XCDat wetend, had de generaal allerlei maatregelen laten treffen om te bereiken dat een stevige voorhoede van het leger zich lang voor het einde van die week al in Nederland zou bevinden. Van de al genoemde 68ste infanteriedivisie die de Belgisch-Nederlandse kust tot bij Breskens zou gaan bewaken, zou een regiment onder bevel van generaal Durand per vrachtschip, door oorlogsbodems gedekt, uit Duinkerken naar Vlissingen getransporteerd worden en van de tot het zevende leger behorende öoste infanterie-divisie een compagnie per torpedoboot naar diezelfde havenstad; een veel groter deel van die divisie moest aan het einde van de eerste oorlogsdag ZeeuwsVlaanderen bereikt hebben; voorts zou de eveneens tot het zevende leger behorende rste Division Légère Mécanique, een gemechaniseerde divisie dus, met twee afzonderlijke verkenningsgroepen naar Zeeland en Noord-Brabant vooruitgaan. Die divisie bestond, afgezien nog van de artillerie, uit motorrijders, lichte en zware tanks en pantserwagens - die laatste konden langs de weg een snelheid van tachtig km per uur halen. 3 Van die verkenningsgroepen moest de westelijke, gecommandeerd door kolonel de Beauchesne, zo snel mogelijk naar Walcheren en Zuid-Beveland oversteken; was daar dan eenmaal het per vrachtschip aangevoerde regiment-Durand gearriveerd, dan zou die westelijke verkenningsgroep naar Noord-Brabant doorstoten waar zich op dat moment, naar aangenomen werd, ook al de oostelijke verkenningsgroep zou bevinden die door een overste Lestoquoi gecommandeerd werd.
XCZiedaar het schema dat klaar lag. 'fp.
1 A. den Doolaard: een (I958), p. 302. 2 'Mei I940 in West Zeeuws-Vlaanderen' in dl. V (I949), I55. 3 Nierstrasz: p. 281.
XX. De route van het Franse zevende leger De hoofdmacht van het Franse zevende leger moet via Antwerpen in de richting van Breda gaan. Van de tot dat leger behorende Division Légère Mécanique gaan twee verkenningsgroepen vooruit, één richting-Tilburg, één naar Zeeland. De 68ste Division d'Infanterie trekt langs de Belgische kust. Uit Duinkerken worden twee troepenonderdelen over zee naar Vlissingen gevoerd. Rode stippellijn: de route die de Duitse tanks zullen volgen.
XCUiteraard zou als eerste Franse eenheid in ons land diegene arriveren welke de kortste afstand moest afleggen en de snelste vervoermiddelen bezat: dat was de verkenningsgroep-de Beauchesne. Zij overschreed op 10 mei tegen het einde van de ochtend de Frans-Belgische grens en kwam, in België en Nederland begeleid door het gejuich van de bevolking, kort na drie uur 's middags in Breskens, Terneuzen en Perkpolder aan: de drie punten waar men de brede Wester Schelde het gemakkelijkst kon oversteken. Onmiddellijk begonnen de Franse motorrijders zich in te schepen, de eerste pantserwagens volgden spoedig; de veel zwaardere tanks rolden nog ergens door België. Kolonel de Beauchesne was inmiddels naar Middelburg gereden, meldde zich bij de commandant Zeeland, schout-bij-nacht H. J. van der Stad, en vestigde zijn commandopost in de Zeeuwse hoofdstad.
XCDe verkenningsgroep-Lestoquoi die naar de buurt van Breda moest gaan, diende een grotere afstand af te leggen. Op de straatweg van Antwerpen naar Breda kwamen de eerste eenheden eerst omstreeks tien uur in de avond bij Zundert aan. Daar konden zij niet verder. 's Morgens in alle vroegte had namelijk, zoals wij al v~rmeldden, in deze gehele streek het öde grensbataljon de wegen versperd: stalen palenin het wegdek geplaatst, bomen opgeblazen, hier en daar ook bruggen vernield. Tot die voorzorgsmaatregel had generaal Winkelman opdracht gegeven omdat hij vreesde dat de Duitsers eerder dan de Fransen in westelijk Noord-Brabant zouden arriveren. Uiteraard zou het verstandig geweest zijn indien men later op die lode mei getracht had, al die versperringen te verwijderen en de bruggen zo goed en zo kwaad als het ging, te repareren; generaal Winkelman besefte immers, dat Franse hulp dringend nodig kon zijn om de Duitsers van de Moerdijkbrug te verdrijven - maar in alle spanning die uit de plotselinge Duitse aanval en met name uit de verrassende inzet van het Luftlande-Korps voortvloeide, dacht in het Algemeen Hoofdkwartier op die rode mei kennelijk niemand meer aan de obstakels welke op de uit België voerende wegen geplaatst waren, evenmin aan de opgeblazen bruggen. Alleen bij Bergen-op-Zoom werd hier iets aan gedaan: de stalen versperringspalen werden er op 10 mei uit het wegdek getrokken; ze werden naar de landengte tussen Noord-Brabant en ZuidBeveland getransporteerd waar men voor de daar liggende Bathstelling die 'asperges' nog niet ontvangen had.' Op de weg naar Breda waren die 'asperges' evenwel blijven staan, hetgeen door de eerste Franse troepen die er aankwamen, als een duidelijk bewijs gezien werd, dat ookin Nederland een sinistere Cinquième Colonne aan het werk was. Op enkele plaatsen, zowel in Noord-Brabant als in Zeeuws-Vlaanderen, kwam het overigens voor, dat die Franse troepen door nerveuze Nederlandse militairen (die niet wisten dat de Fransen in aantocht waren en het Franse uniform niet kenden) onder vuur genomen werden." Bij Hansweert op Zuid-Beveland scheelde het niet veel of men had de motorscheepjes die met de eerste échelons van de verkenningsgroep-de Beauchesne aankwamen ('niemand was hiervan op de hoogte gesteld'ê), in de grond geboord.
XCOver land kwam de voorhoede van de Franse öoste infanterie-divisie 's avonds in Zeeuws-Vlaanderen aan, 's nachts door andere delen van de divisie gevolgd. Voor de Zeeuwen was het een geruststellende gedachte dat de Franse bondgenoten ('On les aura, les Boches!' ) gearriveerd waren.p. 482. 3 Rapport, 3 febr. 1942, van de res. kap. voor spec. diensten, F. V. de Groof, militair scheepvaartagent te Hansweert, a.v., punt p, gestenc. bijlage
1 Kamerling: p. 12. 2 Getuige H. F. M. van Voorst tot Voorst, dl. l c,
'Hoge eisen bleken ze niet te stellen. 'n Slok landwijn spoelde het droge kommiesbrood door de keel en bleek hun goed te smaken. Aan de tucht en de orde mankeerde niets."
XCOver zee werden andere Franse eenheden aangevoerd. De torpedoboot met één compagnie van de öoste infanteriedivisie meerde tegen half zes 's avonds in Vlissingen, ongeveer op het moment waarop zich in Duinkerken een groot vrachtschip in beweging zette dat, door vijf torpedoboten geëskorteerd, met het eerste deel van de gevechtsgroep van generaal Durand aan boord ook al in de richting van Vlissingen koers zette; in de nacht van 10 op II mei zou het daar aankomen. Tevoren had men in de Scheldemond de magnetische mijnen welke de Luftwaffe daar 's morgens vroeg afgeworpen had, onschadelijk gemaakt.
XCOp de avond van de rode had de commandant Zeeland, schout-bij-nacht van der Stad, in Middelburg een belangrijk maar enigszins teleurstellend gesprek met de Franse kolonel de Beauchesne. Het Algemeen Hoofdkwartier (geheel onkundig van hetgeen zich in de loop van de dag aan Franse troepenbewegingen afgespeeld had) had namelijk kort na negen uur uit Parijs telefonisch bericht gekregen van overste van Voorst Evekink dat, luidens inlichtingen die deze van generaal Gamelin persoonlijk ontvangen had, de eerste Franse troepen al bezig waren, de Wester Schelde over te steken; voorts zou, zo meldde van Voorst Evekink, het Franse zevende leger 'zo spoedig mogelijk' naar de streek Breda-Tilburg gebracht worden en in verband daarmee drong, zei hij, generaal Gamelin er op aan, dat 'de troepen die de Peelstelling bezetten' (dat die stelling bij Mill doorbroken was en dat al \ de order was uitgegaan, haar geheel te verlaten, wisten Gamelin en van Voorst Evekink niet), naar het westen zouden terugtrekken om met het zevende leger contact op te nemen."
XCHet bericht uit Parijs klonk hoopvol, en voor generaal Winkelman was speciaal de mededeling van belang dat zich op Walcheren en Zuid-Beveland al Franse troepen bevonden: konden die niet onmiddellijk naar de Moerdijkbrug oprukken, waar (dat was duidelijk) het öde grensbataljon, van het zuiden uit aanvallend, geen vorderingen maakte? Schout-bij-nacht van der Stad kreeg instructie, die vraag voor te leggen aan de commandant van die eerste Fransen. Dat deed hij - maar hij kreeg negatief bescheid. Kolonel de Beauchesne 'antwoordde dat een dergelijk optreden in strijd zou zijn met de aan hem verstrekte opdracht, doch dat het geval-Moerdijk ongetwijfeldp.
1 'Mei 1940 in West Zeeuws-Vlaanderen', in dl. V, 2 D. van Voorst Evekink: 'Memorandum over de Peel-Raamstelling' (I9 mei I946), dl. I b, p. 44.
Op II mei zou worden opgelost door de Franse troepen te Breda en omgeving." Kon de opdracht aan de Franse kolonel dan niet gewijzigd worden? 's Avonds laat belde generaal Winkelman persoonlijk generaal Gamelin op; hem werd beloofd;. dat naar het zevende leger order zou uitgaan om de Duitsers van de Moerdijkbrug te verjagen." In ons volgend hoofdstuk zullen wij zien wat daarvan terecht kwam.
XCVermelding verdient nu, dat op die rode mei in Vlissingen niet alleen Franse maar ook Engelse militairen aan land gekomen waren.
XCWat had zich die dag in Londen afgespeeld?
XCBat het Duitse offensief in West-Europa, zodra het losbarstte, zich ook tot Nederland zou uitstrekken, was door de regering en de militaire leiding van Engeland voorzien. Men had evenwel (daar kwam het op neer) Nederland bij voorbaat afgeschreven. De enige militaire operatie die voorbereid was (de Nederlandse marine-attaché te Londen werd, zoals wij al eerder vermeldden, in de loop van de ochtend van 10 mei hieromtrent ingelicht), hield in, dat Z.g. demolition parties per torpedobootjager naar Ijmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen overgebracht zouden worden (een vierde vernielploeg zou inAntwerpen ontscheept worden), o.m. om er de haveninstallaties onbruikbaar te maken en de aardolietanks in brand te steken. Voorts had de Admiralty tevoren vastgesteld dat het transport van de goudreserve van de Nederlandse Bank over de Noordzee een eskorte zou krijgen van enkele Engelse marine-eenheden.
XCEr was aan Engelse kant nog een voorzorgsmaatregel getroffen die, voorzover bekend, aan de Nederlandse marine-attaché niet meegedeeld was. Medio april hadden de Britten twee oude schepen van de Harwich-lijn, eigendom van de London and North Eastern Railway Company, de 'St. Denis' en de 'Malines', naar Rotterdam gezonden; daar lagen ze, voortdurend onder stoom, in een van de kleinere havens, de Ijselhaven. tussen Rotterdam en Schiedam'' - de bedoeling was dat zij, als de Duitsers aanvielen, het Engels
XC1 Kamerling: Zeeland, p. 16. 2 H. F. M. van Voorst tot Voorst: 'Notities', p. 108. 3 (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directeraar-Generaal van Scheepvaart) W. E. van Popta: 'Feiten en gegevens met betrekking tot de Nederlandse koopvaardijvloot in de .tweede wereldoorlog' (1959, stene.), p. 41; verder aan te halen als van Popta: 'Koopvaarclijvloot'.
consulaatspersoneel en de in Rotterdam, wellicht ook elders woonachtige Engelse burgers aan boord zouden nemen; uiteraard zouden zo, in geval van nood, ook allen die. bij het werk van de Engelse geheime dienst betrokken waren, aan Abwehr en Sicherheitspolizei kunnen ontsnappen. Tot die laatsten behoorde, zoals wij in ons vorig deel beschreven, de Nederlander A. J. J. Vrinten, 'firmant' van 'Zaal & Co', in werkelijkheid een van de naaste medewerkers van het in Den Haag gevestigde bureau van de Secret Intelligence Service. Vrinten werd sinds enkele jaren terzijde gestaan door de jeugdige F. A. van Koutrik die in de herfst van '38 zijn diensten mede aan de Abwehr ter beschikking gesteld had - feit, dat Vrinten uiteraard onbekend was. Op de ochtend van 10 mei snelden van Koutrik en zijn vrouw naar Vrintens woning. Vrinten (die zich bewust was dat hij, als hij in Duitse handen viel, zijn leven verbeurd had) was er haastig bezig, papieren te verbranden en koffers vol te stouwen. Tijd om alle documentatie te vernietigen; was er niet, maar Vrinten zei dat hij daar al maatregelen voor getroffen had. Men reed per auto naar de 'Malines' ; de auto ging nog een keer terug om persoonlijke eigendommen van Vrinten op te halen; 'het gehele archief, en daarin stond een heleboel', bleef, aldus van Koutrik, liggen.' In totaal waren er ongeveer honderdzestig passagiers aan boord, allen Engelsen behalve Vrinten, van Koutrik en de hunnen, toen de "Malines' omstreeks de middag de Nieuwe Waterweg opstoomde en koers zette naar Engeland.ê De 'St. Denis' bleef achter - zo ook Vrintens documentatie. Wat precies met die documentatie gebeurd is, weten wij niet; wèl, .dat de Abwehr korte tijd later een medewerker van Vrinten, de Waalwijkenaar F. A. Hensen (wiens naam door van Koutrik aan de Abwehr doorgegeven was), over zijn relaties met Vrinten ondervroeg; Hensen deelde toen mee, in welk Brabants pension Vrinten zijn vakantie placht door te brengen en in dat pension trof men twee koffers met doeurnenten aan, waarin zich o.m. 'een zeer nauwkeurige boekhouding' bleek te bevinden 'van alle door Vrinten in verband met zijn werkzaarnheden gemaakte kosten en betalingen, gedaan aan zijn met name genoemde medewerkers." Reeksen arrestaties en enkele doodvonnissen vloeiden hieruit voort.
XC1 Getuige F. A. van Koutrik, Enq., dl. IV c, p. 1522. 2 Getuige A. J. J. Vrinten, J.V., dl. II c, p. 602. 3 Verhoor van T. A. R. Protze, a.v., punt f, gestenc, bijlage 335, p. 13· 161
In de morgen van 10 mei ging in Londen de order uit, dat de demolition parties moesten embarkeren. Het voor Ijmuiden bestemde detachement werd in de torpedobootjager 'Whitshed' overgevaren. Onderweg en tot in de haven van Ijmuidentoe, werd de 'Whitshed' door de Duitsers gebombardeerd. De demolition party van zeven officieren en honderd-een-en-twintig man, onder bevel van Commander M. G. Goodenough, bestond uit een landmachtploeg (militairen van de genie) die zich naar Amsterdam moest begeven (zij reisde per trein door), en een marineploeg die in Ijrnuiden bleef Commander Goodenough had een reeks vèrstrekkende plannen bij zich, die evenwel door de commandant van de positie-Ijmuiden, kapitein-luitenantter-zee C. Hellingman. ingrijpend gewijzigd werden. Zo was de Engelsman voornemens geweest, de Ijmuidense sluizen in geopende stand te vernielen, hetgeen betekend zou hebben dat het Noordzeekanaal, met desastreuze gevolgen allereerst al voor de waterstand in de aangrenzende polders, in vrije communicatie zou komen te staan met de Noordzee." Overste Hellingman wist de uitvoering van dat van weinig deskundigheid getuigende denkbeeld te voorkomen.
XCMet de torpedobootjager' Wild Swan' kwam die lode tegen het einde van de middag een tweede vernielingsploeg (negen officieren, zes-en-tachtig minderen) onder bevel van Commander J. A. C. Hill, de haven van Hoek van Holland binnen. De marineploeg begon met de voorbereiding van een reeks vernielingen en blokkeringen (een voorbereiding welke op II mei voltooid werd), een ploeg van de Britse genie had opdracht, de grote aardolievoorraden bij Pernis in brand te steken. Die ploeg voer' s avonds met een van de Hoek-van-Hollandse loodsboten ('Stoornloodsvaartuig 19', bij de marine in dienst als bewakingsvaartuig) naar Rotterdam; Commander Hill ging mee. Inmiddels had evenwel, zoals wij al vermeldden, generaal Winkelman gelast dat het onbruikbaar maken van de aardolievoorraden (door menging van de verschillende soorten) alleen maar voorbereid mocht worden; hij had het, terecht, prematuur geacht, de tanks in een zo vroeg stadium van de strijd in brand te steken. De militairen van de Britse genie keerden dus op I I mei per trein naar Hoek van Holland terug. 2 's Nachts hadden zij in Rotterdam geholpen bij het in de loodsboot laden van goudstaven van de Nederlandse Bank ter waarde van f 22 miljoen. Er was in het betrokken bijkantoor van de bank (de kluizen te Amsterdam waren niet groot genoeg geweest) nog veel meer goud aanwezig, maar doordat dat bijkantoor aan de Boompjes lag waar de Duitsers bij daglicht hun vuur op konden richten,
XC1 Nierstrasz: West- en Noordfront Vesting Holland, p. 9-10. 2 K. W. L. Bezemer: Zij vochten op de zelJen zeeën, p. 44.
had men voor het transport naar de loodsboot niet veel tijd.' Tot overmaat van ramp liep die boot, naar Hoek van Holland onderweg, bij Vlaardingen op een Duitse magnetische mijn; Commander Hill verloor hier, met anderen, hetleven bij,2 het goud kwam op de bodem van de Nieuwe Waterweg te liggen; het werd tijdens de bezetting in Duitse opdracht voor vier-vijfde geborgen, door de Duitsers tot oorlogsbuit bestempeldê en in beslag genomen.
XCEen veel kleiner vernielingsdetachement (vijf-en-twintig man onder bevel van Commander P. G. L. Cazelet) arriveerdeop ro mei in Vlissingen, ook al per torpedobootjager.t Die jager had mede een voor Den Haag bestemde Engelse militaire missie aan boord"; deze kwam voorlopig niet verder. De vernielingsploeg beperkte zich er toe, springladingen aan te brengen aan de werfkranen van de Koninklijke Maatschappij 'De Schelde' -ladingen die zo zwak waren, 'dat de grote kraan alleen maar scheef st~d na de ontploffing' : zij kon tijdens de bezetting spoedig gerepareerd worden." Andere activiteitenhadden ook de aandacht van de Britten. Commander Cazelet vervoegde zich op I I mei bij een van de marine-officieren te Vlissingen 'met de mededeling dat hij onmiddellijk een voetbalveld moest hebben voor zijn manschappen."
XCWij vermeldden de transporten van de goudreserves van de Nederlandse Bartle
XCDe torpedobootjager' Wild Swan' die de demolition party naar Hoek van Holland gebracht had, had pas te elfder ure opdracht gekregen, het uit Rotterdam afkomstige goud naar Engeland te brengen. Aanvankelijk wist men in Engeland namelijk niet, dat ook uit Rotterdam goud zou komen. ,s Middags was minister van Kleffens te Londen hieromtrent ingelicht; hij had, vermoedelijk telefonisch, via de Britse minister van buitenlandse zaken, Lord Halifax, het transport kunnen regelen," maar, zoals wij zagen: op dat goud wachtte men vergeefs. Het transport van de belangrijkste goudhoeveelheid
XC1 Aide-mémoire, 30 jan. 1948, van de Nederlandse Bank, Enq., dl. III b, p. 102. 2 Nierstrasz: West- en Noordfront Vesting Holland, p. 49. 3 Getuige A. M. de Jong, Enq., dl. III c, p. 39; van Popta: 'Koopvaardijvloot', p. 41. 4 Kamerling: Zeeland, p. 16. fi (United Kingdom, Cabinet Office) J. L. Ellis: The war in France and Flanders 1939-1940 (1953), p. SI. Volgens de Nederlandse gegevens kwam de Britse missie pas op I I mei in Vlissingen aan nadat zij eerst Hoek van Holland aangedaan had. (Nierstrasz: West- en Noordfront Vesting Holland, p. SI); blijkbaar meende men daar dat het niet mogelijk was, van de Hoek nit Den Haag te bereiken. 6 C. A. van Woelderen: Bijdrage tot de documentatie van de gebeurtenissen op 10 mei 1940 en volgende dagen te Vlissingen (z.j.), p. 8. 7 H. J. van der Stad: 'Verslag over de gebeurtenissen na het uitbreken van de oorlog, deel 1: Commando Zeeland', Enq., punt p, gestene. bijlage 676, p. 2. 8 A. de Booy: 'Het neutraliteitsbeleid in de periode september 1939 tot mei 1940' (zz jan,
(de voorraad uit Amsterdam die sinds het alarm van novemberj 9 in de kluizen van de NederlandseBank in kistjes klaar stond) had een beterverloop. Kort na één uur 's middags had luitenant-ter-zee eerste klasse de Booy via de geheime radioverbinding tussen de Londense Admiralty en de Haagse marinestaf doen weten dat 'Britse kruisers vanavond schemering goudconvooi IJmuiden opwachten buitengaats' en later op de dag had de Britse marine-attaché inDen Haag de Admiralty ingelicht dat drie schepen, de 'Iris', de 'Titus' en de 'Perseus', 'all gold left at Amsterdam' aan boord zouden krijgen.' In eerste instantie werden alleen de twee eerstgenoemde schepen gebruikt.
XCDe 'Iris' en de 'Titus' waren eigendom van de Koninklijke Nederlandse Stoombootmaatschappij. De directie wilde ze in elk geval wegsturen. De Nederlandse Bank bood voor het transport van f 166 miljoen aan goud een vrachtprijs aan van een kwart procent van de waarde: f 415000. De betrokken directeur van de KNSM eiste en kreeg een half miljoen.ê waarmee hij, aldus de Enquêtecommissie, 'op weinig loffelijke wijze gebruik (maakte) van de dwangpositie waarin de Nederlandse Bank zich bevond.P De geëskorteerde overtocht verliep zonder incidenten. Daarmee was, na de vroegere verschepingen van najaar '38 af, ruim 80% van de goudreserves van de Nederlandse Bank, zulks ter waarde van f 887 miljoen, aan de greep der Duitsers ontrukt."
XCWat de maatregelen betreft die men aan Engelse zijde vóór de rode mei voorbereid had, zijn wij nu uitgesproken - niet uitgesproken evenwel wat de gebeurtenissen aangaat die zich op die dag in Londen afspeelden.
XCDe lezer herinnert zich wellicht dat de ministers van Kleffens en Welter, vergezeld door van Kleffens' echtgenote, kort na negen uur bij het Scheveningse strand opgestegen waren met een watervliegtuig van de Marineluchtvaartdienst, de R 3. Tijdens dat opstijgen waren zij aan de dood .ontsnapt, Ook de rest van de tocht bleek riskant te zijn. De commandant had geenkaart aan boord die zich tot Engeland uitstrekte. Op een gegeven moment schreef van Kleffens op een papiertje (door het motorlawaai kon men elkaar in de overvolle cockpit niet verstaan): 'Welter, is het onderstaande niet wat Furstner ons zei? Koersleggen op Boulogne en vandaar gaan naar Calshot ?'Telegrammen aangehaald in a.v.Getuige A.de Jong,39-40. 3 A.v., dl. III a, p. 27. 4 Aide mémoire, 30 jan. 1948, van de Nederlandse Bank, a.v., dl. III b, p.
1 2 M. dl. III c, p.
Calshot was een basis voor Engelse watervliegtuigen bij het eiland Wight. 'Ja. W.', antwoordde de minister van koloniën. Tweede vraag van de minister van buitenlandse zaken: 'Is er genoeg benzine? Zo niet, dan Boulogne?' De commandant kreeg van de minister te lezen dat hij de R 3, waar men ook aankwam, ter beschikking moest houden' om, indien de situatie in Nederland dit mogelijk maakt, morgen of overmorgen terug te keren.' 'Waren er maar wolk:en om in te verdwijnen', schreef mevrouw van Kleffens. Haar man besloot, de tijd zo nuttig mogelijk te besteden. Met een potlood stelde hij in het trillende toestel de tekst voor een verklaring op die bij onmiddellijk na aankomst voor de radio zou kunnen afleggen: Nederland zou in bondgenootschappelijk verband doorvechten; de minister die ruim negen maandenlang in het publiek het neutraliteitsbeleid verdedigd had ennu rekening hield met de mogelijkheid van Engelse verwijten, voegde toe: 'There is no point in this case in looking back at what might have been if circumstances had been different.'1
XCDe R3 vloog al boven het Kanaal toen het niveau in de brandstoftank onverhoeds snel ging dalen. Was die tank lek geschoten? Calshot kon niet gehaald worden. Het leek van Kleffens het verstandigst, naar Brighton te gaan; vandaar, herinnerde hij zich uit zijn Londense jaren, vertrok elk:uur een trein naar de Britse hoofdstad. Men landde bij het strand van de grote badplaats; de sergeant klom snel op een vleugel om, een witte zakdoek zwaaiend, te voorkomen dat men onder vuur genomen zou worden en kort na elf uur stapten de twee ministers aan land. Het gehele gezelschap werd, aldus later van Kleffens, 'direct door een politieman ingerekend die zeide: 'Somewhat unusual way of arriving in England, Sir!' '2 Men werd naar het hoofdbureau van politie gebracht. De Chief Constable belde voor alle zekerheid de Nederlandse gezant te Londen op en op grond van de beschrijving welk:e de politiefurietionaris gaf, kon jlir. Michiels van Verduynen bevestigen dat men in Brighton inderdaad de ministers van buitenlandse zaken en van koloniën van Engelands bondgenoot Nederland voor zich had." Engels geld hadden zij niet bij zich; de Chief Constable schoot de treinkaartjes voor, de trein naar Londen werd zelfs enkele minuten opgehouden+ en even na half drie (plaatselijke tijd) arriveerden de twee ministers in de Engelse hoofdstad." De gezant stond er aan het station. Men begaf zich rechtstreeks naar het Foreign Office.
1 Stukken in de collectie-van Kleffens. 2 Getuige E. N. van Kleffens, dl. II c, p. 294; brief, 9 april 1969, van E. N. van Kleffens. 3 Getuige E. F. M.]. Michiels van Verduynen, dl. II c, p. 667. 4 E. N. van (1941), p. 109. 5 Ch.]. I. M. Welter: 'Aantekeningen', dl. II b, p. 139. Deze aantekeningen, 'opgesteld in die dagen', zijn de betrouwbaarste bron omtrent dag en uur van de besprekingen die de beide ministers voerden.
XCEr vond daar een lang onderhoud met Lord Halifax plaats. Nederland was van neutrale mogendheid oorlogvoerende en bondgenoot geworden. Daar werd in algemene zin over gesproken. Een concreet punt van groot belang kwam aan de orde toen de Britse minister opeens vroeg of zijn twee Nederlandse ambtgenoten konden goedvinden dat Britse troepen onmiddellijk op de eilanden Curaçao en Aruba zouden landen ter bescherming van de aardolie-raffmaderijen die voor de Britse oorlogseconomie en speciaal voor de voorziening van de Royal Air Force met vliegtuigbenzine van eminent belang waren. 'Not over my dead body', zei van Kleffens; tegen de komst van die troepen hadden hij en Welter op zichzelf geen bezwaar, maar van Kleffens eiste uitdrukkelijk dat zij eerst formeel onder het opperbevel geplaatst zouden worden van de gouverneur van Curaçao, G. J. J. Wouters. Daar ging Lord Halifax accoord mee.' Ongelukkigerwijze had gouverneur Wouters diezelfde dag op Curaçao een proclamatie uitgegeven waarin hij verklaard had, 'zelf te blijven waken over het rechtsgebied, zo te land als ter zee. Hulp daartoe van buiten zal (van welke zijde ook geboden) als onwelkom worden afgewezen." Groot was op Curaçao de verontwaardiging, vooral bij de Nederlandse marine-officieren. Zij zorgden er voor, dat die onwijze passage een dag later publiekelijk 'weerlegd en rechtgezet' werd," hetgeen ook wel wenselijk was: Engelse infanteristen werden op diezelfde r rde mei op Curaçao ontscheept.
XCNa Lord Halifax hadden van Kleffens en Welter en gezant Michiels ca. half zes Churchill opgezocht, de Britse minister van marine. Lang duurde het gesprek niet"; het was vermoedelijk nog aan de gang toen de Britse staatsman bericht ontving dat de koning hem om zes uur in Buckingham Palace verwachtte.ê Chamberlain was afgetreden; Churchill zou opdracht krijgen tot vorming van een kabinet van nationale eenheid. De Nederlandse ministers konden hoogstens vermoeden dat de man die even massief als energiek tegenover hen zat, Engelands nieuwe oorlogsleider zou worden - dat feit was hun nog onbekend.
XCVoor de hand lag het, dat na Churchill de Britse minister van scheepvaart
1 Getuige E. N. van Kleffens, a.v., dl. II c, p. 293, dl. VI c, p. 572, dl. VIII c, p. 485, 1276. 2 Tekst in 'Marine ... tweede wereldoorlog', dl. I, hfdst. 7, 1955, no. 6, p. 84. A.v., p. 38. • W. S. Churchill: dl. I (1948), p. 598. Churchills nadere mededelingen over dit ge sprek zijn niet juist; hetzelfde geldt voor die van Welter, dl. II c, p. 129. Welter geeft hier de inhoud van het gesprek op 12 mei weer. ij W. S. Churchill: dl. I, p. 599. 6 'Overzicht van mr. E. N. van Kleffens van de reis van de heer Welter en hem naar Londen en Parijs op IQ mei 1940 en volgende dagen', dl. II b, p. 140.
bezocht werd." De inschakeling van de Nederlandse koopvaardij in de Geallieerde oorlogsinspanning kon geen uitstel lijden. Hiertoe was, eerder op de dag, al het nodige voorbereid. Er bevonden zich die rode mei in Londen vier vooraanstaande Nederlandse reders: D. H udig en S. M. D. Valstar (KNSM), P. Dijkstra (Holland-Afrika-lijn) en mr. C. C. Gischler (van Ornmeren's Scheepvaartbedrijf). Valstar was op doorreis tiaar New York, Dijkstra stond op het punt, naar Nederland terug te vliegen, Hudig zou een dag later gaan+- maar Nederland was onbereikbaar. Hudig, Gischler en valstar zochten die ochtend gezant Michiels op. Hem stelden zij voor (zulks knoopte bij een suggestie aan, enkele dagen tevoren gedaan door de Engelse minister van scheepvaart) dat zij een Shipping Committee zouden vormen dat, erkend zowel door de Nederlandse als door de Engelse regering, het beheer over de Nederlandse koopvaardijvloot zou krijgen voorzover deze zich buiten Duits bereik bevond of alsnog aan de greep der Duitsers zou kunnen ontsnappen; in Engelse havens lagen op dat moment ongeveer vijf-en-veertig Nederlandse schepen.ê
XC-Wat vonden de directies van de rederijen hiervan die toevallig geen vertegenwoordiger in Londen hadden? Besloten werd, telefonisch contact op te nemen met Nederland, d.w.z. met de voorzitter van de Nederlandse Redersvereniging; deze keurde goed (tijd voor ruggespraak was er niet), dat Hudig, Gischler en Valstar 'tot nader order de controle over de vloot zouden overnemen', aldus mr. Gischler." Die formulering was niet geheel juist: de controle lag immers bij het Rijksbureau Zeescheepvaart van het ministerie van handel, nijverheid en scheepvaart. Dat bureau en de betrokken minister bevonden zich evenwel in Den Haag. Nieuw probleem! Het werd snel opgelost: diezelfde dag liet de gezant telefonisch vragen of de minister zijn bevoegdheden ingevolge de Wet behoud scheepsruimte en de Schepenvorderingswet aan hem wilde overdragen" _ dat werd een dag later, r r mei, goedgevonden." Nog vóór het goedgevonden was, had overigens het Shipping Committee na overleg met de gezant en de Britse minister van scheepvaart op ro mei via de Britse Admiralty aan 'alle gezagvoerders van Nederlandse schepen geseind: 'Do not listen to your owners or to your govern ment but cable your position to Netherlands minister, London'6 _ men deed die rode mei in Londen dus alsofDen Haag al bezet was; van de instructie die minister Steenberghe van's morgens vroeg afhad laten omroepen, wist men kennelijk niet af.p.
1 D. Hudig: 'Eerste dagen van de oorlog in Londen', p. 1. 2 p. 3. 3 Ge tuige C. C. Gischler, dl. III c, P.·70. - • D. Hudig: 'Eerste dagen van de oorlog inLonden', 2. 6 A.v. 6 A.v.
XCIn de nacht van 10 op II mei kwam minister van Kleffens pas om één uur in zijn hotel. Na zijn bezoek aan de Engelse minister van scheepvaart had hij voor de BBC gesproken"; daarna kreeg hij in het gezantschap Dijxhoorn aan de lijn: zijn ambtgenoot voor defensie vroeg hem, er bij de Engelsen op aan te dringen, de Moerdijkbruggen te bombarderen en 'een divisie en, als dit niet kon, een brigade' naar Den Haag te zenden." Zei Dijxhoorn er bij, dat in de residentie al op hun komst gerekend werd? 's Avonds werden de militairen aan de kust geïnstrueerd 'dat Engelse troepen in de nacht van IO op II mei te Scheveningen zouden landen."
XCDie instructie was prematuur.
XCKort voor middernacht begaf van Kleffens zich naar het centrum van de Engelse militaire operaties: de z.g. war room die, met beton versterkt, diep onder het Cabinet Office gelegen was, tegenover de ambtswoning van de Prime Minister, Downingstreet no. 10. Hij ontmoette er de Britse Chiefs of Staff en bracht hun Dijxhoorns verzoeken over. Antwoord: de Moerdijkbruggen lagen te ver weg voor Engelse jagers en het was niet verantwoord, er bommenwerpers zonder jager-eskorte heen te zenden; een divisie was niet beschikbaar, een brigade evemnin; zelfs àls die troepen er waren, dan bestond er geen mogelijkheid, ze tijdig naar westelijk Nederland te vervoeren. 'I remember observing', schreef later Churchills persoonlijke vertegenwoordiger bij het hoge militaire college, 'that, alas, we had no magic carpet.":
XCVoegden de Engelsen die rode mei dan niets toe aan de maatregelen die zij voorbereid hadden en die wij in het voorafgaande beschreven? Toch nog
XCWij vermeldden reeds dat het vliegveld Ypenburg 's middags kort na drie uur (toen het al heroverd was) aangevallen werd door lichte Engelse bommenwerpers. Er waren toen ook al door dit soort toestellen aanvallen uitgevoerd op Waalhaven: om half twaalf door zes (waarvan vijf door de Duitsers neergeschoten werden), in de middag door twaalf (geen verliezen)." Kort na vijf uur deed de staf van de Royal Air Force bovendien aan de legatie teLon
1 Getuige E. N. van Kleffens, dl. II c, p. 294. 2 A. Q. H. Dijxhoorn: 'De dagen van !)--13 mei 1940' (1941), p. 29 (collectie-Dijxhoorn). 3 Kamerling: p. 15. 4 H. Ismay: (1960), p. 125. 5 Molenaar: VIII, p. 5.
den weten, dat Waalhaven in de avond en nacht van 9 uur 20 tot 2 uur 20 door zes-en-dertig zware bommenwerpers opnieuwaangevallen zou worden 'en verzoeken', zo berichtte de legatie aan Den Haag, 'onmiddellijk daarna opvolgen met aanval op de grond." Het Algemeen Hoofdkwartier was, toen dat bericht binnenkwam, nog vol goede moed dat het tot die 'aanval op de grond' zou komen: in Beyerland had het jde grensbataljon, in de Alblasserwaard had de Lichte Divisie er bevel toe gekregen - maar die troepen waren, zoals wij zagen, nog verre, toen de laatste van de zes-en-dertig Wellington bommenwerpers die alle bijna twee ton aan bommen afgeworpen hadden, zonder verliezen naar hun basis in Engeland terugkeerden.ê
XCDe staf van de Royal Air Force had op de rode kort na vijf uur nog een merkwaardig punt opgeworpen. 'Tevens wordt gevraagd', zo werd in de legatie te Londen vastgelegd, 'of het nu niet tijd wordt, de Duitsers die in Nederlandse ofBritse uniformen neerkomen, op staande voet neer te schieten en dat te doen broadcasten.' Buitenlandse zaken antwoordde: 'zal gebeuren, maar niet broadcasten'3 - waarbij aangetekend zij dat zich, voorzover ons bekend, geen gevallen van het pardoes neerschieten van Duitse parachutisten hebben voorgedaan. Trouwens, dezen droegen nergens het Nederlandse of Britse uniform.
XCTenslotte zij vermeld, dat dan toch 's avonds laat een klein getal Britse mariniers (ca. tweehonderd man) opdracht kreeg, op twee torpedobootjagers te embarkeren met als bestemming Hoek van Holland,4 en dat, volgens een afspraak die vice-admiraal Furstner 's morgens gemaakt had met de Britse marine-attaché in Den Haag, andere Britse torpedobootjagers de gehele dag door voor de Nederlandse kust kruisten om, aldus de admiraal, 'eventuele raids van Duitse oorlogsschepen tegen onze havens tegen te gaan." Twee van die jagers liepen, toen het eenmaal donker geworden was, de haven van IJmuiden binnen 'om volgens hun zeggen', zo tekende een der Nederlandse marine-officieren aan, 'het prinselijk paar en schepen met kostbare lading te halen." Inderdaad kwamen de 'Iris' en de 'Titus' later met hun kostbare lading uit Amsterdam aanzetten, maar van prinses Juliana, prins Bernhard en hun twee kinderen was geen spoor te bekennen.Teixeira de Mattos: Notities uit de meidagen van(ministerievanzaken, archief,no.Molenaar:Teixeira de Mattos: Notities uit de meidagen van'Marine ... tweede wereldoorlog', dLhfdst.no.p.Brief,febr.van J. Th. Furstner.A.J. van Hamel, Aantekeningen (collectie-vanHamel).
1 E. I940 buitenl, collectie-Michiels, I). 2 VIII, P.7. 3 E. I940. 4 7, I955, 6, 26. 5 I7 I956, 6 L. R.
XCZo was dan eindelijk de avond gevallen - gevallen na een dag vol schokkende gebeurtenissen, een dag, tegelijk, met mild lenteweer: weinig wind, veel zon. Van I I tot 13 mei zou het frisser en bewolkter zijn - pas dinsdag de rade zou opnieuween stralende lentedag worden.! Speelden die weersomstandigheden een rol? Ja, toch weL Zij waren op de rode de Duitsers te stade gekomen - zij vormden tegelijk voor het bewustzijn van talloze Nederlanders een absurd en wreed contrast met de verschrikking die over land en volk gekomen was. Aanpassing vergt tijd. Eén dag, die ene vrijdag, was daarvoor te kort.
XCVoor het gehele militaire apparaat was die aanpassing het moeilijkst geweest: moeilijk voor de eenheden die in de directe strijd betrokken geraakt waren en in hun midden doden en gewonden hadden zien vallen: moeilijk voor de andere formaties die vrezen moesten dat morgen of overmorgen de stoomwals van het Duitse offensief over hen heen zou gaan; moeilijk voor de hogere staven aan welke het zwaar viel om, overstelpt als zij werden met verwarrende berichten en nog veel verwarrender geruchten, zich een duidelijk beeld te vormen van de situatie en daar adequaat op te reageren. Het Algemeen Hoofdkwartier had met name in de eerste uren van de strijd harde slagen moeten incasseren, de ene al even onverwacht als de andere: de eigen luchtmacht goeddeels uitgeschakeld, Valkenburg, Ypenburg, Waalhaven, de bruggen in Rotterdam, bij Dordrecht, bij Moerdijk in Duitse handen - en hoe lang zouden die Duitsers in staat zijn, hun luchtlandingen voort te zetten? Dat wist niemand.
XCPas in de loop van de ochtend kwam er enige tekening in het beeld en groeide het vertrouwen dat de meest onmiddellijke, meest acute dreiging: de val van Den Haag, voorkomen kon worden. Tijd om een balans op te maken, ontbrak. Trouwens, de berichten welke het Algemeen Hoofdkwartier bereikten, waren als gevolg van de gebrekkige communicatiemiddelen vaak uren bij de gebeurtenissen ten achter, en door de nervositeit welke grote delen van het militaire apparaat bevangen had, veelal dan ook nog onjuist. Fel was de verontwaardiging wegens de zonder ultimatum of oorlogsverklaring ingezette invasie, feller nog werd zij wegens de listen en lagen, welke, naar gemeld werd, de vijand op grote schaal toepaste: gebruik van allerlei vermommingen, misbruik van het Nederlandse uniform, het zich dekken achter Nederlandse krijgsgevangenen. Die verontwaardiging leidde tot verbetenheid. Of de strijd die men te voeren kreeg, kort of lang zou
XC1 Meteorologische gegevens voor IQ t.e.m. 14 mei 1940 in Nierstrasz: Algeflleen Overzicht, p. 296.
duren, goed of kwaad zou aflopen, werd van geen belang geacht - hij werd aanvaard. Die aanvaarding ging met de begrijpelijke neiging gepaard om niet te lang stil te staan bij de eonsequenties van de eerste successen die de Duitsers geboekt hadden en om aan gunstige berichten die uit het eigen kamp binnenkwamen, meer gewicht toe te kennen dan verantwoord was. Orders gingen uit; dan werd niet alleen vertrouwd dat zij uitvoerbaar waren maar ook dat zij, uitgevoerd zijnde, het beoogde effect zouden hebben.
XCOnmiskenbaar groeide in de loop van de middag in het Algemeen Hoofdkwartier een zeker optimisme. De vroege ochtend had de ene jobstijding na de andere gebracht, maar enkele uren later was de overrompeling van Den Haag kennelijk mislukt en was (dat wisten generaal Winkelman en zijn naaste medewerkers) Franse hulp in aantocht. Wij troffen dat optimisme reeds in de legerberichten aan die het Algemeen Hoofdkwartier op de rode mei deed uitgaan. Waren die berichten opzettelijk extra-gunstig geformuleerd? Strekten zij ter aanmoediging? Bepaald niet. De informaties die niet in het publiek doorgegeven werden, klonken even hoopvol. Zo werd 's middags tegen vier uur aan de Nederlandse legatie te Londen, zulks ter voorlichting van de Britse autoriteiten, door Buitenlandse Zaken op gezag van het Algemeen Hoofdkwartier telefonisch het volgende situatie-overzicht doorgegeven (de reële feiten vermelden wij, voorzover afwijkend, tussen haakjes):
XC'De 'van Galen' Nieuwe Waterweg opgestoomd na op het strand in Hoek van Holland troepen vernietigd te hebben evenals hun vliegtuigen' (twee of drie vliegtuigen waren in brand geschoten). 'Zijn op het ogenblik aan het bombarderen van Waalhaven' (drie Nederlandse bommenwerpers waren ingezet). 'Kunnen de Engelsen en Fransen ook jagers sturen naar Waalhaven hetgeen hetsleutelpunt blijft? Ook Moerdijk in Duitse handen en het Eiland van Dordrecht Ypenburg hernomen, meer dan 100 Duitse vliegtuigen neergeschoten. Zeer belangrijke troepenmacht rukt op naar Waalhaven' (maar moest de Oude Maas, respectievelijk de Noord nog passeren). 'De Fransen reeds op Walcheren geland' (uitsluitend de voorhoede van de voorhoede). 'Duitse eenheden bij Wassenaar langzamerhand overmeesterd' (in het dorp Valkenburg hadden de Duitsers zich verschanst). 'De Peel houdt stand en heeft zelfs Duitsers teruggeslagen' (de grote Duitse aanval op de Peel-Raamstelling was nog niet ingezet, de Nederlandse tegenaanval bij Mill was mislukt),"
XCWij komen op dat optimisme terug.
XC1 Bericht opgenomen in E. Teixeira de Mattos: Notities.
Inhet zojuist weergegeven situatie-overzicht stond, dat het vliegveld Waalhaven's middags gebombardeerd werd; drie bommenwerpers, voegden wij toe, voerden dat bombardement uit. En nu wij met ons relaas het einde van de Iade mei genaderd zijn, wordt het tijd, de belofte in te lossen die wij eerder deden: te verhalen wat het wapen der Militaire Luchtvaart op de eerste oorlogsdag presteerde - nog kon presteren.
XCMet hun aanvallen op de vliegvelden in het westen des lands (zie kaart I op pag. 4) hadden de Duitsers, zoals wij gedetailleerd beschreven, 's morgens vroeg een aanzienlijke mate van succes geboekt. Aan de installaties van 'De Vlijt' (op Texel), 'De Kooy' (bij Den Helder) en Schiphol was zware schade toegebracht; de vier-en-twintig modernste jagers, eigenlijk de enige moderne welke de Militaire Luchtvaart bezat (de G-I'S), waren nagenoeg alle uitgeschakeld: van de dertien te Bergen bleef één over, van de elf van Waalhaven wist één 'De Kooy' te bereiken. Van de D-2I-jagers (minder snel dan de G-r's, maar door hun wendbaarheid nog goed bruikbaar) konden er meer in actie blijven: van de op 'De Kooy' geposteerde toestellen twee, van die van Schiphol acht; daarentegen werden de negen D-2r's vanYpenburg op één na uitgeschakeld, samen met de elfDouglastoestellen. De op Schiphol gestationeerde bombardeerafdeling van het luchtwapen, negen T-s's tellend, was, voorzover nog in staat te vliegen, lelijk verstrooid geraakt; aan het eind van de ochtend stonden één toestel op 'De Kooy', één in Bergen, vier opSchiphol, één in Vlissingen. Wat restte dan nog? Oude tot stokoude verkenners (de C-ro's en de C-s's), deels in Bergen, deels in Hilversum, deels op het vliegveld Ruigenhoek. deels' in Haamstede. Deze verkenners welke rechtstreeks onder de commandant veldleger ressorteerden, hadden naar verhouding het minst geleden: bij Ypenburg waren er zeven uitgeschakeld die in de weilanden buiten het vliegveld opgesteld waren maar voor hun opstijgen van dat vliegveld, al was het dan heroverd, geen gebruik meer konden maken (het leek de commandant luchtverdediging, generaal Best, gezien het gevaar van nieuwe Duitse landingen, verstandig, het landingsterrein versperd te houden)", op Gilze-Rijen waren twee verkenners verloren gegaan. Er waren twintig over. Al bij 'al een schamele rest. 2 Waar moest men haar inzetten? .i • Bescherming van het hart des lands leek het meest urgent. 's Morgens tegen half elf bepaalde generaal Winkelman dan ook, dat de commandant lucht
XC1 Molenaar: De luchtverdediging, III, p. 69. Later konden van die zeven toch nog twee van een weiland opstijgen. 2 Vermoedelijk als gevolg van de algemene verwarring liet generaal Best na, één G-I en twee D-2I's die bij de hogere vliegschool op 'De Vlijt' ingedeeld waren, aan het strijdend gedeelte van de militaire luchtvaart toe te voegen (a.v., IV, p: S8): ' I
verdediging, wat de inzet van zijn vliegtuigen betrof, onmiddellijk onder de bevelen kwarnte staan van de commandant Vesting Holland.! Dat betekende, dat generaal Best voor wat er aan vliegtuigen over was, zijn opdrachten zou krijgen van generaal van Andel; het betekende óók dat de commandant veldleger, generaal van Voorst tot Voorst, op slag al zijn verkenners kwijt was en dus ten aanzien van de bewegingen en de voortgang der Duitse troepen althans op de rode mei nagenoeg in het donker tastte.
XCEr werd door de Militaire Luchtvaart met man en macht aangepakt. Toestellen die niet te zwaar beschadigd waren, begon men meteen te repareren. Twee in het geheim voorbereide en door de Duitsers inderdaad niet opgemerkte hulpvliegvelden werden in gebruik genomen: Middenmeer in de Wieringermeerpolder en Buiksloot bij Amsterdam. Op Ruigenhoek, dat evenmin door de Duitsers ontdekt was, waren's morgens al van Schiphol afkomstige toestellen gedaald. Schiphol en Hilversum werden door de jagers verlaten", zoals al eerder het geval geweest was met Gilze-Rijen: van hier hadden de verkenners zich naar Haamstede teruggetrokken. Uiteraard moesten naar die nieuwe standplaatsen niet alleen de resterende toestellen overgevlogen worden maar diende ook hun grondorganisatie daarheen te worden verplaatst. Dat was een omvangrijke arbeid die vele uren in beslag nam.
XCAlle tegenslagen en daaruit voortvloeiende desorganisatie ten spijt werden er op de rode mei, met inbegrip van de al gememoreerde aanval van de vier T-S's waarbij luitenant Swagennan in zee terecht kwam, toch weer een-en vijftig aanvals- of verkenningsvluchten uitgevoerd; hierbij gingen, wederom met inbegrip van Swagermans bommenwerper, elf toestellen verloren. Dat verliespercentage was hoog - onvermijdelijk. Immers, waar juist de snelste en sterkst-bewapende Nederlandse toestellen goeddeels verloren gegaan waren, moest men wel, wilde men iets doen, de langzaamste en zwakstbewapende in de strijd werpen. Daarbij werd men bovendien genoopt, dwars tegen alle normen in te handelen die tevoren opgesteld waren, De bommenwerpers, de T-s's, dienden eigenlijk bij elke vlucht een behoorlijk jager-eskorte te krijgen - er waren niet voldoende jagers; moesten die T -s's in een gebied doordringen waar de Duitsers het luchtruim beheersten, dan mochten ze eigenlijk slechts des nachts ingezet worden - ook aan die regel hield men zich niet." Waren ergens op een vliegveld weer enkele Neder
XC1 Nierstrasz: Algemeen Overzicht, p. 69. 2 De enige T-s-bommenwerper die over was, bleef op Schiphol gestationeerd en daarheen werden geleidelijk ook de G-Ijagers overgevlogen die op het vliegveld Bergen gerepareerd waren (brief, 28 april 19'69, van het hoofd sectie luchtmacht-historie van de luchtmachtstaf der Koninklijke Luchtmacht). 3 Molenaar: De luchtverdediging, II, p. 38.
landse toestellen gereed voor de vlucht, dan werden ze er ter verkenning, beschieting of bombardering op uit gezonden. In de loop van de dag drong het tot elk lid van de bemanningen door, dat hij, gegeven de Duitse superioriteit, een gerede kans maakte om neergeschoten te worden. Op de eerste dag (een-en-vijftig vluchten, elf verliezen) bleek dat al een kans te zijn van ruim één op de vijf Men kan er slechts naar gissen wat er omging in de geest van de hogere commandanten die hun ondergeschikten zo desperate missies moesten toevertrouwen, in de geest van het grondpersoneel dat de toestellen in koortsachtige haast gereed maakte voor weer een nieuwe vlucht, in de geest van de vliegtuigcommandanten en de bemanningen, meest jeugdige reserve-officieren en -onderofficieren, die zich geen illusies maakten over hetgeen hun te wachten stond - maar de vlieghelmen werden aangegespt, de plaatsen in de toestellen ingenomen. Eén was er, reserve-tweede-luitenantvlieger J. C. Plesman, oudste zoon van de oprichter en directeur der KLM, die in de invasiedagen tienmaal opsteeg, tienmaal het leven inzette, tienmaal terugkeerde."
XCDe numerieke inferioriteit en de geringe snelheid van de meeste Nederlandse toestellen dwongen tot het toepassen van een gewijzigde tactiek. Dat geschiedde het eerst van het vliegveld Bergen uit. Hier waren, gelijk gezegd, nagenoeg alle G-l'S buiten gevecht gesteld, maar de verspreid opgestelde C-IO-verkenners waren gespaard gebleven. Haastig werd een nieuwe commandopost ingericht. 's Morgens om half elf konden acht verkenners opstijgen van welke vijf opdracht hadden, het vliegveld Waalhaven te bombarderen (alleen de leider van het eskadrille bezat een bommenrichtkijker). Zij werden bij Rotterdam door de veel snellere Messerschmitts ontdekt en aangevallen; twee maakten een noodlanding, drie konden, hoewel zwaar gehavend, Bergen weer bereiken. Daar kwam men in de nabespreking 'tot de conclusie dat men bij verdere vluchten het best zo laag mogelijk over de grond kon scheren, als het ware over elk huisje, boompje en beestje (dat 'hubobésysteem' was al vóór de oorlog als oefening toegepast): dan was de kans op ontdekking door Duitse jagers het geringst. Vlak bij het doelmoest men dan stijgen om, van ongeveer driehonderd meter hoogte, de bommen (zonder gebruik van de alleen bij grotere hoogten bruikbare bommenrichtkijker) 'over het handje' af te werpen.ê
XCVan die nieuwe tactiek werd op het einde van de middag voor het eerst gebruik gemaakt door vier C-IO'S die, van Bergen uit, de door de Duitsers bezette stellingen bij de Moerdijkbruggen bombardeerden; er waren geen
XC1 C. C. Küpfer: Nederlands vliegers in het vuur, p. 244. 2 Molenaar: De lucht verdediging, II, p. 158--62; getuige]. A. van der Werff, Enq., dl. Ie, p. 336.
verliezen. Enkele uren eerder waren diezelfde stellingen aangevallen door drie C-5'S die op Ruigenhoek opgestegen waren: toestellen die uit 1925 dateerden en die een snelheid hadden die misschien een derde was van die van de Duitse jagers welke zij konden tegenkomen; de drie hadden geluk: er kwamen geen Messerschmitts opdoemen. Duits afweervuur bij Moerdijk dwong één, een noodlanding te maken; twee keerden terug.'
XCGevaarlijker nog was de missie geweest die tegen het einde van de ochtend aan twee toestellen van datzelfde hopeloos verouderde type toevertrouwd was: zij moesten van Haamstede uit Waalhaven aanvallen, anders gezegd: de leeuw in zijn hol bestoken. Dat trachtten zij. Reeds op de heenvlucht werden beide C-5'S door Duitse jagers onderschept. Eén maakte een noodlanding op Overflakkee, het andere toestel werd neergeschoten. Weerloos hangend aan zijn parachute, werd toen een van de twee inzittenden, de commandant van het eskadrille, door de Duitsers beschoten - kort na de meidagen zou hij aan zijn verwondingen bezwijken.ê
XCWat de op 10 mei ondernomen acties betreft, willen wij ons tot deze voorbeelden beperken." Die beperking lijkt ons ook daarom verantwoord omdat die acties, hoe moedig, hoe vermetel ook ondernomen, in militair opzicht weinig gewicht in de schaal wierpen. Wat aan bombardementen uitgevoerd werd, bracht, schijnt het, de Duitsers weinig, en zeker geen beslissende schade toe; misschien was het moreel effect op de Nederlanders die (eindelijk!) eigen toestellen in de lucht zagen, iets belangrijker, maar dat effect duurde maar kort. De Duitsers beheersten het luchtruim. En bleven het beheersen.
XCZij beheersten het - maar dat betekende niet, dat zij er zonder ernstige verliezen gebruik van konden maken. Het was moeilijk, hun snelle jagers en bommenwerpers van de grond af neer te schieten, maar de transporttoestellen, de Junkers- 52's, die hetLuftlande- Korps naar westelijk Nederland moesten overbrengen, waren zeer kwetsbaar gebleken. Zij waren niet erg snel en ze moesten, dicht bij hun doelen, voor het afwerpen van parachutisten en voor hun eigen landingen laag gaan vliegen. Veel ervaring in het schieten op bewegende doelen hadden de bemanningen van de Nederlandse luchtafweerbatterijen niet - die ervaring deden ze in de eerste ochtenduren van de Iade mei genoegzaam op. Alleen al de ene batterij die bij Rhenen stond ('over de bebouwde kom keek men ver de Betuwe in'), wist vermoedelijk elfDuitse transporttoestellenneer te schieten. Bij twee andere batterijen, in de Betuwe opgesteld, werkten de vuurleidingstoestellenniet goed - hier ging men er na
XC1 Molenaar: De luchtverdediging, p. 9<>-94. 2 A.v., p. II7-18. 3 Een volledige opgave geeft C. C. Küpfer: Nederlands vliegers in het vuur, p. 201--02.
enige tijd toe over, zonder mechanische hulpmiddelen, d.w.z. 'over de duim' te schieten en men kreeg daar spoedig zoveel routine in, dat treffers geboekt werden."
XCHoeveel Duitse toestellen, hoofdzakelijk Junkers-52's, in totaal op IO mei neergeschoten werden, staat niet met zekerheid vast; de schatting die in het derde legerbericht van die dag voorkomt ('boven de honderd'), is bepaald niet te optimistisch geweest. Met inbegrip van de toestellen die niet meer konden opstijgen, verloren de Duitsers alleen al aan Junkers-52's ruim tweehonderd vliegtuigen.ê Wilson mocht terecht van 'een dag van glorie voor de luchtverdediging' gewagen, 'alleen iets verduisterd door het enorme munitieverbruik. Ik meen mij te herinneren', schreefhij, 'dat op die ene dag meer dan de helft van onze totale oorlogsmunitie werd verschoten'ê - munitie van het afweergeschut dan.
XCOp de avond van de rode mei werd de opperbevelhebber van land- en zeemacht van één zorg verlost: de eerste fase van de terugtocht van het mde legerkorps uit Noord-Brabant (zie kaart VIII op pag. 62) was overdag goed verlopen, de tweede fase zou onder de bescherming van het nachtelijk duister plaatsvinden. Het legerkorps had niet snel kunnen opschieten; anders dan de Lichte Divisie, verplaatste het zich in hoofdzaak te voet. Met enkele onderbrekingen had het evenwel die gehele vrijdag, van de buurt van Den Bosch uit, doorgemarcheerd; om zeven uur 's avonds bevond het zich benoorden de Maas, te middernacht begon het verder te trekken, de brede Waal over. De Luftwaffe had de kwetsbare bruggen ongemoeid gelaten; zij had op de rode mei in het westen des lands een veelheid aan urgente taken te verrichten; bovendien was het de Duitsers onbekend gebleven dat generaal Winkelman voornemens was, het mde legerkorps terug te trekken.
XCVoorlopig ging het korps achter de Waaldijk in stelling ; in het gebied van de Linge waren de inundaties namelijk nog niet zo ver voortgeschreden dat men die als frontale dekking gebruiken kon. Nadelig "vas wel, dat aan de Waalniets ter verdediging klaarwas. 'Wij kwamen daar', aldus een der stafofficieren, 'in een stelling ... waar niets voorbereid was .... Ik kwam daar
1 Molenaar: VI, p. I00-02. 2 Brief 28 april 1969, van het hoofd sectie luchtmacht-historie van de luchtmachtstaf der Koninklijke Lucht macht. 3 Wilson: p. 177.
midden in de avond aan en er was niets. Alles moest toen van voren af aan worden begonnen." Daarbij werd ook overgegaan tot de overhaaste evacuatie van ca. dertigduizend burgers uit de Lingestelling naar Gouda en omgeving; van daaruit zond men alle vervoermiddelen die op korte termijn te vorderen waren, naar het Lingegebied: personenen vrachtauto's, autobussen, opleggers. De dertigduizend kwamen op I2 en I3 mei te bestemder plaatse aan 2 niet voor lang, zoals nog zal blijken.
XCNiet alleen het Illde legerkorps werd benoorden de Waal teruggetrokken maar (volgens plan) tevens de brigade B die in het Land van Maas en Waal gestaan had. Ook die brigade was de rode mei niet in de eigenlijke strijd gemengd geraakt, wel waren er op enkele punten mitraillerende Duitse jagers op neergedoken. Het was een nerveuze dag geweest. 's Morgens zag je 'overal soldaten in een hoekje zitten huilen, terwijl weer anderen hun testament in de zakboekjes zaten in te vullen.' 's Middags kwam er warm eten, 'kapucijners, waarvan ik er', aldus deze dagboekschrijver, 'nog geen tien door mijn keel kon krijgen hoewel ik 's morgens ook niets nog gegeten had .... Het was opvallend, zoveel er gerookt werd, zelfs door hen die vroeger absoluut nooit rookten." 's Avonds bleek de verdediging langs het Maas-Waalkanaal geheel ingestort te zijn. Om zeven uur kwam bij de brigadecommandant, kolonel J. C. C. Nijland, telefonisch bericht binnen dat hij 's nachts om twee uur zijn eerste troepen de Waal mocht laten passeren, om acht uur werd dat aanvangsuur op middernacht bepaald. Er was dus maar weinig tijd - en er moest veel geschieden: munitie, levensmiddelen, dekens inleveren en opladen, geheime stukken en voorraden die men niet mee konnemen, vernietigen; de telefoonverbindingen opnemen. Anders immers dan de militairen van het lIlde legerkorps bevonden die van de brigade B zich nog in een eigen stelling die zij ter verdediging ingericht hadden.
XCNegen maanden hadden zij er op gezwoegd - en nu opeens vertrekken, terwijl nog geen Duitser te zien was? Ze begrepen er niets van. Maar orders zijn orders. Veel materieel en munitie moesten de mannen van de brigade B achterlaten - men kan zich indenken dat zij, de terugtocht bevolen zijnde, gedeprimeerd in het duister voortsjokten. De nacht was overigens te kort om de overtocht over de Waal te voltooien. Een groot deel van de troepen moest bij daglicht ('met vliegtuigen boven je ronkend en schietend'ê) de bruggen over de Waal passeren, de laatsten overschreden eerst op II mei 's middagsJ.
1 Getuige F. W.]. M. Peters, dl. I c, p. 189. 2 Koolhaas Revers: p. 386-90. 3 A. W. van Straaten: 'Vijf dagen oorlog, verteld door een soldaat', p. 3-4 (Collectie dagboeken, no. 20r). 4 W. Franse: 'Mobilisatie 1939', p. 27 (Collectie dagboeken, no. 22).
om vier uur de schipbrug bij Tiel.' Die Tielse brug werd nadien, met nog een andere, naar Gorinchem versleept, de brughoofden op de naar de vijand toegekeerde oever stak men in brand.
XCLangs Maas, Waal en Bergse Maas was, na de voltooiing van de terugtocht van brigade B, rude legerkorps en Lichte Divisie, slechts één brug gespaard: die bij het Keizersveer, bij Geertruidenberg; zij kreeg een bewaking op de Brabantse wal.
XCGelijk al aangeduid: het was generaal Winkelman een pak van het hart dat hij op de avond van de rode mei hopen mocht dat hij voor de verdediging van het hart des lands mede beschikken kon over het rude legerkorps en straks ook over de brigade B. De conceptie die hij van maart.af samen met de chef van de landmachtstaf, generaal-majoor H. F. M. van Voorst tot Voorst, uitgewerkt had, hield in, dat de hardnekkige verdediging gevoerd zou worden bij Kornwerderzand aan de Afsluitdijk, langs de Grebbe- en Betuwelinie, langs Waal, Linge, Nieuwe Merwede en Hollands Diep. Zeker, de Duitsers waren volgens een geheel andere conceptie tewerk gegaan: zij hadden de Vesting Holland in het hart aangevallen - maar dat had hun niet glad gezeten! Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg waren heroverd; Den Haag was beveiligd; in Leiden waren drie reserve-bataljons van het veldleger aangekomen en generaal Winkelman gelastte die avond voortsnog, dat voor alle zekerheid in de nacht van 10 op II mei drie bataljons uit het oostfront van de Vesting Holland naar de omgeving van Amsterdam verplaatst werden 2 kortom: de aanslag op de residentie was mislukt en een nieuwe luchtlanding bij Amsterdam zou op onmiddellijke weerstand stuiten.
XCHoogst bedenkelijk was het, dat de Duitsers de Maasbruggenin Rotterdam en de bruggen bij Dordrecht en Moerdijk nog in handen hadden - maar naar Rotterdam waren ook al weer drie reserve-bataljons van het veldleger onderweg, naar Waalhaven de Lichte Divisie en het 3de grensbataljon, in Dordrecht kreeg de kantonnementscommandant steun uit Beijerland en voor de herovering van de Moerdijkbrug had generaal Gamelin persoonlijk de hulp van het Franse zevende leger toegezegd.
XCTeleurstellend was het, dat de Duitsers zo snel de noordelijke provincies
XC1 Nierstrasz: Veldleger, p. 124, 127, 135. 2 Nierstrasz: Algemeen Overzicht, p.
bezet en Ijsel en Maas overschreden hadden - maar op de Friese wal was de Wonsstelling nog intact, op de Veluwe leek de vijand, behalve bij Wageningen, niet veel verder te zijn dan het Apeldoorns kanaal, en ten aanzien van Noord-Brabant mocht men aannemen dat de Peel-Raamstelling in goede orde verlaten zou worden; verder westelijk zouden de Nederlandse troepen dan de ruggesteun ontvangen van het Franse zevende leger. En wat de strijd in de lucht betrof: de eigenluchtmacht had een groot deel van haar aanvalskracht verloren, maar de meer dan honderd toestellen welke de Duitsers kwijtgeraakt waren, zouden stellig voor hen eenlelijke streep door de rekening vormen.
XCEr was, summa summarum. aan het einde van die schier eindeloze dag bij het Algemeen Hoofdkwartier hoop; hoop dat het gelukken zou, via Rotterdam, Dordrecht en Moerdijk een vaste verbinding te leggen met de Fransen; hoop dat men er in zou slagen, de Duitsers in hun eerste stormloop te stuiten; hoop dat men tot de oorspronkelijke conceptie: de bij de Fransen aangeleunde, gesloten verdediging van het hart des lands, zou kunnen terugkeren - en zouden Londen en Parijs dàn volharden in hun aanvankelijke weigering om aan die verdediging met eigen, belangrijke strijdkrachten deel te nemen?
XCHoe zagen de Duitsers op de avond van 10 mei de situatie?
XCDeluchtlandingen bij Den Haag waren, dat wisten zij, goeddeels mislukt. Van de eerste golf transporttoestellen die naar Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg gestart was, was slechts een klein deel teruggekomen. Symptomatisch was hetgeen met de Kampfgruppe zur besonderen Verwendung 9 was geschied: vijf-en-vijftig toestellen waren bij de inzet van Fall Gelb opgestegen, twee kregen motorstoring en moesten naar hun basis terugkeren; drie-en-vijftig vlogen dus Nederland binnen; daarvan werden er tien op weg naar Ypenburg en Ockenburg neergeschotenrest: drie-en-veertig; van die drie-en-veertig (die alle in de buurt van Den Haag, maar lang niet alle op de aangegeven plaatsen neerkwamen), stegen weer vijftien op, één evenwel met de gehele oorspronkelijke lading nog aan boord; van die vijftien slaagden dertien er in, hun basis te bereiken;' Geen wonder was het dat generaal Kesselring, conunandant van Luftfiotte 2, in de loop van de dag van uur tot
1 Molenaar: IX, p. 26.
uur ongeruster werd: van Graf von Sponeek hoorde hij niets; in arren moede zond hij tenslotte het hoofd van zijn sectie operaties met een apart verkenningsvliegtuig naar de buurt van Den Haag - deze kon uit de lucht niets van belang waarnemen. Kesselring beschouwde zulks als bevestiging, dat de operaties van de zzste Luftlande-Division in wezen mislukt waren.! Besloten werd om, wat er aan troepen doorvocht, bevel te geven, 'auf den Platz südlich Delft zurückzuziehen'2; daarmee werd vermoedelijk het gedeelte van de autoweg tussen Delft en Rotterdam bedoeld waar zich een Duitse Kampfgruppe verschanst had. Het bevel kon aan Graf von Sponeek doorgegeseind worden; met de groep die in Valkenburg zat, bestond vermoedelijk geen verbinding; zij was in elk geval niet in staat, de order op te volgen, zo min als de groepen dat waren die zich in de duinen bij Wassenaar bevonden.
XCIn Rotterdam had de Duitse commandant op het Noordereiland, Oberst leutnant von Choltitz, een zware schok te verwerken gekregen. Generaal Student had hem in Rijsoord gezegd dat de ode Paneer-Division nog geruime tijd op zich zou laten wachten - vermoedelijk was dat de conclusie die Student vastgeknoopt had aan het bericht dat nagenoeg alle aanslagen op de bruggen over de Maas mislukt waren. Misschien zou het, had Student verondersteld, wel veertien dagen duren voor de Duitse tanks Rotterdam bereikt hadden. 'Ich kann es nicht glauben', zo gaf von Choltitz later zijn reactie weer. 'Die Panzer werden kommen, die Verbindung mit der Armee wird hergestellt werden! Kein Wort von dieser Unterredung zu meinen Untergebenen.ê
XCDe staf van de Heeresgruppe waar de twee legers toe behoorden (het zesde en het achttiende) die het offensief tegen ons land ingezet hadden, Heeresgruppe B - die staf was over het verloop der operaties op de rode mei niet ontevreden. Betreurd werd het dat de aanslagen op de bruggen over IJsel en Maas (met uitzondering van die bij Gennep) mislukt waren, maar beide rivieren had men desondanks overschreden, en 'vor allem durch den Einbruch in die Peel Stellung' (bij Mill) 'und die Inhesitznahme der Brücken über den Albert-Kanal sind', zo legde die staf vast, 'die Voraussetzungen [iir die Fortsetzung des Angrif[s in entscheidender Richtung geschaffen.'4 Dat was goed gezien. Immers, via de bruggen over het Albertkanaal zou de 4de Panzer-Division de gehele Belgische verdediging kunnen desorganiseren, via het gat in de Peel-Raamstelling de ode Paneer-Division kunnen doorstoten naar Rotterdam. Alles kwam op snelheid aan. Generaal von Bock, bevelhebber van de Heeresgruppe B, werdp.
1 A.v., p. 31. 2 Telefonisch bericht, 10 mei 1940, 20 uur 20 (Duitse tijd) van 2 aan (CDI, P.II09-1O). 3 D. von Choltitz: 64. 4 4, 10 mei 1940 (CDI, 34.0498).
niet moede, dat aan de onder hem geplaatste commandanten in te prenten. Hij had zich naar Maastricht begeven. 'leh treibe, wo und wie ieh leann", schreef hij in zijn dagboek, 'denn ieh muss die 4. Panzer-Division noch heute Naeht über die Maas und den Albert Kanal heruberheben, damit der Peind nicht zur Besinnung kommt... Kuchler (18. Armee) bitte ich, seine motoristerten Kräfte sajrüh und sa weit wie mög/ich über Gennep vorwdrts zu treiben. Nötig wird dieser leise Druck nicht sein ... , ich dar] aber nichts versäumen um die Sache vorwàrtszupeitschen.":
XCEr was voor dat opzwepen nog een extra reden: ook von Bock wist, dat bij de luchtlandingen in westelijk Nederland veel was misgegaan; de Moerdijkbrug was evenwel veroverd en 'das ist', schreef hij, 'zunächst einmal die Hauptsache.'2
XCZo was het. Op de as van hun voornaamste aanval (Rijnland-Rotterdam) hadden de Duitsers de belangrijkste, maar tegelijk hachelijkste punten (de bruggen bij Gennep, Moerdijk, Dordrecht, Rotterdam) stevig in handen.van Bock: Dagboekaantekeningen,meiaangehaalddoor H.Jacobsen:p.verder aan te halen alsJacobsen:
1 F. Ia 1940, A. (1960), Ia; 2 A.v.
XCVeel nachtrust werd aan generaal Winkelman en zijn naaste medewerkers bij het Algemeen Hoofdkwartier niet gegund. Zij werden op I I mei' s morgens om half vier gewekt met het ontstellende bericht dat Duitse parachutisten op het Haagse Malieveld geland waren - hemelsbreed op nog geen vijfhonderd meter afstand van het gebouwaan het Lange Voorhout waar zich het zenuwcentrum van de militaire verdediging bevond. Terstond werd daar groot alarm gegeven; zou dan inderdaad de verwachting in vervulling gaan dat de Duitsers hun operaties op de tweede oorlogsdag met even grote en gevaarlijke luchtlandingen zouden inzetten als op de eerste? Angstig vooruitzicht! Er waren aan Nederlandse kant vrijwel geen reserves meer. Gelukkig bleek spoedig dat het bericht omtrent de landingen op het Malieveld onjuist was. Waar het vandaan kwam, was, aldus generaal-majoor van Voorst tot Voorst, 'een raadsel. Maar intussen was de hoognodige, te korte nachtrust van de officieren in het Algemeen Hoofdkwartier gestoord en was onrust gezaaid bij de troepen in Den Haag'"; ook zij hadden van die z.g. luchtlandingen vernomen.
XCAfgezien van de versterkingen die naar Waalhaven gezonden werden alsmede van twee kleine groepen parachutisten die op de r rde mei bij Hendrik Ido Ambacht (bij de brug over de Noord!) en op het Eiland van Dordrecht daalden, zouden Duitse luchtlandingen op die r rde mei en volgende dagen uitblijven. Dat kon men aan Nederlandse kant niet weten. De nervositeit die op 10 mei gewekt was, bleef dan ook bestendigd, ja ze werd aangewakkerd. Dit laatste klinkt vreemd. Immers, de schok: 'wij zijn in oorlog', lag achter de rug. Maar waar verrassing en schok op de rode mei in eerste instantie bij sommigen onbegrip, bij anderen verbazing, bij weer anderen verdoofdheid gewekt hadden, daar was het of oorlog en oorlogsgeweld op de r rde eerst ten volle een realiteit werden - maar een realiteit die hoogst sinistere aspecten toonde. Vrijdag was in het eerste legerbericht al meegedeeld dat er Duitse parachutisten waren die in Nederlandse uniformen opereerden; vrijdag was al even officieel gewaarschuwd dat men, wat de radio betrof, uitsluitend geloof moest hechten aan hetgeen met de bekende
XC1 H. F. M. van Voorst tot Voorst: 'Notities', p. 108.
stemmen der ANP-nieuwslezers omgeroepen werd. Beide berichten hadden tot het ontstaan van een algemene sfeer van onzekerheid bijgedragen die de primitieve angst voor de Vijfde Colonne vergrootte - een angst die, met name van de tweede oorlogsdag af, op tal van plaatsen een uitzonderlijk hevig en acuut karakter kreeg en dus ook leidde tot redeloze gedragingen, grenzend aan, soms samenvallend met paniek.
XCZin heeft het, om eerst die Vijfde-Colonne-paniek in haar groei en volle wasdom te beschrijven voor wij ons weer tot de militaire gebeurtenissen wenden. Immers, bij al die militaire gebeurtenissen ging, althans aan Nederlandse kant, de snel klimmende angst voor de Vijfde Colonne steeds.sterker meespelen. Wat hier dan van te verhalen valt, willen wij, ook waar het zondag 12 en maandag 13 mei betreft (op dinsdag de rade was althans die paniek geluwd), in ons relaas van de gebeurtenissen op zaterdag 1I mei opnemen. Men kan die Vijfde-Colonne-paniek bezwaarlijk naar dagen gaan indelen. Er stak, zoals nog blijken zal, een zekere climax in (paniek is haar eigen voedster), maar de manifestaties van de angst bleven op alle drie dagen essentieel dezelfde en werden ook door de oorlogshandelingen (die uiteraard van plaats tot plaats en van dag tot dag verschillend waren) slechts in beperkte mate bepaald. In de hoofdstad Amsterdam is tijdens de Duitse invasie geen gevecht geleverd en slechts één Duitse bommenwerper liet er (op II mei) zijn bommen vallen- - de angst voor de Vijfde Colonne was er niet wezenlijk zwakker dan elders.
XCGeen Duitse luchtlandingen dus op nieuwe plaatsen, behalve de twee die wij al noemden - des te talrijker werden de berichten omtrent vermeende luchtlandingen. Met zijn tientallen waarnemingsposten bleef de luchtwachtdienst op volle toeren draaien. De vrijwilligers die er deel van uitmaakten, hadden maar een primitieve opleiding ontvangen, 'slechts enkele luchtwachters' waren er die 'de Junkers-52' (het grote Duitse transporttoestel) 'en de Mes serschmitt-ioç' (de kleine Duitse jager) 'als zodanig herkenden en ook meldden.f Zenuwen speelden menigeen parten zodra Duitse vliegtuigen inCollectie naoorlogse verslagen). 2 Gedenkboek voor de ,·vrijwillige Landstormkorpsen
1 Deze troffen enkele huizen op de Blauwburgwal. Er waren een-en-vijftig doden. (H. Booltink: 'Aan de mede-ooggetuigen van II mei 1940, Blauwburgwal', p. 3.
zicht kwamen; men keek slecht, men telde slecht. Menigeen dacht bovendien dat hij zijn taak het best verrichtte door een maximum aan waarnemingen door te geven; er kwamen in vijf oorlogsdagen, 'een ongeteld aantal berichten van militaire commandanten, burgemeesters, politiefunctionarissen en particulieren' niet meegerekend, niet minder dan zestienduizend van die waarnemingen bij de centrale binnen! (gemiddeld dus meer dan twee per minuut) - daaronder vele die positief onjuist waren. Fictieve luchtlandingen waren op 10 mei al gemeld van minstens tien verschillende plaatsen, tot in Noord-Brabant en Zeeland toe," op II mei werden het er minstens negenen-twintig," waarbij, wanneer de Duitsers ergens aan parachutes voorraden afwierpen, door de waarnemers van de luchtwachtdienst veelvuldig gemeld werd dat Duitse parachutisten daalden.
XCAl die onjuiste waarnemingen werden via de gewone radio omgeroepen en wekten dus allerwege ontsteltenis. En in welke vermomming hadden die parachutisten ·zich nu weer gestoken? In de ochtend van II mei ontving de commandant van het lIlde legerkorps, generaal van Nijnatten, bericht dat in de Betuwe 'parachutisten waren gedaald in blauwe kiel, bruine broek en op klompen' ; prompt gafhij dat aan de commandant van het veldleger door 4en voor wie er later van vernam, was elke boer of landarbeider die, met een blauwe kiel en een bruine broek aan, op klompen liep, op slag een verdacht personage. Priesters, monniken en nonnen golden ook al als verdacht; in Rotterdam ging het gerucht de ronde doen, 'dat die parachutisten vermomd waren als predikanten; op de nuchter gestelde vraag hoe die er dan wel uitzagen, kon', aldus een politiefunctionaris, 'geen antwoord worden gegeven.' 5
XC'Nog kwam van militaire zijde een opgave'van, wapennummers van agenten binnen, wier kleding zou zijn ontvreemd. Aangezien enige van die agenten in dienst waren en het was gebleken dat het dragen van die nummers de betrokkenen aan ernstig gevaar blootstelde, werden die nummers gewijzigd. Dit bleek evenwelnog gevaarlijker te zijn, omdat nu de ambtspenningen een ander nummer aanwezen dan de kraag."
XCEen soortgelijke verwarring deed zich in het militaire apparaat voor. Al
XCI Molenaar: De luchtverdediging, VII,p. I. A.v.,p. 12. 3 Molenaar vermeldt zestien plaatsen (a.v.), dertien andere worden nog vermeld in het enige, ons bekende overzicht van de radioberichten op II mei (Vrij!, p. 29-34). Molenaar vermeldt voor 12 mei vijftien fictieve luchtlandingen, voor 13 mei geen, voor 14 mei twee (Baarn en Leiden) (Molenaar: De luchtverdediging, VII, p. 12). • Hoofdkwartier Veldleger: 'Dagboek', p. I30a (II mei 1940) (Sectie krijgsgeschiedenis, archieven, groep IV-2, pak M, no. 1). 5 H. de Jong: De. Rotterdamse politie gedurende de oorlogsjaren 1939-1945, p. 130. 6
Op 10 mei haddensommige officieren hun distinctieven afgelegd - op de I Ide. gebeurde hier en daar hetzelfde. Soms was daar het gevolg van dat de betrok-. ken officieren door anderen die henniet kenden, voor Vijfde Colonnisten gehouden werden. Want (die indru kreeg men) die Vijfde Colonne bevond zich nagenoeg overal. Aan elk Z.g. vreemd verschijnsel knoopte menigeen. aanstonds een onheilspellende conclusie vast; angst kleurde de waarnemingen. Schitterde een raam in de zon, dan werd 'een Iichtsigrîaal.gegeven'i '<Ben. kaarslantaàrn die in de hal van hotel 'Huis ter Duin' in Noordwijk stond te flakkeren, werd ook al voor een bron van 'lichtsignaletn'. gehouden." In Rotterdam werden op I I mei enkele zeilen die burgers op het dak van hun huis gelegd hadden om het uitstralen van licht te verhinderen (in het gehele land moest men van 10 mei af 'verduisteren', zoals dat heette), voor 'waarschuwingslappen voor vliegtuigen' gehouden - een hele patrouille karabiniers van de politie werd er op afgezonden." Elders in Rotterdam had een burger de iuiken voor zijn ramen gesloten; meteen werd verteld dat uit zijn huis geschoten was. Uit een badkamer woei stoom naar buiten - dat pand werd door militairen onder vuur genomen.s Weer een andere Rotterdamse karabiniers-patrouille moest op I3 mei in een huis aan de Coolsingel inbreken waar, op zolder, 'een zware mitrailleur in stelling was gebracht .... Het onderzoek leerde dat de mitrailleurmonding een ring was van een vlaggestok."
XCZo werden af en toe corrigerende waarnemingen gedaan, maar die drongen naar verhouding slechts tot weinigen door. Vooral onder de militairen in de grote steden waren er velen die door angst beheerst werden. Overallag, meenden zij, de Vijfde Colonne op de loer, nergens voelden zij zich veilig. Viel het deksel van een bakkerskar dicht, dan werd de klap, die in normale omstandigheden nauwelijks opgemerkt zou zijn, door wie het deksel niet had zien vallen, voor een schot gehouden. Kwam dan toevallig een militaire patrouille langs (en er werd op grond van de Vijfde-Colonne-berichten intensief gepatrouilleerd), dan begon zij menigmaal in het wilde weg te schieten; gevolg was dat andere patrouilles in de buurt, de schoten horend, meenden dat de Vijfde Colonne in volle actie was. Zagen die patrouilles in een bepaald huis kogels inslaan, dan dachten zij dat tevoren blijkbaar uit dat huis gevuurd was - soms werden ook de stofwolkjes van .die inslaande kogels voor kruitdamp uit afgevuurde wapenen gehouden, en niet zeldzaam waren de gevallen waarin twee of meer patrouilles, onkundig van elkaars bewei s juli 1940 (1950), p. 30. 3 H. de Jong: De Rotterdamse politie gedurende de oorlogs jaren 1939-1945, p. 120--21. 4 A.v., p. II3-14. 5 A.v., p.
1 C. C. Küpfer: p. 24. 2 25
gingen en optreden, elkaar als verklede Duitsers of andere Vijfde Colonnisten gingen bestoken. Zo ontstonden straatgevechten van Nederlandse militairen tegen Nederlandse militairen welke in de betrokken buurt als een nieuw bewijs gezien werden voor het verraderlijk optreden van Hitlers helpers _ zo ook door die militairen-zelf, tenzij en totdat het misverstand opgehelderd werd, hetgeen lang niet altijd het geval was. Bij Hoek van Holland kon op een gegeven moment de uitkijkpost op de vuurtoren waarnemen dat 'op klaarlichte dag twee groepen Nederlandse militairen op elkaar schoten'lhij kon van zijn hoge positie uit de absurditeit van het gebeuren onmiddellijk onderkennen.
XCEen ander voorbeeld. Het speelt op 12 mei in Lisse (waar zich geen Duitse militair bevindt):
XC'Op een plein dicht bij onze straat staat een herenhuis dat opvalt. Als alle burgers bij luchtalarm zo ver mogelijk wegkruipen, blijven daar een paar heren nistig voor de ramen zitten. Er wonen Duitsers, zeggen de buren. Eerst in de middag wordt er verlof gegeven, het huis te doorzoeken. Weer een onbekende bezigheid voor infanteristen! We omsingelen het gebouw, ieder op eigen houtje. Ik ga een aangrenzend huis bitmen, kijk wat in kamers en kasten, steeds het geweer tot schieten gereed, en kom tenslotte op een zolderkamertje waar schildersgereedschapher en der ligt. Vreemd. In 't hele huis geen mens .gezien. Ik zet een wankele stoel onder het enige dakvenster, steek eerst mijn geweer, dan mijn hoofd voorzichtig door het raam en werk mij op het platte dak. Het hoogste in de omgeving met een pracht uitzicht. Hadden we al eerder .moeten bezetten. Ik kruip naar de rand en schreeuw naar beneden dat het dak bezet is. 'In orde', schreeuwt een onderofficier terug. Een kwartier later schrik ik van gestommel in het zolderkamertje. Met m'n geweer in de aanslag zie ik een helm langzaam uit het raam omhoog komen. 'k Hoef niet te schieten, 't is onze groepscommandant, die al even verbaasd is, mij daar boven aan te treffen. Beneden wordt geroepen dat alle ramen in de buurt gesloten moeten worden. Wij schreeuwen dapper mee. Als er nog één raam open blijft, lost de sergeant naast mij overmoedig een waarschuwingsschot. Nog geen seconde later vliegen de kogels ons van alle kanten om de oren. Eigen vuur! Weblijven een minuut plat tegen het hete zinken dak liggen en weten ze dan beneden te beduiden dat het er in hun kersepit niet al te helder uitziet."
XCDit incident liep zonder ongelukken a£ Elders vielen door die onderlinge schietpartijen doden en gewonden. In Amsterdam-cost kon een eerste luitenant van de bewakingstroepen op II mei met eigen ogen zien dat zijn manschappen en infanteristen uit de Oranje-Nassaukazerne elkáár beschoten,
XC1 A.v., p. I64. 2 'Uit het dagboek van een korporaal', Nieuwe Courant, I2 mei I95 0.
'het floot engierde datje er misselijk van werd'. Zelfkreeg hij een kogel in de rug+. In Utrecht was op 12 mei op de Domtoren een opzichter met enkele helpers bezig, het klokkenspel te beveiligen; zij werden spoedig onder vuur genomen en kort nadien deed in de stad het gerucht de ronde dat parachutisten zich boven in de Domtoren genesteld hadden. 2 InDen Haag werd door militairen zo veelvuldig op alles geschoten wat zij niet vertrouwden, dat de burgemeester tenslotte de politie en de geneeskundige dienst verbood om 's nachts uit te rukken. 'Ik heb', tekende mr. de Monchy later aan, 'mijn hart wel vastgehouden voor het geval er brand zou uitbreken, maar dat is gelukkig niet het geval geweest."
XCDe Vijfde-Colonne-paniek in Den Haag is vooral daarom van belang geweest omdat haar manifestaties op het beleid, maar vooralook op de berichtgeving van het Algemeen Hoofdkwartier invloed gingen uitoefenen. Op II mei, 'om ongeveer half één, wordt er', aldus generaal-majoor van Voorst tot Voorst, 'plotseling op het Lange Voorhout geschoten. Uit het raam ziet de opperbevel": hebber van land- en zeemacht trams die plotseling·stil houden en burgers die ijlings dekking zoeken in de schuilkelder tegenover het Algemeen Hoofdkwartier, kortom er is iets aan de hand, maar wat? De generaal gaat persoonlijk naaI: buiten. Het gehele dekkingsdetachement ligt plat ter aarde: één man wil schieten. De generaal vraagt, waarop hij wil schieten. De man antwoordt: 'Op eenman in het gebouwaan de overkant. Die komt telkens voor het venster, hij doet zo . verdacht.' ... Het raam was gesloten. Een patrouille, zekerheidshalve in het gebouw gezonden (het departement van financiën nog wel), kon niets verdachts ontdekken."
XC1 Toen hij na de capitulatiezijn wedervaren vertelde aan de commandant veldleger; generaal J. J. G. van Voorst tot Voorst, antwoordde deze slechts met één woord: 'Anarchisten!' (W. G. Hellinga, 19 maart 1953). 2 G.A.W.terPelkwijk::Utrecht in de meidagen van 1940', Jaarboekje Oud-Utrecht, 1949, p. 14I. 3 S. J. R. de Monchy: 'Dagboek', p. 6 (15 juli 1940). 4 H. F. M. van Voorst tot Voorst: 'Notities', p. 109· In dit ene geval had generaal Winkelman persoonlijk kunnen constateren hoe nerveus door militairen gereageerd werd, maar middelen om de berichten te verifiëren die hem die r rde mei omtrent andere schietpartijen in Den Haag bereikten, had hij niet. Hem werd gerapporteerd
parachutisten of Vijfde Colonnisten een aanval uitgevoerd hadden op het hoofdbureau van politie en dat zij de hoge toren van een flatgebouwaan de Zeestraat bezet hadden (de commandant Vesting Hoiland zond er een heel . detachement op af 'om de toren te heroveren't) ; hem werd óók gerapporteerd, 'dat honderdtwintig Duitsers in burgerkleding uit een huis aan de Suezkade' oprukten in de richting van het centrum" en, later, dat die honderdtwintig naar dat huis teruggejaagd waren en dat het huis door een pantserwagen in puin geschoten was, waarna de nog inleven zijnde Vijfde Colonnisten de wapens neerlegden." En was dit ailes zo vreemd? Had niet in de op 10 mei buitgemaakte Duitse stukken gestaan, dat zich in Den Haag Duitse burgers bevonden die 'speciale opdrachten' gekregen hadden? Ongeacht zijn eigen waarnemingen trok generaal Winkelman de juistheid van de bij het Algemeen Hoofdkwartier binnenstromende berichten niet in twijfel. Aile beschikbare pantserwagens van het veldleger ontbood hij naar Den Haag en 's middags om één uur gaf hij persoonlijk per telefoon aan de commandant veldleger een beeld van de situatie waaromtrent deze de volgende aantekeningen maakte: 'Aanval oppolitiebureau 's-Gravenhage afgeslagen. Vijfde Colonne treedt op, Aanval op hoofdcommissaris. Duitse en Nederlandse geweren. postbode doodgeschoten. Gevecht met honderd mall in omgeving Suezkade. Mocht de ministerraad door opdringen vijand in handen van de vijand vallen, dan zal opper"bevelhebber land- en zeemacht met alle middelen de verdediging verder voeren. Generaal-majoor Carstens heeft hedenmorgen Belvédèrete Wassenaar genomen. Burgers en personen in Nederlands uniform nemen deel aan de strijd op korte afstand. Een motorordonnans is bij de boerderij 'Maaldrift'· overvallen door twee als boeren verklede personen, heeft zich doodgehouden en daarna beiden neergeschoten, een derde gewond en deze vluchtte met een vierde. In de 'Maaldrift' werd een geweldige buit aan wapens gevonden." Het gebeurde bij de Suezkade vond generaal Winkelman van voldoende belang om er nog diezelfde dag' s avonds een apart communiqué over uit te
XC1 B. Rugers, 4 maart 1952. 2 H. F. M. van Voorst tot Voorst: 'Notities', p. I09. 3 In werkelijkheid was hier een schoenmakerswinkeltje op losse gronden onder vuur genomen door een Nederlandse pantserauto, 'waarvan de commandant blijkbaar door een oorlogspsychose was bezeten ... Het schoenmakertje heeft het leven er af weten te brengen door zich terstond achter zijn toonbank op de grond te werpen' - aldus een auditeur-militair bij de krijgsraad in Den Haag die enkele dagen later dit gebeuren ging onderzoeken. (Brief, 18 dec. 1953, van D.']. Veegens). • Bij Wassenaar. Hier had zich op Ia mei een deel van de op Valkenburg gelande Duitsers geïnstalleerd. "Hoofdkwartier veldleger: 'Dagboek', p. lIO (II mei 194 0).
XC'Heden, II mei, hebben te 's-Gravenhage woonachtige Duitsers van een huis aan de Suezkade uit getracht, naar het centrum van de stad op te rukken. Een afdeling Nederlandse troepen heeft hen teruggejaagd naar de Suezkade waar zij zich in het evengenoemde huis vastzetten. Een van onze pantserwagens heeft dit huis met zijn kanon beschoten, waarna de Duitsers die nog in leven waren, zich hebben overgegeven. De opperbevelhebber van land- en zeemacht deelt mee, dat tegenover ieder huis van waaruit op Nederlanders zal worden geschoten, op overeenkomstige wijze zal worden opgetreden.'l geven dat, door pers en radio verspreid, de Vijfde-Colonne-angst machtig aanwakkerde:
XCDie laatste zin uit het communiqué had een voorgeschiedenis.
XCDe berichten omtrent het optreden van de verraderlijke Vijfde Colonne hadden op de commandant van het in de zuidelijke helft van de Grebbehnie opgestelde !Ide legerkorps, generaal-majoor J. Harberts, zoveel indruk gemaakt, dat deze (een zeer voortvarende, maar niet erg evenwichtige opperofficier) aan de onder hem staande troepen, wellicht nog op de rode, maar in elk geval op de r rde mei" een order verstrekt had 'die op het volgende neerkwam: verdachte personen moesten onmiddellijk gearresteerd en wie hunner zich verzette, neergeschoten worden; trof men in een huis vermomde Duitse troepen aan, dan dienden niet alleen zij, maar alle mannelijke bewoners van dat huis van zeventien jaar of ouder ter plaatse gefusilleerd te worden; hetzelfde moest geschieden wanneer uit een bepaald huis zou zijn geschoten.
XCDie order was, voorzover bekend, nog nergens toegepast toen generaal Harberts haar op I I mei' s middags om vier uur voorlegde aan zijn onmiddellijke superieur: de commandant veldleger, generaal van Voorst tot Voorst, die hij in het hoofdkwartier te Zeist opzocht." Daarbij sprak hij zo gejaagd dat generaal van Voorst tot Voorst hem vragen moest, de afgekondigde bepalingen nog eens langzaam te herhalen; de commandant veldleger schreef ze op en reageerde onmiddellijk met de mededeling dat generaal Harberts de uitvoering van zijn order moest opschorten. Zijnerzijds belde generaal van Voorst tot Voorst zijn broer op, de chef van de landmachtstaf; dezeTekst in Nierstrasz:p. 285.In het kort na de meidagen geschrevenverslagvan een der tot het Ilde legerkorpsbehorende artillerie-afdelingen wordt vermeld 'dat opmei te 9.14uur het bericht doorkomt dat krijgsgevangenen die geheel of gedeeltelijk in Nederlandse uniformen gekleed zijn, onmiddellijk moeten worden geëxecuteerd.' (Commandant 1-12R.A.: 'Verslag der werkzaamheden op 10,12, 13en 14mei 1940', 14jnni 1940,p.Er zijn dus vermoedelijk twee orders van generaal Harberts geweest. S Hoofdkwartier Veldleger: 'Dagboek', p. I12 (II
1 2 IQ II, I).
pleegde overleg met de juridische deskundigen van het Algemeen Hoofdkwartier. HWl conclusies die 'aan generaal van Voorst tot Voorst overgebracht werden, luidden: 'Executie van Nederlaaders die met de wapens in de hand, dus op heterdaad worden betrapt. Wanneer een Nederlander wordt verdacht van verraderlijke handelingen, dan moet hij door een krijgsraad worden berecht' (op het instellen van krijgsraden had generaal Harberts aangedrongen; daar komen wij op terug). Duitse militairen mochten, aldus het Algemeen Hoofdkwartier, onder geen beding zomaar neergeschoten worden;
XCDie conclusies werden door generaal van Voorst tot Voorst op 12 mei in een preelamatie neergelegd! waarin toch ook weer gezegd werd dat wie bij arrestatie verzet bood of trachtte te ontsnappen, neergeschoten zou worden en waarin bovendien alle machtigingen tot het voorhanden hebben van vuurwapenen (voor de jacht b.v.) vervallen werden verklaard; wie een vuurwapen bezat, moest het onmiddellijk bij het gemeentehuis of het naastbijzijnd politiebureau inleveren.
XCIn hoeverre deze proclamatie bekend werd en in hoeverre er naar gehandeld werd, viel niet meer na te gaan.
XCOp dezelfde dag, 12 mei, waarop generaal van Voorst tot Voorst zijn vèrstrekkende proclamatie uitgaf, werd op het lijk van een Duitse militair die op het vliegveld Ockenburg gesneuveld was, een vrij dik dossier aangetroffen met stukken die toebehoord hadden aan de inlichtingen-officier (de Ic) van de staf der zzste Luftlande-Division. Weer vond men in een van die stukken (die haastig naar de sectie inlichtingen van het Algemeen Hoofdkwartier, GS III, gebracht werden) de vermelding dat in Den Haag 'deutsche zivil personen mit Sonderaufträgen eingesetzt' waren; nu lag er ook een identiteitsbewijs voor die Zivilpersonen bij; het droeg het nummer 206 hetgeen de indruk wekte (beter: de al gewekte indruk bevestigde) dat het aantal van die Duitse Vijfde Colonnisten in de honderden liep. Uit andere stukken bleek, hoe grondig de Duitse spionage gewerkt had. Nog een stuk was er: eenJ.].
1 G. van Voorst tot Voorst: 'Memorie inzake generaal Harberts' (30 juni I9~9>, p. 32-34 (Sectie krijgsgeschiedenis, archieven, groep IV-2, pak M, no. I c). Generaal van Voorst tot Voorst vermeldt hier meer bijzonderheden dan in zijn: 'Indrukken nopens persoonlijke verrichtingen op de gevechtsterreinen', dl. I b, p. 141.
Fahndungsliste Holland, met in de linkerbovenhoek een stempel: 'Eins. Gruppe Feldmann, Kdo J' kennelijk was die Einsatzgruppe een apart detachement dat de op de opsporingslijst vermelde personen moest arresteren; het gehele detachement telde volgens weer een ander stuk een-en-vijftig personen: vijf officieren, zes-en-veertig minderen.
XCDe lijst met namen werd met spanning gelezen. De officieren van GS III kenden er vele van. Trouwens, onder de plaatsnaam 'Wassenaar' stonden er de namen en adressen op van overste van de Plassche, chef van GS III A, en van zijn relatie dr. M. van Blankenstein ; kapitein Olifiers, de organisator van de Nederlandse spionage in Duitsland, kwam er op voor met het adres van het Algemeen Hoofdkwartier ('Lange Voorhout 52, Dienststelle') en voorts las men de namen, vaak ook de adressen, van de leden van de Britse en Franse inlichtingendiensten alsmede van hun belangrijkste helpers en agenten, voorzover aan de Duitsers bekend - onder hen 'Adrian Vrinten, Avenue Concordia 6, Rotterdam'. In totaal somde de Fahndungsliste negen-en-negentig personen op,' daarvan echter elf zonder enige adresaanduiding - maar die adressen zouden de Duitsers kunnen vinden via de bevolkingsregisters.
XCHeeft men die negen-en-negentig personen gewaarschuwd? Misschien sommigen wel - anderen zeker niet. Het was trouwens moeilijk, zich in of buiten Den Haag te verplaatsen en de telefoon werkte niet. Wel ontvingen de buitenlandse militaire attaché's onmiddellijk een afschrift van de Fahn dungsliste 2 de functionarissen van hun geheime diensten konden dus de eigen relaties, voorzover bereikbaar, waarschuwen. Dr. van Blankenstein kreeg maandagochtend 13 mei op het Engelse gezantschap te horen: 'Bent u er nog? U wordt gezocht, u moet weg' - enige waarschuwing van GS III had hem toen nog niet bereikt." Alle stukken, met inbegrip van de Fahndungsliste, werden samen met de op 10 mei gevonden Duitse documenten kort na de capitulatie door ambtenaren van Buitenlandse Zaken aan het Amerikaanse gezantschap toevertrouwd; personeel van dit gezantschap nam ze in de zomer van '40 mee naar de Verenigde Staten; vandaar bereikten ze weer de regering te Londen. In Den Haag hadden de ministers niets over of uit die documenten te horen gekregen.? zelfs de minister van defensie werd niet ingelicht."
XC. 'Heeft u het al gehoord? Italië heeft aan Duitsland de oorlog verklaard!' 'Wie zegt dat?'
XC'ANP in de radio, die meneer heeft het gehoord."
XCWe geloven er nog niets vall. Ik moet er meer van weten:
XC.'U bent die meneer die het in de radio gehoord heeft?' ~) 'Neen, ik niet. Dat was een dame die daar woont.'meiA. van Boven (ps. van A. van de Kamp):meip.A.v.,meiH. Mees:meip.Getuige A.Dijxhoorn, Enq., dl.c,Die -6èhtènd was om kv,;.art voor twaalf het bericht omgeroepen dat. koningin Wilhelmina in 'een telegram een beroep op de koning van Italië gedaan hadzijn invloed ten gunste van Nederland aan tewenden.p.
1 12 1940. 2 (II 1940) (1946), 6. 8 12 1940; 1945 (12 1940) (1945), 9. Q. H. VIII P.29. 5 0111 '31).
XCIk ga er meteen naar toe en vraag: 'Heeft Italië aan Duitsland de oorlog verklaard? Is dateen radiobericht?'
XC'Ja! - neen, geen radiobericht, ik heb het van een soldaat gehoord.'
XCSlechts weinigen waren er in wie zulk een behoefte tot critische verificatie leefde. Wat de emoties raakte, werd geloofd - de tot pessimisme stemmende geruchten niet minder snel dan de tegengestelde:
XC'Engelsen zijn te Rotterdam aangekomen! Vijfduizend zijn er op de Coolsingel! Het wordt tegengesproken. Het zijn geen Engelsen maar Canadezen en het zijn er geen vijfduizend, maar tienduizend!! Nu ja, of het nu Engelsen zijn of Canadezen, dat doet er niet toe! Het is in ieder geval hulp !"
XCDat de commandant van de Duitse luchtlandingstroepen in Den Haag met zijn vliegtuig neergestort was, werd in alle grote steden van het westen rondverteld; zijn paard, een witte schimmel (reminiscentie aan Sinterklaas ?), had er ook het leven bij ingeschoten - dat was een opwekkend detail." Maar de sinistere geruchten overwogen toch verre; van meet af aan was de angst sterker dan de hoop. 'Je wist tenslotte niet meer', aldus een officier van een der Leidse depotbataljons, 'wat je moest geloven. Zo werd er verteld, dat de handtassen van alle vrouwen gecontroleerd moesten worden omdat daarin soms handgranaten vervoerd werden. Dan kwam er een bericht van de garnizoenscommandant dat uitgekeken moest worden naar een patrouille Duitse soldaten in Nederlandse uniformen doch zonder beenwindsels, die vrouwen en kinderen voor zich uit dreven. En voorts was daar het volgende merkwaardige voorval: terwijl wij zelf drie observatieposten bezet hielden op de gasfabriek, vanwaar we de gehele omgeving konden waarnemen, en terwijl zich totaal niets verdachts had voorgedaan in het omliggende terrein, komt er op 13 mei een bevel van de overste (garnizoenscommandant), alarm te maken, aangezien hij bericht had ontvangen dat er parachutisten achter de gasfabriek geland zouden zijn. Ik zeg: 'Maar overste, ik heb toch geen zand in mijn ogen!' Maar er was geep praten tegen' er wèrd gealarmeerd."J.
1 H. A. Robbé Groskamp : 'III-20 RA. achter Mill' (Collectie dagboeken, no. 288, P.77). 2 H. van den Burg: 'Oorlogsherinneringen van een brandweerman, 10-14 mei 1940', in Gemeente Rotterdam: (1946), p. 43. 3 von Sponeek werd in een latere fase van de oorlog op last van Hitler een proces aangedaan omdat hij, in strijd met gegeven bevelen, een deel van de Krim ontruimd zou hebben. Kort voor het einde van de oorlog werd hij doodgeschoten (A, Kesselring: (1953), p. 71). 4 Aangehaald in W. A. Poort en Th. N. Hoogvliet: (1946), p. 282-83.
XCOp II mel, 's avond om elf uur,' had generaal Winkelman een lange waarschuwing laten omroepen, gericht tegen het verspreiden van valse geruchten. 'Het verder vertellen van ongecontroleerd, alarmerend nieuws dient', zo was verklaard, zo kon men daags daarna in de pers lezen, 'met aile middelen te worden tegengegaan'. Had het Algemeen Hoofdkwartier (men denke aan het bericht over de Suezkade) zich niet zelf aan het doorgeven van 'ongecontroleerd, alarmerend nieuws' bezondigd? De waarschuwing hielp niet.
XCIn een van de officiële Z.g. voorschriften voor de velddienst die bij de instructie van de militairen jarenlang gebruikt waren, was er speciaal op gewezen dat de vijand, was eenmaal oorlog uitgebroken, de waterbronnen kon vergiftigen - op dat strijdmiddel moest elke militair bedacht zijn. Uit welk grijs verleden dateerde dat vermaan? Of sprak hier minder historische ervaring uit dan een primitieve beduchtheid? Merkwaardig was het, dat in de Vijfde-Colonne-paniek de specifieke vrees 'wij worden vergiftigd', niet ontbrak. Er was angst voor het gebruik van gifgas door de Duitsers - een mogelijkheid waar elke militair door zijn gasmasker aan herinnerd werd. Inbeelding deed de rest. Op de tweede oorlogsdag berichtte de commandant veldleger aan het Algemeen Hoofdkwartier dat bij Amerongen waargenomen was, 'dat uit een Duits vliegtuig twee glazen bollen vielen. Een officier kreeg prikkelende geur en vieze smaak in de mond. Door sterke wind alles direct weg." Op de vierde oorlogsdag, 13 mei, werd in Rotterdam een middelbare school op haar geschiktheid als militaire commandopost gekeurd:
XC'De gasofficier stak zijn deskundige neus in de lucht en geholpen door zijn overspannen zenuwen rook hij gas. Anderen meenden het allanger geroken te hebben. Zij die scherven van granaten hadden opgeraapt, voelden hun vingers ergjeuken, dus: mosterdgas. 't Woord 'gas' had een geweldige reactie, onmiddellijk kwamen de gasmaskers in actie. De mensen met jeukende vingers kregen grote verbanden met chloorkalk om hun handen .. .'"
XCEen dag tevoren, op 12 mei, werd aan de militairen in de Grebbelinie van hogerhand meegedeeld dat ze snoepgoed dat langs de weg lag, niet mochten oprapen of opeten, 'want het was vergiftigd. Het was door Duitse vliegtuigen uitgestrooid.f Hetzelfde consigne werd op 13 mei aan de militairen bij Amsterdam uitgegeven, met dien verstande dat zij niet aileen niets eetbaarsp.Hoofdkwartier veldleger: 'Dagboek', p.mei'Uit de mémoires van aalmoezenierVerhoeven',p.van Straaten: 'Vijf dagen oorlog, verteld door een soldaat', p.mei
1 34. 2 107 (II 1940). 3 B. 89. • A. W. IS (12 I940).
mochten oprapen maar ook totaal niets van burgers mochten aannemen, 'daar er met vergiftigde bonbons gewerkt was." Dit laatste werd ook per radio omgeroepen; zulks leidde op enkele plaatsen tot gevallen van hallucinatie waarbij personen die 'iets vreemds proefden', op slag meenden dat zij vergiftigd waren.
XCDe vijand, de Duitser, en speciaal de Vijfde Colonnist, werd tot alles in staat geacht. Wie zich beloerd en belaagd achtte, zag overal de tekenen van de duivelse activiteit dier Vijfde Colonne. Op sommige plaatsen in het land werd gemeend dat zij in de grond grote figuren ingebrand of uitgegraven had, 'in de vorm van een hakenkruis, op bepaalde, door de Duitse vliegers blijkbaar aan te vliegen punten. voorbeelden hiervan werden gemeld uit de omgeving van Maarsbergen en van Bergen-aan-Zee.P InAmsterdam gingen op 13 mei sommigen er toe over, de straten schoon te maken van krijtstrepen waarin men route-aanwijzingen zag voor Duitse militairen of Vijfde Colonnisten, in Zeeland gaf schout-bij-nacht van der Stad op 14 of I 5 mei instructie, 'alle op percelen aangebrachte krijttekens, alsmede de reclames van bepaalde zeepfabrieken' te verwijderen"; die reclames bestonden uit borden welker achterkant, naar men meende, ook al weer route-aanwijzingen toonde. Deze specifieke waanvoorstelling had zich, zoals wij in ons vorig hoofdstuk beschreven, alop 10 mei in het Noordbrabantse gemanifesteerd en, bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog, meer dan een kwart eeuweerder, in Frankrijk, België en Engeland.
XCHet is moeilijk, gradaties van angst of paniek aan te geven. Wij willen wel aannemen dat er hier of daar ook in het westen des lands militairen en burgers waren die het hoofd koel hielden en zelfs de officiële berichten omtrent het optreden van de Vijfde Colonne met gezond scepticisme opnamen. Over het algemeen evenwel, grepen angst en verwarring van dag tot dag wijder om zich heen. Het hoogtepunt werd, dunkt ons, op de vierde oorlogsdag, maandag 13 mei, bereikt. Toen was het in Amsterdam verboden, op straat met de handen in de zak te lopen, in Den Haag mocht men op de openbare weg niet blijven staan, tegen 'alle samenscholingen van drie of meer personen' zouden onmiddellijk maatregelen genomen worden, deuren en ramenmoesten hier (alsook in Rotterdam') gesloten blijven."
XCElk van deze maatregelen, bedoeld om een werkelük gevaar te keren, betekende dat de angst voor eenfictief gevaar aangewakkerd werd. De enige
1 H. Kamp jr.: 'Dagboek 7-15 mei 1940' (Collectie dagboeken, no. 166), p. 17 (13 mei 1940). 2 W. A. Poort en Th. Hoogvliet: P.285. 3 Molenaar: De VI, P: 168. • H. Mees: p. II (13 mei 1940). 5 13 mei 1940.
reële uitwerking was, dat in het militaire apparaat de zenuwachtigheid steeds groter werd, dat wat aan militaire krachten beschikbaar was, tot 'op zekere hoogte tegen een imaginaire vijand ingezet werd in plaats van tegen de Duitsers en dat de vermeende Vijfde Colonnisten bij duizenden hardhandig gearresteerd werden.
XCOp vrijdag 10 mei was het tot de eerste arrestaties en interneringen gekomen. Men was toen uitgegaan van de door de procureur-generaalopgestelde arrestatielijsten; die lijsten had men evenwel spoedig uit het oog verloren. Hoeveel Duitsers, NSB' ers en andere verdachten in totaal tijdens de meidagen opgepakt werden (wij zullen hier wederom niet aileen de r rde mei behandelen maar ook de volgende dagen), staat niet vast. Procureur-generaal van Thiel die in Noord-Holland en Utrecht ruim achthonderd te interneren personen op zijn lijsten had staan, kreeg 'voor het ressort Amsterdam alleen' met tienduizend gearresteerden te maken van wie hij er 'na schifting' vijf-en-zestighonderd liet opslui.ten 1_ ook dat waren slechts schattingen en de 'schifting' kan niet veel om het lijf gehad hebben. Vrij veel mensen werden opgepakt uitsluitend doordat zij om de een-of-andere reden opgevallen waren, hetgeen bij de heersende angst voor de Vijfde Colonne voldoende was om gevankelijk weggevoerd te worden. Zo werden in Utrecht op I2 mei de vrouw van de dichter Martinus Nijhoff en een Engelse vriendin ingerekend (vermoedelijk hadden zij op straat Engels gesproken) in wie men als vrouwen verklede Duitse parachutisten gezien had. 2 Hoeveel Duits-Joodse vluchtelingen gearresteerd werden, is niet bekend - en er zullen nog wel meer nodeloze, ja zinloze arrestaties verricht zijn. Intussen staat wel vast, dat het gros der geïnterneerden gevormd werd door leden van de NSB en door Rijksduitsers.
XCIn Rotterdam bleef het gebouw 'De Doelen' als een belangrijk verzamelpunt van gearresteerden in gebruik. Op II mei werd daarnaast het stoomschip 'Baloeran' van de Rotterdamse Lloyd dat in de Maas opgelegd was, als gevangenendepot in dienst gesteld. De rantsoenen waren er 'schamel', minstens één der geïnterneerden werd 'door minder marinepersoneel her
XC1 Getuige J. A. van Thiel, Enq., dl. Ic, p. 203. 2 Ter Pelkwijk: 'Utrecht in de meidagen van 1940', Jaarboekje Oud-Utrecht,
haaldelijk met de dood bedreigd" dat zal wel niet alleen in dat ene geval voorgekomen zijn; daarvoor waren de emoties te fel.
XCIn Den Haag werden de geïnterneerden in verschillende·gebouwen ondergebracht. Uit Amersfoort kwamen de gearresteerde mannen (hun vrouwen en kinderen had men op I I mei vrijgelatenê) in de Haagse Alexander-kazerne terecht, zo ook uit verscheidene plaatsen in Zuid-Holland waarbij zich bij het transport uit Gorinchem een baby van acht weken bevond." Evenwel werden in die kazerne ook personen opgesloten die eerst op 13 mei in Den Haag opgehaald werden. Er zaten, aldus een NSB'er uit Werkendam, 'veel Joden, en veel Duitsers . .. Er zijn zelfs Joden die zeggen dat de Duitse coneentratiekampen veel beter zijn, daar is tenminste nog gelegenheid om te wassen.'4 De mensenlagen 'als beesten in 't stro, zonder dekens, in een grote, koude, houten ruimte'. Wie naar de wc wilde, moest eerst drie uur in de rij staan" - 'voor zeshonderd mensen waren drie tonnen aanwezig waarop een dwarsbalk lag. Het geheel was walgelijk smerig."
XCVan de verdachten die in Noord-Brabant gearresteerd waren, kwam althans een deel ook al in Den Haag terecht, nl. in het KLM-gebouw, 'vele honderden opgesloten in één zaal, op één moment tussen de achthonderd en duizend man. Ramen dicht, alles op en neer lopend door het stro. Slapen op te weinig stro ... later kwamen er wat dekens. Middageten werd er gebracht zonder borden, zonder eetgerei. We moesten maar met onze handen eten of desnoods een stuk karton van de grond scheuren en daarmee eten. Enkelen bemachtigden een etensblik, door enkele soldaten daartoe afgestaan."
XCNiet veel beter waren de toestanden in het studiocomplex 'Pilmstad' bij Wassenaar waar tenslotte meer dan duizend personen opgesloten zaten, onder hen ca. tweehonderd Duits-Joodse vluchtelingen en ca. honderd 'democraten van diverse pluimage' (vermoedelijk communisten, links-socialisten en anarchisten, maar ook personen 'die van de straat opgepikt waren terwijl zij een handeltje uitoefenden')."
XC'Steeds werden uit alle richtingen der stad nieuwe arrestanten aangevoerd, mannen, vrouwen, kinderen met hun ouders, jonge meisjes en jongens, doch ook
XC1 A. C. de Neeve: 'Rotterdam, 10-16 mei 1940' (Collectie dagboeken, no. 315), P.4I. 2 C. A. Mennicke: Ons tijdsgewricht in de spiegel van een persoonlijk levenslot, p. 258. 3 'Aantekeningen betreffende internering van NSB'ers uit Gorinchem' (anonym), p. 3 (Doe. II - 944). • A.v. 6 A.v. 6 P.T.M.S. van H.: 'Rapport der in ternering op 13-14 Bloeimaand' (25 mei 1940), p. I (Archief NSB, map 961). ? J. G. B.: 'Rapport betreffende internering' (8 juni 1940, a.v.), 8 H. C. van den Bos: 'Verslag van mijn ervaringen tussen de lode mei en rade mei 1940' (19 mei 1940), p. 2 (a.v., map 960). 197grijsaards, waaronder die zich zelfs met behulp van twee stokken nauwelijks konden voortbewegen.'!
XCZaterdag II mei was er overdag haast niets te eten of te drinken, 's avonds werd 'warm eten verstrekt van goede kwaliteit. Hierdoor werd de stemming beter.'2 Zondagavond om zes uur moest men opeens het studiocomplex verlaten; men marcheerde naar het station Wassenaar op de lijn naar Scheveningen; vandaar reed een trein volopgepakten eerst naar Den Haag, vervolgens van Den Haag naar het Centraal Station in Amsterdam. Niet ver ,daarvandaan stond hij stil. Een NSB'er die een onverwachte beweging maakte,. werd toen door een nerveuze soldaat pardoes in een coupé neergeschoten, twee andere NSB' ers werden eveneens dodelijk getroffen, één werd zwaar gewond." Omstreeks middernacht reed men het Centraal Station binnen. Order werd gegeven, 'onbewegelijk te blijven zitten, daar', aldus eenNSB'er, 'bij de minste beweging van buiten de trein op ons zou worden geschoten.'! De volgende morgen werden de inzittenden in autobussen en 'één grote veewagen waar de personen ingegooid werden'," naar de Cavale-riekazerne overgebracht, waar marechaussees, gewend om met gevangenen om te gaan, voor de bewaking zorgden. 'Na twee uren wisten we reeds', schreef een der opgeslotenen, 'dat wij in een paradijs waren beland. De verzorging, de behandeling, het eten was er uitstekend."
XCAanzienlijk minder gunstig was de situatie in de Centrale Markthallen te Amsterdam waar leden van de Vrijwillige Burgerwacht de dienst uitmaakten. Machinegeweren stonden constant van de omloop af op de massa der geïnterneerden gericht die voortdurend aanzwol. Tenslotte werden honderden uit de hallen overgebracht naar een loods van het Blauwhoedenveem, 7 anderen naar een gebouw midden in de Jordaan ('waarvan, ik', bekende procureur-generaal van Thiel later, 'eerlijk gezegd niet wist of die mensen er levend afgekomen zouden zijn, want de Jordaan was dermate geladen .... dat ik dacht: ze gaan er nu aan'"), weer anderen (ca. vijftienhonderd) naar de loods 'Celebes' van de Maatschappij Nederland waar in zes uur hard werkenp. 3-4. 'H. R. R. Herrmann: 'Fragebogen Hilfsausschuss fUr die Deutschen in den Niederlanden', 30 dec. 1940. 8 Getuige}. A. van Thiel, Enq., dl. I c, p.
1 Van Z.: 'Belevenissen van een nationaal-socialist bij zijn internering door de Nederlandse autoriteiten' (23 mei 1940), p. 4 (a.v., map 961). 2 L. Lindeman: Ver slag (3 I mei 1940), p. 2 (a.v.) 3 Mevr. v. L.: 'Rapport over onze gevangenneming van IQ-IS mei 1940' (a.v., map 961); van Z.: 'Belevenissen van een nationaal socialist' , p. 6. • A.v. s H. Th. C.: 'Rapport houdende bevindingen ... gedu rende het tijdvak IQ t.e.m. 14 mei 1940' (23 mei 1940), p. 3 (a.v., map 960). 6 H. C. van den Bos: 'Verslag van mijn ervaringen tussen de Iade mei en rade mei 1940',
door het personeel van de scheepvaartmaatschappij een primitieve behuizing opgetrokken werd, 'gezorgd is, dat baby's warme melk en pap kunnen krijgen'i! Niettemin was het er, 'eerlijk gezegd', aldus van Thiel, 'mensonwaardig'.2
XCZo ook in de rijkswerkinrichting te Hoorn, waar in twee dagen duizend arrestanten terecht kwamen. Op 1 I mei kreeg men er tot's middags vier uur niets te eten; toen kwamen er boterhammen en wat slappe koffie; vervolgens ging men er weer in het pikdonker en het druipende vuil de nacht in. 'Unten', schreef later een Duitser die in een van de bovenkooien lag, 'sind drei [ungens von fünfzehn [ahren, Sie schreien: hilf uns dochf'3 Zondag kon men nauwelijks in de holle zalen lopen, zoveel uitwerpselen en braaksellagen er; zondagavond kreeg men voor het eerst enig warm eten en ontving men bovendien stro. Er had zich toen al een commissie van geïnterneerden opgeworpen, welker vertegenwoordiger, Paul Kiès, voorzitter van de Z.g. Troelstrabeweging, contact opnam met de commandant van deze noodgevangenis die zich, ook naar het oordeel van het geïnterneerde TweedeKamerlid van de NSB, H. J. Woudenberg, alle moeite gaf om een dragelijker situatie te scheppen: hij vorderde werklieden, liet een waterleiding aanleggen en zorgde voor betere kost." 'In het zeer gemengde gezelschap van communisten en NSB' ers, Duitsers en zelfs Duitse Joden ontstond gedurende die korte tijd een zekere lotsverbondenheid door de gezamenlijk gedragen ellende. Ook Wijnkoop', aldus de biograaf van de CPN-voorman, 'droeg zijn lot in Hoorn ferm en opgewekt."
XCDe Vijfde-Colonne-paniek eiste onder diegenen die gearresteerd werden, enkele mensenlevens. De drie slachtoffers die in de trein van Den Haag naar Amsterdam vielen, memoreerden wij al. Daarnaast werd in Rotterdam op 12 mei een NSB'er die naar een politiebureau overgebracht werd, dodelijk getroffen, wellicht per ongeluk; in Wassenaar werd op de rjde een NSB'er bij arrestatie neergeschoten door een reserve-kapitein van het leger, in Dordrecht werden, eveneens op de r jde, twee gebroeders gefusilleerd; uit hun huis (waar men geen wapenen vond) zou geschoten zijn; één van de twee was NSB'er; de lijken werden in de rivier gegooid. 6 Volledigheidshalve voegen wij hier nog toe (maar wij komen er op terug), dat op de rade overste Mussert, de Dordrechtse kantonnementscommandant, in Sliedrecht doodJ.J.J.J.J.199
1 (N.V. Stoomvaartmaatschappij Nederland) W. de Roever: in (1951), p. 31-32. 2 Getuige A. van Thiel, ell. I c, p. 203. 3 G. C. Hirsch: p. 7 (Doc. 1 701, map a-r). 4 H. Woudenberg: 'Mémoires', ell. II, p. 54-55 (Doc. 1-1922). 5 A. Koejemans: p. 287. 6 Bleeker: p. 12.
geschoten werd door een luitenant van een der tot de Lichte Divisie behorende regimenten wielrijders, en dat een dag tevoren, de.r jde, te Durgerdam een oudere broer van mr. M. M. Rost van Tonningen, kapitein-ter-zee N. A. Rost van Tonningen, een militair van volstrekte integriteit, commandant maritieme middelen Amsterdam, levensgevaarlijk gewond werd door een kapitein der mariniers die in een soort vervolgingswaanzin meende dat Vijfde Colonnisten tegen hem samenspanden; twee burgers werden dodelijk door hem getroffen.
XCMr. M. M. Rost van Tonningen zelfbevond zich toen als lid van de groep der een-en-twintig die op 3 en 4 mei gearresteerd waren, in Zijpe op Schouwen-Duiveland. De groep had het interneringsdepot te Ooltgensplaat op Overflakkee verlaten; de commandant van het depot had machtiging gekregen, de een-en-twintig buiten het bereik der Duitsers te brengen. Van Zijpe zouden zij doorgaan naar het centrale interneringskamp voor de Zeeuwse Vijfde Colonnisten te Ellewoutsdijk op Zuid-Beveland.! Dat zou hun volgende verblijfplaats in gevangenschap worden - niet hun laatste.
XCIs het nog nodig, aan deze beschrijving een beoordeling toe te voegen? De qualificatie van de Amsterdamse procureur-generaal haalden wij al aan: 'mensonwaardig'. Het is duidelijk dat de apparaten van justitie en politie vooral in Utrecht en Noord- en Zuid-Holland onvoldoendevoorbereidingen getroffen hadden (men denke aan de staat van verwaarlozing waarin zich de als interneringsdepot aangewezen rijkswerkinrichting te Hoorn opmei bevond) om de paar duizend personen die men als staatsgevaarlijken wilde opsluiten, onder te brengen op een wijze die met de tradities van het Nederlandse gevangeniswezen strookte. Toen de duizenden tienduizenden werden, moesten wel wantoestanden ontstaan. Zij hebben zich voorgedaan; wij hebben ze beschreven.
10
XCDe beoordeling van procureur-generaal van Thiel handhavend, zouden wij niettemin willen wijzen op factoren die men als 'verzachtende omstandigheden' zou kunnen aanmerken. Ook in een normale situatie zou het niet eenvoudig geweest zijn, voor zoveel te interneren personen onmiddellijk redelijk onderdak te organiseren en redelijke hoeveellieden voedsel bijeen te brengen. De situatie was evenwel het tegendeel van normaal. Het land was
1 Nierstrasz: p. 262.
overvallen. Zowel de omvang der arrestaties als de ruwe en primitieve behandeling der gearresteerden kan men zien als door emoties bepaalde, buitensporige reacties - maar dan toch reacties; reacties, waarvoor de primaire historische verantwoordelijkheid bij de mogendheid lag die de overval pleegde: Duitsland.
XCIn menige geïmproviseerde gevangenis deden de betrokken autoriteiten spoedig hun best om de ergste noden op te heffen. Haalt men zich de door de overval gewekte intense verontwaardiging voor de geest alsmede de door officiële berichten aangewakkerde, hevige angst voor de Vijfde Colonne, dan mag men, dunkt ons, van een beperkt aantal slachtoffers spreken. Onder dè duizenden militairen en politiemannen die met de opgepakten te maken kregen, waren er slechts zeer, zeer weinigen wier vinger te los aan de trekker zat. De Vjjfde-Colonne-paniek heeft in Polen enkele duizenden mensenlevens gevergd en in België en Frankrijk samen vermoedelijk (definitieve cijfers zijn niet bekend) minstens enkele tientallen.' Zo, werd de oprichter en leider van het Verdinaso. Joris van Severen, met een-en-twintig andere 'Vijfde Colonnisten' op 20 mei in het Franse Abbeville zonder vorm van proces gefusilleerd; van de in België geïnterneerde Rijksduitsers verloren eveneens een-entwintig het leven.ê
XCWat ons land betreft, komen wij in ons slothoofdstuk op het politieke effect van de paniek terug; het al aangeduide militaire effect houde de lezer in gedachten wanneer wij nu weer zijn aandacht gaan vestigen op de eigenlijke krijgsverrichtingen.
XCDe Grebbelinie dekte het hart des lands. Globaal zou men kunnen zeggen datruim een derde van het Nederlandse leger als taak had, haar tot het uiterste te verdedigen. Uitgesproken sterk was zij niet; men had tijdens de mobilisatie te weinig middelen ingezet om de sinds lang verwaarloosde linie van voldoende bunkers en andere moderne defensiewerken te voorzien. Over een groot deel van haar lengte had zij intussen inundaties in front die het oprukken der DUItsers zouden verhinderen of althans bemoeilijken. Ter hoogte van Amersfoort, bij Veenendaal en: ten oosten van de Grebbeberg
XC1 Brief, 10 juni 1969, van]. Vanwelkenhuyzen (Brussel). 2 L. de Jong: De Duitse Vijfde colonne in de tweede wereldoorlog, p. II5-16.
XXI. De Grebbelinie Rood: rnagelijke aanvalsrichtingen der Duitsers. In Zeist respectievelijk Doorn be vinden zich de hoofdkwartieren van de commandant veldleger (luitenant-generaal J. .f. G. baron van Voorst tot Voorst) en van de commandant IIde legerkorps (generaal-majoor]. Harberts), in Amerongen bevindt zich het stajkwartier van de commandant van de sde divisie (kolonel A. M. M. van Loon).
had men evenwel door de terreingesteldheid geen gebieden kunnen inunderen. Om dat euvel bij de Grebbeberg te ondervangen en om de rest van de inundaties tegelijk te verbeteren, was men in de winter van '39 op '40 bij die berg begonnen met de bouw van ,een bomvrij gemaal dat, ook ibij lage waterstand, voldoende water uit de Rijn zou .kunnen oppompen; dat gemaal was op 10 mei' 40 nog niet gereed.
XCTwee van de drie legerkorpsen die de commandant veldleger, van andere formaties afgezien, onder zijn bevelen had, waren in de Grebbelinie opgesteld: het IVde legerkorps in het noordelijke, het IIde in het zuidelijke gedeelte. Het IIde legerkorps werd, van Doorn uit, door generaal-majoor J. Harberts gecommandeerd. Zijn kern werd· gevormd door twee divisies, de zde divisie ter hoogte van Veenendaal, de.ade ter hoogte van Rhenen. Commandant van de 4de divisie was kolonel A. M. M. van Loon. Generaal Harberts verwachtte (zoals spoedig blijken zou: ten onrechte), dat de Duitsers, wat zijn frontgedeelte betrof, hun hoofdstoot ter hoogte van Veenendaal zonden uitvoeren-; daar was dus meer aan de stellingen gedaan dan ter hoogte van Rhenen; bovendien was de zde divisie die bij Veenendaal stond, aanzienlijk sterker dan de 4de die de Grebbeberg en het aansluitend gebied verder noordelijk verdedigen moest. De zde divisie had een sterkte ongeveer gelijk aan vier regimenten infanterie, de ade divisie telde er slechts twee. Ook had de zde divisie ongeveer tweemaal zoveel artillerie als de 4de.
XCVan, die twee regimenten infanterie van de ade divisie was el;' één, het 8ste, vóór, op en bij de Grebbeberg opgesteld. Het bestoncl-in hoofdzaak uit dienstplichtigen uit de omgeving van Arnhem en uit de Achterhoek; die waren, aldus de divisiecommandant, 'niet slecht" - zeker niet de minderen van de overige recruten. Regimentscommandant was luitenant-kolonel (overste) W. F. Hennink. Het regiment telde, zoals gebruikelijk, drie infanterie-bataljons. Bataljon I (commandant: majoor W. P. Landzaat) verdedigde de eigenlijke Grebbeberg, II (reserve-majoor J. H. H. Jacometti) het gebied vlak ten noorden daarvan en III (majoor C. J. Voigt) was nagerïoeg' geheel opgesteld in de Z.g. voorpostenstrook: de strook tussen Wageningen 'eh de Grebbeberg waar zich geen enkele inundatie bevond; die strook was ongeveer drie kilometer breed .
XC. Op 10 meiwerd de Grebbelinie door de Duitsers met rust gelaten; iie,~gens voerden zij bombardementen uit. Toch was het voor de troepenin de .linie een nerveuze dag. Bij, het reserveregiment van het Ilde legerkorps zaten, legde later een der 'aalmoezeniers vast, de stafofficieren 's morgens, '
1 Nierstrasz: p. 2I8. 2 Getuige A. M. M. van Loon, dl. Ic; P·:'SI9.
XXII. De sector van het 8ste regiment infanterie Het lIlde bataljon van het 8ste regiment infa11terie staat in de voorpostenstrook opgesteld, de Grebbeberg wordt door het Iste en IIde bataljon verdedigd. Ten noorden daarvan sluit het Illde bataljon van het 19de regiment infanterie aan. Beide regimenten behoren tot de 4de divisie.
XC'lijkbleek om de radio heen, De luchtdienst meldt van overal parachutisten ,en jntussen ronkt het steeds maar door ... De troepen bereiken langzamerhand de verzamelplaatsen Wandelend langs de verzamelde bataljons, komen de mannen een voor een even naast me lopen. Een korte, alles omvattende belijdenis, de absolutie, een ferme klap op de schouder en zij nemen hun plaats in de gelederen weer in. Zo gaat het uren achtereen ... Nu en dan moet ik harder zijn dan me lief is, als een soldaat staat te huilen om gezin en familie. 'God zal voor je gezin zorgen, zorg jij voor je vaderland.' Een krampachtige handdruk is het bewijs dat ook een hard woord in goede aarde kan vallen/"
1 'Uit de mémoires van aalmoezenier Verhoeven', p. 66-67.
XCHier en daar werd op 10 mei door infanteristen drukmaar ineffectief op de overvliegende Duitse toestellen gevuurd. Een enkele kleine eenheid verschoot reeds die eerste dag alle beschikbare munitie.!
XCLaat in de middag van de lode rukten de Duitsers het geëvacueerde Wageningen binnen. De ruiters, fietsers en pantserwagens van twee regimenten huzaren bevonden zich toen nog op de noordelijke Veluwehelft .. Hier lieten de Duitsers op zich wachten; verder noordelijk dan Zutfenwaren zij immers de ijsel niet overgekomen; hun brug kwam er pas in de.middag.van de r rde klaar, bovendien waren ook alle bruggen over het Apeldoornse kanaal vernield en met het slaan van een noodbrug over dat kanaal bij Beekbergen, ten zuiden van Apeldoorn, konden de Duitsers ook eerst op de rrde beginnen - toen pas was de hoofdmacht van de 227ste Infon.~e"fe-Divj", sion in staat om westwaarts op te rukken. Intussen was de ..noordelijke Veluwehelft op de lode al goeddeels door de huzaren ontruimd. Op de rrde werden hier evenwel door hen .weer verkenningen uitgevoerd waarbij enkele pantserwagens in het begin van de middag nog ongehinderdde ijsel bij Zwolle alsmede Apeldoorn wisten te bereiken. Pas later in de middag kwamen de Duitsers met pantserwagens (hier en daar vonden schermutselingen plaats) in de buurt van Hoevelaken aan - en meteen verspreidde zich in en achter de noordelijke helft van de Grebbelinie, tot in het hoofdkwartier van het veldleger te Zeist, het door angst ingegeven gerucht dat de Duitsers.in de stelling binnengedrongen waren.ê
XCIn Barneveld vertoonden de eerste Duitsers zich op de r rde omstreeks zes uur 's avonds. De radiozender van Kootwijk (vooral van belang voor de radioverbindingen met Nederlands-Indië) was die middag door hen bezet. De militaire autoriteiten en de PTT hadden tevoren besloten, die zender niet te vernielen; wel wilde men o.m. enkele vitale onderdelen wegnemen- teneinde te verhinderen dat de Duitsers de apparatuur weer spoedig iii dienst zouden kunnen stellen. De belangrijkste dier onderdelen werden's morgens op last van de commandant van het Nederlandse bewakingsdetachement begraven, 's middags werd die commandant gedwongen, de plaatsen aan te wijzen waar men die onderdelen in de grond gestopt had.s
XCDan werd voorts op die rrde de totale troepenmacht die de Duitsers tegen de Grebbelinie lieten aanrukken, iets verkleind. Vaneen van de twee SS-regi:" menten, de SS-Leibstandarte 'Adolf Hitler', werd een deel naar het Rijnland gezonden om via de bruggen over de Maas in Noord-Brabant ingezet tep.20
1 Getuige A. M. M. van Loon, dl. I c, p. 2 Nierstrasz: p. -529. 3 A.v.,
worden'j.daar waren de Duitsers immers al door de stelling (de Peel-Raamstelling) heen - men kon er de SS-troepen die gemotoriseerd waren, goed gebruiken.
XCEr Was aan de Grebbelinie maar één sector waar men het al op de r rde zwaar te verduren kreeg: de niet-geïnundeerde sector vóór de Grebbeberg. Het tweede SS-regiment, de SS-Stal1dcrrte 'Der Führer', had opdracht gekregen, de .Grebbeberg aan te vallen en daartoe moest uiteraard eerst de voorpostenstrook veroverd worden. Die SS-troepen. maakten, aldus een gevangen genomen Nederlands militair, 'een duivelse indruk in hun gecamoufleerde uniform en waren van top tot teen bewapend. Hun helm en uniformjas waren overdekt met een soott waterproof stof, beschilderd in bosrinten ('getarnt' ) ... In hun koppel en kaplaarzen staken handgranaten met handvat err losse dolken; sommigen droegen geweren met bajonetten, anderen lichte mitrailleurs die werkelijk licht waren en die een veel grotere vuursnelheid hadderr dan de onze ... Daarenboven droegen ze allemaal ook nog een pistool dat tot karabijn verlengd kon worden De bewapening was volmaakt en de soldaten waren van alle markten thuis Rondom mij klonken steeds korte bevelen die van man tot man met de grootste ernst, discipline en rust werden doorgegeven. Dat waren pas soldaten!'
XCOok aan hun politiek fanatisme ontbrak niets. Zij, de 'Nieuwe Germanen', hadden, zo verklaarde een hunner officieren trots, 'met het christendom afgedaan. 'Meil1 Kampf' was hun bijbel en punt voor punt volvoerde de Führer zijn in dit boekwerk ontvouwde plannen.P
XCTegen deze uitnemend uitgeruste, uitnemend opgeleide en uitnemend geïndoctrineerde vechters bazen was overste Henninks 8ste regiment infanterie niet in de verste verte opgewassen. Dat hing ook hiermee samen dat de SS'ers bij hun aanval handig gebruik konden maken van de rijke dekkingsmogelijkheden die het terrein bood. De regering had in de mobilisatieperiode-het uitvoeren van de nodige opruimingen waardoor een kaal, goed te verdedigen gebied zou zijn ontstaan, verboden; de Grebbebetg was goeddeels bosterrein gebleven, ten oosten daarvan strekten de boomgaarden zich tot de voet van dé berg uit waar de Griftbeek liep, en ook de voorpostenstrook-srend vol bomen, .huisjes en schuren, hetgeen de aanvaller ten goede zou komen en de verdediger hinderen.
XC-Bij het mde bataljon van het· Bsterègiment infanterie bevonden zich in die voorpostenstreok enkele, :hêlaas slecht opgestelde zware mitrailleurs .(hun
XC~,N.ierstrasz~ 'Algemeen Overzicht, .p..J.'Mijn dagboek over de periodemei-ç juni(Collectie dagboeken, no.p.
215 •. 2 Hogenhout: 9 1940' 439), 18-19.
schootsveld was veel te beperkt) en een batterij licht veldgeschut. De gevechtsopstellingen (vrij primitieve loopgraven) waren nog niet klaar; prikkeldraad en kippengaas lagen er nog overheen, 'dientengevolge waren het', aldus Nierstrasz, 'muizenvallen waarin goede uitkijk niet mogelijk was'.1 Een klein deel van de troepen bezat bovendien niet eens handgranaten. Koeien die men niet meer had kunnen evacueren, zwierven in grote getale in de strook rond."
XCIn de nacht van 10 op II mei zetten de Duitsers om ca. half drie de artilleriebeschieting van de voorpostenstrook in. De onderlinge telefoonver-. bindingen vielen er uit, slechts een deel kon men herstellen. N auwelijks werd het licht of de SS'ers begonnen met grote driestheid aan te vallen. Dekking was er genoeg. Zij sprongen van boom tot boom en van schuur tot schuur, een drooggelopen tankgracht konden zij bovendien als loopgraaf gebruiken. Op de noordelijke vleugel rukten zij het snelste op, een deel van de Neder~ landse troepen trok hier overhaast terug naar de Grebbeberg, de bedieningsmanschappen van een van de twee stukken veldgeschut meeslepend die nog geen schot gelost h~dden (het andere stuk loste er slechts enkele). Het was toen tien uur. Nadien konden de Duitsers de overige troepen niet alleen van het oosten maar ook van het noorden uit aanvallen. De bataljonscommandant, majoor Voigt, die zich in de voorpostenstrook bevond, wilde artilleriesteun van het westen uit aanvragen; eerst viel zijn eigen telefoonverbinding met overste Hennink uit, daarna de telefoonverbinding van de aan hem toegevoegde artillerie-oflicier-inlichter (die waarnemingen en verzoeken om artilleriesteun moest doorgeven aan de artillerie op en bij de Grebbeberg) en tenslotte bleek het radiozendertje van die officier onbruikbaar, want de accu was leeg. Welmengden de artillerie van de Grebbeberg en zelfs een batterij uit de Betuwe zich af en toe in de strijd maar bij gebrek aan gegevens konden zij hun vuur niet uitbrengen op de plaatsen waar de Nederlandse troepen daar het dringendst behoefte aan hadden. Groepje na groepje werd omsingeld - enkele boden moedig verzet, de meeste gaven zich spoedig over. Hier en daar hees men nog vóór de komst der SS' ers de witte vlag. 's.Middags om half vijf werd majoor Voigt met zijn staf krijgsgevangeri gemaakt, om half zes was de weerstand geheel gebroken. Toen had zich van de in de voorpostenstrook opgestelde troepen naar schatting een derde tot de helft op de Greb beberg teruggetrokken.
XCDaar voegden sommigen zich bij de strijdende troepen, anderen liepen of reden, hoog opgevend van de formidabele aanvalskracht der Duitsers, verder,
XC1 Nierstrasz: Veldleger, p. 174. 2 A.v., p.
één groepje tot bij Utrecht. Weer een ander groepje was's middags met de veerpont naar de Betuwe overgestoken; nog in de voorpostenstrook was het uit een bunker op de Grebbeberg met zware mitrailleurs onder vuur genomen; in die bunker meende men met Duitsers te doen te hebben, men bezat er geen kijker+ - in het schamel uitgeruste Nederlandse leger waren kijkers zeldzaam.
XCVan de Grebbeberg afhad men uiteraard al met het blote oog kunnen waarnemen dat er in de voorpostenstrook sinds de dageraad gevochten werd; 's middags kon men er de ene witte vlag zien verschijnen na de andere. Precieze gegevens had men evenwel niet. De hogere commandanten hadden op 10 mei gemeend dat niet meer dan een zwakke Duitse voorhoede tot Wageningen doorgedrongen was; luchtverkenningen had men op 10 mei niet kunnen uitvoeren en de paar verkenningsvluchten welke op de r rde ondernomen werden, leverden geen waarnemingen van belang op. Dus bleef, in strijd met de feiten, met name bij die hogere commandanten de indruk bestaan dat majoor Voigts bataljon (dat, weinig talrijk als het was, nog altijd een heel SS-regiment meer dan twaalf uur lang opgehouden had) nauwelijks weerstand geboden had - maar dan moest het toch mogelijk zijn, die voorpostenstrook met weinig moeite te hernemen! Dat werd uitsluitend als een zaak van moreel gezien.
XCIn Zeist, in het hoofdkwartier van het veldleger, had men het 's morgens druk met het voorbereiden van allerlei bevelen tot reorganisatie: de commandant van het lIlde legerkorps dat nu ten noorden van de Waal stond, kreeg brigade A in de Betuwe onder zijn bevelen; de uit het Land van Maas en Waal afkomstige brigade B werd reserve van het veldleger en kreeg opdracht, naar de buurt van Amerongen door te marcheren (maar zonder haar artillerie); tot nieuwe evacuaties van mensen en vee werd opdracht gegeven; talloze alarmerende berichten omtrent vermeende landingen van Duitse parachutisten kwamen binnen; generaal Winkelman gelastte, als op de rode, verplaatsing van eenheden naar de Vesting Holland om de Duitse luchtlandingstroepen en de Vijfde Colonne te bestrijden (nu werden uit het oostfront van de Vesting Holland dat onder de commandant veldleger ressorteerde, de laatste bataljons weggezonden) - en terwijl dat alles gaande was,
kwamen uit het gebied van de Grebbeberg de eerste vluchtelingen binnen. Hun verhalen waren verward. Generaal van Voorst tot Voorst kon èr geen touwaan vastknopen.