Moeilijker lag de zaak bij het tweede economische departement: landbouw en visserij. Toen dat op 8 mei ingesteld was met van Rhijn als minister, was ir. A. L. H. Roebroek, directeur-generaal van de landbouw, als waarnemend secretaris-generaal gaan fungeren: in die functie was hij op 10 mei nog niet officieel benoemd (Hirschfeld bij Handel, Nijverheid en Scheepvaart in de zijne ook niet). Hirschfeld en vooral ook ir. S. L. Louwes (de man die in de jaren '30 de landbouwcrisisorganisaties opgebouwd had), die Roeb roek sinds jaren kenden, waren beiden van mening dat van hem te weinig leƮding uitging; Hirschfeld had nog tijdens de meidagen voorgesteld, Roebroekdoor Louwes te vervangen. Daarvoor had de tijd ontbroken. Na het vertrek van de regering weigerde Louwes, 'ir. Roebroek op deze wijze voor het-hoofd te stoten."
Hirschfeld deelde dat bezwaar niet: Louwes liet hij tof regeringscommissaris voor de voedselvoorziening benoemen, zelf nam hij de functie van Roebroek over. 'Dat vergeef ik je nooit'
, voegde Roebroek hem toe."