Het gezag van de Wehrmaihtbejehlshaber heeft zich nooit tot heel Nederland uitgestrekt: Zeeland aan weerszijden van de Wester-schelde ressorteerde van meet af aan onder zijn ambtgenoot in België en de eilanden Ameland en Schiermonnikoog werden eerst in de zomer van '43 aan zijn gezagsgebied toegevoegd. In dat gezagsgebied werd zijn eigenlijke taak door de zorg voor het Duitse militaire apparaat gevormd: de huisvesting, de materiële verzorging (alleen voor het leger), en de medische en veterinaire dienst; de Wehrmachtpropaganda kwam er ook nog bij en, niet te vergeten: de militaire rechtspraak die zich tot Duitse militairen maar ook tot Nederlandse burgers uitstrekte en waarbij de Wehrmachtbefehlshaber vonnissen diende te bekrachtigen of te vernietigen en bovendien gratie kon verlenen. Hij kreeg in de lente van '42 een iets grotere militaire bevoegdheid toen hem de verantwoordelijkheid voor de kustverdediging toebedeeld werd. Op disciplinair gebied kon hij daarentegen niet rechtstreeks ingrijpen: insubordinaties, ook als zij tegen hem persoonlijk bedreven waren, kon hij alleen maar rapporteren. Misschien gaat dus zelfs de aanduiding 'garnizoenscommandant'
iets te ver. Wel moest de Wehrmachtbefehlshaber zich, aldus de chef van zijn staf, door de onoverzichtelijke verhoudingen 'mit zeitraubendem Kleinkram bejassen, wie z.E. mit den unausrottbaren Trunkenheitsdelileten der Marine in Rotterdam. Hier konnte er aber nicht einmal richtig durchgreifen, sondern solche Pälle nur menieren und Besirajung verlangen."