'Militaire toebereidselen en dat soort zaken'
vormde geen erg zorgvuldige formulering, maar dat stimuleerde de Duitsers alleen maar om er zich bij herhaling op te beroepen; daarbij beweerden zij dan dat uit de constatering in 'Oppenheim-Lauterpacht"
: inschakeling van de burgerbevolking bij militaire toebereidselen is tot dusver niet verboden, voortvloeide: die inschakeling is dus geoorloofd. Dat Oppenheim en Lauterpacht beiden Joden waren, deerde hun niet; elk argument was goed om Nederlandse volkenrechtsdeskundigen over hun bezwaren heen te helpen. Dat dit van Duitse kant een louter politiek spel was, spreekt vanzelf: het volkenrecht interesseerde hun niet in het minst.