Bij van Doorne's Automobielfabriek te Deurne die nagenoeg geheel voor defensie werkte (er stonden op dat moment 250 gedeeltelijk afgewerkte legerwagens), kwam al op 13 mei een Duits officier eisen dat een tiental Duitse militaire auto's gerepareerd zou worden; de directeuren, de gebroeders van Doorne, weigerden en wendden zich tot de burgemeester van Eindhoven; het gevolg was dat de voorzitter van de Eindhovense Kamer van Koophandel op 14 mei de directies van de voornaamste fabrieken, de Daf incluis, in vergadering bijeenriep. De voorzitter, kennelijk geheel onkundig van de 'Aanwijzingen'
en door de burgemeester terzake ook niet voorgelicht, bracht alleen de Duitse eis over dat het werk overalonmiddellijk hervat moest worden. 'Er werden ons'
, aldus de gebroeders van Doorne, 'nog voorbeelden aangehaald van Belgische fabrieken die in 1914 geweigerd hadden te werken, waarna de directie werd doodgeschoten en waarna er een nieuwe directie werd aangesteld en er toch gewerkt werd.'
In het gehele district Eindhoven werd de arbeid hervat, zij het bij de Daf met enige vertraging.ê