Eerder op die 4de juni was von Schrötter aanwezig geweest bij een bespreking die Snouck Hurgronje en Hirschfeld met Seyss-Inquart en Fischböck voerden. De twee Nederlandse secretarlssen-generaal wezen wèl, en met nadruk, op het volkenrechtelijk ontoelaatbare karakter van von Schrötters optreden. Zij wezen ook op de 'Aanwijzingen'
, 'een bindend richtsnoer voor de Nederlandse autoriteiten'
, zeiden zij. Von Schrötter las zijn 'concessies'
voor: geschutlopen behoefde men op de werven niet te monteren en hij zou zijn best doen dat men geen nieuwe orders voor schietwapenen zou opleggen. 'Absoluut onvoldoende'
, riposteerden Snouck en Hirschfeld. De Reichskommissar, zich er terdege van bewust dat op dit kritieke moment duidelijkheid van hem verlangd werd, hakte de knoop door: wat von Schrötter gevraagd had, achtte hij 'niet onredelijk'
, het protest van Nederlandse kant nam hij dus voor kennisgeving aan: von Schrötters richtlijnen vormden voortaan zijn besluit. 'Van Nederlandse zijde werd nog nadrukkelijk verklaard dat van geen overeenkomst met de Nederlandse industrie sprake was, doch dat deze door dwang genoodzaakt werd, het besluit van de Rijkscommissaris te aanvaarden."