Mussert was een van de zeer weinige Nederlanders geweest die als het ware naar de Duitse inval toegeleefd hadden. Hij had er eerder met hoop dan met angst naar uitgezien, menend dat zijn historische kans eerst zou komen nadat het gehate 'demo-liberale'
staatsbestel door de Duitse Wehrmacht vernietigd was. Enkele maanden voor de inval had hij aan zijn naaste medewerkers voorspeld dat de strijd hoogstens vier dagen zou duren, dat de NSB'ers vervolgd zouden worden en dat de regering uiteindelijk zou vluchten; eind april had hij zich in een gesprek met een vertegenwoordiger van de Abwehr, dr. Scheuermann, ter beschikking gesteld voor de vorming van een nieuwe regering die zich, na een Duitse overwinning, zou moeten aandienen als 'redster uit de nood'
.
En ziet: alles wat hij voorspeld had, was uitgekomen: de strijd was in enkele dagen beslecht, NSB'ers waren bij duizenden opgepakt, koningin en ministers waren naar Engeland uitgeweken. Van alle politieke figuren had dus hij, hij alleen, gelijk gekregen. Hij zag zich als de toekomstige heerser van Nederland: de plaats van Mussolini in Italië, van Hitler in Duitsland, kwam nu in Nederland aan hem, Anton Adriaan Mussert, toe. Acht-en-eenhalf jaar tevoren was hij door middel van de oprichting van de NSB een strijd begonnen die hij, alle weerstanden ten spijt, koppig voortgezet en volgehouden had; de beloning was nu op komst: hij zou de vormgever worden van een nieuw Nederland waaraan na de nederlaag van Frankrijk en Engeland (die voor hem vaststond) Vlaanderen toegevoegd moest worden: een Groot-Nederlandse staat zou dan geboren worden die, sterk ook door zijn koloniale gebieden (Nederlands-Indië, de West, de Belgische Congo), in het naoorlogs bestel een aanzienlijk gewicht in de schaal zou werpen en voor Duitsland een even betrouwbare als aantrekkelijke partner zou zijn. Hij brandde van verlangen om dat toekomstbeeld aan Hitler voor te leggen: hij verwachtte niet anders dan dat deze (die hem toch persoonlijk kende en die stellig zijn strijd met waardering, wellicht bewondering gadegeslagen had!) hem spoedig zou uitnodigen voor het noodzakelijke overleg.
Het eerste wat Mussert, uit zijn schuilplaats in het Gooi opgedoken, deed was het ondernemen van stappen om de begrafenis van zijn broer, overste J. A. Mussert (de kantonnementscommandant van Dordrecht, die in de
Op diezelfde rode mei pleegde Mussed te Utrecht overleg met enkele leden van zijn politieke raad. Er waren er twee die hem adviseerden, alle politieke activiteit te schorsen: W. O. A. Koster, fabrikant te Geldermalsen, en J. W. de Ruiter, een Amsterdamse tandarts, districtsleider van de NSB in de hoofdstad; een overeenkomstig advies had Mussert daags tevoren al gekregen van mr. A. J. van Vessem die de NSB in de Eerste Kamer vertegenwoordigd had en die, als uitvloeisel van zijn inzicht, op IS mei zijn Kamerlidmaatschap neergelegd had. Die adviezen waren aan dovemans oren gepraat; Mussert wees er de bezwaarden op dat de NSB nu eerst recht haar actie diende voort te zetten en gafhun 'zijn erewoord dat hij tegenover de Duitsers de integriteit en de onafhankelijkheid (van Nederland) zou blijven voorstaan." Het betoog had succes: de drie genoemden bleven lid.ê
Lid blijvend gaven zij zonder twijfel uitdrukking aan wat bij de overgrote meerderheid der leden leefde. Het waren er hoogstens enkele honderden die, geschokt door de Duitse invasie, de banden met de NSB verbraken (het ledental: 27.339 per 31 maart '40, stond in juni op 27.0384). Verreweg de meesten reageerden in Musserts geest: de snelle Duitse overwinning had, zo meenden zij, bewezen dat niet hun tegenstanders maar zij het bij het rechte eind gehad hadden; voorzover die NSB'rers geïnterneerd geweestJ. H. W. Koevoets: 'Delft in de meidagen vanmeibrief,meivanLievaart. 2PRA-Hilversum: p.v. inz.(zznov.p.(verhoor van]. W.de Ruiter) (Doea-I).Van Vessem, de koppigste van de drie (wij vermeldden inabusievelijkdat hij uit Vlaanderen kwam; hij was inte Rotterdam geboren) bleefin zoverre consequent dat hij de hoge functiesdie hem tijdens de bezetting aangeboden werden, weigerde; ook weigerde hij in de zomer van'de Duitsers regelmatig gegevens te verstrekken over de stemming in Nederland. Hij bleef wèllid van de NSB en bewees haar belangrijke diensten; ook enkele andere misdragingen werden hem na de oorlog ten laste gelegd (gegevensin DoeNSB,'democratie'
en 'Oranje'
op slag volkomen verouderde begrippen waren. 'De ontgoocheling'
, zo schreef op 16 mei een Utrechtse NSB' er aan een dochter in Duitsland, 'is voor het volk zeer groot en is men als een blad aan de boom omgedraaid. Wedoen nu weinig anders dan elk ogenblik ons handen wassen en ons mond spoelen vanwege de viezigheid waarmee we in aanraking komen. Zij die ons vrijdag (ro mei) wilden fusileren als landverraders, komen nu met opgeheven ann ons tegemoet gelukwensen met ons behoud."
Dat klinkt wat overdreven, maar een feit was dat de symptomen van angst die zich na de capitulatie voordeden, menige NSB' er het gevoel gaven dat de macht voor het grijpen lag.
Hoe zouden de Duitsers dan reageren?
Uiteraard was Mussert in Duitsland geen onbekende. Veel naam had hij er echter niet, of beter: hij had er de naam, van het nationaal-socialisme niet veel begrepen te hebben. Jaar in, jaar uit was er tot in de hoogste kringen van de Nazipartij vooral door in Duitsland wonende functionarissen van de NSNAP-Kruyt en de NSNAP-van Rappard op gewezen dat Joden lid konden zijn en ook nog wellid waren van de NSB. Nu werd in Duitsland wel beseft dat de twee NSNAP' en miniem-kleine formaties waren, maar het naar voren gebrachte argument had zijn effect niet gemist. Aarmemelijk is ook dat het afwijzen van de rassenleer een van de vele punten geweest was in het requisitoir tegen zijn Leider dat Rost van Tonningen bij tijd en wijle jegens Duitse toehoorders, Rimmler in de eerste plaats, afgestoken had.
Hoe dacht Hitler over Mussert?
Hem had Mussert in '36 bezocht. Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen dat de leider van de NSB bij die gelegenheid grote indruk gemaakt heeft op de Führer und Reichskanzler; het kan dan ook geen toeval geweest zijn dat Musserts naam niet eens genoemd werd toen Hitler op 25 mei Seyss-Inquart, Schmidt en Rauter in zijn hoofdkwartier toesprak. Als hij er in dat vroege stadium bij stilgestaan heeft, moet Hitler zich wel bewust geweest zijn dat men de leiding bij de omvorming van Nederland in nationaal-socialistische
r Brief, 16 mei 1940, van P. A. H. (Doe 1-713, a-r).
'Der Name Mussert soil nicht genannt werden, so etwas miisse im eigenen Lande reijen. Das Haus Oranien soil aus dem Spiel bleiben, die Flucht hat ausserordentlich schlecht im Volke gewirkt ... jetzt keine anbiedernden Artikel, nach wie vor Heraus stellung der Verantwortlichkeit der Regierung, Trennung zwischen Regierung und Volk, das durch die Regierung ins Unglück kam. Alles übrige erst in den ersten Wochen langsam anlaujen lassen.'2
Er was, anders gezegd, op het niveau waarop de politiek bepaald werd, niemand in Duitsland die er ook maar een seconde over dacht, Mussert de positie te geven waarvan deze zelf meende dat hij er het volste recht op had.
Nu waren er in Duitsland in de jaren '30 allerlei figuren geweest die, als regel met steun van instanties van staat of partij, met Nederland contacten voortgezet of aangeknoopt hadden die wel op cultureel gebied lagen maar waar toch een politiek kantje aan gezeten had of die zelfs duidelijk door politieke bedoelingen gedragen waren. Er was een wat oudere groep die in de eerste wereldoorlog met Vlaamse activisten samengewerkt had; centrale figuur daarin was een bestuursambtenaar, dr. P. Osswald, die nauwe betrekkingen onderhield met een bureau dat de Volksduitse minderheden in andere landen in het nationaal-socialistische gareel trachtte te brengen: de Volksdeutsche Mittelstelle, die geleid werd door SS-Obergruppenführer Werner Lorenz. Er was een tweede groep, hoofdzakelijk gevormd door historici van de universiteiten van Keulen en Bonn; met haar had dr. W. Bodens samengewerkt die per loktober '39 bij de Abwehr in dienst gekomen was en, vermoedelijk in de tweede helft van december '39, in opdracht van de Abuiehr bij Mussert gepeild had, welke houding deze zou aannemen bij een Duits offensief in het westen. De derde groep was er een van Noordduitsers en Westfalers. Zij had contacten gelegd via de Universiteit van Münster en daarnaast vooral aansluiting gezocht met de eerste Nederlandse volkshogeschool die in het begin van de jaren '30 in het Friese Bakkeveen opgericht
1 Kriegspropaganda 1939-1941, p. 350. 2 Presse-Anweisung, 17 mei 1940. Deze instructie werd op 21 mei herhaald.
Töpfer, die met een Nederlandse vrouw getrouwd was, had na de eerste wereldoorlog een groot vermogen opgebouwd. Een deel daarvan had hij gebruikt om twee stichtingen op te richten; de eerste gafbeurzen voor studie in Duitsland aan jongeren uit het oude gebied van de Hanze, de tweede (van Vessem was een van de leden van haar curatorium) kende jaarlijks aan een letterkundige uit dat gebied de z.g. Rembrandtprijs toe. Daarnaast had Töpfer in Noord-Duitsland op enkele van zijn landgoederen een soort volkshogescholen gesticht; hij wist in '36 de volkshogeschool Bakkeveen te bewegen, te bemiddelen bij de uitzending van boerenzoons die hij wilde laten scholen in moderne landbouwmethoden. 'Bakkeveen'
brak die contacten af toen aan de leiding (waartoe dr. H. G. W. van der Wielen behoorde, een neef van de oprichter) bleek dat een aantal van die boerenzoons aan nationaal-socialistische beïnvloeding blootgesteld was. Bovendien werd Töpfer, die met de groten van de Nazipartij in Hamburg overhoop lag, omstreeks die tijd in de gevangenis geworpen. Hij kwam spoedig vrij en had voldoende invloedrijke relaties, vooral bij de Abwehr, om onmiddellijk na de capitulatie als Wehrmacht-officier, meerijdend met militaire auto's, een politieke verkenningstocht in Nederland te kunnen ondernemen. Al op IS mei kwam hij van der Wielen in Bakkeveen de 'bescherming'
van de Wehrmacht aanbieden! en twee dagen later, op vrijdag 17 mei, maakte hij in Utrecht des avonds zijn opwachting bij Mussert.
Deze had die vrijdagochtend alsook op donderdagavond al bezoek ontvangen van dr. Scheuermann en diens chef, een Major Muller van de Ab wehr, maar veel meer dan feitelijke mededelingen over de organisatie der Militärverwaltung hadden dezen hem niet kunnen verstrekken en op een politiek gesprek hadden zij het, schijnt het, niet laten aankomen, wel wetend dat zij allerminst bevoegd waren om bij de leider der NSB verwachtingen te wekken die niet gehonoreerd zouden worden. Het gesprek met de veel minder voorzichtige Hamburgse graanhandelaar beviel Mussert heel wat beter: 'Langdurig onderhoud met Töpfer over de toekomst van Nederland'
, tekende hij in zijn dagboek aan, 'de opbouw van Groot-Nederland en deweg daarheendie gevolgd moet worden. Samenstellingvoorlopig bewind met deelneming van de NSB, daarna geleidelijke ontwikkeling en uitbouw. Resultaat: volkomen overeenstemming tussen de opvattingen van Töpfer en mij.'
o
1 H. G. W. van der Wielen: Verslagover AlfredTöpfer, p. 7 (DoeI-r892 A, a-r). a Mussert: Dagboek, 17 mei r940.
In het plan voor het 'voorlopig bewind'
-dat Mussert aan Töpfer ontvouwde, liet hij vier belangrijke departementen: Algemene Zaken (het departement van de minister-president), Buitenlandse Zaken, Defensie en Koloniën, volledig aan de Militärverwaltung over (wèl een vreemde rnanier om de integriteit en de onafhankelijkheid van Nederland voor te staan!), wat de overige departementen betreft, waren er twee waar hij meteen al een soort oppertoezicht aan NSB'ers wilde toevertrouwen: Binnenlandse Zaken en Justitie; bij het eerste zou dan graaf d'Ansembourg, bij het tweede mr. H. M. Fruin, op dat moment rechter in de arrondissementsrechtbank te Alkmaar, als 'raadadviseur'
aangesteld worden.
Stellig sprak Mussert die vrijdagavond met Töpfer ook over zijn voornemen om zich via de radio tot het Nederlandse volk en in de eerste plaats tot zijn eigen volgelingen te richten. Hij had een tekst opgesteld! waarin hij zijn verontwaardiging uitsprak over de 'terreur'
waarvan NSB' ers in: de meidagen slachtoffer geworden waren; die slachtoffers moesten zich evenwel, wilde hij zeggen, volstrekt onthouden van 'iedere daad van eigen richting, ook ten aanzien van die Joden die ons jarenlang geterroriseerd hebben. Het Joodse vraagstuk zal zeker in Nederland afdoende geregeld worden, wanneer het ogenblik daartoe gekomen is.' '
Wij zijn diep bezorgd over Indië', stond ook ill Musserts tekst. 'Naar mijn onwrikbare overtuiging wordt Nederland weer een onafhankelijk, vrij land. Maar Indië verloren, rampspoed geboren.'
Pessimistisch was hij overigens niet: wat men nu beleefde, was 'het begin van de herwording van ons volk ... De nieuwe tijd breekt aan.'
Mussert had d' Ansembourg met die tekst op donderdag 16 mei naar Hilversum gezonden; de directeur van de Avro, Vogt, had d'Ansembourg naar Sonderjuhrer Freudenberg verwezen, maar deze had bezwaren geuit: men moest de binnenlandse politiek met rust laten en al dat spreken over de vervolging van NSB'ers leek hem onwenselijk; Freudenberg had daar als conclusie aan vastgeknoopt dat hij 'voorlopig'
niet bereid was, Mussert tot de microfoon toe te laten.ê
Hoe kon men bereiken dat deze hinderlijke Duitser instructie kreeg, zijn standpunt te wijzigen? Ook in dat opzicht leek Töpfer gekomen te zijn als een reddende engel. D' Ansembourg stelde op zaterdag 18 mei een nieuw concept op'
(het is niet bewaard gebleven) waarin met Freudenbergs bezwaren rekening gehouden was. Töpfer nam dat concept mee en hem werden de auto van een vooraanstaand NSB' er alsmede Musserts eigen chauffeurp.v.'tot de onaangenaamste van mijn leven'
." Lang duurde die depressie niet: hij had nu eenmaal een opmerkelijk vermogen om zijn ogen te sluiten voor de realiteit.
Vier punten waren er die Mussert in de eerste periode na de capitulatie wilde bereiken: hij wenste een radiotoespraak te houden (zijn eerste concept was afgekeurd en zijn tweede de mist ingegaan); hij wenste dat NSB'ers enkele posities van centrale betekenis zouden krijgen in het Nederlandse overheidsapparaat (daar zou Seyss-Inquart voor moeten zorgen) ; zijn derde wens was dat de verbodsbepalingen ten aanzien van de NSB die door de vooroorlogse regeringen uitgevaardigd waren, ingetrokken zouden worden; zijn vierde, dat generaal Winkelman officieel zou verklaren dat er tijdens de meidagen geen sprake geweest was van militair verraad van de zijde van de NSB of van individuele NSB' ers: Mussert besefte terdege dat de verhalen die daar
1 Töpfer zocht na zijn contact met de leiding der NSB nog prof. dr. G. A. S. Snijder op. Eind mei verscheen hij voorts bij de leider van Nationaal Front, Arnold Meyer, en bij de Brabantse journalist dr. A. van de Poel tegen wie hij betoogde dat 'GrootNederland'
werkelijkheid zou worden maar dat Duitsland het binnenland en de kust blijvend zou bezetten. (A. van de Poel: 'Raad van Voorlichting en arrestatie'
(aug. 1944), p. I, Cpz, 210) Enkele dagen later bood hij Antoon Coolen de Rembrandtprijs aan, die door deze geweigerd werd (A. Coolen: Bevrijd vaderland, p. 40, 44-45), eind juni las hij van der Wielen zijn aan Generalkommissar Schmidt uit te brengen rapport voor; ter kenschetsing van het peil beperken wij ons tot de vermelding dat Töpfer er Arnold Meyer in aanduidde als een geestverwant van pater Muckermann en prof. de Quay als een handlanger der Jezuïeten. (H. G. W. van der Wielen: 'Verslag over dr. Alfred Töpfer', p. 9-10). 2 Brief, II dec. 1943, van A. J. van Vessem aan de Kommandant van Gross-Paris (NSB, IlOI). 3 Mussert: 'De NSB in oorlogstijd'
(1945), p. II (BG-Den Haag: dossier . Mussert, portef. J).
Ten aanzien van dat derde punt zond Mussert op 21 mei een van zijn medewerkers naar de secretaris-generaal van justitie, Tenkink, met verzoek inzage te geven in 'de speciale wetgeving'
(die niet bestond); 'de ministeriële besluiten enz.'
(die alle gepubliceerd waren) 'tot doel gehad hebbend, de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland te discrimineren.'
Tenkink pleegde overleg met generaal Winkelman en weigerde alle inlichtingen.'
Ook wat de gewenste anti- Vijfde-Colonne-verklaring betreft, kreeg Mussert nul op het rekest.
Nog vóór hij zich daartoe met Winkelman in verbinding gesteld had, was hij, geprikkeld en verontrust door Seyss-Inquarts benoeming, tot enkele vreemde acties overgegaan. Op dezelfde z rste mei waarop zijn medewerker naar Tenkink ging, was hij eerst naar Laren gereden in de absurde verwachting dat hij via mevr. Pierson-Franssen die Mussolini in de jaren '20 goed gekend had en als '
Ellen Forest' enkele ophemelende publikaties aan hem had gewijd, telefonisch contact met Rome kon krijgen: hij wilde via de Duce tot Hitler doordringen. Mevrouw Pierson was evenwel, noteerde hij, 'ver over haar theewater. Tot niets bereid; tot niets in staat."
Uit Laren reed hij naar Alkmaar en trachtte daar mr. Fruin te bewegen, met hem mee te gaan naar Den Haag teneinde er bij verrassing het departement van justitie te 'bezetten'
; Fruin noemde dat 'klinkklare onzin, pure machtsgrijperij' en weigerde medewerking." Dan maar zonder Fruin naar Den Haag! Maar daar kreeg hij van d'Ansembourg, die contact met de Militärverwaltung opgenomen had, te horen dat er bij de Duitse overheid 'geen spoor van enige welwillendheid'
was: 'geen verklaringen, geen radiorede, niets'4 - d.w.z. er mocht niets ten gunste van de NSB gepubliceerd worden.
Kon Winkelman dan niet voor een verklaring zorgen?
Hem had van Vessem diezelfde dag opgezocht. Winkelman had aan de ex-senator van de NSB meegedeeld dat hij nog niet over concrete bewijzen ten aanzien van door NSB' ers gepleegd verraad beschikte maar dat het onderzoek nog in volle gang was (die bewijzen konden dus nog komen); hij was evenwel bereid te verklaren, dat verraad op grote schaal hem in elk geval onwaarschijnlijk voorkwam. Dat was Mussert niet stellig genoeg. De leider der NSB maakte voor woensdagochtend 22 mei een afspraak met Winkelman, moest tien minuten wachten en liep toen geïrriteerd weg metJ.'geen enkel bewijs had dat enig verraad van de zijde der NSB zou zijn gepleegd"
en die 'erkenning'
leek hem zo belangrijk dat hij onmiddellijk d'Ansembourg opdracht gaf, een nieuw concept te schrijven voor een radiotoespraak. Weer kreeg von Falkenhausen de tekst voorgelegd; weer sprak hij zijn veto uit. Daarmee was Musserts derde poging om tot de microfoon door te dringen mislukt.
Van al die tegenwerking op hoog niveau kregen Musserts volgelingen niets te horen. Jegens hen bleef hij de parmantige zelfverzekerdheid aan de dag leggen die hem eigen was. Hij stelde op 22 mei een 'gedragslijn'
voor hen op waarin hij hen instrueerde, het Hoofdkwartier der NSB nadere gegevens te verschaffen over de mishandelingen die zij tijdens de meidagen ondergaan hadden en over de materiële schade die hun tijdens hun internering berokkend was (er kwamen bij het Hoofdkwartier ca. vijfduizend rapporten terzake binnen; het aantal geïnterneerden was nog iets groter geweest"): persoonlijke wraaknemingen werden door Mussert verboden; hij verbood ook het in het openbaar dragen van het NSB-uniform of van een zwart hemd en hij schrapte het 'Wilhelmus'
; in plaats daarvan moest men voortaan 'Alle man van Neerlands stam'
zingen, desnoods kon dan het zesde couplet van het volkslied (waar het begrip 'Oranje'
niet in voorkomt) nog volgen.
Die 'gedragslijn'
werd in het eerste nummer van Volk en Vaderland opJ.'Indien'
, schreef Mussert, 'de Duitse troepen niet zo ontzaglijk snel waren binnengerukt, was het Brits-Joodse doel: de vernietiging van het beste, het sterkste deel van ons volk, de nationaal-socialisten, bereikt'; wat nu weer aan 'fluistercampagnes over verraad van NSB'
ers aan eigen volk' '
georganiseerd' werd, was slechts 'de voortzetting van de Brits-Joodse propaganda tegen de nationaal-socialisten: Men moest zich daar overigens niet door laten deprimeren: 'Ik geloof, verklaarde Mussert, 'dat straks ons Volk groter, fierder, sterker dan ooit zijn deel zal hebben aan het nieuwe Europa: 'Acht jaar lang'
, aldus het triomfantelijke slot,
'hebben wij gebouwd aan de vorming van een kern tegen alle machten in die Nederland ten verderve voerden. De beloning is dat wij nu ons Volk zullen mogen dienen door het te leiden naar een stralende toekomst die wacht. Hebt vertrouwen. Alles sal reg kom.'
1
Het nummer van Volk en Vaderland dat met dit hoofdartikel opende, werd in een oplaag van bijna zestigduizend exemplaren aan de districten der NSB toegezonden. Allerwege verschenen de colporteurs er mee op straat, allerwege kwam het tot vijandige reacties. In Rotterdam ontstonden op de linker Maasoever zoveel kleine vechtpartijen 'dat de politie er geen raad meer mede wist'
- nu, de Ortskommandant wist dat wel: zonder pardon verbood hij de verdere colportage met dit nummer. 2 In Den Haag werd een colportrice op de Laan van Meerdervoort door een voorbijganger voor 'landverraadster'
uitgemaakt; een NSB'er snelde toe en vroeg de voorbijganger, zijn kwalificatie te herhalen. 'De man liep door en zeide niets'
, aldus die NSB'er, maar:
'Nadat enkele eveneens verdwaasde volksgenoten mij het een en ander hebben toegeschreeuwd, kwam er iemand naast mij staan en zei het volgende: 'Wanneer die meneer te laf is om te bekennen, zal ik het uitschreeuwen' en meteen riep hij uit, van zijn beide handen een spreekbuis makend: 'Alle NSB'
ers zijn landverraders', hetgeen hij herhaalde; voorts zei hij: 'De Mussertbeweging wordt binnen enkele dagen opgeborgen en om te bewijzen dat ik niet bang ben van de NSB en de Duitsers zal ik je dit geven'
, en meteen gaf hij ondergetekende onverhoeds een klap met zijn vlakke hand op mijn rechterslaap.f
1 Volk en Vaderland, 24 mei 1940. 2 Brief, 24 mei 1940, van L. Keers aan Mussert (NSB, IlOI). a Verslag, 25 mei 1940, door W. F. G.
'Leider'
, zo schreef een NSB'er uit het Drentse Vries,
'gij dacht VoVa te verviervoudigen en ik dacht dat ook, en het moet ook. Maar het viel ons niet mede. Zaterdagavond als altijd met VoVa op stap. Groot was onze ontgoocheling. Zwarte gezichten, erger dan voor enige dagen ... Spoedig was ik er achter en werd door een vriend op de hoogte gebracht van de praatjes welke er rondgingen: de NSB'ers waren en zijn verraders ... De terreur steekt weer de kop op erger dan ooit. Zo is het hier en zo ervaarde ik heden bij mijn rondgang langs vele kameraden in de provincie overal hetzelfde: de geheime macht van een fluistercampagne waar men als NSB'er niets van hoort en slechts door vrienden van op de hoogte gebracht kan worden.l
Töpfer bleef niet de enige Duitser die nog vóór Seyss-Inquarts komst besprekingen met Mussert voerde. Vier dagen na Töpfer verscheen opeens (2tI mei) een ambtenaar van von Ribbentrop, Likus. Jegens deze hem zeer welkome bezoeker (Mussert had in april' 39 in Berlijn al eenlang gesprek met hem gevoerd) betoogde de leider der NSB dat hij een aanhang had van veertigduizend leden en tweehonderdduizend sympathisanten; hij zette voorts uiteen dat het gebied benoorden de lijn Luik-Duinkerken aan Nederland toegevoegd moest worden (Mussert had al kaartenlaten tekenen die de historische ontwikkeling der Lage Landen sinds de tijd van Karel de Grote weergaven); met klem uitte hij tenslotte het verzoek, door von Ribbentrop, zo mogelijk ook door Hitler ontvangen te worden vóór de pasbenoemde Reichskommissar in Nederland zou arriveren." 'Zou nader horen'
, tekende Mussert na het gesprek aan."
Zes dagen later (27 mei) kwam dr. Bodens opdagen. 'Situatie besproken. Bodens van mening dat alles goed ging.'
4
Goed? Von Ribbentrop noch Hitler lieten iets van zich horen en voor de installatie van Seyss-Inquart werd, wat de NSB betreft, alleen d' Ansembourg uitgenodigd, Mussert niet! Hij 'begreep er niets van'
. In elk geval mocht d'Ansembourg niet naar de Ridderzaal gaan; een redacteur van Volk en Vaderland was de enige NSB' er die (met de kaart die op naam van d' Ansembourg stond) de plechtigheid op 29 mei bijwoonde."Brief,meivan].van D. aan Mussert (a.v.).Notitie,meivanLikus voor von RibbentropMussert: Dagboek,meiA.v.,meiM. Meuldijk,sept.
Nieuwe Duitse bezoekers op de joste: SS-Obergruppenführer Lorenz in gezelschap o.m. van een tweede SS-officier, van Bodens, van Töpfer (nog steeds met de geleende auto) en van Osswald. Mussert sprak eerst onder vier ogen met Lorenz: 'Zeide mij dat Himmler zou komen en dat ik met hem moest spreken.' Daarna nam Osswald Mussert onder handen en volgens deze Duitser was het absurd om nog van een '
onafhankelijk Nederland' te willen reppen; de gehele Nederlandse taal zou verdwijnen, zo ook de grens met Duitsland.' Dit betoog wekte bij de leider der NSB een levendige verontwaardiging; 'Mussert', aldus Osswald in een later verslag, 'betonte damals noch mit Entschiedenheit dass er bewusst Niederländer sei und auch Nieder länder bleiben wolle.' Maar: 'er zeigte sich als ein begeisterter Verehrer des Führers.' Daar haakte Osswald bij aan. Op Musserts betoog dat er geen sprake mocht zijn van een opgaan van Nederland in Duitsland, dat juist het moment gekomen was om 'Groot-Nederland'
te doen ontstaan en dat 'Groet-Nederland'
bereid zou zijn, 'auch mit seinem Blut dem deutschen Brudervolk beizustehen wenn dieses im Osten einmal arzgegrifJm wetden sollte', ging Osswald niet in; als, zo zei hij, Mussert zulk een verering voor Hitler had, waarom aanvaardde hij dan niet de beginselen van de rassenleer die de Führer aanhing? Die vraag bracht Mussert in verlegenheid. Hij gaf toe, 'dass er erst durch dm deutschen Nationalsozialismus auf diese Probleme hingewiesen worden sei.'2
Hoe men in Berlijn precies over Mussert dacht, werd in het gesprek, dat drie uur duurde, door Osswald verzwegen. Hij had dat enkele dagen eerder wèl tegen van Vessem gezegd: 'dat men zich in Berlijn smalend uitliet over Mussert'
, en tegen die achtergrond kreeg de vraag die Osswald keer op keer aan van Vessem gesteld had, speciale betekenis: waar zat Rost van Tonningen?3
Eigenlijk van het moment af waarop hij zich bij de NSB aangesloten had (zomer '36), had Rost van Tonningen de overtuiging gekoesterd dat hij aanzienlijk betere capaciteiten bezat om de beweging te leiden dan Mussert; het initiatief dat deze genomen had, kon hij waarderen, zo ook zijn koppigheid, maar hij was Mussert steeds sterker gaan beschouwen als een weinig princi
Rost had in de NSB een eigen aanhang gekweekt, daarbij vooral bedacht op het aantrekken van jeugdige figuren. Met veel sympathie had hij van de herfst van ' 39 af de actie gevolgd van een op de SS geïnspireerde formatie die vermoedelijk ook met zijn steun opgericht was: de Mussert-Garde; deze werd geleid door een gesjeesde student uit Groningen, J. H. Feldmeijer. Anders dan in de NSB, ja zelfs in haar weerkorps, de WA, het geval geweest was, waren Joden uit de Mussert-Garde geweerd; ze had met haar afdelingen in de grote en in een aantal kleinere steden in het westen des lands niet zoveel aanhangers gekregen (twee- tot driehonderd, schat in't Veld)!, maar Rost had daar toch een veelbelovend begin in gezien en hij was Feldmeijer gaan waarderen als een van die jeugdige Draufgänger waaraan, zo meende hij, het nationaal-socialisme in Nederland behoefte had; dat Feldmeijer nauwe contacten onderhield met SS-kringen in Duitsland, was hem bekend geweest. Ook had Rost geweten dat andere NSB' ers, gegroepeerd om een van Musserts invloedrijkste adviseurs, de Hilversumse fabrikant F. E. Farwerck, op het gebied van de Germanenkunde samengewerkt hadden met Das Ahnenerbe, een onder Himm Ier ressorterende stichting die zich soms op wetenschappelijke, soms op quasiwetenschappelijke wijze in de sporen van de Germaanse oudheid verdiepte; Rost had evenwel de activiteit van Farwerck en de zijnen toch meer als culturele Spielerei beschouwd; bovendien: Farwerck was oud-vrijmetselaar en dus, meende Rost, niet te vertrouwen, eigenlijk als lid der NSB niet eens te handhaven.
Begin mei' 40 had de Nederlandse justitie Rost en Feldmeijer in Ooltgensplaat geïnterneerd. Beiden werden op 26 mei in Calais door de Duitse troepen bevrijd. Pas zes dagenlater, op I juni, kwamen zij weer in Nederland aan: in Breda, waar zij door de plaatselijke NSB' ers enthousiast ontvangen werden. Rost belde Mussert op en deze verlangde zijn onmiddellijke overkomst.
1 N. K. C. A. in 't Veld: Inleiding bij de Documenten uit de archieven der SS.
'een éclatante ontvangst'
! droeg hij via kennissen aan van der Vaart Smit op dat deze door het Haagse bureau van het ANP bekend zou laten maken dat Feldmeijer en hij pas de volgende dag, zondag 2 juni, om elf uur precies bij Rosts woning in Den Haag zouden aankomen. Zij werden er op het vastgestelde uur door vierhonderd NSB' ers toegejuicht en op de schouders rondgedragen en er arriveerde in de dagen die volgden, 'een stortvloed van post, bloemstukken en fruitmanden'2 - Mussert, zo zag menige NSB' er het, had zich tijdens de meidagen alleen maar verstopt, de al doodgewaande Rost van Tormingen was daarentegen miraculeus uit 's vijands handen bevrijd.
Die zondag bevond Himmler zich bij Seyss-Inquart: de Reichsführer-SS wilde er geen gras over laten groeien: de ontwikkeling in bezet Nederland moest zo spoedig mogelijk in de gewenste richting gestuwd worden. Rosts behouden terugkeer was hem hoogst welkom: deze werd nog diezelfde avond naar hotel 'Kasteel Oud-Wassenaar'
ontboden. Er deed zich even één moeilijkheid voor: Rosts auto was verdwenen (daar reed d'Ansembourg in rond), maar het probleem werd spoedig opgelost: Töpfer was beschikbaar - mèt auto.
De drie mannen (Himmler, Seyss-Inquart, Rost vanTonningen) die elkaar die avond in het Wassenaarse hotel ontmoetten (een verslag van hun gesprek is helaas niet bewaard gebleven), waren er van overtuigd dat een nieuw Europa op het punt stond geboren te worden. Van hen drieën was Himmler niet alleen veruit de machtigste, maar ook de enige die precies wist wat hij wilde: Nederland moest via de SS voor het nationaal-socialisme gewonnen worden en ingeschakeld in het komende Grossgermanische Reich. In dat Reich was voor een 'Groet-Nederland'
geen plaats: dat zou trouwens een veel te beperkt kader zijn voor bekwame Nederlanders. Dezulken moesten in het gehele Reich hun talenten ontplooien, en dat Reich zou zich nog uitbreiden ook: een afrekening met de Sowjet-Unie was immers onvermijdelijk. Duitsland, zei Himmler, had er in beginsel geen enkel bezwaar tegen, Nederlanders op militair gebied in te schakelen. Hij kon meedelen dat Hitler al opdracht gegeven had, binnen de Waffen-SS een aparte Nederlandse formatie op te richten.
Gedrieën werd men het er voorts over eens dat ook de Allgemeine SS een pendant diende te krijgen in Nederland: er moest dus een Nederlandse SS gevormd worden waarvoor de jeugdige Feldmeijer de aangewezen leider leek. Maar er was meer. Mussert en de NSB hadden kennelijk gefaald: bij de grote massa's van arbeiders, boeren en vrouwen en bij de jeugd hadden zij
11 RIJT, dl I, p. 77. 2 A.v., p. 36!.'de straat te veroveren'
; ook werden enkele namen genoemd van personen die in de nieuwe opzet een belangrijke plaats zouden krijgen: wellicht die van de NSB' er Woudenberg die op vakbewegingsgebied actief geweest was, in elk geval die van freule Julia op ten Noort; zij had Rost van Tonningen enkele jaren eerder bij Himmler geïntroduceerd en had hem ook vergezeld bij het bezoek dat hij de Reichsführer-SS in maart 1940 gebracht had. Het kwam alles hierop neer dat de NSB en Mussert niet zozeer uitgeschakeld als wel gepasseerd zouden worden; de bedoeling was, zei een ingewijde enkele dagen later, 'Mussert voorbij te gaan en steun te verlenen aan een nationaal-socialistische beweging onder Rost.'!
Himmler haastte zich, van het besprokene verslag uit te brengen aan Hitler en deze was, zo berichtte Himmler onverwijld aan Seyss-Inquart, 'mit den van uns vertretenen Gedanken sehr einverstanden. '2 Uiteraard vormde dat voor SeyssInquart een belangrijke richtlijn. Rost schreef de ochtend na het gesprek, rnaandagj juni, eenprogrammatisch hoofdartikel voor Het Nationale Dagblad ('De sociale revolutie. Nederlandse werkers, bouwt uw toekomst!'
); het riep tot strijd op tegen 'het kapitalisme'
; in die strijd moest men met 'deskundigen van de meest verscheiden politieke richtingen'
samenwerken en die samenwerking zou in ons land gebundeld worden door' de staatsman die in de Nieuwe Orde aan de spits geplaatst zal worden'
3 - Mussert werd door Rost daarbij niet genoemd; de schrijver van het artikel dacht zonder twijfel aan zichzel£ Een grootse toekomst leek zich voor hem te openen.
's Middags verscheen hij eindelijk voor zijn Leider. Het politieke verraad waartoe hij besloten had, verzweeg hij zorgvuldig", wèl overstelpte hij Mussert met verwijten: wie had d'Ansembourg het recht gegeven, zijn auto
'Kasteel Oud Wassenaar'
afgesproken was: de 'ambtenarenverboden'
zouden opgeheven worden (dat had hij, Rost van Tonningen, bereikrl), 'wij moesten'
, tekende Mussert verder aan, 'de straat op.'!
Verder was er, zei Rost, geen kans op, dat de Duitsers ooit Vlaanderen aan Nederland zouden toevoegen. Geprikkeld reageerde Mussert met te zeggen, 'er würde lieber nacli Süd-Afrika auswandern als eine solche Poli tik mitzumachen', 2 en even fel viel hij uit toen Rost meedeelde dat N ederlanders zouden kunnen toetreden tot de Waffen-SS: 'er mathe hierbei nicht mit, denn er wäre kein Landesverrdter.ê
Of Rost aan die laatste mededeling toevoegde dat er terzake al een besluit van Hitler was, staat niet vast. Hoe dat zij: Mussert ging spoedig wankelen. Toen hij' s avonds zijn dagboek bijwerkte, zette hij de deur al op een kier: 'In de SS' (hij bedoelde de Waffen-SS)
'zouden Nederlanders worden opgenomen. Dit laatste kan m.i. goed bedoeld zijn, maar ook kwaad. Goed als de bedoeling is om door mij aan te wijzen personen daar het vak te doen Ieren; kwaad als het een soort inlijving betekent van Nederlandse jongens in Duitse organisaties.i+
Wat het. 'veroveren van de straat'
betreft (een actie waarvoor men het partij-uniform ofhet zwarte hemd moest aantrekken, hetgeen Mussert juist verboden had), ging Rost de daad bij het woord voegen. Een kleine twintig Haagse vechtjassen die onder leiding van een mislukte, als regel werkloze zakenman al vóór zijn terugkeer een 'Vrijcorps Rost'
gevormd hadden, liet hij in uniform steken en met dit ploegje plus een groep brutale activisten uit de vroegere Haagse WA en uit de Mussert-Garde ging hij in Den Haag en omgeving de nodige straatacties beramen. Ruim een week na de bespreking met Himmler en Seyss-Inquart werd voorts vijftienduizend meter zwart uniformlaken besteld voor diegenen die tot de (nog niet bestaande) Nederlandse SS zouden toetreden."
1 Mussert: Dagboek, 3 juni 1940. 2 Brief, 24 aug. 1940, van Rost van Tormingen aan Seyss-Inquart (RvT, dl. I, p. 418). 3 A.v. 4 Mussert: Dagboek, 3 juni 1940. 6 PRA-Leiden en Gouda: p.v. L. P. Krantz (31 jan. 1948), p. 34 (Doc 1-965, a-z).
Osswald was het die wist te bereiken dat Mussert in direct contact kwam met de Reichskommissar. Omtrent het lange gesprek dat hij op 30 mei met Mussert gevoerd had, had hij Seyss-Inquart verslag uitgebracht. Dat verslag kan Seyss-Inquart geen andere overtuiging geschonken hebben dan dat hij de leider der NSB met grote terughoudendheid moest behandelen - een terughoudendheid die trouwens al geboden was door de geheime afspraken die met Rost gemaakt waren en die inmiddels Hitlers goedkeuring verworven hadden.
Voor het eerst spraken Seyss-Inqart en Mussert elkaar op 5 juni, en wel in Seyss-Inquarts werkkamer in het vroegere departementsgebouw van Buitenlandse Zaken. Als eerste ontmoette Mussert daar Generalkommissar Schmidt, 'een aardige, flinke jongere man' (dertien jaar jonger dan Mussert) 'die mij zeer sympathiek leek.'
Aanvankelijk waren Schmidt en anderen bij het gesprek met de Reichskommissar aanwezig: het bleef stroef. Mussert trok dus de stoute schoenen aan en vroeg Seyss-Inquart, 'of het zijn bedoeling was, met mij alleen te spreken.'
Inderdaad: de twee werden alleen gelaten en spraken een klein uur onder vier ogen.
'Indruk'
, noteerde Mussert in zijn dagboek, 'een nobel, eerlijk mens met zacht karakter die van de Führer opdracht heeft, het zo goed mogelijk met ons land en volk te maken. Hij sprak over onze gemeenschappelijke Germaanse afkomst' (een wending waarvan Mussert de politieke implicaties niet ten volle begreep); 'dat Oostenrijk anders was dan Nederland, dat zij daar hadden hun muziek' (Mozart, Beethoven, Bruckner) 'en dat hij hier de schilderijen'
(Rembrandt, Frans Hals, Vermeer), 'het volk, het land bewonderde, het vele goede dat hier was. Een geheel andere maar mooie loot van dezelfde stam. Het gesprek door mij op Indië gebracht' (het onderwerp Vlaanderen durfde Mussert blijkbaar niet aan te roeren). 'Het bleek mij dat hij het behoud van Indië voor Nederland op de grootste waarde schatte waardoor dus bleek dat inlijvingsplannen niet bestonden, hetgeen ik tevoren ook instinctmatig wist. Daarenboven dat politisch gedaan werd wat mogelijk was om het behoud van Indië voor ons te verzekeren. Wat de Beweging betreft, sprak hij als nationaal-socialist in deze zin: ga je gang, doe zoveel mogelijk, van ons zult gij geenlast hebben' (geen woord dus over een bevoorrechte positie der NSB, geen woord over inschakeling van NSB'ers bij de leiding der departementen!). 'Alles bij elkander'
, aldus Mussert, 'zeer bevredigend."
Werkelijk?
1 Mussert: Dagboek, 5 juni 1940.
Is het niet veeleer zo dat hij in zijn dagboek zijn innerlijke twijfel overstemde? De NSB' er die hem tot in Seyss-Inquarts werkkamer vergezeld had (ir. C. J. Huygen, de latere secretaris-generaal der Beweging) herinnerde zich dat Mussert na het gesprek 'zeer uit zijn humeur'
l en 'zichtbaar teleurgesteld'
de kamer uitkwam. 'Hij moet'
, aldus Huygen, 'al direct gevoeld hebben Hat hij een man tegenover zich had, die in vele opzichten zijn meerdere was en het moet hem onuitsprekelijk geërgerd hebben. Seyss-Inquarts beschouwingen over cultuur en kunst' (noch met cultuur noch met kunst had Mussert enige affiniteit) 'hebben hem wrevelig gemaakt. Geen wonder dat hij later spreekt over 'die glibberige Weense advocaat'
i'ê
Iets van die ongrijpbaarheid" moet Mussert in dat eerste gesprek trouwens wel aangevoeld hebben want de laatste woorden die hij tot Seyss-Inquart gericht had, luidden: 'Anständigkeit gewinnt doch, wenn es oft auch. lange dauert'+» een uitspraak die van een gebrekkig inzicht in de geschiedenis getuigt.
Neen, dan Schmidt! Met die 'aardige, flinke jongere man' kon Mussert die middag al uitstekend opschieten. Niet dat Schmidt hem veel concrete toezeggingen deed - maar anders dan Seyss-Inquart wekte hij de indruk, met Mussert en de NSB alleen maar het beste voor te hebben. Het contact met hem was, aldus Mussert, 'na het onderhoud met de Rijkscommissaris een ware verfrissing. Het eerst noodzakelijke was volgens hem een demonstratie van de belangrijkheid van de Beweging welke in Berlijn systematisch naar beneden was gedrukt."
Mussert knoopte die suggestie in zijn oor.
Drie dagen na de gesprekken met Seyss-Inquart en Schmidt riep Mussert het kader van de NSB in Utrecht bijeen (8 juni). Hij deelde daar mede datder Gerechtshof', p. 4. Dossier-Mussert, portefeuilleJ). 4 Het Proces Mussert (1948), P.136. 6 Mussert: 'De NSB in oorlogstijd'
,'Hagespraak der bevrijding'
; voorts maakte hij, in tegenstelling tot wat hij twee weken tevoren in Volk en Vaderland als richtlijn aangegeven had, bekend dat NSB' ers voortaan in partijdienst het zwarte hemd zouden mogen dragen, ook dus op straat.
In zijn toespraak herdacht Mussert de NSB' ers die tijdens de meidagen neergeschoten waren: de vlag die hun kisten gedekt had, zou voortaan 'de bloedvlag'
der Beweging zijn. Zij was in de kaderbijeenkomst plechtig naar binnen gedragen door Feldmeijer die, aldus Mussert, commandant zou blijven van de Mussert-Garde en deze Garde zou op haar beurt, zei hij, 'het keurkorps uit de WA'
worden.
Wetend dat Feldmeijer zich nauw met Rost van Tonningen verbonden voelde, had Mussert twee veiligheidsmaatregelen getroffen: hij liet Feldmeijer, om hem 'vastgespijkerd'
te krijgen", op de bloedvlag een eed van trouw zweren aan de NSB en haar Leider en hij had het commando over de nieuw op te richten WA (waarvan de Mussert-Garde een onderdeel zou zijn!) aan zijn eigen adjudant toevertrouwd: dat was de negen-en-twintigjarige mr. A. J. Zondervan, een aarzelende, allerminst martiale jurist, die weliswaar door Mussert 'noch physiek, noch wat zijn leeftijd betreft, voor het commando geschikt' geacht werd (veel gezag zou Zondervan dan ook niet krijgen), maar, verklaarde Mussert later: 'hem kon ik in ieder geval vertrouwen en dat betekende heel wat.'
2
Mussert verwachtte, zei hij op 8 juni, dat tallozen nu tot de NSB zouden willen toetreden. Het leek hem wenselijk dat diegenen die vóór IQ mei '40 toegetreden waren, als zodanig kenbaar zouden blijven. Die laatsten zouden, zei hij, de 'eerste ban'
vormen en die 'eerste ban'
werd door hem gesloten verklaardê; de 'tweede ban'
der nieuw-toetredenden zou (nogal misleidend) met 'stamboeknummer'
100.001 beginnen. Men moest, zei Mussert nog, bij de aanneming van nieuwe leden vooral op 'hart en karakter'
letten. Dat motiveerde hij met te verklaren, 'dat de afgelopen jaren en zijn ondervin
Het was Mussert bekend dat er vrij veel NSB' ers waren die hem verweten dat hij nagelaten had, onmiddellijk na de meidagen een greep naar de macht te doen. Tegen die kritiek verweerde hij zich met kracht, 'Hij voelde er niets voor'
, zo vatte een aanwezige een dag later zijn betoog tegen het kader samen,
'om de eerste dienaar van Hitler te zijn, dit liet hij liever aan de anderen over die zozeer bijgedragen hadden tot Hitlers ingrijpen hier (hilariteit), verder had een greep naar de macht noodzakelijk ten gevolge gehad dat we met ons eigen figuur verlegen hadden gezeten, daar we zo in de verdrukking hebben moeten organiseren dat we op geen stukken na gereed zijn om de macht te dragen. Niet alleen wij, doch ook de Duitse bezettingsautoriteit die ons zeker erkend en gesteund zou hebben, zou toch eigenlijk met ons in hebben gezeten. Dan ware bovendien het nationaal-socialisme in OIlS land in strijd met haar eigen karakter van boven naar beneden gevestigd in plaats van van beneden naar boven.'"
Geen NSB-regering dus. Maar wat dan wèl?
Nederland, betoogde Mussert, moest tot 'Groot-Nederland'
uitgebreid worden. Dat 'Groet-Nederland'
zou Nederlands-Indië en de Belgische Congo behouden; zo zou 'het zo zeer verbeide volkse imperium van alle Dietsers, van Duinkerken tot aan de Dollard', geboren worden." De beslissing terzake lag overigens, dat erkende hij, niet bij hemzelf, maar bij Hitler - geen nood: 'de Leider was er zeker van dat wij deze beslissing met vertrouwen zouden mogen tegemoet zien.'!
Een dag later, 9 juni, kreeg dat vertrouwen een zware schok toen Rost van Tonningens mededeling dat Nederlanders zouden kunnen toetreden tot de Waffen-SS, bevestigd werd op een wijze die door Mussert als een persoonlijke belediging ervaren werd.
Het is dienstig, hier eerst op de Waffen-SS iets dieper in te gaan.
Het begrip Waffen-SS was in de herfst van '39 in zwang gekomen om er alle gewapende SS-formaties mee aan te duiden. Die waren er in tweeNSB, kringgroepsraad groep(Rijswijk): verslag van de vergadering opjuni(NSB,de groepsleider bracht hier verslag uit van de bijeenkomst te Utrecht.Brief,junivanaan zijn zoon en dochter (Doea-r).A.v. 'Verslag inra juni'38 en '
39 was die taak overgenomen door oudere mannen uit de Allgemeine SS, zodat de Totenkopfverbände die tot regimenten (Standarten) uitgebreid werden, voor de militaire strijd ter beschikking kwamen. Uit drie van die Standarten had SS-Brigadeführer Gottlob Berger, rusteloos organisator op dit gebied, een divisie gevormd: de SS-Totenkopf-Division; daarnaast waren er in '40 nog een zestien andere Standarten van welke er, gelijk reeds vermeld, twee in ons land gelegerd werden.
De Verfügungstruppen hadden in den beginne een andere functie gehad dan de Totenkopfverbände; zij stonden, zoals de naam reeds aangeeft, zur Ver fügung, d.w.z. dat zij door Hitler ofHimmler, mocht dat nodig zijn, gebruikt konden worden voor het neerslaan van een binnenlandse revolte. Daarom waren zij ook verspreid gelegerd. Lente ' 38 waren er vier regimenten (Standarten): in Berlijn, Hamburg, München en Wenen alsmede twee scholen voor de officiersopleiding (SS-Junkerschulen): één te Brunswijk, één te Bad Tölz (in Zuid-Beieren). Het in Berlijn gelegerde regiment was de SS-Leibstandarte 'Adolf Hitler'; het was uit Hitlers persoonlijke lijfwacht ontstaan. In de herfst van ' 3 9 keurde Hitler goed dat deze Leibstandarte tot een versterkt regiment uitgebreid werd en dat de rest van de Verfügungstruppen zich tot drie volwaardige divisies mocht ontwikkelen. Waar kon men de recruten vandaan halen? De Wehrmacht, zeer naijverig op de gunst waarin zich die militaire SS-formaties verheugden, werkte uit alle macht tegen het lag voor de hand dat Berger, belast met de organisatie der recrutering voor de Waffen-SS, onmiddellijk aangetrokken werd door de mogelijkheden die zich in 'Germaanse'
landen als Denemarken, Noorwegen en Nederland leken voor te doen.
Dat Berger de oprichting van de SS-Standarte 'Nordland' (20 april) bevorderd heeft, is waarschijnlijk; vast staat dat hij een der eersten zo niet de eerste was om op de oprichting van een overeenkomstig, uit Nederlanders bestaand regiment aan te dringen. In Düsseldorf ontmoette hij namelijk op 13 mei Bodens en deze, die betrokken geweest was bij de inschakeling van in Duitsland woonachtige NSB' ers bij de Abwehr-operaties ter verovering van de bruggen over de Maas, het Maas-W aalkanaal en de IJssel,wist hem te vertellen dat die NSB' ers, van hun inzet teruggekeerd, zich door de Wehr macht in de steek gelaten voelden. Prompt suggereerde Berger aan Himmler dat deze aan Hitler om machtiging zou vragen, een SS-Standarte van Nederlanders (en Vlamingen) op te richten; zeker zou men daar later de nodige aanvullingen voor kunnen krijgen, 'da es sich doch insgesamt", aldus Berger,
Op 25 mei ondertekende Hitler een kort bevel: 'Ieh befehle die Aufstel lung der SS-VT-Standarte 'Westland'. Van dat bevel deed Himmler, zoals wij al zagen, op 2 juni mededeling aan Seyss-Inquart en Rost van Tonningen. Berger ontving het stuk-zel£ Op 9 juni verscheen hij bij Mussert. Alleszins aannemelijk is het dat Himmler hem had doen weten dat hij bij de leider der NSB op verzet zou stuiten; daarom juist had Berger het bevel waar Hitlers handtekening onder stond, meegenomen. Hij legde het bij Mussert 'op een vrij bruuske manier en enigszins triomfantelijk'
, aldus Musserts herinnering," op tafel. Volgens Zondervan, die bij de ontmoeting aanwezig was, werd Mussert 'vuurrood van woede; (hij) nam dit schrijven in handen en maakte aanstalten, het te verscheuren. Hij bedacht zich'3 - '
Wat heb ik hiermee te maken?' vroeg hij. Berger legde hem uit dat zich al honderden jonge Nederlanders voor de Waffen-SS gemeld hadden: die moest men toch opvangen! Vandaar de SS-Standarte 'Westland'. 'De naam 'Westland", zo verklaarde Mussert na de oorlog, 'trof mij zeer onaangenaam daar ik hierin meende te gevoelen de aanduiding van Nederland als Westland van Duitsland. Mijn cynische opmerking dat deze naam tot verwarring kon aanleiding geven omdat de naam Westland bij ons reeds bestond, werd door hem (Berger) beantwoord in de geest van: 'Dat doet verder niets terzake. U ziet hier het bevel van de Führer; er zijn onder deze honderden ook leden der NSB. Wat wilt u: wilt u de leden der NSB verbieden daarheen te gaan en daardoor trachten dat tegen te werken of wilt u uw medewerking verlenen?' Ik heb hem gezegd, dit te zullen overwegen."
Wat overwoog Mussert? 'Voelde dit alles'
, zo schreefhij diezelfde avond in zijn dagboek, terugziende op het gesprek met Berger, 'als een klap in mijn gezicht. Betekent dit inlijving? Gesproken met hem over de verhouding Nederland-Duitsland als twee broedervolken van het Germaanse ras. Bleek mij dat de hoogste SS-leiding het Nederlandse volk als een Duits volk ziet. Het is ontzettend. Wat moet er van terechtkomen? Weigeren, dan speel ik in de kaart van hen die ons volk willen inlijven.
SS wil de Beweging niet voorbij gaan en wil tweeduizend man, als het kan van de NSB, leeftijd 18-22 jaar om ze een SS-opvoeding te geven. Op zichzelf is tegen deze SS':opvoeding in heel veel opzichten niets te zeggen, onze jongerenBrief,meivan G. Berger aan HimmlerPOD-Den Haag: p.v. Mussertsept.en volgende dagen),(dossier-Mussert,Brood).PRA-Utrecht, p.v. inz. H. C. van 't Hofsept.p.(BRvC: dossierC. van' Geelkerken, map 0). • POD-Den Haag: p.v. Mussert, p.'"
) was een zich vastklampen aan illusies en maakte het feit niet ongedaan dat Mussert, eigenlijk tegen beter weten in, medewerking zou gaan verlenen aan het overhevelen van zijn eigen volgelingen naar een militaire SS formatie waarvan hem de armexionistische doelstelling niet ontgaan was.
Nog geen twee weken later ging van het Algemeen Hoofdkwartier der NSB een rondschrijven uit waarin aan de geledingen der Beweging meegedeeld werd dat er geen bezwaar tegen was, dat leden tot de SS-Standarte 'Westland' toetraden, 'daar wij'
, zo heette het, 'overtuigd zijn dat juist onze jonge mannen de meest karaktervolle zullen blijken te zijn'
2 - en dankomen wij hier, merkwaardig genoeg, hetzelfde argument tegen dat opgeld deed in het college van secretarissen-generaal hetwelk immers aan personen die zich voor de Waffen-SS begeerden aan te melden, zulks niet wilde ontraden, 'indien zij zelf menen sterk genoeg in hun schoenen te staan'
. Enig protest hebben wij in de notulen van het college niet aangetroffen - wèl in het bewaardgebleven verslag van een groepsraadvergadering van de Rijswijkse NSB; daar werd, nadat al van veel kanten kritiek geuit was, door de groepsleider gezegd dat ook hij 'het afstaan van onze jeugd aan de vreemde militaire opleiding een on-Nederlands gedoe'
vond.ê
1 Mussert: Dagboek, 9 juni 1940. 2 Rondschrijven, 21 juni 1940, van het hoofd afd. IX van het Algemeen Hoofdkwartier (J. H. Feldmeijer)(NSB, 197). Veel pleit er voor, dat dit rondschrijven door Mussert zelf dan wel volgens zijn aanwijzingen opgesteld is. 8 Verslag, 25 juni 1940 (a.v., roso).
Generalleommissar Schmidt had de suggestie gedaan, Mussert had haar opgevolgd: een grote bijeenkomst van NSB'ers uit het gehele land moest aan Berlijn het bewijs bieden dat het Derde Rijk in Nederland geen sterker en betrouwbaarder bondgenoot had dan de door Mussert geleide beweging; tegelijk diende die bijeenkomst het Nederlandse volk er van te doordringen dat de NSB onweerstaanbaar in opmars was. Het moest, aldus het hoofd van de persdienst der NSB, 'een show van de eerste grootte worden'; hij wilde er de hoofdredacteuren van alle grote bladen voor uitnodigen: 'zij zullen er zich langzamerhand mee moeten verzoenen dat het Nederland van morgen een nationaal-socialistisch Nederland zal zijn en dat wij de pas zullen markeren en niet zij."
vele duizenden NSB'ers stroomden op 22 juni naar het Hagespraakterrein toe, de meesten in autobussen waarvoor de Nederlandse autoriteiten op Duitse instructie extra-benzine ter beschikking gesteld hadden. Het was stralend weer. De vlaggen van Nederland, Duitsland, Italië, Spanje, Vlaanderen en Zuid-Afrika wapperden van de spreektribune. Feldmeijer droeg weer de 'bloedvlag'
naar voren. 'Treedt aan! Treedt aan! Voor D ietsland ruim baan! Het koste wat het koste: Wij bezetten de posten!'
aldus een declamator. Mussert, stormachtig toegejuicht, riep uit dat er 'een Nederlands volk'
was 'met Nederlandse taal, Nederlandse cultuur, Nederlands wezen' en het was dat volk, 'Germaans tot op de bodem van zijn ziel, dat klopt aan Hitlers deur opdat het in het nieuwe Europa waarvan Hitler en Mussolini de verantwoordelijkheid dragen' (niet Hitler alléén!), 'een waardige plaats krijgt.'
Natuurlijk, staatsrechtelijk was Nederland nog Engelands bondgenoot en was het nog in oorlog met Duitsland, maar, riep Mussert uit: 'ik weet te spreken namens u allen als ik hier zeg dat wij dat staatsrecht op dit punt aan onze laars lappen ... Engeland is driehonderd jaar lang de werkelijke vijand van ons volk geweest ... En nu kom ik hier in Lunteren tot u met vragen waarop gijzelf zult hebben te antwoorden. En de eerste vraag is aan u: Acht gij u in oorlog met Duitsland, ja of neen?' Een duizendvoudig '
Nee!' weerklonk. Mussert: 'Mooi. Tweede
1 Brief, I2 juni 1940, van N. Oostcrbaan aan D. de Blocq van Scheltinga (a.v.,' '
Nee!' '
Mooi.' 1
Alsof dit nog niet duidelijk genoeg geweest was, kwam Mussert nog met een derde vraag: 'Zijt gij u er van bewust hoe Duitsland zich inspant om ons te beschermen tegen Engelse luchtaanvallen?'
('Ja I'
) en daar knoopte hij de mededeling aan vast dat hij de bronzen luidklok der NSB (een ruim drie ton wegend gevaarte dat op het Hagespraakterrein opgesteld was) ten geschenke zou geven aan Goering, 'de schepper en behoeder van de Duitse luchtmacht, als een offer dat wij met liefde brengen voor hen die nu metterdaad ons volk en ons vaderland bescherrnen.f
'De eenvoudigen van geest juichen'
, aldus later Huygen. Hij en anderen die zich realiseerden, wat, nog geen zeven weken na het bombardement van Rotterdam, het effect van deze geste zou zijn op de massa van het Nederlandse volk, stonden 'als aan de grond genageld van schrik en teleurstelling. Is Mussert gek geworden ?Wat moet dat betekenen?' Maar'
de onbeschrijfelijke ontgoocheling werd weggeslikt': het was toch ondenkbaar dat de Leider niet wist wat hij deed, men was blijkbaar niet scherpzinnig genoeg om zijn bedoelingen te peilen,"
Inderdaad: Mussert had met wat Huygen als 'de krankzinnige geste'
aanduidde," een bedoeling gehad. Hij had die bedoeling geheim gehouden zoals hij, ook voor zijn naaste medewerkers, de inhoud van zijn gesprekken met Töpfer en Likus, met Seyss-Inquart en Schmidt, met Osswald en Berger geheim gehouden had. Vooral uit hetgeen die laatste twee tegen hem gezegd hadden, had hij geconcludeerd dat er in Duitse SS-kringen een sterke stroming bestond die Nederland in Duitsland wilde doen opgaan. SeyssInquart had hem niet de indruk gegeven dat van deze veel tegenspel te verwachten viel. Met Goering had Mussert evenwel in '36 een gesprek gevoerd dat bij hem de herinnering nagelaten had dat zij volkomen gelijk-op dachten. De aanbieding van de luidklok was een poging, Goering ('een zeer goedmoedig en welwillend man'
, vond Mussert''
) als bondgenoot te winnen voor de strijd tegen Himmler en de zijnen.J.
Had Mussert dan enige reden om aan te nemen dat Goering tot zodanig bondgenootschap bereid was? Geenszins. Twee weken vóór de NSBlanddag plaats vond, was Goering in Nederland op bezoek geweest; hij had de leider der NSB links laten liggen. Het zou trouwens meer dan een jaar duren voordat Mussert zich er van ging vergewissen (herfst' 41), of de aanbieding van de luidklok enige uitwerking op Goering gehad had. Een bittere teleurstelling wachtte hem toen: de historische kaarten die hij uit Utrecht meenam (vermoedelijk dezelfde die hij in mei' 40 aan Likus getoond had), wilde Goering niet eens bekijken. 'De Krach kwam', schreef Mussert later,
'toen Goering zijn mening formulerde in deze zin dat voor hem het Nederlands en Duits precies hetzelfde was. Daarop reageerde ik met de opmerking dat er dan toch dit verschil was dat ik probeerde Duits te spreken en hij geen woord Nederlands kende ... Het antwoord van Goering daarop was nog erger; hij zeide: 'Ik kan toch niet ieder Duits dialect spreken!"
Het radionieuws van het ANP zorgde voor een uitgebreid verslag van hetgeen Mussert gezegd had en een filmopname van de 'Hagespraak'
werd in het Polygoon-filmjournaal opgenomen. NSB'ers kregen de betaalde opdracht, te verifiëren of de betrokken opnamen inderdaad in de bioscopen vertoond werden. 'En zowaar'
: in de Utrechtse 'Flora'
-bioscoop (het kan elders ook gebeurd zijn) was niets van de Hagespraak te zien - 'Excuus: ze hadden geen tijd, maar in de 'City'
draaide hij wel, want ze hadden maar één journaalfilm samen en die was in tweeën geknipt (anders verdienen ze te weinig, de arme joodjes!)' - aldus een NSB-controleur. 2
Mussert had een fotograaf speciale opnamen van de samenkomst te Lunteren laten maken. Schmidt kreeg er korte tijd later de tien meest indrukwekkende van mee om ze aan Hitler te laten zien; die vonden, zei Schmidt later, 'sein vollstes Interesse'P Op de Hagespraak-zelf was Schmidt overigens niet verschenen. Dat was opzet geweest: de Duitsers hielden zich bewust op de achtergrond. Met betrekking tot de Hagespraak kreeg de Duitse pers eenA.v.Brief,vanaankinderen (Collectie dagboeken, 917). 8 'Kutzer Bericht über die Rede des Herrn G. K. Schmidt, gehalten ... am 22. März 1941 vor den ... Sprechern der NSB', p. 5 (NSB,
Precies een week na de Hagespraak kwam het tot 'Anjerdag'
: een demonstratie die alle Duitsers, Seyss-Inquart en Hitler incluis, volledig verraste.