Niet dat Homans aandacht tot Groningen beperkt bleef! Heel' doodziek'
Nederland had, meende hij, een nieuwe bezieling nodig. Reinink, de voorzitter van de Nederlandse Gemeenschap, die hem kort na de capitulatie in Groningen bezocht had, was het daar geheel mee eens en in diens auto reed Homan op 23 mei naar Den Haag. I-Iij bezocht er Winkelman (wie hij tevoren per ordonnans een rapport toegezonden had over de voortvarende wijze waarop hij opgetreden was) en vroeg hem, met 'fors nationaal werk ... de komende stemming van 'nu is alles verloren, nou kun je net zo goed bij de NSB gaan",4 te keren. Winkelman antwoordde, aldus Homan, 'dat ons nationaal gevoel niet kon worden in stand gehouden door nationaal werk, maar dat dit moest gebeuren door het kijken naar de ruïnes in Rotterdam.'
5