Het lag voor de hand dat men op die ode juli het met de Quay gevoerde gesprek ging voortzetten. Nu verschenen Homan, de Quay en Reinink in de vergadering. Verschuur begon met het drietal op hun nummer te zetten: 'Wie vertegenwoordigt u eigenlijk?'
vroeg hij. Homan antwoordde geprikkeld. Hij wees op het werk "an de Nederlandse en van de Groninger Gemeenschap en zei tegen de politici dat zij minder hoog van de toren moesten blazen: hadden zij de werkloosheid soms kunnen oplossen? De Quay (die nauwkeurig wist dat Verschuur in de leiding van zijn eigen partij niemand achter zich had) zweeg bij dit dispuut; dat het een schijndispuut was, bleek uit de snelheid waarmee men het vervolgens eens werd: eens over de vorming van een Nationaal Comité waarin de leiders van de Nederlandse Gemeenschap zitting zouden krijgen naast 'vertrouwensmannen'
van de zes politieke partijen (niet dus de meest vooraanstaande figuren die in den lande het bekendst waren); dat Nationaal Comité zou op grondslag van een nieuw manifest de Nederlanders om steun vragen: het zou dus toch een beweging worden naast de bestaande partijen.