Bij haar pogen 'de straat te veroveren'
was, zoals wij eerder weergaven, de WA (Weer-Afdelingen) der NSB al in juni tot diverse acties overgegaan die tot stevige vechtpartijen geleid hadden. Van het feit dat het uniformverbod aanvankelijk nog van kracht was, trokken de WA-mannen zich niets aan. In juli wisten secretaris-generaal Tenkink en de procureursgeneraal met steun van Rauter (die van rapalje-achtig optreden weinig hebben moest) bij verschillende gelegenheden marsen en demonstraties die tot ongeregeldheden konden leiden, te verbieden, maar nadat de WA op grondslag van een verordening van de Reichskommissar die inhield dat hij de oprichting van weerkorpsen kon goedkeuren;' een soort officiële erkenning gekregen had, was het hek van de dam. Er waren overigens op de dag waarop die verordening afgekondigd werd, 3 I juli, al meer dan vierduizend man bij de WA in opleiding. In de maanden die volgden, traden nieuwe grote aantallen mannelijke NSB' ers tot de formatie toe.ê De leiding mikte op een korps van tienduizend man; om dat te bereiken werd in december bepaald dat men zonder lid van de NSB te zijn, lid van de WA kon worden. Toezicht op het gehalte van de leden was er nauwelijks; wie wilde 'meeknokken'
, was welkom. De organisatie had trouwens in wezen geen andere bedoeling dan straatterreur uit te oefenen; een eind juli door commandant Zondervan uitgevaardigd verbod om in dienst wapenen van welke soort ook (met inbegrip van 'zwepen, boksbeugels, eindjes gummislang enz.'
) te dragen of te gebruiken," wekte slechts de lachlust der weermannen op. Zondervan had zijn korps totaal niet in de hand; het oefende een duidelijke aantrekkingskracht op half-criminele figuren uit die zich bij voorbaat ver
1 VO 72/40 (Verordeningenblad, 1940, p. 234-35). • De gewone weerman ontving geen soldij; het kader was wel bezoldigd en die bezoldiging liep voor een z.g. banleider tot f 325 per maand op (oktober 1940). a Order 25 'van de Algemeen'zeker een honderdtal"
), geroyeerd waren.
Vooral van juli '40 af waren relletjes aan de orde van de dag, niet alleen met WA-mannen trouwens, maar in het algemeen met gei.iniformeerde NSB'ers. Hier en daar kwam het voor dat deze de hulp van de Wehrmacht inriepen. Musserts districtsleider in de Achterhoek, een psychopathische figuur, liet al eind juni de burgemeester van de gemeente Wisch en Terborg, J. J. G. Boot, die zich energiek tegen zijn aanmatigende houding verzet had, door de Wehrmacht opsluiten (Boot werd door de Arnhemse Sicherheits polizei na één verhoor onmiddellijk vrijgelaten) en enkele dagen later werd het stadhuis in Kerkrade door leiders van de plaatselijke NSB bezet, met steun van de Ortsgruppe der NSNAP; ook hier werd, nu met steun van het college van secretarissen-generaal, aan dit eigenmachtig optreden snel een einde gemaakt.
Later in juli en in augustus ging de WA steeds uitdagender optreden, met name op de zaterdagen wanneer met Volk en Vaderland gevent werd. Alleen al het verschijnen van die zwart-gei.iniformeerden leidde dan in menige plaats tot onrust en incidenten. Het ernstigste gevecht deed zich op zaterdagavond 17 augustus in het Westland voor, in Naaldwijk. Twee weken tevoren was het daar, eveneens op een zaterdagavond toen de WA aan het colporteren was, tot kleine gevechten gekomen; het publiek had 'moordenaars! landverraders!'
geroepen, het was op vechten uitgedraaid en daarbij had, aldus een wachtmeester van de WA, de politie met de gummiknuppel uitsluitend op de WA-mannen ingeslagen; het publiek zou 'als overwinningsdemonstratie'
het Willlehnus aangeheven hebben." Dàt moest gewroken worden! Derhalve kwam de WA op de 17de met tachtig man in Naaldwijk opzetten: er was versterking uit Den Haag bij. In groepen van twintig werd gecolporteerd, waarbij de Naaldwijkers 'schiet ze dood! hang ze op! smeerlappen!'
riepen. Op het marktplein werden liederen tegen de NSB gezongen, de WA-mannen hieven hun lied 'De zwarte soldaten'
aan. In een minimum van tijd ontstond een massale vechtpartij; rijksveldwachters gingen charges uitvoeren en de W A-marmen bestormden tenslotte het politiebureau. Er werd geschoten, maar niemand werd geraakt. De WA kwam het bureau binnen, trof daar twee Duitse militairen aan en liet hen de Sicherheitspolizei in Den Haag opbellen teneinde assistentie te krijgen.
1 Brief, 26 mei 1941, van heerbanleider]. E. Feenstra aan A.]. Zondervan (a.v., 709). 2 'Verslag der gebeurtenissen op 3 augustus 1940 te Naaldwijk'
(NSB, 707).
Eén dag na dit Naaldwijkse gevecht was de binnenstad van Utrecht in rep en roer. De Ordnungspolizei gaf er op zondagavond een openluchtconcert; een NSB'er ging er naar zitten luisteren op een caféterras. 'Ca. half negen', aldus zijn relaas, 'ontstond rumoer en bleek dat het Uniegespuis (= RKSP plus de rest) het lef hadden, onder de muziek door 'Oranje Boven'
te gaan zingen. Toen bovendien enige W A-malUlen in uniform ten tonele verschenen ... was, wat men noemt, de boot aan. We zijn toen met geüniformeerde en niet-geüniformeerde kameraden, plus SS, Arbeidsdienst," Luftwaffe en Pionieren onder leiding van een Oberleutnant-SS rond anderhalf uur, dat was tot over 22 uur, bezig geweest om enigermate de orde te herstellen. De Utrechtse politie gedroeg zich als koekebakkers, saboteerde de zaak en trad alleen op als je er naast stond om te commanderen. Doch dan moest eerst demonstratief het nummer van de agent genoteerd worden om rapport te maken ... Het was werkelijk gezellig. Een viertal tegenstanders moesten naar het ziekenhnis, ter reparatie, en naar schatting hebben een veertig- tot vijftigtal in de nacht van zondag op maandag op hun buik moeten slapen omdat hun rug, plus het verlengde daarvan enigszins beurs was ... Het was werkelijk fraai.'"
Of een politiekogel inderdaad zijn dood veroorzaakt heeft, kon van Nederlandse zijde niet vastgesteld worden: op het stoffelijk overschot van Ton werd alleen door de Duitsers sectie verricht en het is mogelijk dat hij door een verdwaalde kogel uit een Duits wapen getroffen werd. Hoe dat zij - het gebeurde bracht in de NSB grote opwinding teweeg. Het Nationale Dagblad verscheen met de schreeuwende kop 'Kameraad Peter Ton vermoord'
en nog voordat enig onderzoek ingesteld was, gebruikte Mussert de 'moord op Peter Ton'
als aanleiding om te eisen dat eindelijk ingegrepen werd in het apparaat van politie en justitie. Op zondag kreeg hij van Ranter te horen dat deze de Haagse hoofdcommissaris van politie op staande voet afgezet had en dat hij de bij het incident betrokken politieagenten had laten arresteren." Dat was Mussert niet voldoende; hij drong er bij SeyssInquart op aan dat ook de Haagse procureur-generaal, mr. A. Brants, ontslagen zou worden en vervangen door de NSB' er van Genechten. Seyss-Inquart zegde hem dat toe.
Mussert kreeg evenwel meer dan hij verlangd had; de Reichskommissar en vooralook Ranter wilden van de gelegenheid gebruik maken om de leiding van de politie te centraliseren bij een nieuwe functionaris: een directeur-generaal van politie (dat zou, in eerste instantie althans, mr. Brants kunnen worden met wie Ranter uitstekend samenwerkte) terwijl, behalve de Haagse, nog twee andere procureurs-generaal moesten verdwijnen: die in Arnhem en Den Bosch. In Arnhem zou een NSB'er, mr. W. J. de Rijke, procureur-generaal worden, in Den Bosch zou Speyart van Woerden, zeer gehaat bij de NSB wegens de affaire-Oss, door een van de leden van zijn parket worden vervangen.
Dit alleswerd op maandag aan de secretaris-generaalvan justitie, Tenkink. meegedeeld. Diens reactie was: dan treed ik af Hij vertelde dat nog diezelfde dag in het college van secretarissen-generaal, maar al zijn ambtgenoten verzochten hem met klem, op dat besluit terug te komen. Er werd daags daarna, 10 september, zelfs een aparte vergadering voor belegd, waarbij Tenkink aanvankelijk stelde dat hij voor de werkzaamheden van NSB' ers als van Genechten en de Rijke geen enkele verantwoordelijkheid wilde
1 Een hunner moest in januari '42 voor het z.g. Vredegerechtshof verschijnen. In het arrest werd erkend dat de verklaringen van vijf-en-dertig door het hof gehoorde getuigen (met inbegrip van twee getuige-deskundigen) geen bewijs opgeleverd hadden dat de betrokken agent het dodelijk schot gelost had; hij had wel 'uit noodweer'
waarschuwingsschoten gelost. De procureur-generaal eiste vrijspraak; het Vredegerechtshoflegde twee weken gevangenisstraf op.'een fatsoenlijke Nederlandse rol te spelen'
; was samenwerking onmogelijk, dan zou het gehele college kunnen aftreden. Dat laatste ging voorzitter Snouck Hurgronje overigens te ver; hij zei, 'dat een dergelijke beslissing ook zelfs in dat geval niet genomen moet worden dan na diepgaande overwegingen, daar de enige consequentie van een dergelijke stap algemene diepe ellende voor het Nederlandse volk zou betekenen."
Tenkink zwichtte; hij beloofde dat hij het resultaat van een gesprek met van Genechten en de Rijke wilde afwachten. HlID stelde hij de vraag: 'Als de heer Mussert u wat zegt ell ik zou u wat anders opdragen, wie gehoorzaamt u dan?' '
U, meneer de secretaris-generaal'," was het te verwachten antwoord. Nadien kon Tenkink moeilijk zijn ontslag doorzetten. Hij bleef dus in functie en kon tot zijn eigen verbazing met de twee nieuw-benoemden redelijk goed opschieten; daarbij was van belang dat zij zich met een wezenlijk element in het beleid van Justitie: de bestrijding van het verzet, van ganser harte konden verenigen.
Robert van Genechten was als Vlaming geboren." Hij kwam in '95 in Antwerpen ter wereld; daar was hij juist met zijn gynmasiumstudie klaar toen in '14 de eerste wereldoorlog uitbrak. Hij week naar Nederland uit, ging in Utrecht rechten studeren maar keerde na een jaar naar bezet België terug waar hij in '16 zijn studie aan de door de Duitsers opgerichte Vlaamse universiteit te Gent voortzette. Onder de Vlaamse studenten die met de bezetter samenwerkten, was hij een der meest actieven. Dus vluchtte hij in november '18 opnieuw naar Nederland (bij verstek werd hij in Antwerpen tot acht jaar gevangenisstraf veroordeeld); in Utrecht verwierf hij in '24 cum laude de meesterstitel, drie jaar later promoveerde hij er, eveneens cum laude. Als advocaat en procureur associeerde hij zich met van Vessem. Bovendien werd hij in '28 als privaat-docent in de economie aan de Utrechtse universiteit toegelaten. In' 38 werd hem een professoraat aangeboden in Lausarme; hij weigerde, want hij was inmiddels met hart en ziel aan de strijd der NSB gaan deelnemen. In '34 (enkele jaren eerder was hij als Nederlander genaturaliseerd) hadhij zich vooral onder invloed van van Vessem bij de NSB
1 Csg: Notulen, 10 sept. 1940. 2 Getuige J. C. Tenkink, Enq., dl. VII e, p. 582. 3
Een intellectueel begaafde man dus, zij het niet zo begaafd als hij zelf meende. Karakter en temperament waren evenwel beide onevenwichtig: hij was een eerzuchtige en onbeheerste doordraver, even militant als krampachtig, vervuld, aldus Goedewaagen, 'van een onredelijk ressentiment tegen ieder die meer of hoger resultaat in zijn leven boekte."
Als procureurgeneraal overtrad hij spoedig de gebruikelijke normen toen hij in november de officieren en substituut-officieren van justitie in zijn ressort van een deel van hun onafhankelijkheid trachtte te beroven door hun te gelasten dat zij bij elke vervolging van 'misdrijven met een politieke zijde'
(van personen bijvoorbeeld die in de meidagen NSB' ers mishandeld hadden of die later NSB'
ers voor 'landverrader'
hadden uitgemaakt) overleg mel hem moesten plegen omtrent de te stellen eis. 2 Het was een lastgeving waartegen in de vergadering van secretaris-generaal Tenkink met zijn procureurs-generaal slechts door één hunner protest aangetekend werd; Tenkink was het met van Genechten eens: hij vond dat de rechterlijke macht lang niet genoeg rekening hield 'met de gewijzigde tijdsomstandigheden'
en dat was met name ook het standpunt van de Amsterdamse procureur-generaal, van Thiel: 'de zittende magistratuur zit zijns inziens namelijk te hoog en rijdt nog steeds op haar oude stokpaardje."
Peter Ton werd door de NSB als een politieke martelaar beschouwd: het WA-vendel waartoe hij behoord had, kreeg zijn naam," zijn begrafenis (het was overigens de bedoeling dat hij 'in de toekomst'
herbegraven zou worden
'een mausoleum op de Goudsberg'
te Lunteren''
) moest een imposante demonstratie worden. Uit het gehele land werden de W A-marmen er voorJ.
ondanks dit verbod ging de betrokken WA-man naar de begrafenis toe; hij werd ontslagen. Zo deden zich in den lande nog enkele gevallen voor. Bij de Nederlandse Spoorwegen stelde president-directeur Goudriaan aanvankelijk vast dat men Musserts instructie diende te volgen - voor Hupkes eens te meer een bewijs dat Goudriaan voor zijn functie niet deugde. Secretaris-generaal Spitzen bepaalde dat alleen het in Den Haag gestationeerde spoorwegpersoneel verlof mocht krijgen.
Aan Tons graf werd namens Mussert door van Genechten gesproken. Dat hij voortgezette strijd aankondigde tegen 'de duistere machten van de Vrijmetselarij, van het Jodendom en van het Jezuïetisme', sprak vanzelf. Minder vanzelf sprak het dat hij uitriep: 'Wij zullen de macht overnemen en de rust en de orde hier handhaven!'
2 Deze ene zin, algemeen in de pers weergegeven, wakkerde de geruchten aan, dat 'de NSB aan de macht kwam.'
Over de tweede helft van die zin ('Wij zullen de rust en de orde hier handhaven!'
) deed Tenkink zijn beklag bij Rauter en van Genechten werd bij deze op het matje geroepen: voor het handhaven van 'de rust en de orde'
was de bezetter verantwoordelijk, niet de NSB! Bovendien zond
1 Brief, 12 sept. 1940, van de commandant vendel I, ban 17 van de WA aan A. J. Zondervan (a.v., 941). 2 Het Nationale Dagblad, 12 sept. 1940.'te blijven regeren door tussenkomst van de Nederlandse administratie'
, zo werd in de notulen van het college vastgelegd. 'De heer Seyss-Inquart knoopte 11Îernog enkele woorden van waardering aan vast voor de secretarissen-generaal. Betreffende de benoeming van NSB' ers zeide de Rijkscommissaris nog uitdrukkelijk dat het zijn wens is, dat deze zich in hun ambtennimmerop eenpartijstandpunt zouden stellen.'!