Hitler verplichtte zich dan ook, strikt genomen, tot niets toen hij met waardering over Musserts denkbeeld van de Bond van Germaanse volken sprak; hij noemde het Nederlandse volk 'een parel onder de Germaanse volkeren. Volgens zijn rassengeleerden werden in Nederland en in N oorwegen de allerbeste vertegenwoordigers gevonden van het Germaanse ras' (verslag van van Geelkerken) 'Für die Niederlande bleibe, sa erklärte der Führer, die Selbständigkeit im grossen germanisthen Staatenbund gewahrt' (verslag van Schmidt) - de vraag hoe ver die 'zelfstandigheid'
zou gaan, werd opengelaten.