Van Rossem was in '94 in Vlaanderen geboren. In de eerste wereldoorlog was hij in Gent gaan studeren. Als 'activist'
was hij na afloop van de oorlog naar Nederland gevlucht. Hij maakte later zijn studie in de Romaanse talen in Amsterdam af en was in '40 leraar-Frans aan het Christelijk Lyceum te Zwolle. Vóór de oorlog was hij een paar jaar lid geweest van de NSB en zijn nationaal-socialistische sympathieën stak hij in '40 niet onder stoelen of banken. In september klaagde de Ortsleommandant bij de rector van zijn lyceum over het anti-Duitse optreden der leerlingen. De rector riep daarop docenten en leerlingen in de aula bijeen en noemde in zijn toespraak het Duitse volk 'een cultureel hoogstaand volk'
. Zeven leraren stonden toen demonstratief op en verlieten de aula onder het applaus der kinderen. Twee van die leraren werden de dag daarna door de Sicherheitspolizei gearresteerd; degeen tegen wie men het meeste bewijsmateriaal bezat (aantekeningen die van Rossems zoon tijdens de les gemaakt had), werd vijftien maanden vastgehouden. Op de school werd algemeen aangenomen dat van Rossem zijn collega's gedenuncieerd had.'
Dat kan er toe bijgedragen hebben dat hij zich graag beschikbaar stelde om, met een door Seyss-Inquart ondertekende machtigingsbrief, links en rechts onderzoekingen te gaan instellen op scholen vanwaar hem en zijn medewerkers (twee leraren, beiden lid van de NSB) klachten over anti-Duits of anti-NSB-optreden bereikt hadden. Bij dat alles trad van Rossem zo onbehouwen op dat hij de rust eerder schaadde dan bevorderde. Van Dam wist hem met zijn beide medewerkers na zes maanden terzijde te schuiven. Van Rossem keerde toen mèt zijn pro-Duitse sympathieën naar het onderwijs terug; wij willen niet onvermeld laten dat hij later, niet zonder risico, in enkele gevallen hulp bood aan vervolgde Joden.