Johan Westerveld was in 1881 geboren. Hij werd beroepsofficier bij het wapen der artillerie, maar na de eerste wereldoorlog nam hij ontslag uit de militaire dienst en ging hij zijn heil zoeken in het bedrijfsleven. In de jaren '30 was hij bedrijfsleider bij een verkooporganisatie van het Unileverconcern in Duitsland en in de zomer van '
40 kreeg hij na zijn demobilisatie een vooraanstaande functie bij hetzelfde concern in Rotterdam. Anders dan Röell die als autoritair denkende generaal van de politieke partijen niets hebben moest, had overste Westerveld een zuiver begrip voor de positie van een militair apparaat in een parlementaire democratie: dat apparaat moest niet heersen maar dienen. Hij zocht dus contact met personen die, naar hij meende, in het bevrijde Nederland in de politieke sector veel invloed zouden hebben: Colijn, Vorrink, Joekes. Met Vorrink (die grote waardering voor hem kreeg) ging hij regelmatig overleg plegen. Intussen bouwde hij zijn organisatie verder op. Hij kreeg een aantal adressen van de secretaris van de organisatie der Bijzondere Vrijwillige Landstorm, kapitein G. F. Boulogne. Daarnaast schakelde hij voor het leggen van contacten in de provincies een driemanschap in, dat, naar het schijnt, uit zichzelf op het denkbeeld gekomen was, een soort OD op te richten. Dat driemanschap bestond uit een propagandist van een christelijke vakbond, H. van As (Utrecht), een verkoopdirecteur van een verffabriek, G. H. J. Rooze (Haarlem) en een bedrijfseconoom, ir. L. C. Vervooren (Amsterdam). Hoe zij onderling het werk verdeelden, staat niet precies vast; wèl weten wij dat de OD (de 'eerste OD'
) eind '40 in vrijwel alle delen van het land in opbouw was.