Al dat werk was verboden en strafbaar. Wij hebben echter de indruk dat de bezetter het niet te zwaar opnam. Natuurlijk, het inzamelen van steungelden en het doorgeven van parolen waarin tot verzet tegen zijn beleidsdaden opgeroepen werd, tolereerde hij niet, maar dat hier en daar groepjes Nederlanders bijeenkwamen die, uitgaande van beginselen die hij, de bezetter, uit de tijd achtte, spraken over dingen die gebeuren moesten na een 'bevrijding'
waar hij niet geloofde, liet hem betrekkelijk onverschillig. Mochten die discussiesover de toekomst formeel gesproken al illegaal zijn, de bezetter had met zijn politie-organen illegale activiteiten te bestrijden die hij veel belangrijker achtte omdat zij rechtstreeks en hie et nunc tegen hem gericht waren. Anderzijds werden die discussiesover de toekomst ook door zeer velen onder diegenen die illegale bladen uitgaven, spionage bedreven, sabotage pleegden, Geallieerdekrijgsgevangenen over de grens hielpen, voor onderduikers zorgden of overvallen uitvoerden, niet als 'echt'
illegaal werk beschouwd. In vele verzetsgroepen kwam spoedig de neiging naar voren, de vooroorlogse politieke partijen van inactiviteit te beschuldigen, althans van een gebrek aan activiteit. Men begreep wel dat politieke figuren die vóór de oorlog nationale bekendheid genoten hadden, al door het feit dat vrijwel iedereen wist wie zij waren, een belangrijk extra-risico liepen. Dat vormde voor Vorrink en Telders, om slechts dezen te noemen, geen beletsel om hun
Illegalireir/Verzer, Nederlandse (bezet gebied)
Telders, B. M.
Vorrink, J. J.
leven in de waagschaal te stellen. Andere politieke voormannen daarentegen, van wie wellicht Romme en Oud vóór de oorlog het bekendst geweest waren, onthielden zich van deelneming aan het illegale werk.l