Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 5 – Maart '41 – juli '42 (1e band)
Alle delen:
XCEerste reacties 'Nederlanders, blikt naar het oosten!' Opheffmg der politieke partijen Publieke opinie De Sowjet-Unie houdt stand 9 2 102 137 149 173 Hoofdstuk 3 Vrij baan voor de NSB! 181
XCNSB contra NSNAP Seyss-Inquart bij Hitler De NSB 'enig toegelaten partij' Nationaal Front Nederlandse Unie Twee eedsafleggingen Opnieuw; de gehate minderheid 186 192 198 20 4 208 221 232 Hoofdstuk 4 - Gelijkschakeling 241
Bestuursapparaat Goedewaagen en-zijn departement Kultuurkamer en Kultuurraad Pers Radio Van Dam en het onderwijs Bijzonder onderwijs: het eerste treffen Vakcentrales Het katholiek réveil CNV Organisaties van werkgevers Naar het Nederlands Arbeidsfront Landbouw-organisaties Verenigingswezen Organisaties op het gebied van de volksgezondheid Balans 25° 263 27 1 282 324 336 354 368 381 4°° 4°3 4°7 410 415 4 2 3 435 Hoofdstuk 5 Verscherpte controle 44 1 Het persoonsbewijs De politie Terugblik 445 458 473 Hoofdstuk 6 - Naar het ghetto
XCJoodse Coördinatie.:.Commissie en Joodse Raad Registratie der Joden Isolering Visser contra Cohen Roof Overzicht 5 0 8 5 2 9 543 573 583 612
XCOp 14 maart 1941 stond het in de bladen te lezen: achttien verzetsstrijders waren door de Duitsers gefusilleerd.
XCHet bericht maakte diepe indruk. Zeker, de bezetting hàd al mensenlevens gevergd: de slachtoffers die in Amsterdam bij het neerslaan van de Februaristaking door Duitse kogels getroffen waren. Hoeveel het er geweest waren, was niet bekend; geruchten deden de ronde waarin van grote aantallen sprake was. Terwijl evenwel bij hun dood het toeval een rol gespeeld had, was bij de achttien geëxecuteerden sprake geweest van een Duits wilsbesluit het doodvonnis dat niet door toepassing van het gratierecht opgeheven was. Medeleven en verontwaardiging vlamden op - medeleven met de families der geëxecuteerden, verontwaardiging jegens de Duitsers. Achttien doden! Hoeveel zouden nog volgen? Het was een benauwende vraag.
XCMaar nog geen twee weken na die rade maart klampten opeens talloze N ederlanders zich aan de verwachting vast dat het einde der verschrikkingen in zicht was.
XCDie reactie deed zich voor op donderdag de 27ste.
XCDe duizenden, tienduizenden wellicht die op die dag in alle delen des lands, zoals gewoonlijk, 0111 kwart voor twee 's middags naar de Nederlandse nieuwsuitzending van de European Service der BBC gingen luisteren (een verboden handeling maar er was niet veel angst voor controle), hoorden de omroeper eerst aankondigen dat hij elk ogenblik 'belangrijk nieuws' verwachtte uit Belgrado, de hoofdstad van Joegoslavië; toen kwamen 'de gebruikelijke kleinigheden: bommenwerper neergeschoten, schip getorpedeerd, luchtaanvallen. Weinig schade, weinig doden." Maar dan! In Joegoslavië, zo hoorde men opeens, had zich een staatsgreep voorgedaan: prinsregent Paul was met zijn kabinet afgezet, de zeventienjarige troonopvolger had als Peter II het gezag aanvaard, een nieuw kabinet werd gevormd.
XCTwee dagen tevoren, op 25 maart, was de Joegoslavische regering bezweken voor de Duitse druk.: prins-regent Paul en zijn ministers hadden zich bij het Driemogendhedenverdrag aangesloten dat eind september' 40 tussen
XC1 A. van Boven (ps. van A. van de Kamp): Jan Jansen in bezet gebied. Oorlogsdagboek van een ambtenaar (1946), p. 48.
Duitsland, Italië en Japan tot stand gekomen was. Berlijn had van een eclatant diplomatiek succes gesproken. Maar de staatsgreep van de 27ste betekende kennelijk dat door die aansluiting een streep gehaald werd. Wat zich in Belgrado afgespeeld had, zag er uit als een klap in Hitlers gezicht. En als een zwakke Balkanstaat het Derde Rijk durfde tarten, stond het er dan met dat Derde Rijk niet veel slechter voor dan het zelf beweerde?
XCIn die eerste maanden van' 41 werd Hiders beleid door het besluit bepaald dat, toen Engeland doorvocht, in de tweede helft van '40 steeds vaster vorm aangenomen had: in de voorzomer van '41 zou de Sowjet-Unie overvallen worden. Medio december waren de directieven naar de Wehrmacht uitgegaan; zij hielden in dat alle voorbereidingen voor de inzet van een vernietigend offensief-op IS mei voltooid moesten zijn. zulks impliceerde dat er rust moest heersen in het belangrijke flankgebied dat gevormd werd door de Balkan - rust vooral daarom omdat de Duitse aardolie voor het overgrote deel afkomstig was uit Roemenië. Tot Hiders ergernis had evenwel zijn Italiaanse bondgenoot Mussolini die rust verstoord door eind oktober' 40 van Albanië uit Griekenland aan te vallen; de Grieken hadden stevig van zich afgebeten; de Italiaanse strijdkrachten waren spoedig op Albanees gebied teruggedrongen. Begin december had Hider besloten, Italië op de Balkan te hulp te komen: op een nader te bepalen datum zouden de Duitsers Griekenland binnendringen, voorlopig niet verder dan tot Athene en omgeving. Dat konden zij (zie de kaart op pag. 7) alleen doen via Joegoslavië of via Roemenië en Bulgarije. Roe~enië en Bulgarije waren tot medewerking bereid. Roemenië had zich al in de herfst van '40 bij het Driemogendhedenverdrag aangesloten en ondanks Russische en Engelse waarschuwingen volgde Bulgarije dat voorbeeld op I maart '41. De tien Duitse divisies die in de winter van' 40 op '41 in Roemenië geconcentreerd waren, trokken nadien zuidwaarts naar de Griekse grens. Medio maart gelastte Hider dat zij, werd het offensief eenmaal ingezet, heel Griekenland dienden te veroveren.
XCDe uitbreiding van die opdracht was logisch. Immers, in Griekenland waren inmiddels Britse troepen aangekomen, aangevoerd uit Noord-Afrika.
XCChurchills oorlogskabinet had voor een uiterst moeilijke beslissing gestaan. Het was duidelijk dat de Duitse strijdkrachten die naar de Balkan getransporteerd waren, Griekenland zouden aanvallen. Was het verantwoord, de
Britse strijdmacht die diep in Libye stond, te verzwakken door een deel naar Griekenland te zenden? Zou dat niet weer tot een fiasco leiden, te vergelijken met de smadelijke Engelse aftocht uit Noorwegen in de lente van '40? Anderzijds: was het niet zo dat als men Griekenland geen hulp bood, die terughoudendheid niet alleen in Engeland en de staten van het' Britse Gemenebest maar vooralook in bezet Europa en in Amerika een deplorabele indruk zou maken? 'The disadvantages of leaving Greece to her fate will be certain and far-reaching', rapporteerden de Britse Chiefs of Staf{ aan Churchills , oorlogskabinet, maar 'even the complete failure of an honourable attempt to help Greece need not be disastrous to our future ability to defeat Germany ... On balance we think the enterprise should go forward.'1 Bij die conclusie had het kabinet zich op 24 februari aangesloten. Niet dat men die 'complete failure' voor zeker hield! Misschien zou het mogelijk blijken, de Duitsers te stuiten - en dat feit zou van beslissende invloed kunnen zijn op de houding van Turkije en Joegoslavië.
XC, Engelands zaak was in Joegoslavië populair: de Serven hadden in de eerste wereldoorlog aan de zijde van Frankrijk, Engeland en Rusland gevochten en het nieuwe koninkrijk dankte zijn ontstaan aan de overwinning der Geallieerden in 1918. Joegoslavië was overigens een verdeeld en brokkelig geheel gebleven en van de dynastie die van Servische oorsprong was, was niet voldoende bindende kracht uitgegaan. Koning Alexander I en zijn ministers waren niet in staat geweest, de tegenstellingen tussen de verschillende volkeren (Serven, Kroaten, Slowenen, Bosniërs, Montenegrijnen, Macedoniërs) te bezweren. Die tegenstellingen hadden de koning ook het, leven gekost: in samenwerking met Kroatische fascisten hadden terroristen uit Macedonië hem in 1934 in Marseille vermoord. Kroonprins Peter was toen elf jaar. Nadien werd het koninklijk gezag door een regent uitgeoefend: een broer van Alexander, prins Paul. 2 Ook de prins-regent stond in zijn hart aan Engelands kant. Voor de meeste van zijn ministers gold trouwens hetzelfde. Maandenlang hadden zij geweigerd, zich bij het Driemogendhedenverdrag aan te sluiten, ~ulks mede daarom omdat zij volgens de letter van dat verdrag verplicht konden worden, aan Duitslands zijde aan de oorlog deel te nemen. Hitler en zijn minister van buitenlandse zaken, von Ribbentrop, waren die aansluiting blijven eisen, Hitler in een gesprek dat hij begin maart met prins Paul gevoerd had. Er was
XC1 Aangehaald in (United Kingdom, Cabinet Office) History of the Second World War. Military Series. J. R. M. Butler: Grand Strategy, dl. II (1957), p. 442-43. (Verder aan te halen als Butler: Grand Strategy, dl. II). 2 Er waren eigenlijk drie regenten maar van hen drieën was 'prins Paul veruit de invloedrijkste.
tenslotte een ultimatum gesteld. Wat zou gebeuren als men dat verwierp? Duitsland had een verpletterende militaire overmacht en Joegoslavië zou, als het zich blééf verzetten, niet alleen met Duitsland te maken krijgen: Duitslands bondgenoten Hongarije en Bulgarije aasden op grote stukken Joegoslavisch gebied. Prins-regent Paul en zijn ministers zwichtten. '1 wish 1 were dead', verzuchtte Paul tegen de Amerikaanse gezant op de avond waarop de beslissing viel; maar nog diezelfde avond kwam de chef van de luchtmacht, generaal Simowitsj, een vurige Servische patriot, de regent verontwaardigd voorhouden dat hij een eerloos en bovendien onverstandig besluit genomen had: natuurlijk zou Duitsland uiteindelijk de wereldoorlog verliezen, 'Engeland', zei de generaal, 'verliest alle veldslagen behalve de Ïaatste.'!
XCOp dinsdag 25 maart ondertekenden [oegoslavië's minister-president en minister van buitenlandse zaken in Wenen het protocol waarbij Joegoslavië zich bij het Driemogendhedenverdrag aansloot. Een geheime toevoeging bepaalde dat van Joegoslavië noch bij verdere operaties op de Balkan noch bij veldtochten elders hulp gevraagd zou worden en dat het bij een uiteindelijke vredesregeling in Europa het Macedonische deel van Griekenland zou verwerven met inbegrip van de havenstad Saloniki. Maar wat waren Duitse toezeggingen waard? Trouwens, het enkele feit al van de publieke alliantie met Hitler en Mussolini leidde met name in Servische nationalistische kringen op woensdag 26 maart tot felle verontwaardiging. Men voelde zich verraden. Er werd geroepen om actie - en die actie kwam: in de nacht van woensdag op donderdag liet generaal Simowitsj een staatsgreep uitvoeren. Deze verliep vlot: er werd geen schot gelost. Prins Paul bood geen verzet en werd naar Griekenland weggewerkt, de jeugdige Peter zou als koning optreden en Simowitsj zou een nieuwe regering vormen. Radio Belgrado riep dat alles om en op die bewogen 27ste maart trokken enthousiaste betogers door de straten van de Joegoslavische hoofdstad; een grote menigte stond er te juichen voor de Engelse legatie.
XC'Joegoslavië heeft zich tegen Hitler gekeerd!' Dàt was het grote nieuws dat op donderdagmiddag en donderdagavond in bezet Nederland van mond tot mond doorgegeven werd. Hier en daar waren er wel realisten die aannamen
1 Aangehaald in Dragisa N. Ristié: 1941 (1966), p. 73, 74.
dat de Joegoslaven de strijd met Duitsland (die onvermijdelijk leek) zouden verliezen, maar Hitler zou die overwinning in elk geval niet geschonken krijgen: hij zou er voor moeten vechten. 'Het kost hem olie, het kost hem soldaten!" Andere Nederlanders, misschien wel vele andere, oordeelden optimistischer: moest men het feit dat slimme Balkan-politici zich openlijk tegen Hitler durfden keren, niet als bewijs zien dat het er met Duitsland slecht voor stond? En hoe zou Italië na al zijn falen in Albanië en NoordAfrika, op die nieuwe tegenslag reageren? Hoe Duitsland op Italië's eventuele ineenstorting ? Was daar op de Balkan niet een machtig, door de Engelsen gesteund front in opbouwen zou alleen al dàt feit de Duitsers er niet van overtuigen dat hun positie hopeloos werd? Was die staatsgreep in Belgrado dus niet eigenlijk het beslissende keerpunt? 'Welk een dag', noteerde een dagboekschrijver in Amsterdam, 'Revolutie in Yoego Slavië! De twee ministers die het Driemogendhedenpact met de heer Joachim von Ribbentrop ondertekend hebben, in de bajesopgesloten. Prins Paul op de vlucht, koning Peter gekroond, het volk davert van enthousiasme.'
XCMaar in Amsterdam was het enthousiasme niet geringer:
XC'Op straat zijn de mensen dol van opwinding! Dàt was het, ieder heeft het gehoord. In de kruidenierswinkel tracteerde de loopjongen op sigaretten!
XCWelk een dag!' - dag met groot nieuws, niet alleen uit Joegoslavië trouwens, want 111 Abessynië hadden de Italianen twee vestingen moeten prijsgeven:
XC'Cherem gevallen, Hanna veroverd! Het kan eenvoudig niet op! 27 maart 1941, welk een dag!"
XCDie opluchting, die vreugde, die uitgelatenheid, - zij hadden alles te maken met de toenemende druk van ruim tien maanden bezetting, met de groeiende verontwaardiging over het optreden van Duitsers en NSB' ers - niets daarentegen met de werkelijke politieke en militaire krachtsverhoudingen in de lente van '41.van Boven:p.S. de Vries Jr.: Dagboek,maart(Collectie dagboeken, nr.
1 A. 48. 2 27 1941 174).
XCNog op dezelfde dag waarop hem het bericht van de staatsgreep in Belgrado bereikte, besloot Hitler, Joegoslavië militair te vernietigen en het land in brokken te verdelen. Vanuit het noorden en, in het oosten, van Bulgarije uit zouden Duitse strijdkrachten Joegoslavië binnendringen. De gebieden die vóór de eerste wereldoorlog deel hadden uitgemaakt van het oude Oostenrijk-Hongarije zouden grotendeels aan Gross-Deutschland toegevoegd worden, maar ook Hongarije en Bulgarije zouden gebiedsuitbreiding krijgen. Het grootste deel van Joegoslavië zou Hitler aan Mussolini overlaten, alleen het vroegere Servië zou onder Duitse Militärverwaltung geplaatst worden, Kroatië tenslotte (waar een fascistische stroming bestond) zou autonomie krijgen.
XCAI die territoriale regelingen stelde Hitler op 3 april vast.
XCDrie dagen later, op zondag de öde, werd het offensief ingezet. Het was door de Duitse militaire staven snel geïmproviseerd - en niet zonder bezorgdheid: zouden de Duitse tanks in het goeddeels bergachtige terrein dat zich uitstekend voor de guerrilla leende, wel snel genoeg kunnen oprukken? Hitler voorzag een langdurige en misschien wel moeilijke strijd. Maar het viel hem mee. Het Joegoslavische centrale bestuursapparaat werd op de ochtend waarop de strijd ontbrandde, lamgeslagen door een zware luchtaanval op het centrum van Belgrado waarbij enkele duizenden slachtoffers vielen. De mobilisatie van de Joegoslavische troepen liep in het honderd; .hele regimenten, met name die welke afkomstig waren uit Kroatië (waar men zich steeds bij Servië achtergesteld gevoeld had), weigerden te vechten; de guerrilla, waarvoor niets voorbereid was, kwam niet van de grond en zelfs in bergachtige streken werd verzuimd bruggen op te blazen. Na elf dagen capituleerde het opperbevel, koning Peter II en minister-president Simowitsj ontkwamen ternauwernood per vliegtuig naar Griekenland.
XCIn dat laatste land (dat, evenals Joegoslavië, op 6 april aangevallen werd) rukten de Duitsers iets minder snel op: hier en daar boden Griekse maar vooral ook Britse eenheden hardnekkige weerstand; dan gaf de Duitse superioriteit in de lucht en te land de doorslag. Het Griekse opperbevel
1 Deze en de overige paragrafen in ons werk waarin wij een samenvatting geven van de strategische plannen der oorlogvoerende partijen alsmede van het oorlogs verloop, zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de groep uit de van de officiële Engelse op de algemene delen van de officiële Amerikaanse serie en op het officiële Russische werk (in Duitse vertaling) Voor dit deel was speciaal nog van belang het werk van A. Hillgruber:
verdeling van Joegoslavië
capituleerde op 21 april, nog voor de Duitsers Athene bereikt hadden; vandaar wisten koning George II en zijn ministers (de minister-president had zelfmoord gepleegd) het eiland Kreta te bereiken. In Athene vormde de ex-opperbevelhebber van het leger dat tegen de Italianen gevochten had, generaal Tsolakogloe, op de zöste een kabinet dat bereid was met de Duitse bezetter samen te werken. Vier dagen later verlieten de laatste Britse troepen kleine haventjes in het zuiden van de Peloponnesus. Van de totale Britse strijdmacht van ca. zestigduizend man wist drie-vierde te ontkomen, echter met achterlating van vrijwel al hun oorlogstuig.
XCEn een nieuwe tegenslag volgde.
XCAl enkele maanden lang hadden Hiders naaste militaire adviseurs er op aangedrongen dat tegelijk met of spoedig na de operaties op de Balkan het eiland Malta veroverd zou worden dat, zolang het in Engelse handen was, de toevoer naar de Duits-Italiaanse strijdkrachten in Noord-Afrika bemoeilijkte. Hitler legde dat advies naast zich neer. Op raad van generaal Student (die inmiddels hersteld was van de verwonding die hij op dinsdagavond 14 mei '40 in Rotterdam opgelopen had) besloot hij, met inzet van Duitse parachutisten en luchtlandingstroepen Kreta te veroveren. Op 20 mei daalden de eerste parachutisten op het eiland neer; tien dagen later was het geheel in Duitse handen, zij het dat het Luftlandekorps (dat een bijzonder gedurfde operatie uitgevoerd had) deerlijk gehavend was. Maar ook de Britten hadden, eerst bij de verdediging, later bij de evacuatie van Kreta, zware verliezen geleden, niet alleen aan troepenen voorraden maar ook aan marine-eenheden en koopvaardijschepen.
XCVanmaand tot maand werd de gehele Britse positie in het Midden-Oosten ernstiger bedreigd.
XCEind april had Rommels Afrika Korps Wavells strijdkrachten die verzwakt waren door de divisies die naar Griekenland overgebracht waren, weer naar de Egyptische grens teruggedrongen; alleen de havenstad Tobroek bleef in Britse handen. In mei moesten de Britten een pro-Duitse opstand in Irak neerslaan. Zij begonnen toen ook, met steun van Franse strijdkrachten die zich aan de zijde van generaal de Gaulle geschaard hadden, moeizaam door te dringen in de Franse kolonie Syrië waar de machthebbers trouw gebleven waren aan het Vichy-bewind.
XCOf de Engelsen op den duur Egypte en het Suezkanaal zouden kunnen behouden, leek zeer de vraag.
XCEn in het algemeen zag Hitler in de lente van ' 41 geen reden om er aan te twijfelen dat de eindoverwinning zeker was. Haast had hij wèl: Amerikaanse hulp zou Engeland in staat kunnen stellen, lange tijd het hoofd te bieden aan de Duitse militaire macht, De veldtocht in de Sowjet-Unie zou evenwel, zo meende hij, spoedig beslist zijn. Nadien voorzag hij geen moeilijkheden voor Duitslands grondstoffenpositie. En zou hij, heer en meester van het gehele Europese continent, dan niet de Krlegsmarine en de Luftwaffe dusdanig kunnen uitbreiden dat hij Engeland van de toevoer overzee grotendeels of zelfs geheel zou kunnen afsnijden? De Endsleg leek slechts een kwestie van tijd - en misschien zou Engeland al tot bezinning komen wanneer het later in '4I, als de Sowjet-Unie verslagen was, door nieuwe Duitse offensieven zijn gehele positie in het Midden-Oosten en in het gebied van de Middellandse Zee zou moeten prijsgeven.
XCInderdaad had Hitler, wat de Engelsen betrof, in de lente van ' 41 in menig
opzicht reden tot optimisme. Hun toevoer, de onmisbare grondslag van hun oorlogseconomie en oorlogsproductie, kwam in ernstige moeilijkheden te verkeren. De koopvaardijvloot waar zij begin' 41 over konden beschikken (21 miljoen bruto registerton) was door alle verliezen en als gevolg van het feit dat ten tijde van Frankrijks capitulatie talrijke Franse schepen in Franse havens gebleven waren, al tegen de 2 miljoen ton kleiner dan bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Ook kon die geslonken vloot minder goederen vervoeren: bijna alle schepen moesten in langzame convooien varen, ze moesten omwegen maken, ze moesten in overvolle havens vaak weken wachten voor zij gelost of geladen werden; werven die men voor nieuwbouw had kunnen gebruiken, waren nodig voor het uitvoeren van tijdrovende reparaties. En de scheepsverliezen stegen. In de lente van' 41 stegen zij bepaald in een angstwekkend tempo. Dat, terwijl de Kriegsmarine regelmatig niet meer dan ruim dertig U-Boote in de vaart had - en men nam in Londen aan dat het er tegen het einde van het jaar ca. honderd zouden zijn. Bovendien werden de scheepvaartroutes bij Engeland van begin '41 af met opvallend succes bestookt door Duitse lange-afstands-bommenwerpers. Begin' 41 hadden voorts het Duitse slagschip 'Admiral Scheer', de slagkruisers 'Scharnhorst' en 'Gneisenau' en de zware kruiser 'Hipper' op de Atlantische Oceaan niet alleen vrachtschepen tot een totaal van 200 000 ton tot zinken gebracht maar bovendien de convooien die aan die Duitse eenheden ontkwamen, dermate gedesorganiseerd dat groot tijdverlies optrad. Het was de bedoeling dat de 'Scharnhorst' en de 'Gneisenau' (die zich in Brest bevonden) eind april opnieuw zouden uitvaren in combinatie met twee eenheden die uit de Noordzee zouden trachten uit te breken: de kruiser 'Prinz Eugen' en Duitslands gloednieuwe slagschip 'Bismarck'. De 'Scharnhorst' en de 'Gneisenau, beschadigd door Engelse bommen, moesten verstek laten gaan, maar de 'Prinz Eugen' en de 'Bismarck' wisten inderdaad aan de aandacht van de Engelse Home Fleet te ontsnappen en de Atlantische Oceaan te bereiken. Vooral de 'Bismarck' vormde daar een dodelijk gevaar. Pijnlijk bleek de kracht van deze Duitse eenheid, toen, in de buurt van Groenland, op 24 mei één salvo dat toevallig een kwetsbaar punt trof, voldoende was om het oude Engelse slagschip 'Hood' op te blazen. Een enerverende jacht volgde. Men kon op de Engelse Admiralty pas weer verlicht ademhalen toen de 'Bismarck', door luchttorpedo's stuurloos gemaakt, op 27 mei niet ver ten westen van Brest in de golven wegzonk; de 'Prinz Eugen' wist Brest binnen te lopen.
XCVerlicht ademhalen, omdat althans van de 'Bismarck' geen gevaren meer te duchten waren. Overigens bleven er, met het oog op het verloop van de strijd ter zee, zorgen te over. In de zes maanden van januari tot en met juni '41 ging van de totale transportvloot waar Engeland en zijn bondgenoten
over beschikten (21 mln ton, wij noemden dat cijfer reeds), niet minder dan 2.8 mln verloren. Dat zou op een jaarlijks verlies neerkomen van 5.6 mln ton. De scheepswerven van Engeland en van alle Commonwealth-landen hadden tezamen per jaar een nieuwbouw-capaciteit van niet veel meer dan I mln ton. Engeland was dus bezig, de vitale strijd ter zee te verliezen. Een doortrekken van de ontwikkelingslijnen die zich in de lente van '41 aftekenden, hield in dat Engeland zijn eigen oorlogsproductie en oorlogseconomie niet op peil' zou kunnen houden, laat staan beslissende militaire operaties overzee ondernemen.
XCVanmaand tot maand werd duidelijker dat Engeland zonder grootscheepse Amerikaanse 'hulp niet in staat zou zijn, het hoofd boven water te houden.
XCVoor die hulpverlening werd begin' 41 een nieuwe basis gelegd. President Roosevelt wist dat Engelands dollarreserves uitgeput raakten. Daar werd iets op gevonden: de president vroeg bij het Congres machtiging aan, goederen die van belang waren voor de verdediging van landen die zich tegen Duitsland, Italië of Japan verzetten, aan die landen te lenen of te verpachten; voorshands zou van betaling dus geen sprake zijn. Het betrokken wetsontwerp, de Lel1d-Lease-Bill werd na heftige debatten (er was nog steeds in de Verenigde Staten een sterke isolationistische stroming) begin februari goedgekeurd door het Huis van Afgevaardigden (260 stemmen vóór, 165 tegen) en een maand later door de Senaat (62 vóór, 33 tegen). Maar de oplossing van de betalingsproblemen betekende nog niet dat de transportproblemen uit de wereld waren. Ook op dat gebied kwam Roosevelt de Engelsen te hulp: Engelse oorlogsschepen mochten op Amerikaanse werven gerepareerd worden, eind april nam de Amerikaanse vloot in de westelijke helft van de Atlantische Oceaan het patrouilleren van de Engelsen over. Ook werd in maart afgesproken dat het kleine Engelse garnizoen op IJsland door een Amerikaans vervangen zou worden en voorts werd van Amerika uit begonnen aan een vaste luchtverbinding naar Aequatoriaal Afrika, zodat bommenwerpers die de Engelsen in de Verenigde Staten verworven hadden, via die route naar het Midden-Oosten overgevlogen konden worden. Tenslotte werden opleidingsscholen van de Amerikaanse luchtmacht opengesteld voor de training van Britse oorlogsvliegers.
XCOok uit andere maatregelen bleek dat Roosevelt vastbesloten was om, blijvend eerder binnen de letter dan binnen de geest van de Amerikaanse neutraliteitswet, Engeland een maximum aan hulp te bieden. Zou het voldoende zijn? Veel militaire kracht konden de Verenigde Staten zèlf nog niet ontwikkelen. Een in twee decennia opgelopen achterstand kon niet in korte tijd ingehaald worden. Toen Roosevelt, bevreesd voor een Duitse door
stoot naar Gibraltar, eind mei '41 bevel gaf, plannen te maken voor de bezetting van de Portugese Azoren, kon men in de Verenigde Staten met moeite twee gevechtsklare divisies vinden; aan munitie was voor die kleine strijdmacht slechts de helft beschikbaar van hetgeen de bevelhebber van de expeditie (die niet doorging) essentieel geacht had.
XCDe Duitsers hadden op dat moment meer dan 175 goed uitgeruste divisies op de been.
XCHoe kon Engeland ooit de oorlog winnen?
XCHet is, achteraf gezien, volstrekt duidelijk dat eerst de langdurige en hevige strijd aan het oostelijk front alsmede Amenka's intrede in de oorlog de grondslagen gelegd hebben voor de overwinning waaraan ook Engeland deel had. Maar zo werd het door de meeste tijdgenoten niet gezien, en bepaald ook niet door Churchill, de leden van zijn oorlogskabinet en zijn hoogste militaire adviseurs, de Chiefs of Staff. Zeker, in hun kring die dag aan dag het hoofd moest bieden aan dodelijke gevaren en dreigingen, werd vertrouwd en zelfs verwacht dat de Verenigde Staten binnen afzienbare tijd hun immens potentieel in de strijd zouden werpen (in de eerste wereldoorlog was dat ook eerst na meer dan twee-en-een-half jaar het geval geweest); ook werd rekening gehouden met de waarschijnlijkheid dat het tussen Duitsland en de Sowjet-Unie tot een breuk, wellicht zelfs tot oorlogshandelingen zou komen, maar, gezien de moeite die het de Sowjet-Unie een jaar tevoren gekost had om het kleine Finland te bedwingen, werd met name door de meeste hoge militairen aangenomen dat de Duitsers Rusland (de 'kolos op Iemen voeten' die ook in '17 bezweken was) in een korte Blitzkrieg zouden verslaan. Desondanks was het bepaald niet, de visie van de Engelse oorlogsleiders dat Engeland zonder Amerika's volledige deelneming aan de oorlog geen kans had om Duitsland: op het Europese vasteland te verslaan. Die oorlogsleiders hielden vast aan de bij het Napoleontisch tijdperk aansluitende conceptie die zij zich in Engeland 'finest hour' (de zomer en herfst van '40) eigen gemaakt. hadden.- Het belangrijkste was: standhouden; Europa moest geblokkeerd worden: dan zou Duitsland een groeiend tekort krijgen aan grondstoffen; tegelijk moest men dan met de zware bonunenwerpers van de Royal Air Force (er werden plannen ontworpen om er niet minder dan 4 000 te bouwen) de voornaamste bedrijven van de Duitse oorlogsindustrie en, de doelen ruimer nemend, de steden waar die bedrijven gelegen waren, in puin gooien; zulks zou, zo verwachtte men, het moreel van het Duitse volk
zo al niet breken, dan toch gevoelig aantasten - en was Duitsland eenmaal voldoende verzwakt, dan zou het, zo werd vertrouwd, op de knieën gedwongen worden door het ingrijpen van moderne, mobiele formaties die op allerlei punten van Europa's lange kust zouden landen en die nauw zouden samenwerken met door de lucht bewapende verzetslegers; die verzetslegers dienden temidden van een algemene volksopstand in actie te komen.
XCDeze conceptie was bemoedigend en dit is ook, zo kan men achteraf constateren, haar positieve, ja historische functie geweest. Reëel was zij niet. Ten eerste werd in die conceptie niet verdisconteerd wat Duitsland kon ondernemenals het de Sowjet-Unie verslagen had. Ten tweedewerden demoeilijkheden van Duitslands grondstoffenvoorziening er ernstig in overschat; de blokkade was ook niet totaal - er zaten in de lente van '41 twee grote gaten in: aanvoer uit en via de Sowjet-Unie en aanvoer uit de Franse koloniën in Noord-Afrika. Aan die aanvoer uit en via de Sowjet-Unie kon Engeland niets doen en de aanvoer uit de Franse koloniën wilde het niet hinderen: men was bevreesd dat incidenten met Franse vrachtschepen er toe zouden leiden dat het restant van de Franse slagvloot dat in de haven van Toulon lag, zich bij de Kriegsmarine zou voegen. Ten derde werd in de Engelse conceptie onderschat, hoeveel tijd het zou vergen 4000 zware bommenwerpers te bouwen; het effect dat bombardementen zouden hebben zowel op de oorlogsproductie als op het moreel van de tegenstander, werd overschat. En ten vierde werder, de mogelijkheden overschat die, met name in economisch hoog ontwikkelde landen, aan de bevolkingen gelaten waren om de Duitse oorlogsinspanning in beslissende mate afbreuk te doen. De noties van de algemene volksopstand en van het ingrijpen van door de lucht bewapende verzetslegers waren romantisch, maar slecht gefundeerd; de Britse historicus Gwyer heeft dat laatste terecht geconstateerd. Immers, men wilde van de volkeren in bezet Europa alleen die algemene volksopstand en van de door de lucht bewapende verzetslegers alleen hun inzet vergen, indien vaststond dat het een en het ander niet zou leiden tot een katastrofale mislukking en universele bloedbaden; het moest dus vaststaan dat de reguliere Britse strijdmacht de Wehrmacht aan zou kunnen. Anders gezegd: 'de enige voorwaarden die het welslagen der opstanden konden verzekeren, waren', aldus Gwyer, 'tegelijk die welke ze strategisch overbodig zouden maken.'! Dat het door de lucht bewapenen van min of meer aanzienlijke aantallen verzetsstrijders een groot probleem zou vormen, gingJ.
1 M. A. Gwyer: dl. III, 1 (1964), p. 46 (Verder aan te halen als Gwyer: dl. III, 1).
men zich in Londen: in de lente van '41 wèl realiseren. Uit een becijfering die in mei gemaakt werd, bleek dat als men in alle landen van West-Europa, in Polen en in Tsjechoslowakije bij elkaar tweehonderdduizend man wilde bewapenen (licht bewapenen uiteraard: aanvoer van zware wapens was door de lucht niet mogelijk), Bomber Command van de Royal Air Force een half jaar lang geen enkele bombardementsvlucht zou kunnen ondernemen.
XCHoe dat zij - vooral Churchill was er van overtuigd dat het voor Engeland zinloos was, een groot leger op te bouwen dat numeriek met het Duitse te vergelijken zou zijn: dat was een doel dat het zoveel kleinere Engeland met geen mogelijkheid ooit zou bereiken. Een orthodoxe oorlog leek bij voorbaat verloren - men moest die oorlog dus onorthodox voeren. De opbouw van de moderne, mobiele strijdkrachten die uiteindelijk in Europa zouden landen, was overigens ook zo eenvoudig niet. In de lente van '41 kwam men niet verder dan tot het concentreren van welgeteld één divisie (vier-entwintigduizend man) die in reserve gehouden werd om, als Hitler Spanje en Portugal zou bezetten, te landen op de in de Atlantische Oceaan gelegen Spaanse en Portugese bezittingen: de Azoren (dat ook de Verenigde Staten die wilden beveiligen, was aanvankelijk in Londen niet bekend), Madeira en de Canarische eilanden; wat men aan landingsschepen bezat, moest voor die operaties gereserveerd worden: voor eventuele landingen in Europa schoot niets over. In Londen nam men overigens aan dat die landingen in Europa, zelfs als de Verenigde Staten volledig aan de oorlog gingen deelnemen, slechts een beperkte omvang zouden krijgen. 'The effort involved in shipping modern armies with the ground staff of Air Forces is so great that even with American help we can never hope to build up a very large [orce on the Continent' - zo heette het in de Review of Future Strategy die op 14 juni door de Britse ChiefS of StafIaan het Britse oorlogskabinet voorgelegd werd"; men moest zich op de opbouw van kleine strijdmachten concentreren en hun inzet zou, aldus de Engelse militaire deskundigen, op zijn vroegst over anderhalf jaar mogelijk zijn: in de herfst van 1942.
XCHad men dat in bezet Nederland vernomen of beseft, dan zou een kreet van ontzetting opgegaan zijn.
XCHet verwachtingspatroon van een volk dat onderdrukt wordt, heeft met name in oorlogstijd maar een zwakke verbinding met de objectieve werke
XC1 Aangehaald in Butler: Grand Strategy, ell. II, p. 549.
lijkheid. Het onderdrukte volk weet van de reële krachtsverhoudingen der strijdende partijen bitter weinig af en het perspectief dat de bezetting wellicht jaren zal duren, is zo onverdragelijk, dat het onderdrukte volk bij voorbaat en voortdurend geneigd is aan te nemen dat de bevrijding een kwestie is van maanden. De berichtgeving van de bezetter wordt gewantrouwd; aan de berichtgeving van de bondgenoot die de bevrijding brengen moet, klampt men zich vast, maar dan met dien verstande dat de militaire betekenis van elke lokale overwinning die hij behaalt, schromelijk overschat wordt. Zulk een lokale overwinning wordt als een zo overtuigend bewijs gezien voor zijn onvermijdelijke zegepraal dat het onderdrukte volk aanneemt dat ook de onderdrukker spoedig de schellen van de ogen zullen vallen. Men leeft op hoop, men ontleent kracht aan optimistische verwachtingen die in telkens nieuwe geruchten hun neerslag vinden. Die verwachtingen kan men eenvoudig niet missen. Ze zijn evenwel overspannen en dus labiel: lijden de strijdkrachten van de bondgenoot nederlagen, dan kan het buitensporige optimisme plaats maken voor een even buitensporig pessimisme, maar toch slechts tijdelijk: de wens, bevrijd te worden, is zo sterk, zo alles-overheersend, dat het optimisme als regel spoedig terugkeert.
XCZo was het ook in bezet Nederland in de lente van '41: uitgelaten vreugde bij de omzwaai in Joegoslavië en, bij velen, diepe neerslachtigheid in de weken waarin in Noord-Afrika alle terreinwinst die de Engelsen in Wavells offensief behaald hadden, verloren ging en waarin op de Balkan en op Kreta bleek dat de Engelse strijdkrachten niet in de verte bij machte waren, de Duitse Blitzkrieg te weerstaan. Maar ook toen zag men lichtpunten: de Londense radio berichtte immers regelmatig dat de bommenwerpers van de Royal Air Force doelen in Duitsland bombardeerden. Die bombardementen konden toch niet zonder effect blijven!
XCVeel effect hadden ze in werkelijkheid niet.
XCIn april werden enkele Nederlandse journalisten door de bezetter in de gelegenheid gesteld, er zich in het Ruhrgebied en in het Rijnland van te vergewissen dat het leven normaal zijn gang ging. De verslaggever van De Residentiebode wijdde er een artikel aan (23 april) waarin hij de spot dreef met de Engelse propaganda. 'Ik vind', schreefhij, 'dat er toch wel één dappere Nederlandse journalist mag zijn die de waarlijk heroïsche moed heeft om terwille van de waarheid-en-niets-dan-de-waarheid te sneven voor zijn land ... Welnu, wat de Engelse radio vertelt, herhaaldelijk vertelt, is waar. Ik weet wel dat ge niet twijfelt aan de pijnlijke accuratesseen juistheid van de Engelse zender. Maar toch moet het u deugd doen, nu in uw krant zelf te lezen wat de redacteur van die krant met eigen ogen aanschouwd heeft. Keulen, Düsseldorf, Duisburg, Bonn, noemt u maar op, Kruppwerken, de
talloze fabrieken bestáán niet meer. Wèg. Van de aardbodem verdwenen Aan half verbrande paaltjes hangen bordjes waarop met bloed geschreven letters staan: 'Dit was Keulen', 'hier stond de Dom', 'hier werkten eens tienduizend arbeiders.' Dit evident ironische artikel werd zo algemeen voor een beschrijving van de werkelijkheid gehouden, dat de losse nummers van De Residentiebode in een wip uitverkocht waren. Janke, hoofd van de Presseabteilung van het Reichskommissariat, maakte een dag later op zijn persconferentie 'die bedauerliche Feststellung ... dass hier viele Leute noch sehr krankhaft in ihrem Denken sind und eigentlich in ein Irrenhaus gehören.'l Bij wijze van strafmaatregel werden De Residentlebode en De Tijd (dit laatste dagblad had het ironische artikel overgenomen) ruim twee maanden lang verboden. Uiteraard werd dit verbod door menigeen als bewijs gezien dat de reportage wel degelijk beschreven had hoe het er bij de Duitsers uitzag." Daarom was zij ook met zoveel graagte gelezen: , '0 Engeland, sla toe dat zij het voelen! Verwoest ook Duitslands steden, spaar er geen. En zoek niet langer meer naar oorlogsdoelen, want elke Duitser is er immers een. Wreek, Engeland, uw zwaargetroffen steden! Verwoest hun steden, zonder onderscheid doe aan die schoften als ze aan ons deden! 0, Engeland, sla toe! Nu is het tijd!'·
XC'Doe aan die schoften als ze aan ons deden!' Het gedicht in Het Parool sloeg op de meidagen van 1940 en het sloeg voor. al op het bombardement van Rotterdam dat, naar men vrij algemeen veronderstelde, aan dertigduizend Rotterdammers het leven gekost had. Er was veel gebeurd in dat eerste bezettingsjaar. De druk nam toe. Reglementering greep om zich heen. Het leven werd schraler, ook in de lente van '41. In april werd de aardappel, het volksvoedsel bij uitstek, opeens gerantsoeneerd:
XC1 Verslag persconferentie, 24 april 1941 (DVK, 46). 2 'Keulen is onherkenbaar', schreefhet illegale Vrij Nederland beginjuli '41. 'Alleen de Dom staat nog overeind, met slechts één kleine kapel beschadigd. Langs de kaden van de Rijn zijn alle pakhuizen verdwenen. De fabrieken zijn vernield. Zó is het ook in de haven van Duisburg. Zó is het in Düsseldorf.'(Vrij Nederland, 1, p. 4). 3 Het Parool, 6 (9 april 194 1), p. 3·
anderhalf kilo per persoon per week; dat was niet veel meer dan twee aardappelen per dag' Inverschillende plaatsen kwam het tot relletjes; marechausseeposten werden uitgezet om te verhinderen dat de stadsbevolk.ing op het platteland aardappelkuilen ging plunderen. Bij Rotterdam werd het eiland IJsselmonde geheel geïsoleerd. In Den Haag, vermoedelijk ook elders, werden in volkswijken broodkarren bestormd en leeggehaald.
XCNiet zonder bezorgdheid zagen de autoriteiten de dagen van 10 tot 14 mei ,41 naderen. Tijdens de Februaristaking was in Amsterdam en omgeving duidelijk gebleken hoe men over de bezetter dacht; nadien hadden zich ook elders incidenten voorgedaan. Op Overflakkee was het op I maart tot een grote vechtpartij gekomen met een patrouille van de Wehrmacht en een week later was er een Kommando van de Duitse Ordnungspolizei uitgescholden dat als versterking naar het eiland gestuurd was; bij wijze van represaille waren toen ruim honderdtachtig mannelijke inwoners van Sommelsdijk die tussen de achttien en dertig jaar oud waren, gearresteerd en een maand lang in het concentratiekamp Schoorl opgesloten. Eind april was aan de gemeente Utrecht wegens anti-Duitse demonstraties een boete van f 50 000 opgelegd. Daar kwam bij (en het feit was de Duitsers niet onbekend) dat in de lente van ,41 nieuwe uitroepen en gebaren in zwang raakten die stuk voor stuk getuigden van vertrouwen in Duitslands nederlaag. De lettercombinatie 'O-z-o' ('Oranje zaloverwinnen') was al in de herfst van '40 populair geworden; ze werd in de lente van '41 zo vaak in advertenties gebruikt, zij het in schijnbaar onschuldige aankondigingen ('Onze zuurkooloverheerlijk' bijvoorbeeld, en dan werden de letters O-z-o vet gedrukt), dat de Presse abteilung spoedig deed weten dat zij niet alleen tegen de stellers van dergelijke advertenties zou optreden maar ook tegen de directies van bladen welke ze opnamen. Populair werd ook de groet 'hallo', maar dan als afkorting van 'hang alle laffe landverraders op " Het dragen van afbeeldingen van levende leden van het Oranjehuis (menigeen droeg een zilveren munt waarin de beeldenaar van koningin Wilhelmina uitgezaagd was) werd begin mei verboden; onmiddellijk nadien ging men er toe over, militaire knopen waar de Nederlandse leeuw op stond, als patriottisch insigne te dragen. Moest dat niet óók verboden worden? In de vergadering van de vijf procureursgeneraal met de leiding van het departement van justitie zei de procureurgeneraal bij het Haagse gerechtshof, de NSB'er mr. R. van Genechten, 'dat een dergelijk verbod toch weinig uithaalt daar, zodra het ene wordt verboden, het andere weer wordt bedacht."
XC1 Vergad. p.g.: Notulen IS mei 1941, p. S. Het desbetreffende verbod werd eind juni uitgevaardigd, gevolgd door het verbod, rood-wit-blauwe vlaggetjes als fietsvlaggetjes te gebruiken.
XCVan dat laatste een tekenend voorbeeld.
XCBegin mei kreeg de eigenaar van een Rotterdamse agentuuren commissiehandel die sinds 1930 'Oranjeklant' als telegramadres gebezigd had en enveloppen placht te gebruiken die een rood-wit-blauw kruis droegen, aanzegging dat hij zowel het een als het ander onmiddellijk moest nalaten. Als telegramadres koos hij toen de woorden: 'Het moest', en het kruis op zijn enveloppen liet hij in zwart drukken. Omtrent dit alles zond hij een circulaire aan zijn cliënten. Een stroom van huldigende brieven volgde, 'een firma uit Amsterdam telegrafeerde: 'het spijt ons dat het moest' " en bij de telefonische doorgave van dit telegram zei de telefoniste: 'het spijt ons ook dat het moest.' Een NSB' er maakte de Sicherheitspolizei op de circulaire van de zakenman attent; deze, die al 'een kostbare lap oranje zijde had gekocht, voldoende om er minstens vijf prachtige japonnen uit te maken', werd prompt gearresteerd.!
XCHet was de Engelse radio die in de lente van '41 voor nieuwe middelen ging zorgen om de vijand en zijn handlangers te tarten. Radio Oranje begon in maart met de wekelijkse uitzending van een politiek cabaret, 'De Watergeus', waarin bij voorkeur aan oude, bekende wijzen nieuwe teksten toegevoegd werden, 'telkens hoorde je die de dag daarna op straat fluiten of zingen door deugnieten van fietsjongens. Natuurlijk genoot het publiek met volle teugen'ê. Er werd druk geluisterd naar de uitzendingen uit Londen: vrij algemeen wist men waar die 'deugnieten van fietsjongens' op doelden. Begin april, kort dus na het begin van 'De Watergeus', nam de Nederlandse sectie van de BBC een initiatief van de Belgische over: de luisteraars in bezet gebied aansporen, de letter V ('Vlor Victory!') op muren en schuttingen te schrijven. De eerste aansporingen in die geest waren door de Belgische sectie medio januari uitgezonden. Toen in Londen bericht binnenkwam dat zij opgevolgd waren, ook in Nederland (waar druk naar de Vlaamse uitzendingen geluisterd werd), ging ook de Nederlandse sectie van de BBC het V-teken propageren, zelfs op rijm: 'Vooruit, voortaan doet allen mee: schrijft V's waar ge kunt vinden, en vormt twee vingers tot een V bij 't groeten van uw vrinden! Dan wordt ons vaderland weer vrij,
1 K. de Fries (ps. van K. Abma) p. 56-57. 2 E. Marezate: (1945 ?), p. 17.
verlost van veile vaan. Door V's in veelvoud vecht ook gij! Victorie! Vlug: vangt aan!'!
XC. 'Neuerdings', zo berichtte begin juni het geheime weekrapport van de Sicherheitsdienst, de 'Meldungen aus den Niederlanden', 'ist in verschiedenen Stellen des Landes eine neue Grussform der königstreuen Nieder länderjestzustellen. Beim Gruss wird der rechte Arm erhoben und dabei der Zeige- und Mittelfinger in V-Farm gespreizt, was'Vrijheid'und'Victorie'bedeuten sol1.'2 .
XCVolgens een aan de Wehrmachtbefehlshaber, generaal Christiansen, uitgebracht rapport weerklonk daarbij soms de roep: 'Verkade!' - en dat begrip sloeg dan op de initialen uit de zin: 'Vrijheid en recht kennen alleen de Engelsen!'3
XCWaar kwam dit alles op neer? Hierop, dat de anti-Duitse gezindheid die sinds de zomer van' 40 gegroeid was, zich in het dagelijks leven steeds sterker in kleine, uitdagende demonstraties ging uiten. Zouden het in de herdenkingsdagen van 10 tot 14 mei '41 wellicht grote demonstraties worden?
XCDe provinciale en gemeente-besturen ontvingen instructie van Binnenlandse Zaken, er op toe te zien dat de bevolking op generlei wijze uiting zou geven aan haar 'gevoelens van rouw'; dat was, 'zowel in het belang van ons land en van elke Nederlander alsook in het belang van de noodzakelijke goede samenwerking met de Duitse autoriteiten bepaald ongewenst en mitsdien ontoelaatbaar'; 'plechtigheden bij oorlogsgedenktekenen, bijeenkomsten ter herdenking van gevallenen, inzamelingen ten behoeve van de oorlogsslachtoffers en dergelijke'. moesten 'onvoorwaardelijk achterwege b1ijven.'4 De pers ontving van de Duitsers instructie, in generlei vorm foto's uit de meidagen van '40 op te nemen, 'gewenst alleen is: foto's van de goede verstandhouding der Nederlandse bevolking met de Duitse soldaten."
XCDwars tegen dat alles in werd die bevolking in verscheidene streken des lands in illegale pamfletten opgeroepen om op de lode of op de rade mei ten tekenvan rouw de gordijnen dicht te doen en zoveel mogelijk thuis teEn nu hoort u Vrijbuiter .' .. Rijmen en praatjes uit de Engelse radio tijdens de oorlogsjaren'Meldungen aus den Niederlanden',WBN,Lagebericht
1 H. B. Fortuin: (1946), p. I7. 2 47 (ro juni 194I), p. 2. 3 c: 8-14/6/41, p. 4 (CDI). 4 Dep. van binnen!. zàken: rondschrijven, 26 april 1941, aan de commissarissen der provincies (aange haald in Vergad. p.g.: Notulen, I mei 1941, p. 4). Alle verenigingen van oud militairen werden begin mei op last van de Duitsers door de procureurs-generaal ontbonden. 5 Noot voor de redacties no. 406, 8 mei 1941 (DVK, 84 b).
blijven. Dit parool werd, schijnt het, lang niet overal gevolgd; in het geheime weekrapport van de Sicherheitsdienst werd slechts gerept van 'einigen, im ganzen gesehen, bedeutungslosen ortlichen Kundgebungen.'l Maar waren ze zo 'bedeutungslos'? Op de gedenkdag van het bombardement sloten in Rotterdam 'velen' de gordijnen.ê In Gouda deed men dat op de rode mei 'in sommige wijken' zo algemeen, 'dat van een demonstratie gesproken kon worden.P In Enschede werd op de rade mei in minstens één groot bedrijf ,s middags twee minuten lang de arbeid neergelegd. Een dag tevoren, op 13 mei, werd in Maassluis een vlaggenparade van de Kriegsmarine door een jongeman die zich temidden van een groepje van dertien jeugdigen bevond, met een fluitje verstoord; de dertien werden ter plaatse gearresteerd en samen met drie jongeren uit Vlaardingen die ook aanwezig geweest waren en enkele dagen later werden opgehaald, naar een concentratiekamp gezonden; aan Maassillis werd eenboete van f 100 000 opgelegd, de bevolking moest twee weken lang om acht uur 's avonds binnen zijn en de burgemeester werd door een NSB'er, die tegelijk regeringscommissaris werd, vervangen+
XCOnze gegevens zijn, wat het land als geheel betreft, onvolledig. Wij kunnen er slechts aan toevoegen dat op zaterdag 10 mei alom in den lande de graven van Nederlandse militairen onder bloemen bedolven werden, dat op zondag I I mei niet minder dan zeventienduizend personen naar het punt trokken waar het felst gevochten was: de Grebbeberg, en dat in Zeeland, vermoedelijk ook in de andere provincies, het kader van de NSB instructie ontvangen had om de namen en in elk geval de adressen te noteren van diegenen die hun gordijnen gesloten hadden; die gegevens diende men
1 45 (20 mei 1941), p. 6. 2 H. Mees: 8 1945 (1945), p. 144. 3 Rapport, Ia mei 1941, van de commissaris van politie te Gouda aan de Rotterdam (eNO, 57 0). • Al vóór het incident van 13 mei was aan Duitse kant grote wrevel gewekt doordat verscheidene inwoners van Maassluis zich plachten te verzamelen op het 'Hoofd' bij de haven teneinde het soms stuntelig binnenvaren van Duitse marine-eenheden (de stroom op de Nieuwe Waterweg speelde de Duitsers nogal eens parten) met spottende opmerkingen te begeleiden. Van de zestien gearresteerde jongeren werden zeven na een maand of acht vrijgelaten; van de overigen kwamen drie om het leven. De geprikkeldheid der Duitsers jegens Maassluis bleef groot. Begin juli keerde een inwoner die in de zomer van '40 op denunciatie van een NSB'er gearresteerd was, uit gevangenschap terug. Hij werd van tal van kanten gehuldigd en zulks leidde er toe dat de afgezette burgemeester en drie plaatselijke predikanten met nog zestien andere burgers gearresteerd werden en een tijd lang in het concentratiekamp Schoorl, later in Amersfoort opgesloten. Van de boete van f 100 000 ontving de gemeente in '42 om onnaspeurlijke redenen f 80 000 van het terug.
'ten spoedigste' door te geven aan de geheime dienst der NSB, de z.g. Centrale Inlichtingen Dienst- die in Den Haag haar hoofdbureau had.
XCWat men in bezet gebied publiekelijk niet mocht uiten, werd op de avond van de rode mei met duidelijkheid gezegd door koningin Wilhelmina. In een toespraak voor Radio Oranje- herinnerde zij aan hetgeen een jaar tevoren geschied was; zij repte van 'het stelsel van verraad en verraders, zowel door de vijand als door een geringe groep laaghartige Nederlanders op de meest geraffineerdewijze in praktijk gebracht'; zij roemde 'de dappere weerstand, door onze, door die schurken in de rug aangevallen weermacht geboden' ('schurken' -wie had dat woord ooit inhet koninklijk vocabulaire aangetroffen?); zij kondigde aan dat voor 'de handvol verraders ... in een bevrijd Nederland geen plaats meer zal zijn.' Dat laatste werd vrij algemeen aldus geïnterpreteerd dat alle NSB' ers na de bevrijding uit Nederland gedeporteerd zouden worden; men was er niet rouwig om.
XCBoven memoreerden wij de Duitse instructie aan de pers, geen foto's te plaatsen die aan de meidagen van '40 zouden herinneren. Die instructie behelsde nog een algemene toevoeging: 'foto's van oorlogsgebeurtenissen, welke dan ook', mochten tijdens de herdenkingsdagen niet gebracht worden, 'tenzij er belangrijke gebeurtenissen plaats vinden die een publikatie van dit nieuwe, actuele materiaal vereisen.' Welnu, aan de militaire fronten speelde zich tussen 10 en 14 mei '41 niets van betekenis af maar in de politieke sector deed zich een gebeurtenis voor die als in de hoogste mate actueel ervaren werd, zij het dat de Duitsers er spoedig een bedremmeld zwijgen 'roe deden.
XCWij bedoelen de aankomst van Rudolf Hess in Engeland.
XCRudolf Hess, een van Hiders eerste medestanders, was kort na de vestiging van het Derde Rijk plaatsvervangend leider geworden van de NSDAP. In de toespraak die Hitler enkele uren na het begin van de aanval op Polen had gehouden, had hij Hess officieel uitgeroepen tot zijn tweede opvolger (Goering was de eerste)voor het geval hij, Hitler, mocht komen te overlijden. 3 Formeel was Hess daardoor min of meer de 'derde man' geworden in het
XC1 Rondschrijven, 7 mei 1941, van de leider van het district Zeeland aan alle groepsleiders (BRve: Dossier J. A. Dekker, H 352/49, map IV, 68 rood). 2 Tekst: Enq., dl. VII a, p. 408--09. 3 Onze samenvatting van de affaire- Hess is hoofdzakelijk gebaseerd op het werk van]. Douglas-Hamilton: Motivefor a mission. The story behind Hess's flight to Britain (1971).
Grossdeutsche Reich. In de gehjkgeschakelde Duitse pers en radio werd hij regelmatig bewierookt en de doorsnee-NSDAP' er zag hem alshet toonbeeld van onbezweken trouwaan de Führer en diens idealen. De in het buitenland wonende Parteigenossen vereerden Hess in bijzondere mate: hij die zelf in Egypte geboren en opgegroeid was, beschouwde zich als de grote beschermer van het Auslandsdeutschtum. Al met al was evenwel in Duitsland zelf zijn invloed geleidelijk getaand. Hess was een beperkte fanaticus; Goering, Goebbels en Himmler (om slechtsdezen te noemen) bezaten een veel scherper intellect dan hij, waren brutaler, sluwer en meedogenlozer. Hess was niet eens bij machte geweest, van het partij-apparaat van de NSDAP waarmee hij in dagelijks contact stond, een persoonlijk machtsbastion te maken; zijn greep op dat apparaat was meer en meer overgenomen door een van zijn naaste medewerkers, Martin Bormann.
XCHiders ambivalentie jegens de Engelsen was Hess niet onbekend: hij wist dat de Führer vaak met waardering gesproken had over de prestaties die de Engelsen bij de opbouw van hun Empire verricht hadden; hij wist ook dat Hitler van mening was dat, als Engeland verslagen was,'niet Duitsland maar in de eerste plaats de Verenigde Staten en Japan van de desintegratie van het Britse Rijk zouden profiteren. Terwijl evenwel Hitler in de loop van '40 tot de conclusie gekomen was dat Duitslands overwinning onverbrekelijk verbonden was met Engelands nederlaag, zette zich in de tot monomanie geneigde geest van Hess steeds meer het denkbeeld vast dat een hernieuwd duidelijk vredesaanbod (waarbij Duitsland natuurlijk heer en meester zou blijven op het vasteland en met name de vrije hand zou behouden in OostEuropa) tot een accoord zou kunnen leiden; in elk geval moest daartoe, meende Hess, een laatste, een allerlaatste poging ondernomen worden - en was het dan niet zijn historische opdracht, zulks te doen en daarbij desnoods het eigen leven te riskeren?
XCNa het einde van de eerste wereldoorlog had Hess (die officiergeweest was in het regiment waarin Hitler het tot korporaal gebracht had) in München tot de leerlingen behoord van een Duitse ex-generaal, dr. Karl Haushofer, die aan de universiteit in de Beierse hoofdstad een nieuw modieus vak doceerde: de Z.g. geopolitiek; haar voornaamste stellingen kwamen wonderwel overeen met de wensen van Duitse chauvinisten. Hess kwam als student vaak ten huize van prof. Haushofer en deze was het die, na Hiders mislukte Putsch van november '23, Hess naar Oostenrijk hielp ontsnappen. Nadien bleef Hess met prof. Haushofer en diens gezin in contact; na de Machtubernahme kreeg die relatie de betekenis van protectie doordat prof Haushofer met een halfJoodse vrouw getrouwd was. Ook prof. Haushofers oudste zoon, dr. Albrecht Haushofer, kon van die bescherming profiteren: hij werd, op voor
spraak van Hess, in '34 opgenomen in de Dienststelle-Ribbentrop, een door de latere Reichsaussenminister geleid bureau dat zich naast het officiële departement met kwesties van buitenlandse politiek bezig hield.
XCAlbrecht Haushofer bezat tal van internationale contacten, vooral in Engels-conservatieve kringen. Tot zijn Engelse kennissen behoorde een Schotse edelman, de latere hertog van Hamilton, die goede relaties had met het Engelse hof en in regeringsmilieus. Toen nu Hess in de herfst van '40 overwoog hoe hij Engeland kon winnen voor een compromis met Duitsland, besloot hij, Albrecht Haushofer via een kennis in Portugal een brief te laten schrijven aan Hamilton. Haushofer die er zich terdege van bewust was dat de N azileiders niet alleen door de Engelse regering maar door de overgrote massa van het Engelse volk als een bende misdadigers beschouwd wcrden (zo was Haushofer hen zelf ook gaan zien), verwachtte geen succes van die stap maar wilde Hess zijn medewerking niet onthouden; de brief werd, vermoedelijk met medeweten van Hitler, eind september verzonden. Hij werd prompt door de Engelse censuur vastgehouden - Haushofer kreeg geen antwoord. Maar Hess gaf zijn project niet op. Hij was een bekwaam piloot. Eind' 40 besloot hij, naar Schotland te vliegen teneinde via Hamilton tot de Engelse koning door te dringen. Op het vliegveld te Augsburg liet hij aan een snelle Duitse jager, een Messerschmitt-s io, extra-benzinetanks monteren; hij schreef in januari' 41 een persoonlijke brief aan Hitler die hij aan zijn eigen adjudant overhandigde en steeg op. Was hij binnen vier uur niet terug, dan diende die adjudant zich naar Hitler te begeven. Vier uur later stond de adjudant al op het punt, naar Hitler te gaan, toen opeens de Messerschmitt van Hess weer verscheen: deze was teruggekeerd in verband met de slechte weersomstandigheden die hij onverwachts aangetroffen had. Hij bleef bij zijn plan - en Hitler lichtte hij niet in.
XCOp zaterdag 10 mei' 41 steeg Hess bij het vallen van de avond opnieuwop. Hij bereikte Schotland, cirkelde daar enige tijd rond, sprong per parachuut uit zijn toestel, werd door een boer gevonden en onder zijn aangenomen naam ('Oberleutnant Alfred Hom') als krijgsgevangene opgesloten in Glasgow. Hij zei daar dat hij onmiddellijk een gesprek wilde voeren met Hamilton. Deze die in Schotland bij de Engelse luchtmacht diende, reisde zondagmorgen I I mei naar Glasgow, kreeg te horen dat hij niet 'Alfred Hom' maar Rudolf Hess voor zich had, raakte daarvan overtuigd, luisterde (zonder syrnpathie) naar diens denkbeelden over een Duits-Engels accoord en vloog nog diezelfde avond naar Churchill. Churchilllegde de avances van .Hess naast zich neer; besloten werd, vooreerst over diens aankomst te zwijgen. Volstrekte zekerheid dat' Alfred Hom' inderdaad Rudolf Hess was, had men trouwens niet.
XCIn de ochtend van zondag II mei arriveerde de adjudant van Hess te Berchtesgaden. Dringend vroeg hij Hitler te spreken. Aan deze overhandigde hij de door Hess geschreven brief Een ongearticuleerde, haast dierlijke kreet weerklonk. 'Dann, aldus Hitlers architect Speer, 'brüllte Hitler: 'Sojort Bormann! Wo ist Bormann? !'1Deze moest onmiddellijk Goering, Ribbentrop, Goebbels en Himmler waarschuwen. Hitler was zich scherp bewust dat het eigenmachtig verdwijnen van Hess een raadselachtige indruk zou maken niet alleen op de Duitsers maar ook op hun bondgenoten en dat dat verdwijnen bij hen evenveel aanleiding zou geven tot defaitistische bespiegelingen als tot overwinningskreten bij hun tegenstanders. Maar was Hess inderdaad in Engeland aangekomen? Verdwenen was hij wèl en daarover kon men niet blijven zwijgen zonder allerlei risico's te lopen. Dus maakte de partijleiding op maandag 12 mei bekend dat Hess twee dagen tevoren als 'slachtoffer van hallucinaties' (zo stond het in de Nederlandse pers) per vliegtuig opgestegen was; men nam aan dat hij bij zijn vlucht verongelukt was.
XCDe derde man in de Nazistaat 'slachtoffer van hallucinaties'? Een vreemde zaak! En ze werd nog vreemder toen de BBC op de avond van diezelfde maandag meedeelde dat Hess in Schotland geland was waarheen hij zich, aldus het korte bericht, vrijwillig had begeven. Een nieuw, lang communiqué van Berlijn volgde: Hess zou van plan zijn geweest, de vernietiging van het Empire te voorkomen; aan de eerder genoemde 'tragische hallucinaties' zou hij al jarenlang geleden hebben.
XCAangestipt zij nog dat de adjudant van Hess en de beide Haushofers gearresteerd werden.ê dat de ontbinding gelast werd van tal van organisaties (van astrologen en natuurgeneeskundigen bijvoorbeeld) die bij Hess een zekere bescherming gevonden hadden, en dat Hitler bepaalde dat Hess, zo hij ooit terugkwam, zonder vorm van proces doodgeschoten moest worden.
XC1 A. Speer: Erinnerungen (1969), p. 189. • Karl Haushofer werd na enkele dagen vrijgelaten, zijn zoon Albrecht eerst na acht weken. Albrecht kwam nadien in een steeds intensiever contact met Duitse verzetskringen, vluchtte uit Berlijn na de mislukte aanslag op Hitler van juli '44, dook onder in Beieren, maar werd daar in december '44 ontdekt; kort voor de verovering van Berlijn door de Russen werd hij doodgeschoten. Karl Haushofer en zijn vrouw pleegden zelfmoord in maart' 46. Iii Engelse gevangenschap trachtte Hess tweemaal vergeefs zich van het leven te beroven; nadien veinsde hij dat hij zijn geheugen verloren had. Eerst tijdens het naoorlogse Neurenberger proces tegen de voornaamste Duitse oorlogsmisdadigers gaf hij die fictie op.
XCOp maandag 12 mei ontving de Nederlandse pers instructie, 'het bericht omtrent het verongelukken van Hess' 'op niet-sensationele wijze, te publiceren: hoogstens één kolom breed, en niet in vet.' Een dag later werd gelast dat terzake uitsluitend 'het ambtelijk Duits materiaal' afgedrukt mocht worden; foto's en commentaren werden verboden.ê 'Die Presse wird nul' wenig oder überhaupt nichts mehr über den Fal! Hess bringen', zei Generalkommis sar Schmidt op de r sde tegen zijn naaste medewerkers."
XCHet bedremmeld zwijgen van de gelijkgeschakelde pers bevorderde dat in bezet gebied des te intensiever over de vlucht van Hess gesproken werd. 'Wij zijn hier sinds gisterenavond al', schreef freule op ten Noort, een van Rost van Tonningens vrouwelijke volgelingen, dinsdag 13 mei aan een relatie, 'allemaalontdaan over het bericht van Hess. Het is zo volkomen onbegrijpelijk dat je steeds zit te zoeken naar de motieven die de man gehad kan hebben ... Puur verraad kunnen we van Hess niet aannemen maar wat een pracht-propaganda zal de tegenpartij er uit slaan! Vanmiddag had ik de Engelse berichten uit Engeland aan, ze juichten natuurlijk! 'Greatest sensation since the outbreak of the war.' ... Vader juicht ook! Enfin, alles wat er tegen is, doet dat.'!
XC'Bei den in den Niederlanden wohnenden Reichsdeutschen hat der Fall Hess', zo rapporteerde de Sicherheitsdienst, 'tiejste Erschütterung' gewekt; men zag er het gebeurde als 'der schu/erste moralische Schlag für die NSDAP. Auch in Kreisen der Wehrmacht hat diese Meldung deprimierend gewirkt ... In deutsch [reundlichen Krelsen steht man den Vörgangm ziemlich ratlos gegenüber.'5
XCDiepe neerslachtigheid bij de NSB' ers en andere pro-Duitsers - des te groter was de vreugde bij de overweldigende meerderheid van het Nederlandse volk. Grapjes bij de vleet! 'Hitler staat in zijn hemd, hij is zijn Hess-jeiiber bei J.P. S. Heerema (Doe 1-1421, a-r). 5 'Meldungen aus den Niederlanden', 45 (20 mei 1941), p.
1 Nootvoorderedactiesno. 413,12 mei 1941 (DVK, 84 b). 2 A.v., no. 414, 13 mei 1941. 3 15 mei 1941 54 a). Toen de (die ook in Duitsland gelezen werd) die dag zo onhandig was om nog wat extra-commentaar uit Berlijn te plaatsen dat uitsluitend voor het buitenland bestemd was,werd het betrokken nummer in Duitsland in beslag genomen; daar werd de verspreiding van het blad een aantal weken verboden. 4 Brief, 13 mei 1941, van S. op ten Noort aan
kwijt', 'Ken je het verschil tussen Hitler en Hess? De een neemt het vlees, de ander de benen', 'Weet je wie de langste arm ter wereld heeft? Hitler, want z'n rechterhand zit in Engeland', 'Ken je het telegram al dat Churchill aan Hitler gezonden heeft? 'monster ontvangen stop zend hele partij'
XCDe commissaris van de provincie Zuid-Holland, jhr. mr. H. A. van Kamebeek, zei in die dagen tegen een bezoeker dat hij het gebeurde als 'het begin van het einde' beschouwde.' Zo dachten tallozen en die opinie werd versterkt door geruchten die alom de ronde gingen doen:
XC'Oproer in Hamburg en Keulen, Ribbentrop naar Rusland gevlucht, massa's Duitse vrouwen die over onze grens trachten uit te wijken en door ijlings derwaarts gedirigeerde marechaussees worden tegengehouden, de NSB'ers hier gewaarschuwd en naar Mofrika vervoerd, alle communisten gearresteerd en ga zo maar door!"
XCIn Ijmuiden maakte op 17 mei de Ijmuider Courant met een bericht aan de gevel bekend dat volgens een Zwitsers persbureau Hitler en von Ribbentrop voor besprekingen naar Frankrijk zouden zijn vertrokken; dit was 'van bevoegde Duitse zijde' tegengesproken waarbij nog opgemerkt was: 'Uit de aard der zaak kan de plaats waar zij zich bevinden, niet worden opgegeven.' 'Het publiek dat voor het gebouw stond', aldus het illegale Parool, 'trok er de conclusie uit dat Hitler en von Ribbentrop zoek waren ... Van alle kanten klonken uitroepen: 'Hitler en Ribbentrop zijn verdwenen!' 'Hoera, ze zijn weg!', 'Hitler is gevlucht! De moffen gaan 'm smeren!' 'Leve de koningin!' In een oogwenk was het zwart van de mensen. Heel Ijmuiden liep uit. Onbekenden drukten elkander de hand ... Spoedig begonnen grote groepen te zingen en te hossen om de komende ineenstorting van het Nazi-rijk te vieren. Duitse soldaten die voorbij kwamen, zwaaide men toe en men riep dat ze hun pakje maar moesten uittrekken, want het was nu afgelopen ... Een Duits soldaat die op wacht stond en het nieuws hoorde, gooide zijn geweer en verdere uitrusting op de grond ... en zei: 'Zo, als Hitler ook al verdwenen is, dan kan ik er ook tussen uit trekken. Ik ga aan de boemel in Amsterdam!' Onder de plaatselijke NSB'ers ontstond een paniek. Ze haastten zich, de beruchte plakkaten van hun landverraderspartij van hun ramen te verwijderen. De meesten hielden zich schuil. Anderen dronken zich een stuk in de kraag. Voor het huis van de beruchte Woudenberg, commissaris van het NVV, ontstond een grote samenscholing 'Gaanjullie maar weg', zeiden de vrouwen tot de aanwezige mannen, 'laat hem
1 K. F. O. James: 'Aantekeningen' (1968-1970), p. 18 (Doc I-809 A, a-r), 2 A. van Boven: p. 55.
maar aan ons over! Dat zullen wij wel opknappen!' De vrouwen kregen hierna groot verschil.van mening over de vraag, 'voor wie hij zou zijn' !'1
XCGeen wonder was het dat nauwelijks tien dagen na de I eerste berichten over 'de vlucht van Hess' (daar werd nog druk over gesproken) de viering van het vijftigjarig' bestaan van de Philipsfabrieken te Eindhoven (23 mei) zich tot een grandioos nationalistisch feest ontwikkelde. Grote stoeten (de politie schatte het aantal demonstranten op zeventienduizend man) trokken er 's middags door de straten; luidkeels zong men vaderlandse liederen en de populairste liedjes van 'De Watergeus'. 'Iedereen', aldus een ooggetuige, 'vond thuis de reeds lang klaar liggende oranjestrik en wie ze niet zo gauw kon vinden, liep een winkel van feestartikelen binnen of behoefde da t niet eenste doen want de geestdriftige eigenaar stond voor een open raam van de bovenverdieping zijn oranje- en nationale kleuren met volle handen in de opgepakte menigte te strooien: 'De helft kunnenjullie krijgen! De andere helft moet ik bewaren voor straks!' ... De Philips-harmonie rukte uit om de familie Philips een muzikale hulde te brengen. Duizenden golfden er achteraan, hosten mee op de maat van de muziek en nu mocht de harmonie spelen wat haar directeur wilde - het volk zong boven alles uit, uit duizenden monden dat het weergalmde door de straten: 'Oranje boven, Oranje boven, leve je-weet-wel-wie!' ,
XCLater in de middag werd de binnenstad 'onder joviaal en wederkerig Ozo-geroep' door de marechaussee ontruimd.ê Het in Tilburg gelegerde -bataljon van de Ordnungspolizei werd haastig naar Eindhoven gedirigeerd. Een avondklok werd afgekondigd: acht uur binnen. Hoe kon men dat bekend maken? Een hoge Philips-functionaris merkte op dat men het verbod nog het effectiefst door de BBC of Radio Oranje kon laten omroepen. Enkele honderden overtreders werden in het hoofdbureau van politie vastgehouden; velen hunner werden door de Ordnungspolizei ernstig mishandeld.
XCDrie dagen na het Eindhovense feest kwam de heugelijke tijding dat de
1 12 (9 juni 1941), p. 9. 2 no. 6 (1947 ?), p. 72-73.
'Bismarck' tot zinken gebracht was. 'Het gaat goed!' werd geroepen.' Dat was op 26 mei. Pinksteren viel op I en 2 juni. Op de tweede Pinksterdag kwam het in een aantal plaatsen, o.m. in Zeist en Baarn, tot kleine ongeregeldheden. Die deden zich vooral voor in Rhenen want de pelgrimage van zondag II mei werd op groter schaal herhaald: geschat werd dat de Grebbeberg en omgeving tijdens de Pinksterdagen door niet minder dan honderdduizend personen bezocht werden. 'Vele van deze mensen', zo lichtte de directeurgeneraal van politie de procureurs-generaal in, 'riepen 'Ozo' of zongen vaderlandse liedjes welke als deutschJeindlich werden opgevat. Ook waren er bij die met de vingers van hun rechterhand elkaar een teken . brachten ... Spreker heeft dit doorgemeld aan de heer Rauter die niet erg over deze feiten te spreken was.'>
XCLater in juni bood de Amsterdamse Avondvierdaagse bij de eerste mars een beeld dat de bezetter al even onaangenaam was: velen droegen oranje, nationale liederen werden luidkeels gezongen ('Er is maar één Holland, dat kunnen ze niet verslaan!', 'Rood, wit en blauw zijn de Oranjekleuren', 'Willemientje heeft een hart van prikkeldraad'), soms, ter afwisseling, honend het Duitse Engelland-Lied, of er werd geroepen: 'Wij krijgen niet genoeg vet!''Die Polizei hat', aldus Seyss-Inquarts Beaujtragter in Amsterdam, Böhmcker, 'aufVeranlassung des Hoofdcommissar Tulp' (na de Februaristaking benoemd) 'eine Wiederholung dieser Vorgänge an den nächsten Tagen verhindert.'3 Langs de gehele route ?Wij betwijfelen het.
XCWant wanneer het voorafgaande één ding duidelijk maakt, dan toch wel dit, dat in de brede massa van het Nederlandse volk een anti-Duitse stemming gegroeid was die zich, zeker als men in grote groepen bijeen was, openlijker uitte dan in de zomer van '40. Deze ontwikkeling dreef de NSB en de met haar concurrerende NSN4P steeds verder in het isolement en stelde de noodzaak van een beslissende keuze steeds duidelijker aan de twee andereJ.
1 Op 28 mei kwam het tussen Tilburg en Breda in een autobus waarin school meisjes tot een gesprek tussen drie passagiers waarvan de eerste aan de tweede, een Belg, vroeg ofhij geen trek had in een Bismarck-haring; 'dat is me nog te vroeg', luidde het antwoord, waarop een derde de vraag stelde: 'Moeten het Bismarck-haringen met of zonder uitjes zijn?' aldus een van de die meereed, De eerste passagier kreeg zes maanden gevangenisstraf, de beide overigen vier. 9 sept. 1941, tegen R. de Vlam, van Pelt en A. Zebregs). 2 Vergad.p.g.:Notulen, 5 juni 1941, p. 5. 3 H. Böhmcker: 1941 (ra juli 1941), p. 2 60 b).
formaties die nog verlofhadden, een zekere politieke activiteit te ontplooien: Nationaal Front en Nederlandse Unie.
XCVoor wij het beleid gaan beschrijven dat in de periode tussen de Februaristaking en de Duitse invasie van de Sowjet-Unie (22 juni '41) gevoerd werd door de leiding enerzijds van de NSB (op de zoveel kleinere NationaalSocialistische Nederlandse Arbeiderspartij, of NSNAP, komen wij eerst later terug) en anderzijds van Nationaal Front en van de Nederlandse Unie, lijkt het ons wenselijk, te schetsen wat de bezetter met en via deze vier formaties wenste te bereiken. Spreken wij hier van 'de bezetter', dan bedoelen wij in het bijzonder Reichskommissar Seyss-Inquart en zijn naaste medewerker voor Nederlandse binnenlandse politiek, Generalkommissar zur besonderen Verwendung Schmidt. Rauter, Generalkommissar für das Sicher heitswesen en Höherer SS und Polizeijuhrer, speelde in deze periode op politiek gebied een minder belangrijke rol maar vormde als vertegenwoordiger van Himmler toch wel een factor waarmee Seyss-Inquart rekening moest houden.
XCWij gaan van Seyss-Inquartspolitieke opdracht uit.
XCDie opdracht was, Nederland in nationaal-socialistische zin te hervormen en het daardoor rijp te maken voor de een of andere vorm van nauwe aansluiting bij of opgaan in het Grossdeutsche Reich. Ten aanzien van de wenselijkheid van dat doel bestonden er tussen hem, Schmidt en Rauter geen meningsverschillen; gedrieën waren zij er bovendien van overtuigd dat Duitslands overwinning slechts een kwestie was van tijd: uiteindelijk zou Duitsland dus bepalen wat er in en met Nederland te geschieden stond. Meningsverschillen kwamen eerst naar voren als men zich rekenschap ging geven, hoe dat politieke doel bereikt moest worden. Op dat gebied was men het overigens aan Duitse kant weer eens ten aanzien van een belangrijk punt: de wenselijkheid om de organisatievormen die in het Nederlandse maatschappelijke leven een rol speelden (bij arbeiders, werkgevers, boeren, journalisten, kunstenaars, artsen, jongeren enz. enz.), een nationaal-socialistische inhoud te geven; de gedachten liepen evenwel uiteen wanneer men voor de niet minder belangrijke vraag kwam te staan, welke Nederlandse politieke groepering de dragende kracht moest worden in deze gehele ontwikkeling. 3
XCSchmidt, die in de NSDAP carrière gemaakt had, was een typische Partei-man: in zijn visie moest er, liefst onder zijn leiding, een groepering komen die met de Duitse Nazipartij te vergelijken was. Seyss-Inquart had daarentegen slechtszwakke bindingen met de NSDAP (hij had met die lieden allast genoeg gehad in Oostenrijk voor en na de Anschluss!) en Rauter was niet eens partijlid. Rauter zag mèt zijn idool, de Reichsführer-SS Himmler, niet de tot Duitsland, althans tot Rijksduitsers beperkte NSDAP maar de zich ook tot niet-Duitsers richtende SS als het bindende element in het toekomstige Grossgermanischc Reich waarin ook Nederland zou opgaan; hij had er dus geen behoefte aan, in Nederland een aparte nationaal-socialistische 'partij' te protegeren, laat staan de NSB die hem veel te eng, te 'Nederlands' dacht. Seyss-Inquart beschouwde de zaken ruimer: bij de nationaal-socialistische omvorming van Duitsland en Oostenrijk had de NSDAP een belangrijke rol gespeeld, en nu mocht het wel waar zijn dat de invloed van de SS als aparte formatie in Gross-Deutschland snel groeiende was (en niet tot Seyss-Inquarts ongenoegen: hij had zich in die formatie tot generaal, SS-Obergruppenführer, laten benoemen), maar hij kon in de SS toch niet meer zien dan een elite, een keurbende, die dan wel bij uitstek verknocht mocht zijn aan de nationaal-socialistischeideologie, doch zulks maakte het feit niet ongedaan dat die ideologie in de NSDAP haar breedste organisatorische neerslag had gevonden; een elite was wenselijk, maar een massabeweging essentieel: zonder zulk een beweging kwam, aldus Seyss-Inquart, elke elite in de lucht te hangen.
XCIn de zomer van '40 was Seyss-Inquarts houding jegens de NSB er een geweest van grote gereserveerdheid, samenhangend met zijn constatering dat Mussert een politieke persoonlijkheid van de tweede, zo niet van de derde rang was. Seyss-Inquart had gehoopt dat de zes grote democratische politieke partijen (rooms-katholieken, anti-revolutionairen, christelijkhistorischen, liberalen, vrijzinnig-democraten en sociaal-democraten) op grondslag van de aanvaarding van Duitslands blijvende suprematie tot een vorm van onderlinge samenwerking, en samenwerking met hèrn, zouden komen; zij hadden evenwel gemeenschappelijk geweigerd, zich op die basis weer in de volle openbaarheid te begeven. Die basis was wèl aanvaard door het Driemanschap van de Nederlandse Unie (Einthoven, Linthorst Homan, de Quay) maar in dezelfde weken waarin de Unie zich, in strijd met de bedoelingen althans van Homan en de Quay, tot een tegen de Duitsers gerichte beweging begon te ontwikkelen, had Seyss-Inquart zich, min of meer tegen eigen beter inzicht in, door Himmler en Schmidt er toe laten forceren om goed te vinden dat Mussert een zekere voorkeurspositie zou krijgen: Mussert had begin september' 40 Hiders leiderschap erkend en was 3
later in die maand door de Führer ontvangen. De leider van de NSB had daar belangrijke concessies voor moeten doen: hij had goedgekeurd dat binnen de NSB een SS opgericht zou worden onder leiding van de door hem, Mussert, gewantrouwde Feldmeijer; hij had de niet minder, eerder nog méér gewantrouwde Rost van Tonningen tot tweede plaatsvervangend leider van de NSB benoemd; óók had hij zich bereid verklaard, het openlijk onderstrepen van het 'Groot-Nederlandse', 'Dietse' ideaal (Hitler voelde er niets voor, Vlaanderen aan Nederland toe te voegen) na te laten alsmede de Joodse leden uit de NSB te royeren. De eerste aanstellingen van NSB' ers op hoge posten in het overheidsapparaat waren een van de beloningen geweest die Mussert ontving; een tweede beloning werd gevormd door het feitdat de Reichskommissar van 1 januari '41 af de NSB een subsidie gaf dat meer dan tienmaal zo groot was als alle bedragen die door leden en sympathisanten opgebracht werden. Nadien zat de NSB met zilveren koorden aan de bezetter vastgesnoerd. Men mag hier niet een exclusief opteren in zien ten gunste van de NSB - zeker niet ten gunste van de NSB zoals die zich in de tweede helft van '40 aan Seyss-Inquart en Schmidt voordeed. Zij moest nationaal-socialistischer, men zou ook kunnen zeggen: meer pro-Duits, minder 'Nederlands' worden. Om dat te bevorderen rnaakte de bezetter aanvankelijk gebruik van twee kleine groeperingen die het rechtstreeks opgaan van Nederland in Duitsland propageerden: de NSNAP-Kruyt en de NSNAP-van Rappard - later besloot hij, die twee tot één te reduceren, De NSNAP-Kruyt, de kleinste van de twee, kreeg eind' 40 aanzegging, zich te ontbinden en deed dat na een . maand of vijf waarin overigens van haar niets meer was uitgegaan. De NSNAP-van Rappard ontving daarentegen belangrijke steun van de bezetter: flinke subsidies (wij kennen geen cijfers) en politieke adviezen die Schmidt van januari' 41 af regelmatig liet verstrekken via de Kreisleiter van de NSDAP in Den Haag, Schümann. Voor Seyss-Inquart en Schmidt stond overigens vast dat ook de NSNAP-van Rappard uiteindelijk opgeheven moest worden; zij diende dan op te gaan hetzij in de NSB, hetzij in een bredere nationaal-socialistische formatie die inmiddels ontstaan zou zijn. Want op dat laatste bleven Seyss-Inquart en Schmidt toch hopen. Die hoop bepaalde hun beleid ten aanzien van Nationaal Front en Nederlandse Unie. Beide bewegingen werden getolereerd niet om wat zij waren maar om wat zij moesten worden: zij dienden naar de nationaal-socialistische kant op te schuiven. Daarvan werden, zoals ook ten aanzien van Mussert het geval geweest was, tastbare bewijzen verlangd: de publieke erkenning van Duitslands suprematie, uiteindelijk ook de erkenning van Hitlers leiderschap, het openlijk loslaten van 'Groot-Nederlandse', 'Dietse' denkbeelden en de 3
volledige aanvaarding van de Duitse standpunten op het gebied van de Jodenvervolging. Het was Schmidt wel toevertrouwd om in zijn contacten met Homan en Arnold Meyer in die richting te werken met lokmiddelen en dreigementen; nu eens liet hij doorschemeren dat de bezetter, zodra zich andere perspectievén openden, aan Musserts bevoorrechte positie graag een einde zou maken, dan weer. dreigde hij met verbodsbepalingen als men halsstarrig bleef - en bij dat alles drong hij er op aan, zo nauw mogelijk met de NSB samen te werken. Kwam die samenwerking tot stand, dan zou (aldus Schmidts berekening) de NSB uit haar isolement verlost worden, wellicht zou ook in en door die samenwerking een nieuwe groepering ontstaan, sterker dan de NSB en representatiever voor het Nederlandse volk.
XCDat Arnold Meyer op wezenlijke punten zou toegeven, werd in de lente van ' 4I door Seyss-Inquart en Schmidt niet verwacht, eerder hadden zij iets van hoop gevestigd op Homan die immers eind januari al bijna op het punt gestaan had, zonder Einthoven en de Quay geheel alleen voort te gaan met een van anti-Duitse elementen gezuiverde Nederlandse Unie. Helaas, Homan had (zo zagen Seyss-Inquart en Schmidt het), toen het er op aankwam, niet doorgezet; nadien was hun hoop dat met de Unie of met een rest-Unie nog iets te bereiken viel, belangrijk verzwakt.
XCDie opzet was volstrekt onoprecht. Want in de maanden waarin er op toegewerkt werd, zagen Seyss-Inquart en Schmidt noch Mussert, noch Homan, noch Arnold Meyer als de figuur die uiteindelijk in een nationaalsocialistisch Nederland de representant zou zijn van de Führer aller Germanen, Adolf Hitler. Wie die figuur zou worden, leek een open vraag; Mussert, Homan ,en Meyer mochten hem hoogstens het pad effenen.
XCWij willen over Nationaal Front als beweging kort zijn. De belangrijkste gegevens vermeldden wij trouwens al in ons vorige deel.
XCArnold Meyer bezat in de lente van ' 4I misschien twaalfduizend volgelingen, van wie vermoedelijk zeven-tiende woonachtig was in Limburg en Noord-Brabant. De beweging hing als los zand aan elkaar, chronisch geldgebrek kon alleen opgeheven worden door Meyers bedelbezoeken aan rijke sympathisanten die hoofdzakelijk in katholieke zakenrnilieus te vinden waren.
XCVeel behoefte aan contact met raadgevers had Meyer niet. Niet alleen in de
ogen van zijn volgelingen maar ook in zijn eigen ogen was hij 'de leider' die, als het er op aankwam, uit eigen kracht en in eenzaamheid de koers diende te bepalen. Nationaal Front kende een 'Politieke Raad', maar dit adviserend college werd, na een aanlooptijd, in de hier behandelde periode door Meyer nauwelijks meer geraadpleegd. Dat hing, dunkt ons, niet alleen met Meyers zelfoverschatting samen maar ook met het feit dat hij eigenlijk niet wist wat hij zijn adviseurs te vertellen had; hij volgde een innerlijk tegenstrijdig beleid: overtuigd als hij was van Duitslands overwinning, zag hij de Duitsers als de vormgevers van het toekomstig Europa waarin ook hij een rol wilde spelen en trachtte hij dus bij hen in het gevlij te komen; 'anderzijds had hij', zo schreven wij in ons vorig deel, 'een instinctieve afkeer van het Derde Rijk en brachten die afkeer plus de behoefte, zich duidelijk van de NSB te distantiëren, hem er toe, aansluiting te zoeken bij het anti-Duitse, 'nationalistische' element in de Nederlandse publieke opinie.' Hij zwalkte dus en zij die zwalken, kunnen geen koers aangeven; soms weten zij niet eens uit welke hoek de wind waait. 'Wij leefden als het ware in een luchtledig', zei Meyer op 21 juni tegen de leden van zijn Politieke Raad die bijna drie maanden lang niets van hem gehoord hadden. 'De aspecten wisselden met de dag en wat ik 's morgens had kunnen vaststellen, was vaak in de namiddag reeds weer gewijzigd." Meyer had, anders gezegd, in het jegens hem gevoerde beleid geen enkele lijn kunnen ontwaren; "s morgens' had hij gemeend dat hij zich in de gunst der Duitsers ging verheugen en 'in de namiddag' kwam er weer een koude douche. Dat het één zowel als het ander een tactisch middel was om hem in het gewenste spoor te krijgen, was niet tot hem doorgedrongen; wèl had hij meer en meer het onbehagelijke gevoel gekregen dat op de Duitsers geen staat te maken viel.
XCBegin februari '41 was Meyer het eindelijk weer toegestane verlof om op publieke vergaderingen te spreken kwijtgeraakt doordat hij tijdens een redevoering in Den Haag gerept had van de Ruyters tocht naar Chatham, daar 'volkomen spontaan' aan toevoegend: 'Wie heeft ons dat tot heden nagedaan?' - 'Hitler niet!' dachten zijn toehoorders en een minutenlang applaus was gevolgd. Meyer werd op het matje geroepen bij Schmidt alsmede bij de Abteilung Sicherheitsdienst van de staf van Harster, de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD; hij sprak daar met het afdelingshoofd, Knolle. Jegens deze ontkende Meyer 'zeer pertinent' dat hij zich 'anti-Duits'
1 Nationaal Front, Politieke Raad: Notulen, 21 juni 1941 (Rijksarchief Noord Brabant, archief Arnold Meyer, 186). Wij geven in dit deel, zoals ook al in deel 4 het geval was, bij de stukken uit het persoonlijke archief van Meyer de voorlopige inventarisnummers weer die door het genoemde Rijksarchief aangebracht zijn.
uitgelaten had en het gesprek kwam vervolgens op de NSB waar Knolle weinig en op de Unie waar hij niets mee op had. Meyer sprak af dat hij Knolle voortaan wekelijks zou ontmoeten. Uit het gesprek met Schmidt concludeerde hij, 'dat men ook aan Duitse zijde het hart niet meer zó sterk aan de NSB verpand heeft ... De Nederlandse Unie heeft afgedaan ... zij wordt beschouwd als volkomen onbetekenend negativisme." Rees zijn ster? Neen: op 12 maart repte Seyss-Inquart in zijn toespraak in het Amsterdamse Concertgebouw met geen woord van Nationaal Front. De zin: 'tnit uns oder gegen uns, ein Drittes gibt es nicht mehr', liet overigens aan duidelijkheid niets te wensen. Een dag later, op 13 maart dus, gaf de bezetter, ditmaal in de persoon van de Generalkommissar für Verwaltung und [ustiz, Wimmer, Meyer een stille wenk: in een gesprek met een vooraanstaand lid van Nationaal Front zei Wimmer 'tot driemaal toe'2 dat de bezetter 'onmogelijk enig vertrouwen kon stellen in Mussert, echter wèl in de persoon van Arnold Meyer.' 'Gewenst werd echter', zo rapporteerde Meyer op 20 rnaart aan zijn Politieke Raad, 'dat Nationaal Front zich duidelijker en openlijker uit zou spreken vóór het nationaal-socialisme, dat de volkse idee sterker zou worden benadrukt, dat de volksschool onvoorwaardelijk zou worden aanvaard' (afschaffmgdus van het confessionele onderwijs) 'en dat de Groot-Nederlandse gedachte niet meer naar voren zou worden geschoven als politiek begrip.' Meyer noemde dit alles heel aannemelijk, zelfs voor 'de volksschool' kon wel een formule gevonden worden die met de Duitse wensen rekening hield, maar zijn volgeling die met Wimmer gesproken had, zette een domper op de feestvreugde door op te merken dat men aan Duitse kant 'niet overtuigd was van de oprechtheid van de Leider in diens streven naar een hechte Duits-Nederlandse samenwerking. In dit opzicht had men wellicht nog meer vertrouwen in Linthorst Homan, alhoewel men het program en de doelstellingen van de Unie belachelijk noemde.' Bedacht moest ook worden dat, aldus die volgeling, 'de kwestie van de volksschool' 'een zaak (was) van to be or not to be' - een zaak, anders gezegd, die niet zo eenvoudig met een formule opgelost kon worden."
XCNog op diezelfde zoste maart kwam weer een ander hooggeplaatst Nationaal Fronter, dr. J. B. van Heutsz, een acht-en-vijftigjarige arts, zoon van de vroegere gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en een voorman van de pro-Duitse groep die zich in Nationaal Front was gaan aftekenen, een verleidelijk Duits aanbod overbrengen: Meyer zou zes weken naar
1 A.v., 6 maart 1941 (a.v.). 2 A. Meyer: (1946), p. 218. " Nationaal Front, Politieke Raad: Notulen, 20 maart 1941 (archief Arnold Meyer, 186 en 1556).
Duitsland mogen gaan, in die zes weken zou Nationaal Front door een ander lid geleid worden - een lid van de pro-Duitse groep. 'AlleDuitse autoriteiten, incluis SS en Generaik. Schmit zouden dit wensen', noteerde Meyer in zijn dagaantekeningen. 'Keuze ofwel ten onder gaan ofwel de figuur worden ... Finantiën etc. zou allemaal in orde komen." De figuur worden! Meyer had er wel oren naar. Hij zette zijn contacten met de bezetter dus voort en richtte op 2 april een uitvoerige brief tot Schmidt. Daarin verklaarde hij zich in beginsel bereid, met de NSB samen te werken (maar dan moest het wel uit zijn met de polemieken tegen Nationaal Front in de NSB-pers en in het antisemietische weekblad De Misthoorn!) ; hij drong er op aan dat enkele leden van Nationaal Front belangrijke posities kregen in het overheidsapparaat en dat Nationaal Front weer openbare vergaderingen zou mogen houden; hij brak voorts opnieuween lans voor 'Dietsland' en hij suggereerde tenslotte dat de bezetter de Nederlandse Unie zou opheffen en maatregelen treffen opdat de leden van de Unie zich bij Nationaal Front zouden aansluiten.ê
XCSchmidt liet Meyer bijna drie weken op antwoord wachten. Maandagochtend 21 aprilontving hij hem. Hij zei Meyer toen dat hij bereid was, aldus het Duitse verslag van deze bespreking", 'den Vorschlag Meyers, einen Burgfrieden zwischen NSB und Nationaal Front zustande xu: bringen, zu unterstützen'; hatelijke kritiek in de NSB-pers kon gestopt worden, ook in De Misthoorn, die overigens, zei Schmidt, geen NSB-blad was, maar wel 'noodzakelijk' - aldus het Nederlandse verslag." Hoe ver zich die samenwerking met de NSB zou ontwikkelen, diende men af te wachten. Meyer voelde niets voor 'fusie' en een van Schmidts medewerkers merkte op dat de NSB niet eens voor 'samenwerking' zou voelen, Schmidt wuifde dat weg: 'Op den duur zou er toch samenwerking tussen de nationaal-socialistische groepen moeten komen en dan zou er zo nodig van zijn zijde dwang worden uitgeoefend ... De NSNAP beschouwde hij in dit verband als van geen belang.' Ook het probleem van 'Dietsland' zag Schmidt al heel eenvoudig: Hitler zou er wel voor zorgen, 'dass auch im Westen Europas genügend Lebens raum für alle Germanen geschaffen werde. Damit gehe die gross-dietsche Idee in eine höhere auf' - Meyer moest daar geen moeilijkheden over blijven maken. Bovendien diende hij zich, zei Schmidt, duidelijker los te maken van de katholieke kerk. En wat nu zijn voorstel ten aanzien van de Nederlandse Unie betrof: hier voelde Schmidt niet voor; hij zou de Unie niet het plezierhet vaderland) zorgvuldig verzwegen. 3 Verslag, 25 april 1941 (GKzhV, HA Politischer Aufbau, 9 a). • V~rslag, 21 april 1941
1 A. Meyer: Dagaantekeningen. 20 maart 1941 (a.v., 1543). 2 Die beide laatste, even kwalijke als absurde suggesties zijn door Meyer in zijn memoires
doen, haar te verbieden, en bovendien: 'het nut van de Unie achtte hij nog steeds dat zij grote groepen van illegale acties afhield.' Meyers verzoek, Nationaal Fronters vooraanstaande posities te geven, had Seyss-Inquart in overweging genomen", maar van openbare vergaderingen kon voorlopig geen sprake zijn. 'Schmidt erkldrte sich schliesslich damit einuerstanden dass Meyer eine Injormationsreise durch Deutschland mache, wiinschte aber, diese nicht länger ausgedehnt zu wissen als acht Tage.'
XCHet was een mager resultaat - en dat was niet de enige teleurstelling die Meyer op de zrste april te verwerken kreeg. Hij had al enige tijd lang het vage gevoel dat vooraanstaande leden van zijn beweging die blijkbaar van mening waren dat hun carrière schade leed door zijn aarzelingen, achter zijn rug om contacten met de Duitsers onderhielden - op de avond van de z rste ging hij, door een employé gewaarschuwd, het bureau van de directeur van de uitgeverij van Nationaal Front, G. J. Zwertbroek, doorzoeken; hij trof er brieven in aan waaruit hem bleek dat Zwertbroek samen met andere Nationaal Fronters in een nauwe relatie stond tot medewerkers van Schmidt. En hij, de Leider, wist daar niets van af! De gehele pro-Duitse groep werd door hem geroyeerd, waarna Zwertbroek zich, vermoedelijk op advies van, Schmidt, bij de NSNAP aansloot: Deze desertie nam Meyer als aanleiding om de staf te breken over het annexionistische streven van van Rappard en de zijnen. 'De Nederlandse Nationalist' zo schreef hij in het dagblad van Nationaal Front, het Nederlands Dagblad (een neveneditie van De Restdentie bode),'kan slechts walging voelen bij het aanschouwen van dit krankzinnig en tot mislukking gedoemd misdadig spell" Dat kon Schmidt die de NSNAP protegeerde, niet op zich laten zitten: het Nederlands Dagblad werd op 27 mei voor de periode van een volle maand verboden. Nog zette Meyer zijn actie voort, waarbij hij op besloten vergaderingen bleef aandringen op aanvaarding van de Nieuwe Orde en zich in besprekingen, ook met Duitsers, opnieuw bereid verklaarde tot samenwerking met Mussert; onderschikking aan deze wees hij af. 'Is het begrijpelijk', schreef hij na de oorlog, 'dat in de enkele ogenblikken dat ik geheel alieen was, ik wel eens zozeer walgde van al dat geïntrigeer, dat er soms een neiging in mij opkwam om de boel er bij neer te smijten? Maar dat mocht ik niet, want zulks zou juist in de kaart van de Duitsers spelen zijn. Het spel, al was het een onaangenaam spel, waarbij-ik wist dat de tegenpartij vals speelde, moest ik verder spelen, in het belang van ons volk. Opgeven zou vrij baan betekenen voor de NSB.'"benoemd; daar bleef het voorlopig bij. 2 Nederlands Dagblad, 20 mei 1941. 3 A. Meyer: Alles voor het vaderland, p.
1 Kort nadien werd een Nationaal Pronter tot burgemeester van Harderwijk
XCVolhouden dus (Duitsland zou immers de oorlog winnen) - èn volhouden met geforceerd optimisme. 'Kameraden, hebt geduld en uithoudingsvermogen', betoogde Meyer op 21 juni tegen de leden van zijn Politieke Raad, 'en laat u niet imponeren. Wij zullen winnen!'!
XCAbsurde grootspraak was dat.
XCEnkele weken tevoren had een vooraanstaande fascist, drs. W. Haighton, de spijker op de kop geslagen toen hij er in de brief waarmee hij als lid van Nationaal Front bedankte, Meyer op wees dat deze bij zijn beleid 'steeds op twee gedachten gehinkt (had), enerzijds wilde u de steun en de medewerking der bezettingsautoriteiten behouden' (vandaar de pro-Duitse uitlatingen die voor de bezetter niet ver genoeg gingen) 'en anderzijds wilde u ... dingen naar de gunst der massa' (vandaar de anti-Duitse die voor de massa niet fel genoeg waren). 'Zo zakte u tussen twee stoelen. De anti-Duitse massa kreeg u niet mee, want die zat in de Unie en moest van u als antisemiet niets hebben, de gunst van de Duitse autoriteiten verspeelde U.'2
XCMet die analyse (en ze vergde waarlijk niet zoveel scherpzinnigheid) hield Meyer geen rekening: hij zette door - en stevende daarmee recht op zijn grootste politieke blunder af.
XCIn ons vorige deel verlieten wij de Unie op het moment waarop zij binnenskamers een levensgevaarlijke crisis doorstaan had: het Driemanschap was bijna uiteengevallen, ja Einthoven en de Quay hadden de leiding formeel al neergelegd toen de breuk tussen hen en Homan onder de krachtige aandrang van de gewestelijke en stedelijke secretarissen gelijmd was: dezen hadden er op gewezen dat een uiteenvallen van het Driemanschap het uiteenvallen van de Unie zou betekenen. De crisis had Einthoven sterk aangegrepen; hij had zich begin februari op medisch advies in Breukelen teruggetrokken. Als lid van het Driemanschap bleefhij formeel medeverantwoordelijk voor het te voeren beleid; in werkelijkheid liet hij dat beleid langs zich heen gaan: hij nam er nauwelijks kennis van, het weekblad De Unie liet hij ongelezen. In feite werd de Nederlandse Unie na de crisis dus uitsluitend door Homan en de Quay geleid; zij assumeerden zich twee nieuwe dagelijkse186). 2 Brief, 28 mei 1941, van W. Haighton aan A. Meyer, aangehaald in A. Meyer: Alles voor het vaderland, p.
1 Nationaal Front, Politieke Raad: Notulen, 21 juni 1941 (archief Arnold Meyer,
'adviseurs': jhr. mr. R. Groeninx van Zoelen die bij het bezweren van de crisis een belangrijke rol gespeeld had, en een van diens schaarse volgelingen, dr. M. R. J. Brinkgreve.' Brinkgreve was nog steeds lid van het miniem kleine, door Groeninx geleide groepje, dat zich nogal pretentieus 'De V uurslag' noemde. Groeninx die zich tussen de twee wereldoorlogen zeer beijverd had in fascistische C.q. rechts-autoritaire kringen, kreeg nu ruim de gelegenheid, zijn denkbeelden in De Unie te ontvouwen; het blad stond spoedig vol met in een hoogdravende stijl geschreven historische bijdragen die aan zijn pen ontvloeid waren; soms liet hij ellenlange beschouwingen afdrukken die hij in de jaren '30 op schrift gesteld had en die toen niemands aandacht getrokken hadden. Dat werd gecombineerd met artikelen van anderen over Nederlands-Indië, over 'nationale' thema's en over een nieuwe structuur van de landbouw, van de woningbouw, van de jeugdzorg, enzovoort, enzovoort. Aldus werd getracht, aan het begip 'Nederlands socialisme' dat de Nederlandse Unie sinds de herfst van ' 40 in haar vaandel voerde, de nodige inhoud te geven.
XCIn die beschouwingen over de toekomst staken als regel elementen die strookten met sommige Duitse denkbeelden. 'Ik herinner mij', schreef Groeninx enkele jaren later, 'dat er tenslotte op voorstel van de Quay tot een soort rantsoenering der 'misse' artikelen werd overgegaan - ik geloof dat men overeenkwam dat er twee per nummer in moesten staan ... Meest werd er in de redactievergadering nog wat afgeslepen en zocht men naar een of ander pikant bericht om aan het geheel een wat fleuriger voorkomen te geven ... Ik hoor bij die gelegenheden de Quay nog zeggen: 'Heeft er niet iemand nog een pepertje tegen de NSB? ' , 2
XCMen moet, dunkt ons, het begrip' 'rnisse' artikelen' niet zo interpreteren dat puur voor de schijn beschouwingen opgenomen werden waarmee de Unieleiding het principieel niet eens was. Er stond Homan en de Quay een meer 'organisch' opgebouwd, nogal autoritair bestuurd Nederland voor ogen {men gin~ dat dan ook in samenwerking met Nationaal Front voorJ.
1 In stukken die in die tijd van het Algemeen Secretariaat van de Unie uitgingen, staan Groeninx en Brinkgreve als enigen als 'adviseurs' vermeld, maar Homan en de Quay wonnen uiteraard ook de adviezen van anderen in. Tot hen behoorden mr. L. G. Schlichting, hoofdredacteur van dr. H. van Royen, hoofd ambtenaar van Buitenlandse Zaken (die begin '4I uit zijn gevangenschap ontslagen werd) enkolonelH. Koot, delatere commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten. 2 R. Groeninx van Zoelen: Verslag over de Neder!. Unie (7 febr. I945), p. (CNU, II b).
bereiden') alle artikelen die aan dat 'nieuwe Nederland' gewijd werden, pasten op een aantal punten bij de ideologie van .de Nieuwe Orde. Daarbij werd evenwel tot irritatie van de bezetter nog duidelijker dan al in de herfst van '40 het geval geweest was, gesteld dat met de verwezenlijking van het 'nieuwe Nederland' gewacht moest worden tot de oorlog ten einde was. Die beperking kon men met name aantreffen in het hoofdartikel in het nummer van De Unie van 22 maart waarin gereageerd werd op Seyss-Inquarts toespraak te Amsterdam. Seyss-Inquarts belangrijkste formulering: 'voor of tegen ons', kwam er als titel boven te staan. Er was veel over het artikel te doen geweest; het was tenslotte gedeeltelijk door Groeninx, gedeeltelijk door de perschef van de Unie, R. Kraus, geschreven. Daarbij was aan het concept van Kraus een passage ontleend waarin betoogd werd dat het Nederlandse volk al daarom niet ten gunste van Duitsland zou kunnen kiezen omdat de Nederlandse marine doorvocht:
XC'En nu kan men ons vele malen voorhouden dat onze vloot er gezien het Nederlandse belang zeer onverstandig aan doet om aan de zijde van Engeland te blijven doorvechten, dan nog kunnen wij ons onmogelijk tegen onze eigen marine keren. Dat heeft niets meer met pro-Duits of anti-Duits te maken. Want dit valt geheel in de sfeer van het zuivere, eerlijke nationale gevoel.'
XCDe Nederlandse cultuur, zo werd verder uiteengezet, was geheel anders dan de Duitse. Met 'pogingen om ons gelijkvormigheid tussen het Duitse N ationaalSocialisme en het Nederlandse Socialisme op te dringen', zou de bezetter slechts een 'houding van afweer' in de hand werken. 'En weest toch vooral', zo werd die bezetter tenslotte voorgehouden, 'dit indachtig, dat niet hij uw ware vriend is die u in alles op slaafse wijze volgt' - daarmee werd op Mussert gedoeld.ê
XCDit artikel wekteheftig ongenoegen bij de bezetter. Vooral aan de passage over de Nederlandse marine nam hij aanstoot. PerschefKraus werd gearres
1 In de lente van '41 ontwierpen agrarische deskundigen van de Nederlandse Unie en Nationaal Front een gemeenschappelijk landbouwprogramma dat in mei in de organen van de twee groeperingen gepubliceerd werd. Begin juni aanvaardde de Quay een voorstel van Arnold Meyer 'om elkander op de hoogte te houden van misplaatste anti-propaganda', hij had echter er het hogere kader van de Unie opnieuwop gewezen, 'dat Nationaal Front en NSB niet in één adem kunnen wor den genoemd' (brief, 5 juni 1941, van de Quay aan Meyer, archiefArnold Meyer, 1592). Op 20 juni keurde de Quay goed dat dr. Brinkgreve en een vooraanstaand lid van Nationaal Front de mogelijkheden van samenwerking tussen sociaal economische deskundigen van de Unie en Nationaal Front zouden nagaan. 2 De 31 (22 maart 1941), p. 1-2.
teerd, enkele weken vastgehouden en in gevangenschap duchtig onder handen genomen: enige tijd na zijn vrijlating werd hij wegens extreem pro-Duitse uitlatingen uit zijn functie bij de Nederlandse Unie ontslagen. Wat het artikel betrof dat mede door hem geschreven was: nog voor met het betrokken nummer van De Unie gecolporteerd werd, was aan de Nederlandse pers meegedeeld dat er geen woord uit geciteerd mocht worden. Homan kreeg van Generalkommissar Schmidt te horen dat juist doordat de bezetter zich bewust was dat de NSB 'nur eine kleine Minderheit der Bevöl kerung' vertegenwoordigde terwijl de Nederlandse Unie eerder als 'die Vertreterin des ganzen Volkes' beschouwd kon worden, het standpunt dat de Unie met betrekking tot Seyss-Inquarts toespraak ingenomen had, 'eine grosse Enttäuschung' geweest was.' Er volgden, afgezien nog van de arrestatie van Kraus, algemene strafmaatregelen die kennelijk als waarschuwing bedoeld waren. Begin april werd de aparte vlag die de Unie in gebruik genomen had en die onder meer van de talloze Uniewinkels, van haar plaatselijke centra en van haar sociale voorlichtingsbureaus wapperde, verboden; voorts ontving de Nederlandse pers aanzegging dat zij 'tot nader order' geen enkel artikel uit De Unie citeren mocht": tenslotte, en dat was het belang-: rijkste, werd bepaald dat .met exemplaren van De Unie niet meer gecolporteerd mocht worden, evenmin met de brochures die de beweging uitgaf.
XCDeze Duitse maatregelen hadden een averechts effect: zij dreven de Unie in een strijdpositie en schonken alleen al daardoor de leden nieuwe bezieling.
XCVeel activiteit was die leden niet mogelijk. Openbare vergaderingen mochten zij niet beleggen. Het was hun wèl toegestaan, onderlinge discussiebijeenkomsten te houden, zij het dat men verlof van de betrokken procureurgeneraal nodig had als men met meer dan twintig personen bijeenkwam. Het lidmaatschap van vele leden droeg een nogal passief karakter maar er waren toch ook onder de zes- tot zevenhonderdduizend personen die zich bij de Unie aangesloten hadden, duizenden Z.g. Uniekringen gevormd die periodiek bijeenkwamen en die, voorzover zij Nederlanders uit alle lagen der bevolking en van verschillende politieke en godsdienstige gezindheid in een vast onderling contact brachten, een novum vormden in de vaderlandse geschiedenis. Het was de bedoeling dat men zich in die Uniekringen rekenschap gaf van de opbouw van een nieuw Nederland; wij nemen evenwel aan dat daarnaast, en misschien wel in de eerste plaats, in die besloten bijeenkomsten menig woord gewisseld werd over het algemene oorlogsverloop en dat er 'met verontwaardiging gesproken werd over het Duitse beleid,4
1 (april 1941), p. 2. 2 Noot voor de redacties no. 334. 3 april 1941 (DVK, 84 b).
over de protectie die de NSB ontving, en met name ook over de voortgezette straatterreur van NSB'ers en NSNAp'ers die zich mede tegen de Unie richtte en die wij straks zullen beschrijven. Bij de leden die zich persoonlijk bij het wel en wee van de Unie betrokken voelden, was er behoefte aan actie - en juist aan die behoefte kwamen de strafmaatregelen die na het nummer van 22 maart afgekondigd waren, tegemoet. Er werden op dat moment van De Unie wekelijks ca. 400 000 exemplaren verkocht; daarvan kwamen er ca. 60 000 bij vaste abonné's terecht. De Unie dreigde dus door het colportageverbod op slag bijna zes-zevende van haar lezers plus een groot deel van haar inkomsten te verliezen, Dat moest voorkomen worden! De Unieleiding gaf het parool uit, dat het aantal vaste abonné's per 1 mei op een kwart miljoen gebracht moest zijn. Wie zich daarvoor inzette (en duizenden deden dat avond na avond met groot enthousiasme), had het gevoel, het zijne bij te dragen tot het verijdelen van een Duitse opzet. Dat lukte: begin mei stond vast dat De Unie voortaan weer tweehonderdvijftigduizend gezinnen zou bereiken. Opnieuw was hiermee het anti-Duitse karakter van de Unie als massabeweging aangetoond. Dat . was voor Seyss-Inquart geen verrassing: kort na het begin van de abonnéwervingsactie had hij de kenmerkende instructie gegeven, 'bei Pestnohmen van Geiseln in erster Linie die örtliche Leitung der Unie festzunehmen.'l Veel hoop dat hij de Unie of ook maar een deel daarvan in het goede spoor zou kunnen krijgen, had de Reichskommissar dus niet meer, maar hij was nog niet zo ver dat hij alle hoop opgegeven had. Daar had hij ook geen reden toe. Want het moge waar zijn dat het colportageverbod tot een opleving van anti-Duitse activiteit bij de Nederlandse Unie geleid had - daar stond tegenover dat 'het gesprek met de bezetter' (zo zou men het kunnen noemen) door de Unieleiding niet afgebroken maar voortgezet werd en dat bij dat 'gesprek' telkens weer bleek dat die leiding bereid was, concessies te doen die pasten bij Seyss-Inquarts algemene politiek. Die leiding ging door met het aanprijzen van de Nederlandse Arbeidsdienst en van de Winterhulp Nederland; zij het bovendien de abonné-wervingsactie samenvallen met enkele opvallende vriendelijkheden jegens de bezetter. Eind april ging zij er accoord mee dat de loten die de Winterhulp aan de man trachtte te brengen, in de Uniewinkels verkocht zouden worden; voorts maakte Homan'' met
XC1 Afschrift van een instructie, 17 april 1941, van Knolle aan de Aussenstellen der Sicherheitspalizei und des SD (HSSuPF, 185 d). 2 Persoonlijk had Homan na de Februaristaking de bezetter in zoverre geholpen dat hij in Amsterdam zijn best had gedaan, een niet-NSB'er te vinden die bereid was, naast de pro-Duitse burgemeester Voûte als wethouder op te treden. 4
Generalkommissar Schmidt de afspraak dat Duitse deskundigen aan hoge functionarissen van de Unie uiteenzettingen zouden geven over de opbouw van het sociale werk in het Derde Rijk"; en tenslotte werd in het nummer van De Unie dat aan de vooravond van de herdenking der meidagen verscheen, een door Groeninx geschreven maar door 'het Driemanschap' ondertekende verklaring opgenomen waarin o.m. te lezen stond dat het 'een ridderlijke krijgsmansdaad' van de Duitsers geweest was om goed te vinden dat de Nederlandse officieren na de capitulatie hun ponjaard hadden mogen behouden- en dat de Unie meende, 'aanspraak te hebben op de achting van de Bezetter." Het illegale Parool sprak van 'walgelijke strooplikkerij in de richting van de beulsknechten van ons volk.'4
XCNiet minder protesten wekte het dat Homan en de Quay de bezetter inmiddels óók tegemoet gekomen waren op het gebied van de Jodenvervolging: zij waren binnen de Unie tot een vorm van Jodendiscriminatie overgegaan.
XCHoeveel Joden waren lid van de Nederlandse Unie? Wij hebben er geen denkbeeld van. Het lijkt ons intussen aannemelijk dat de reacties op de oprichting van de Unie bij de Joodsebevolkingsgroep nietwezenlijk verschilden van die onder de niet-Joodse: stellig waren ook veel Joden verheugd dat zich in den lande in augustus en september' 40 een volksbeweging ging aftekenen die zich duidelijk tegen de krachten keerde van wie een Jodenvervolging te duchten was: de bezetter en de NSB. Daarbij kwam evenwel
t De eerste bijeenkomst van die aard werd op 6 mei' 41 in Den Haag gehouden, de tweede (en laatste) op 23 juni ; de gewestelijke secretaris van Noord-Holland, mr. A. A. Aberson, was de enige Uniefunctionaris die al op de eerste bijeenkomst weigerde te verschijnen. Aberson had medio april de Unieleiding gewaarschuwd tegen het aanbevelen van de Arbeidsdienst: 'Ik vrees', had hij geschreven, 'dat de Nederlandse Arbeidsdienst voor ons een tweede 'Winterhulp-drama' zal worden ..• Het aanbevelen van instellingen waartegen ons Nederlandse Volk zich ver zet uit intuïtie, is een vechten tegen de bierkade, waaraan de Unie, wellicht terecht, niet anders dan nadeel en verdriet kan beleven.' (brief, april 1941, van mr. A. A. Aberson aan het Algemeen Secretariaat van de Nederlandse Unie (Nederlandse Unie, 10 a)). 2 De sabel van de officier was zijn particulier eigendom; wat hij na de capitulatie behouden mocht, was zijn ponjaard, een korte dolk. sprak van het behoud van de 'degen'. 3 38 (8 mei 1941), p. 8. 4 I! (29 mei 1941), p.
in enkele vooraanstaande Joodse kringen meteen al de neiging naar voren, zich ietwat te effaceren; die neiging sloot.aan bij de opvatting dat het voor Joden in het algemeen verstandig zou zijn, zich op de achtergrond te houden; men kan daar een vorm van zelfdiscriminatie in zien. Die zelfdiscriminatie was de oprichters van de Unie niet onwelkom. Dat bleek al toen de opperrabbijn van Groningen, S. Dasberg, enkele dagen na de oprichting van de Unie (hij had er zich meteen bij aangesloten) met Homan de vraag ging bespreken hoe de Joden zich tegenover de Unie dienden op te stellen; gewoon lid worden als alle andere Nederlanders, had Homan. geantwoord, maar hij had het onwenselijk genoemd dat Joodse organisaties publiekelijk of door middel van circulaires op aansluiting zouden aandringen, en voorts gezegd dat financiële bijdragen uit Joodse kring 'niet overdreven en opvallend groet' moesten zijn: zij dienden 'normaal middelmatig' te blijven.' Inderdaad zei Homan eind december tegen e-en Duitse relatie dat aan een Joodse zakenman die het hoge bedrag van f 20 000 was komen aanbieden, 'sofort geantuiortet (war), dass er das Geld sofort wieder einsteeken salle'; de man in kwestie, had Homan gezegd, kon wèl met betaling van zijn normale contributie lid worden en, had Homan verzucht: 'die Juden sind jetzt näturlich schwerlich zu entfernen.'2
XCDat laatste had Homan ook al persoonlijk ervaren. Kort nadat aan de Technische Hogeschool te Delft en de Rijksuniversiteit te Leiden zo treffend geprotesteerd was tegen de uitsluiting van de Joodse universitaire docenten, had.Homan op eigen initiatief een bezoek gebracht aan opperrabbijn Dasberg. Hij bracht toen, aldus Dasberg, 'de vaag geuite gedachte' naar voren dat Joden het lidmaatschap van de Unie zouden neerleggen"; tegen zijn Duitse relatie zei Homan korte tijd later, zich minder vaag uitdrukkend, 'dass die Juden nicht mehr in die Unie gehörten', aangezien zij' durch ihre Anwesen heit in der Unie das Vertrauen der deutschen Obrigkeit in das reine Niederlandertum unterminieren.é
XCVaag of niet, Dasberg had wel begrepen wat Homan bedoelde en de Groninger opperrabbijn had aan het lid van het Driemanschap duidelijk gemaakt,J.
1 Brief, 30.juli van S. Dasberg aan de voorzitters der Israëlietische kerkge nootschappen (Doc 1-1798 A). Omstreeks midden september '40 werd op een bijeenkomst van de gewestelijke secretarissen in Den Haag een richtlijn doorgegeven die op een kaderbijeenkomst in Alkmaar aldus samengevat werd: 'Uit opportu nistisch oogpunt kunnen momenteel de' Israëlieten geen functies bekleden bij de Nederlandse Unie' (verslag, z.d., van een bespreking te Alkmaar, 23 september (Nederlandse Unie, 36 c)). 2 2/41 (ca. Ia jan. 1941), p. II. 3 Brief, 23 april 1941, van S. Dasberg aan Lintharst Homan (Doe 1-1798 A). 2/41, p. II-I2.
XCdat, zeker, de Joden de Unie geen moeilijkheden wilden bezorgen maar dat
XC'afwijzen nu, na opneming eerst, voor ons - zo niet ook voor de beweging
XCzelf - een grote slag zou zijn die wij onszelf niet aanbrengen." 'Die Juden
XCwollten nicht mts eigenen Stücken aus der Unie austreten', aldus Homan weer
XCtegen zijn relatie; 'Die Unie selbst aber ist zurzeit noch nicht stark gel'lug um eine Sduberung vorzunehmen. Dies würde zuviel Wind in die Segel von Colijn und
XCVorrink blasen und vor Allem die sozialistischen Arbeiter dazu bringen, sich von der Unie abzuwenden.'2 Het rapport waarin van dit gesprek met Homan verslag uitgebracht werd,
XCwas voor Generalkommissar Schmidt bestemd; enkele weken na de Februari
XCstaking ging deze tot actie over. In een van de periodieke besprekingen die hij met Homan voerde, zei hij dat hij, alle oppositie van de NSB ten spijt, de Unie belangrijk meer steun zou kunnen bieden indien zij de Joodse leden zou uitstoten. Dat laatste werd door Homan geweigerd maar het zou natuurlijk een andere zaak zijn indien de Joden eigener beweging de Unie verlieten. Het gaf Homan en de Quay wel een hoogst onbehagelijk gevoel dat zij dat punt aan de orde moesten stellen. Het was ook practisch niet zo gemakkelijk te verwezenlijken: wie of welke instantie zou de Joden er toe kunnen bewegen, zich uit de Unie terug te trekken? Weer zocht Homan contact met opperrabbijn Dasberg ; met hem sprak hij over 'een mogelijke uittreding' van de Joden uit de Unie." Dasberg verwees hem naar de voorzitter van de sinds enkele maanden functionerende Joodse Coördinatie-Commissie, mr. L. E. Visser, de uit zijn ambt ontheven en inmiddels ook ontslagen president van de Hoge Raad. In aanwezigheid van Dasberg vond met hem, Visser, eind maart een gesprek plaats; ook de Quay nam er deel aan. 'Homan opende', legde Visser een kleine negen maanden later vast, 'maar was zeer verward en ik heb nooit goed begrepen waar hij eigenlijk heen wilde. Een bepaald verzoek aan ons, te willen bewerken dat er Joden zouden uittreden, deed hij niet, dat hij echter de Joodse leden als een moeilijkheid beschouwde, liet hij doorschemeren. Hij zat meest met de hand onder het hoofd, zeggende dat het zo'n moeilijke kwestie was. Met de Quay vie! beter te praten, doch hij bleef.aan de oppervlakte, zeide dat men van hen verlangde de erkenning van het bestaan-van eenjoods vraagstuk en wat wij daarvan dachten.'!Brief,aprilvan S. Dasberg aan J. Linthorst Homan.p.Visser: 'Nota van rijn besprekingen met de Nederlandse Unie'dec.p.(DoeDeze nota, door Visser kort voor zijn dood geschreven,'geeft van de datering van 'de gesprekken die hij memoreert, een onjuist beeld.A.v.
, 1 23 1941, 2 2/41, 12. 3 L. E. (18 1941), I 1-1798 ./:l.). 4
XCNu, dat zeiden Visser en Dasberg met duidelijkheid: er was in Nederland geen 'Joods vraagstuk'. 'Ook wees ik er op', aldus Visser, 'dat wij niet van plan waren, de Joden ontslagneming uit de Unie aan te raden; dat ware zelve ons ghetto op te trekken, iets wat wij nooit zouden willen en wat het Nederlandse volk ons terecht kwalijk zou kunnen nemen."
XCNa dit gesprek gooiden Homan en de Quay het over een andere boeg. In het Algemeen Secretariaat van de Nederlandse Unie was inmiddels het plan ontwikkeld, de leden van de Unie. in twee groepen te verdelen: 'werkende' (actieve) en 'gewone' (passieve) leden. Het leek Homan en de Quay aanbevelenswaardig, onder de werkende leden geen Joden op te nemen. Generalkommissar Schmidt zou daar een blijk van goede wil in kunnen zien en was het ook voor de Joden niet beter, dat zij uit de politieke vuurlijn teruggetrokken werden? De Haagse opperrabbijn, 1. Maarsen, was het daar geheel mee eens en hij had dat ook aan Visser duidelijk gemaakt maar bij deze niets bereikt. Op 7 april richtten Homan en de Quay derhalve een lange brief tot Visser. Er was, schreven zij, aan de leiding van de Unie gebleken (in Homans gesprekken met Schmidt namelijk), 'dat het deelnemen van Joodse Volksgenoten aan de politieke actie der Nederlandse Unie de reeds zo sterk voorhanden discriminatie der Duitse autoriteiten ten gunste der NSB aanmerkelijk vergemakkelijkte en in de hand werkte.'
XCDeze zin werd onderstreept. Meegedeeld werd, dat 'het Driemanschap nimmer er toe zalovergaan, Joodse volksgenoten ... uit de organisatie te verwijderen ... wel zal het kader der Unie bij voorkeur' (eerlijk ware geweest: 'exclusief') 'uit niet-Joodse krachten worden gevormd ... Indien', zo heette het verder, 'de aanwezigheid van Joden in de boezem der Nederlandse Unie de kracht harer actie ten gunste van het Vaderland verzwakt, verzwakt het tevens hare mogelijkheid om voor hare beginselen op te komen en milde oplossingen voor te staan.'
XCWas Visser, zo werd tenslotte gevraagd, niet alsnog 'op korte termijn' tot een gesprek bereid P Homan en de Quay hoopten kennelijk dat hij de Joden zou willen aansporen, zich er bij neer te leggen dat zij in de Unie een plaats van de tweede rang zouden innemen.
XCVisser antwoordde nagenoeg onmiddellijk. 'U vraagt ons', schreef hij,
XC'A.v., p. 1-2. Brief, 7 april 1941, van]. Linthorst Homan en]. E. de Quay aan L. E.
'vrijwillig mee te werken aan de afscheiding van de Nederlandse Joden uit het nationaal verband, m.a.w. aan het optrekken van een moreel, misschien straks materieel ghetto. Hiertegenover zou ik willen opmerken dat het Nederlandse volk heeft getoond, zodanige afscheiding niet te willen en dat wij dus, door ons bereid te verklaren tot de door u bedoelde medewerking, zouden handelen tegen dat wat ons volk als een primaire eis van recht beschouwt.'l
XCTegen een nader gesprek met Homan en de Quay had Visser geen bezwaar.
XCDat gesprek vond op de zrste aprilplaats ennu was behalve Dasberg ook prof. dr. D. Cohen aanwezig; Cohen was lid van de Joodse CoördinatieCommissie maar tevens sinds ruim twee maanden een van de beide voorzitters van de Joodse Raad voor Amsterdam. Homan stelde in dit gesprek eerst weer het punt aan de orde dat al door Visser afgewezen was. Hij zei, aldus Vissers verslag, 'ronduit wat hij gaarne wilde: vrijwillige uittreding der Joden ... Hij vertelde van een onderhoud met ene Generalsekretär Schmidt, die hem ronduit om deze verwijdering gevraagd had en daartegenover belangrijke politieke voordelen had beloofd. Homan had geweigerd Schmidt was boos geworden
XCHoman vertelde voorts dat hij ons wilde waarschuwen dat hij intensiever optreden en werken van de Unie voorbereidde en dat hij het beter vond, op de vooraanstaande poste~l geen Joden op te nemen .. .'
XC'Op de vooraanstaande pesten'duidelijk was Homan niet en Visser keerde dus tot het al besproken punt terug:
XCre dat, zelfs als wij zouden willen, wij geen enkele macht bezaten de Joden tot bedanken te noodzaken en dat het grootste deel onze oproep eenvoudig zou negeren;
XCze dat een zodanige stap onzerzijds hem toch niet het gewenste resultaat zou verschaffen daar ook de overgeblevenen, talrijk of niet, zijn organisatie het brevet van Judenreinheit zouden doen missen;
XC3e dat wij - en dat was de hoofdzaak - principieel op de hem bekende gronden tot een dergelijke stap nooit zouden overgaan. Wij, meer dan anderen nog, hadden in deze dagen een leidend beginsel van node, wilden wij niet tot een wankele en willoze massa afzakken, en dat beginsel was dat wij moesten weigeren vrijwillig iets te doen wat onze afscheiding van het overige Nederlandse volk zou bevorderen.'
1 Brief, 9 april 1941, van L. E. Visser aan]. Linthorst Homan en]. E. de Quay (a.v.).
XCDasberg en Cohen 'spraken in dezelfde geest en de beide heren van de Unie', aldus de slotzinnen van Vissers verslag, 'konden niet anders doen dan ons gelijk te geven. Wij scheidden in de beste harmonie met waardering voor elkanders standpunt.'!
XCHoe moeten wij die slotzin interpreteren? Dat Homan en de Quay voor de principiële opvatting die hun Joodse gesprekspartners vertolkt hadden, al vonden zij die ook onverstandig, in hun hart 'waardering' koesterden, kunnen wij ons indenken - maar hoe laat zich met name Vissers 'waardering' rijmen met datgene wat Homan en de Quay mondeling en op schrift van hem te horen hadden gekregen? Wij moeten, dunkt ons, die 'waardering' zo verstaan: dat, hoezeer Visser ook van mening was dat geen enkele Nederlander vrijwillig medewerking mocht verlenen aan een discriminatie die in zou gaan 'tegen dat wat ons volk als een primaire eis van recht beschouwt', hij niettemin overtuigd was, zeker niet van de scherpzinnigheid doch wel van de goede bedoelingen waarmee Homan en de Quay op het gladde ijs der politiek iets ten gunste van het Nederlandse volk, de Nederlandse Joden incluis, trachtten te bereiken.
XCDe instelling van het instituut 'werkend lid' werd bekendgemaakt in het nummer van De Unie dat op 12 april verscheen. De Unie kende, stond hierin, twaalfduizend functionarissen en colporteurs: zij zouden de eerste' aspirantwerkende leden' zijn. Er zou namelijk een selectie gemaakt worden. Vanhet besluit dat Joden niet werkend lid zouden kunnen worden, werd in het weekblad met geen woord gerept; het stond eerst zwart op wit in een circulaire die op 3I mei naar het kader van de Unie uitging. Onder de 'eisen waaraan werkende leden moesten voldoen' werden hier o.m. genoemd: 'geen lid zijn van een:andere politieke partij ofbeweging' en: 'geen Israëliet zijn." In De Unie werd die eerste discriminatie verzwegen en de tweede slechts bedekt te verstaan gegeven doordat gepubliceerd werd dat de werkende leden 'als Nederlander en als Christen' een soort verklaring vanlandse Unie aan de gewestelijke en stedelijke commissarissen (secretarissen) (Inter
1 L. E. Visser: 'Nota van mijn besprekingen met de Nederlandse Unie', p. 2-3. 2 Rondschrijven, no. 741 (31 mei 1941), van de algemeen secretaris der Neder
blinde trouwen fanatieke ijver moesten ondertekenen. Aileen de gewestelijke en stedelijke 'commissarissen' (vroeger 'secretarissen' geheten) werden nader ingelicht en wel in' een brief ('strikt persoonlijk') van de algemeen secretaris, H. Staring, de opvolger van Roelfsema, welke hen in een verzegelde enveloppe bereikte. In strijd met de waarheid werd hierin meegedeeld dat de heren Visser, Cohen en Dasberg het besluit, geen Joden op te nemen onder de werkende leden, 'gelet op de omstandigheden''billijkten'; de gewestelijke en stedelijke commissarissen moesten wel 'met groot beleid' en 'tactvol' optreden; de discriminerende eis mocht, en dan slechts mondeling, louter ter kennis gebracht worden van de Unie-functionarissen die bij de selectie van de-werkende leden betrokken werden.'
XCUiteraard lekte de zaak binnen de Unie spoedig uit. Er kwam, aldus Bruna, 'veel deining, vooral in het westen des .Jands." J. G. Suurhoff, gewestelijk commissaris in Amsterdam, met een Joodse vrouw gehuwd, legde zijn functie neer en bedankte als lid, In het Politiek Convent (het overleg-orgaan van vertegenwoordigers der zes grote democratische partijen) was men van mening dat de Unieleiding een kwalijke concessie gedaan had", Colijn 'betreurde de buiging die de Nederlandse Unie had gemaakt.'!'Nu trapt de Unieleiding de Joden in een hoek', zo werd opgemerkt in een wellicht door V orrink geschreven pamflet, 'nu mogen de Joden slechts 'aanhangers' doch geen 'werkende leden' van de Unie meer zijn. Zij mogen alleen betalen! Aan het Unie-tehuis hangt nu het bordje 'Joden niet gewenst', Alleen aan Ariërs wordt toegang verleend! De Unieleiding zalongetwijfeld zeggen dat dit een tactische, geen principiële aangelegenheid is. Wij vragen echter: waar houdt dan de tactiek op en waar begint het principe?'5
XCWanneer wij dan thans gaan weergeven hoe de NSB zich in de lente van' 41 politiek opstelde, dan zullen wij met enige uitgebreidheid niet alleen het beleid van Mussert maar ook de groeiende tegenstellingen binnen de NSB dienen te beschrijven. Die aspecten zijn niet van belang ontbloot, maar men kan niet stellen dat zij de massa van het Nederlandse volk interesseerden. Het liet die massa sinds de zomer van '40 volmaakt onverschillig wat Mussert in bijzonderheden betoogde en wat zich precies aan conflicten in de NSB voordeed. Zij las noch Volk en Vaderland noch Het Nationale Dagblad. Zij ergerde zich alleen maar aan die 'troep landverraders' die de bezetter hand- en spandiensten verleenden en kennelijk uit waren op het veroveren van de macht. Dat dit streven gepaard ging met een boeiende politieke worsteling (binnen het Duitse kamp, binnen de NSB en tussen de bezetter en de NSB), drong tot de massa van het Nederlandse volk niet door. Voor haar werd de NSB gerepresenteerd door de colporteurs die met Volk en Vaderland ventten en door de formaties van de WA die al in de zomer van '40 tot het uitoefenen van straatterreur overgegaan waren en die daarbij later in dat jaar concurrentie hadden gekregen van de z.g. SA van van Rappards NSNAP.
XCRauter had op die terreur en de daaruit voortvloeiende ongeregeldheden veel tegen. Hij was het geheel eens met de secretaris-generaal van justitie,
1 Verslag van bespreking op 21 april 1941 (archief Arnold Meyer, 65). 2 Op 12 juni bepaalde een besluit van Justitie en Binnenlandse Zaken dat voortaan voor samenkomsten van politieke aard ook verlof aan de desbetreffende procureur generaal gevraagd moest worden indien er twintig of minder aanwezigen zouden zijn. (VO 109/41, 1941, p. 477-78)
mr. J. C. Tenkink, dat de Weerafdelingen van de NSB, de WA, een bandeloze troep vormden. Eind januari' 41 had hij richtlijnen uitgevaardigd die nogal gedetailleerd aangaven wat 'de weerformaties' (daar hoorde ook de SA van de NSNAP toe) wèl en niet mochten doen en hoe de politie zich te gedragen had, maar die richtlijnen hielpen niet veel. De voortgezette straatterreur was een van de voornaamste redenen waarom Tenkink op 18 maart ,41 ontslag nam. Met dat al bleef Rauter zijn best doen, de WAin de hand te krijgen. Mussert deed hetzelfde en uit een aantal formaties werden leden die zich al te zeer misdroegen, verwijderd; veel verschil maakte dat niet. Inmiddels waren namelijk tamelijk wat criminele elementen in de WA opgenomen en de algemeen commandant, mr A. J. Zondervan (van wie verschillende, op matiging gerichte circulaires uitgingen), was een zwakke figuur die er niet in slaagde, zijn gezag gerespecteerd te krijgen. Dat zou trouwens ook een krachtiger figuur niet meegevallen zijn: het was nu eenmaal de functie van de WA, tegenstanders te lijf te gaan, en die straatterreur werd met name door Generalkommissar Schmidt graag gezien, ja bevorderd: zo had ook de NSDAP in Duitsland geageerd tijdens de Weimarrepubliek. wel leek Schmidt na enige tijd een zekere taakverdeling wenselijk: vermoedelijk eind mei liet hij de WA instructie geven, zich van relletjes tegen Joden te onthouden terwijl van Rappards SA juist aanwijzing kreeg, wèl tegen Joden op te treden. Schmidts bedoeling was duidelijk: de WA moest voor haar terughoudendheid waardering oogsten en de weerformaties van de tot verdwijnen gedoemde NSNAP dienden extra gediscrediteerd te worden. De WA-heerbanleider van Den Haag, J. E. Feenstra, meende overigens dat het bedoelde verbod 'het prestige van de WA een niet te onderschatten knak geeft, terwijl anderzijds moet worden toegezien dat door een onbetekenende groep als de NSNAP wèl schijnbaar goedgekeurde jodenacties worden uitgevoerd.'!
XCHet zou onjuist zijn om aan te nemen dat, wat de NSB betrof, gewelddadige acties tegen tegenstanders uitsluitend van de WA uitgingen: soms gingen gewone leden (leden dus van wat in de NSB de 'Politieke Organisatie' of 'PO' genoemd werd) daartoe over. Verwarrende situaties konden daardoor ontstaan. Toen bijvoorbeeld in Maastricht beginjuni op een zondagavond een 'Kameraadschapsavond' van de NSB gehouden werd, verlieten later op de avond verscheidene NSB' ers de zaal omdat zij gehoord hadden dat op een naburig plein NSB' ers door Nationaal Fronters gemolesteerd werden; de opperhopman van de WA hield daarentegen volgens zijn
1 Brief, za juni I94I, vanJ. E. Feenstra aan A.J. Zondervan (NSB, 48 a).
instructies de WA-leden binnen. Er was op dat plein niets belangrijks aan de hand, maar de PO-leden lieten zich de gelegenheid niet ontgaan, 'op hardhandige wijze rustige voorbijgangers' te gelasten, door te lopen. Toen zij in de zaal terugkwamen waar de 'Kameraadschapsavond' gehouden was, ontwikkelde zich tussen enkele gewone leden 'en een opperhopman van de WA de volgende dialoog: Gewoon lid I:'Die snert-WA! Wat heb je er aan? Nu hebben we ze niet meer nodig als die toch niet optreden.'Gewoon lid II: 'De PO heeft het alweer opgeknapt en de WA heeft alweer niets gedaan.' WA:functionaris:'Wij hebben ons aan de orders gehouden.'Gewoon lid I:'Jullie zijn het Leger des Heils en de Duitsers zeggen OIlS steeds: jullie moeten er op slaan.'WA-functionaris:'u luistert naar de verkeerde Duitsers. U moet naar de Duitse autoriteiten luisteren.'Gellloon lid II: 'De Beaufiragte heeft mij gezegd: sla er op enjaag de Joden overal uit.' WA:functionaris: 'Ik weet zeker dat de Beaufiragte dit niet gezegd heeft. Overigens is ons verboden, iets tegen de Joden te ondernemen. Het moet rustig zijn. Ik heb dit verleden week uit de mond van de algemeen commandant, Zondervan, gehoord.' Gewone leden I en II:'Ach Zondervan! Een meestertje in de rechten .. .'1
XCOnze gegevens over de 'straatterreur zijn onvolledig, maar het verdient de aandacht dat na de Februaristaking althans in sommige WA-formaties gemeend werd dat men hardere middelen moest gebruiken dan tevoren. 'We zijn er steeds op uit', schreef begin maart'een Utrechtse WA-man aan zijn dochter in Duitsland, 'om de eerste tik te geven. Waren we vroeger' nog zo humaan om eerst op vlezige gedeelten te slaan, tegenwoordig gaat het persé direct op de kop om een gaatje in de schedel te maken.f Oudere mensen, ook vrouwen, werden niet ontzien. Zo werd eind maart in Maastricht een gepensioneerd postambtenaar, oud-reserve-majoor, die met een rood-wit-blauw speldje op rustig in een café zat, door een halfdronken NSB' er die zijn speldje wilde wegrukken, gemolesteerd: de oude man kreegRapport z.d. (kort najuniaanJ. Zondervan (a.v.,Brief,maartvanH.(Doea-r).
41 1 8 1941) A. 710). 2 9 1941, P. H. 1-713,
'een kaakslag waardoor in zijn mond het kunstgebit in tweeën ging ... De gehele stad spreekt er schande over', rapporteerde de NSB-kringleider van Maastricht aan de heerbanleider van de WA.1 In Den Haag waar de WAin die tijd herhaaldelijk relletjes provoceerde in bioscopen, beklaagde een weerman van vendel II er zich in mei over dat de commandant van vendel III een vrouw die zich afgewend had toen de WA passeerde, dwars over de straat gesmeten had waar ze 'enige minuten' was blijven liggen; 'dat wij ons nu al gaan verlagen tot mishandeling tegenover vrouwen, nee, dat wil er bij mij niet in als Nationaal-Socialist." In Scheveningen werd enkele weken later een meisje dat op een terras zat en dat, toen de WA-kapel voorbijtrok, de vingers in de oren gestoken had, eerst door een NSB' er gestompt, vervolgens snelde een WA-patrouille op haar af; een WA-man trok de stoel onder haar uit, een ander sloeg haar haar consumptie uit handen, een WA-hopman verbrijzelde het glas waar zij uit dronk. Het meisje, aldus een NSB'er, ooggetuige, 'bleef onder dit alles zeer kalm .. Het enige wat zij meerdere malen heeft gezegd, is: 'U bent wèl beschaafd!' , 'Gehaat zijn wij al genoeg', voegde de NSB' er aan zijn rapport toe, 'laten we ons in Godsnaam niet ook nog belachelijk maken.i'' Alleen al uit het Limburgse Tegelen werden eind mei vier recente gevallen van door WA-mannen bedreven mishandelingen aan de leiding van de Nederlandse Unie bericht en dat was 'slechts een greep uit verschillende gevallen. Mannen noch vrouwen werden door de kerels ontzien, terwijl de politie (ingevolge haar instructies) machteloos de terroriserende benden haar gang moest laten gaan:'4
XCFel was allerwege de verontwaardiging. Tegenacties bleven niet uit. Medio mei werd in de stad Groningen een groep van tien SA-leden der NSNAP achtervolgd door een grote volksmenigte waaruit 'Zoeken jullie Hess?' 'Oranje boven!' en 'Ozo' geroepen werd. Toen de WA medio juni op een zondag door Meppel marcheerde, 'hadden de meeste bewoners als welkom de vuilnisemmer aan de straat gezet." De drie WA-mannen die in oud-Scheveningen woonden, konden zich al in maart, aldus één hunner, 'niet op straat begeven zonder 'uitgejouwd te worden ... De politie kijkt rustig toe hoe een en ander zich voltrekt." Begin juli kwam het bij het boven al gememoreerde optreden van de WA-kapel in Scheveningen tot vechtpartijen waarbij ook het paviljoen van de 'Witte Sociëteit' door de
1 Bijlage bij de brief, 26 maart 1941 (NSB, 708). 2 Brief, z.d. (eind mei 1941) van J.]. H. R. aan]. E. Feenstra (a.v., 709). 3 Rapport z.d. (beginjuli 1941) van B. C. aan]. E. Feenstra (a.v., 718). 4 Verslag, 24 mei 1941, door H. Janssen (Nederl. Unieç j a). 5]. Poortman: (1968), p. 47. • Rapport, 1 maart 1941, van E. de B. aan]. E. Feenstra (NSB, 709).
WA bestormd werd; korte tijd later werd het befaamde gebouwaan het Plein voor de leden gesloten en tot Duits officierscasino ingericht, de bezittingen werden verbeurd verklaard, de rijke bibliotheek verdween goeddeels naar het departement van volksvoorlichting en kunsten.
XCJoden werden in bijzondere mate slachtoffer van het optreden der WA en SA, met dien verstande dat de WA zich, gelijk reeds vermeld, van eind mei af hier en daar van anti-Joodse acties onthield.
XCIn de eerste maanden van '41 was de WA er in de grote steden van het westen des lands toe overgegaan, eigenaars van café's, restaurants en hotels te dwingen, op of bij hun deur een bordje 'Verboden voor Joden' of 'Joden niet gewenst' op te hangen. In 'maart werd die actie tot andere delen van het land uitgestrekt; dit leidde o.m. tot incidenten in Maastricht, Eindhoven, Breda en Den Briel waar caféhouders in eerste instantie weigerden, de bordjes op te hangen. In Den Briel gebruikten de WA-mannen 'het dreigement dat zij de inventaris zouden vernietigen indien het bordje niet werd opgehangen.'! In april kwam het in Den Haag tot een systematische actie. Twee caféhouders hadden hier op het bordje 'Joden niet gewenst' het woordje 'niet' doorgestreept (heerbanleider Feenstra lichtte onmiddellijk Knolle, het hoofd van de Sicherheitsdienst, in), elders bleken de bordjes één of twee dagen nadat zij onder pressie aangebracht waren, weer verdwenen te zijn. Alleen al op de z rste april werd er door een patrouille van vier WA-mannen bij vijf-en-vijftig café's en bars voor gezorgd dat de bordjes weer kwamen te hangen. Medio mei hingen ze evenwel nog steeds niet bij het hotel-restaurant 'De Witte Brug' en bij het restaurant 'Royal', hoewel, aldus Feenstra's klacht, 'diese beiden Lokale [ûr das grösste Teil von Angehörigen der deutschen Wehrmacht besucht werdenl? Ook bij de grote hotels en café's in Scheveningen hingen toen nog maar nauwelijks bordjes. Van de directeur van hotel 'Rauch' kreeg een WA-hopman te horen: 'Voor mijn part zat mijn terras vol Joden, dan verdien ik tenminste wat.'3 Vier weken later waren in heel Den Haag de meeste bordjes wéér verdwenen.J.
1 Vergad. p.g.: Notulen, 3 april 1941, p. 4. 2 Brief, 16 mei 1941, van]. E. Feenstra, vermoedelijk aan F. Knolle (NSB, 709). 3 Brief, 21 mei 1941, van de commandant van de WA-patrouille Scheveningen aan E. Feenstra (a.v.).
XCVeel van deze door de WA ontketende acties leidden tot kleine volksoplopen. Het brutale optreden van de gelaarsde kerels wekte bij het volk een diepe weerzin: 'Het slijpt de bijl voor deze gore daders, wachtend de dag dat het 'Geenjoden!' ruilt voor 't vlammend opschrift: 'Wee de landverraders!' Dan slaat het neer wat onze staat bevuilt'
XCaldus Rie Cramer die de tere tekenstift opeens verruild bleek te hebben voor een door ziedende verontwaardiging gedreven pen.'
XCDe bordjes 'Joden niet gewenst' hadden de bedoeling, in café's, restaurants en hotels een scheiding aan te brengen tussen Joden en niet-Joden. Dat werd ook elders geprobeerd, met name op de abattoirs door slagers die NSB' er waren. In Amsterdam waar in maart getracht werd, de Joodse handelaren zowel van het abattoir als van de Centrale Markthallen te verdringen, beloofde burgemeester Voûte dat hij aan de onrust een einde zou maken, 'in afwachting', zo heette het in de notulen van het college van secretarissengeneraal, 'dat het Jodenvraagstuk meer definitief zou worden geregeld." Kort tevoren had te Utrecht de leider van het Agrarisch Front der NSB, E. J. Roskam, aan wie de toegang tot het abattoir ontzegd was, de directeur van deze instelling toegevoegd dat hij terug zou komen zodra hij wilde en dan desnoods met steun van tweehonderd SS- en WA-mannen' en dan mag u de politie opbellen maar dan staan die mensen er werkloos bij, ook al zou ik een Jodenlijk dat ik gemaakt heb, nog in mijn handen hebben." Enkele dagen later zorgde de Ordnungspolizei er voor dat alle Joden het Utrechtse abattoir verlieten. In Eindhoven kreeg de kringleider van de NSB in eerste instantie op het abattoir te horen, dat' de niet-Joodse slagers ... hun messen zouden gebruiken indien werd getracht, de Joden van de terreinen van het slachthuis te verwijderen.é In de zomer werden de Joden in Zwolle van de veemarkt verdrongen als gevolg van een actie die door een NSB'er uit Kampen geleid werd; deze begaf zich terstond naar Groningen waar hij aanRie Cramer:p.Csg: Notulen,maartG.W. ter Pelkwijk:p.Vergad.p.g.: Notulen,aprilp.
1 (1945), 21. 2 24 1941. 3 A. (1950), 47. 4 3 1941, 3.
een van de Referenten van Beaujtragter Coming het plan ontwikkelde om die actie te herhalen. Per telex werd de opzet aan Schmidt voorgelegd: 'Cetarnte NSB im Zivil [assen die Juden um sie von dem Viehmarkt zu dringen, es entsteht ein Aujlou] und die Juden werden alsdann von der Polizei in Schutzhaft genornmen+; Schmidt telex-de onmiddellijk terug: 'Keine Bedenken.'2
XCSeyss-Inquarts naaste politieke adviseur ging het niet alleen om de scheiding in het maatschappelijk leven: de terreur moest de Joden het gevoel geven dat zij nergens meer veilig waren. In juni dwong de WAin Den Haag de directie van 'De Bijenkorf', in de lunchroom de Jodenaparte tafeltjeste geven waar zij alleen door Joods personeel bediend werden; in twee bridgeclubs werd aan de WA beloofd dat de Joodse leden een apart zaaltje zouden krijgen. Op straat trad de WA toen niet tegen Joden op. Dat deed wèl de SA van de NSNAP. Eind juni plunderde zij een aantal Joodse winkels in het centrum van Den Haag, 'en de agenten mogen niets doen dan toekijken', noteerde een ambtenaar. 'Koud word jevan woede bij zulke gelegenheden." Vier weken later werd een lokaal dat als synagoge gebruikt werd (de synagage in de Wagenstraat was begin februari in brand gestoken), door de SA volledig geplunderd. Tegen dit en ander gewelddadig optreden deed mr. Visser als voorzitter van de Joodse Coördinatie-Commissie samen met de secretaris, mr. H. Edersheim, zijn beklag bij een van de Referenten van Schwebel, Seyss-Inquarts Beauftragter in Den Haag. 'Ich haben die Herren kurz abgefertigt', rapporteerde de Referent aan Schmidts Generalleommissariat+ Omstreeks diezelfde tijd werd door een tiental andere NSNAP' ers een reeks gewelddaden bedreven in de Achterhoek: politieke tegenstanders werden ernstig mishandeld, in Borculo werd, na overleg met de Ortskommandant, de synagoge in brand gestoken. Iets overeenkomstigs gebeurde eind juli in Deventer, maar hier waren het NSB'ers die de actie uitvoerden; de kringleider van de NSB had de leiding. De gehele inventaris van de synagoge werd vernield, 'het leek wel of er;een bom in was gevallen.'! In Oldenzaal pleegden NSB' ers in die tijd een aanval op een hotel, 'waarbij de Joodse gasten uit hun bed werden gesleurd en met koffers en al op straat werden gesmeten." In augustus werd in Enschede 'iedere week voor enige duizenden guldens aan ruiten bij Joden ingegooid."
XCEn er is meer, wellicht veel meer gebeurd dan wij hier konden weergeven.
XC1 Telexbericht, 7 aug. 1941, aan Schmidt (RK, Telexberichten, 174179). 2 Telexbericht, 7 aug. 194I, van Schmidt (a.v. 173981). 3 A. van Boven: Jan Jansen in bezetgebied, p. 65. • Brief, 24juli 1941 (GKzbV, HA Polito Aufbau, 8 c). 5 PRAZwolle: p.v. inz. E. F. Sandberg (2 okt. 1946), p. 39 (Doc-I-1474 A, a-r), G. J. 1. Kokhuis: Twente 1940-1945 (1969), p. 47. 'Vergad. p.g.: Notulen, 28 aug. 1941, P·4·
XCOok ten aanzien van de gewelddadigheden die door NSB' ers bedreven werden tegen leden van Nationaal Front en van de Nederlandse Unie kan ons beeld niet volledig zijn. Onze algemene indruk is dat NSB'ers en Nationaal Fronters soms, maar NSB'ers en Unieleden bepaald veelvuldig met elkaar slaags raakten, hoewel minder frequent dan in de herfst van '40. Wèl werden nog steeds regelmatig bij de bureaus van de Unie en bij de Uniewinkels de ruiten ingegooid. Medio mei' 41 was dat bij het districtsbureau in Venlo al zesmaal geschied ('de zevende keer zal ook nog wel volgen');' In de nacht van 30 april op I mei was op de ruit van het districtsbureau te Roermond met rode menie geschreven: 'Hier heerst de Engelse ziekte.' 'Toen wij de verf verwijderden', aldus de bureauleider, 'hadden we genoeg belangstelling, zelfs kocht een jongen vlug twee scheermesjes om mee af te krabben.f Maar laat ons op dinsdagavond 25 maart naar café 'Dominicain' in Maastricht gaan. Vijfleden van de Unie, onder wie de districtschefH. Bus, zitten aan een tafeltje; vier NSB'ers komen binnen, nemen aan twee tafeltjes in de buurt plaats en voeren luidkeels het volgende gesprek:
XC'Waarom zit hij bij die Unie-bende?'
XC'Natuurlijk trekt hij daar de nodige centen van. Die ploerten van de Unie zijn zo erg als die vuile Joden. We moeten het nog beleven dat al die Unie-ploerten geweerd worden uit alle café's, net als die vuile Joden. Voor die Bus hebben we een goede deksel klaar. Het concentratiekamp is al voor hem klaar.'
XCVier dagen voor die kenmerkende dialoog plaats vond, op 21 maart, was het in Nieuwenhagen bij Heerlen tot een ernstig incident gekomen. Een groep van ca. twintig Unie-colporteurs was er slaags geraakt met vijf-entwintig WA-mannen. Na afloop van het gevecht eisten de WA-mannen van twee toegesnelde marechaussees dat tegen de Unie-colporteurs procesverbaal opgemaakt zou worden. Een nieuw gevecht ontstond waarbij een NSB'er een van de marechaussees zijn dienstpistool wist te ontnemen. Daarmee opende hij, toen versterkingen arriveerden, het vuur dat meteenBrief,meivan het districtsburea Venlo der Nederl. Unie aan het gewestelijk bureau (Nederl. Unie,a). • Idem,meivan het districtsbureau Roermond (a.v.).Rapport,maartdoorBus (a.v.).
1 17 1941, 3 21 1941, 3 26 1941, H.
beantwoord werd: één marechaussee en één NSB' er werden dodelijk getroffen, vele anderen raakten gewond. Om herhaling te voorkomen, werden uit Heerlen dertig inwoners gegijzeld onder wie zes-en-twintig leden of begunstigers van de Unie (met inbegrip van het plaatselijk- en districtskader), uit Nieuwenhagen tien, onder wie zeven Unie-aanhangers. De dertig werden na enkele dagen vrijgelaten zodra de NSB'er die het eerste schot gelost had, zich was komen melden; de tien inwoners van Nieuwenhagen werden drie maanden lang vastgehouden.!
XCIn de voorafgaande overzichten zijn lang niet alle gemeenten des lands genoemd. Onze gegevens zijn onvolledig doch wij willen wel aannemen dat formaties als de WA en de SA niet overal en constant tot gewelddadigheden overgingen, maar plaatselijk en met tussenpozen. De pers zweeg. Dat betekende niet dat niet honderdduizenden de verhalen over die straatterreur te horen kregen: er waren steeds voldoende ooggetuigen bij. Wat men dan vernam, had niet zozeer het effect van intimidatie, eerder wekte het een verbeten woede op met name tegen de NSB - een woede die de gehele beweging, leider Mussert incluis, verder in het isolement dreef
XCToen 1941 begon, was Mussert formeel en materieel het grootste deel van zijn politieke bewegingsvrijheidal kwijtgeraakt; formeelin zoverredat hij, als deel van de prijs om tot Hitler toegelaten te worden, begin september' 40 Hiders leiderschap erkend had door zich bereid te verklaren, diens 'bevelen' op te volgen, en materieel doordat hij van I januari '41 af een situatie aanvaard had waarbij, zoals wij al weergaven, de NSB op fmancieel gebied vol
1 De WA-man die het dodelijk schot op een der marechausseesafgevuurd had, werd door de rechtbank te Maastricht tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld, een tweede WA-man die andere marechaussees ernstig gewond had, kreeg tien jaar. Beiden werden in opdracht van de na hun veroordeling onmiddel lijk in vrijheid gesteld. De eerste WA-man kreeg na de oorlog tienjaar gevangenis straf opgelegd, de tweede sneuvelde aan het oostelijk front.
strekt afhankelijk geworden was van de gunst van de Reichskommissar. Seyss-Inquart stelde Mussert overigens niet veel vertrouwen; deze was hem te ongrijpbaar en te ondoorzichtig. Merkwaardig is dan wèl dat Mussert een onbeperkt vertrouwen was gaan stellen in Hitler. Had Hitler dan ooit een woord gesproken dat door de Nederlander Mussert beschouwd kon worden als waarborg dat de belangen van het Nederlandse volk bij de Führer van het Grossdeutsche Reich veilig zouden zijn? Neen. Diep in zijn hart, misschien wel onbewust, leefde in Mussert dan ook enig wantrouwen jegens Hitler, maar het leek wel of de leider der NSB, naarmate dat wantrouwen sterker naar boven trachtte te komen, zich des te hardnekkiger vastklampte aan zijn op niets dan illusies berustend ideaalbeeld van de alwijze en algoede Germaanse leider die bij de herordening van Europa de wezenlijke zelfstandigheid van Nederland zou willen erkennen en respecteren.
XCDie illusies vloeiden mede uit Musserts denkpatroon voort. Het leidersbeginsel stond bij hem voorop. Welnu, in de simplistische visie van de Utrechtse ingenieur, die een gebrek aan historische kennis paarde aan de behoefte om de ingewikkeldste complexen tot eenvoudige mathematische constructies te herleiden, was er nu eenmaal één Europees continent waar dus één figuur alle belangrijke beslissingen moest nemen: Hitler. Wel was Mussert in juni '40 geheel ontdaan geweest toen hij het bevel onder ogen gekregen had waarbij uitgerekend Hitler de vorming gelast had van de SS-Standarte 'Westland' (die naam alleen all), wel was hij gaan beseffendat de in Himmler gepersonifieerde SS-ideologie van Nederlands zelfstandigheid en van zijn, Musserts, macht niet veel heel zoulaten, maar dat was voor hem slechts een reden te meer geweest om, eigenlijk zonder aanleiding, te vertrouwen dat het hem zou gelukken, op het beslissende moment de Führer tot betere gedachten te brengen.
XCBegin juni had Mussert het 'landverraad' genoemd indien Nederlanders tot de Waffen-SS zouden toetreden. Twee weken later was hij gezwicht: er was van het Hoofdkwartier der NSB een circulaire uitgegaan waarin stond dat er geen bezwaar tegen was indien leden zich voor de Waffen-SS zouden aanmelden. Enkele honderden deden zulks, vooral jongeren; zij lieten zich mèt andere Nederlanders die, dunkt ons, hoofdzakelijk op avontuur uit waren, bij de recruteringsbureaus van de Waffen-SS keuren en zij vertrokken naar München. Hun ervaringen aldaar werden een bevestiging van Musserts somberste vermoeden: dat het de bedoeling van de Waffen-SS-opleiding was, van Nederlanders min of meer Duitsers te maken. De vrijwilligers kregen namelijk tussen drie mogelijkheden te kiezen die alle gekoppeld waren aan het afleggen van een eed van trouwaan Hitler: vier jaren dienst in de Waffèn-SS en dan, naast het Nederlandse, het Duitse
staatsburgerschap plus een boerderij met ca. 30 ha grond; twee jaar dienst en dan het Duitse staatsburgerschap plus 'een goede betrekking'; en een half jaar dienst en dan herplaatsing in het vroegere beroep! ('met mogelijkheid om bij te tekenen').
XCWie die drie mogelijkheden afwees, kon naar Nederland terugkeren.
XCEen en ander was vooral voor de aan Mussert verknochte NSB' ers die zich gemeld hadden, een bittere teleurstelling. Aan die NSB' ers bleek bovendien dat de Duitse officieren of onderofficieren met wie zij in contact kwamen, als regel van een diepe minachting jegens Nederland vervuld waren. Daaraan ergerde zich ook de kleine minderheid onder die eerste Nederlandse vrijwilligers die al in de zomer van '40 'Grootgermaans' dacht - en die minderheid ging zich bovendien spoedig ergeren aan haar landgenoten. '60% van de Hollanders is', schreef eind augustus '40 een dier Nederlandse SS'ers-avant la lettre aan Rost van Tonningen, 'hoogstens later als doodgewone soldaten te gebruikèn. Dit is een bende avonturiers, onbruikbare, in de maatschappij mislukte, vervelende kerels die de hele dag kankeren en de dienst ontlopen. Velen van hen gaan er na zes maanden gelukkig uit, ongeveer 50%, doch ook de rest moet weggewerkt worden .... Van de overige 40% zijn er hoogstens 10% goed. Hieronder verstaan we dan dat zij de idee begrijpen of althans willen begrijpen. De overige 30% zweren bij Mussert, Dietsland, willen bijv. onder geen voorwaarde tegen Engeland vechten, groeten alleen maar met 'Houzee!', enzovoort."
XCEen maand voor dit beeld vastgelegd werd, was van de eerst-aangekomenen al meer dan de helft naar Nederland teruggekeerd. Anderen hadden dit voorbeeld gevolgd nadat Himmler in een toespraak op 21 augustus nog eens uitdrukkelijk op die mogelijke terugkeer gewezen had. Het restant dat bleef, kreeg, voorzover het tot de Waffen-SS wilde toetreden, een harde militaire opleiding die geheel op het aankweken van Kadavergehorsam gericht was; er deden zich daardoor enkele gevallen van zelfmoord voor en de NSB' ers onder de recruten gingen zich in hun recalcitrantie vermaken met 'het verbasteren van Nederlandse en Duitse liedjes, bijv. het liedje 'Het regiment van Mussert dat voelt zich zwaar verneukt' en 'wär' nur mein Vater land, mein Holland, [rei!', welk gezang dan steeds woede-uitbarstingen der Duitse kamergenoten ten gevolge had.'3Rapport,julivermoedelijk van w. J. Heubel (Doeen brief,julivanv. d.aan de fam.(Doe"Brief,aug.vanaan Rost van Tonningenp.Verslagsept.p.(Doc
1 23 1940, 1-1539, a-z) 23 1940, B. L. W. 1-993, a-r). 29 1940, W. A. S. dl. I, 431). 3 G. A. S. (4 1947), 9 1-1517, a-z).
XCDe naar München vertrokken vrijwilligers waren de eerste Nederlanders die bijzonderheden te horen kregen over de verraderlijkehulp die eenaantal in Duitsland woonachtige NSB' ers aan de Wehrmacht geboden had bij de overval op Nederland in de meidagen van '40. De lezer kan alle bijzonderheden in ons tweede deel vinden. Hier herinneren wij er slechts aan dat de ca. drieduizend NSB'ers die in '39 in Duitsland woonden en werkten, in mei van dat jaar met het oog op een nieuwe Nederlandse wetsbepaling samengevoegd waren in een organisatie die formeel los stond van de NSB: de Bond van Nationaal-Socialistische Nederlanders in Duitsland. Leider van die Bond was een vermogende opportunist, Julius Herdtmann. Deze Herdtmann had in de herfst van '39 contacten aangeknoopt met de Abwehr en daar was uit voortgevloeid dat een kleine tweehonderd leden van de WA van de Bond (die 'Sport en Spel' heette) zich via de administrateur van 'Sport en Spel', H. Köhler, in maart' 40 hadden laten aanwerven voor het volgen van een militaire opleiding in vier kampen 'in het Rijnland. In nagemaakte Nederlandse uniformen had een groot deel van die 'Sport en Spel'-mannen deelgenomen aan de operaties waarmee de Abwehr in de nacht van 9 op 10 mei getracht had, de bruggen over de Maas, het Maas-Waalkanaal en de Ijssel ongeschonden in handen te krijgen. Enkelen sneuvelden daarbij. De overigen werden door de Abwehr in Keulen geconcentreerd.
XCZij kregen daar te horen dat zij er het best aan deden om maar Duitser te worden. Dat werd geweigerd; ze wilden wel een beloning maar die moest de vorm krijgen van een betrekking in Nederland. Daarna liet de Abwehr hen schieten. De organisator van de Waffen-SS, SS-Brigadeführer Gottlob Berger, trok zich hun lot aan. Er werd hun, ook door Herdtmann en Köhler, voorgespiegeld dat zij, na een korte opleiding in München, in Nederland 'in dienst van Mussert' bij de politie konden komen - het gevolg was dat een kleine honderd man naar 'München vertrok. De keuze tussen de bovengenoemde drie mogelijkheden kregen zij niet: van hen werd gevergd dat zij voor vier jaar zouden tekenen. Dat lag voor de hand: de officieren van de Waffen-SS begrepen zo goed als die van de Abwéhr dat men er goed aan zou doen, zo hinderlijke getuigen zo lang mogelijk uit Nederland weg te houden. De getuigen zelf achtten zich bedrogen.'w. J.
1 Heubel: (8 juli 1940) (Doc 1-683, a-7).
XCZij hadden, toen zij bij de Abwehr in dienst traden, onder ede moeten verklaren dat zij ten eeuwigen dage zouden zwijgen over de operaties die zij gingen uitvoeren. Een deel hunner nam die eed niet zo zwaar op, anderen vonden dat de Abwehr het er niet naar gemaakt had dat men er zich aan hield, en het gevolg was dat uit Nederland gekomen vrijwilligers in München vrij spoedig te horen kregen wat door de mannen van 'Sport en Spel' verricht was. Verscheidenen van die vrijwilligers waren daar diep verontwaardigd over, onder hen de a.s. zwager van Rost van Tonningen, de jeugdige W. J. Heubel. Begin juli schreef hij tijdens een kort bezoek in Den Haag een rapport over deze zaak. 'Ik heb hiervan veel werk gemaakt', berichtte hij in september aan een vriend, 'ben er ook voor bij Mussert geweest.'!
XCWij nemen aan dat Mussert, die zich in het publiek fel was gaan verzetten tegen de alom circulerende verhalen dat NSB' ers tijdens de Duitse inval als Vijfde Colonnisten opgetreden waren, zich bewust was dat de mededelingen van Heubel politiek dynamiet vormden: wat de mannen van 'Sport en Spel' verricht hadden, beschouwde ook Mussert als landverraad in optima forma, maar het belang van de NSB èn het Duitse belang vergden, zo zag hij het, dat over de zaak niet gerept werd. Wèl wilde hij precies weten wat geschied was. Vermoedelijk gafhij Heubel opdracht, nadere gegevens te verzamelen. Heubelliet althans drie ex-leden van 'Sport en Spel' een verklaring opstellen en ondertekenen. Die verklaring overhandigde hij aan de districtsleider van Herdtmanns Bond in Berlijn, Jan Visser, die nog van niets wist; Visser reisde medio augustus met die verklaring naar Utrecht en legde het stuk aan Mussert voor, daarbij de vraag stellend of landverraders als Herdtmann en Köhler in de NSB gehandhaafd konden blijven. 'Er zijn dingen gebeurd', zei Mussert, 'daar lusten de honden geen brood van, maar ik zet ze de NSB wel uit.'2 Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan: er mocht geen schandaal komen en bovendien had Mussert over de formeel nog steeds zelfstandige Bond van Nationaal-Socialistische Nederlanders in Duitsland niets te zeggen.
XCBegin september vernam Visser van Herdtmann dat Köhler als 'inspecteur van de WA in Duitsland' in Berlijn een toespraak zou komen houden. Visser die met Köhler niets te maken wilde hebben, trachtte dat te voorkomen maar Herdtmann hield voet bij stuk. De gevolgen waren katastrofaal, want Köhler, een opschepperige domoor, legde op IS september aan eenw. J.J.J.
1 Brief, 25 sept. 1940, van Heubel aan H. S. (Doe 1-1539, a-z). 2 BG-Am sterdam: p.v. terechtzitting inz. Herdtmann (10 juni 1948), p. 9 (getuige Visser) (Doc 1-673, b-j),
gehoor van ca. dertig WA-mannen haarfijn uit, hoe grote verdiensten de leden van 'Sport en Spel' zich verworven hadden: zonder hun inzet zou, zei Köhler, de veldtocht in Nederland zeker tien dagen langer geduurd hebben. Visser was ziedend en in het gezelschap van twee WA-mannen die zich onder Köhlers verontwaardigd gehoor bevonden hadden (Visser zelf was pas ter vergadering gekomen toen Köhler al uitgesproken was), reisde hij wéér naar Utrecht; één van die twee WA-malIDen was tijdens de meidagen in het Nederlandse leger invalide geworden. Het drietal protesteerde heftig bij Mussert. Mussert trachtte hen eerst te kalmeren met een betoog dat hij er geen bezwaar tegen gehad zou hebben 'als de kameraden uit Duitsland tegen de Fransen en Belgen waren opgetrokken', maar toen de drie het royement van Herdtrnann en Köhler bleven eisen, zei hij: 'Ik kan er niets aan doen want deze Bond staat op zichzelf en ik kan hem niet ontbinden.' De oorlogsinvalide barstte toen haast in tranen uit, 'waarop', aldus het verslag van de twee WA-mannen, 'de Leider op hem toetrad en zei: 'Ga niet huilen, anders begin ik ook nog.' '1
XCWij vatten de afloop samen. Visser ging in Duitsland met zijn actie tegen Herdtmann en Köhler voort tot de Sicherheitspolizei hem en enkele gelijkgezinden waarschuwde dat zij in het concentratiekamp terechtkwamen als zij hun mond niet hielden; Köhler werd begin' 41 tot zijn verontwaardiging uit de NSB geroyeerd maar een van de naaste medewerkers van Generalkommissar Schmidt zorgde er voor dat hij een goedbetaalde functie kreeg als functionaris van de National-Sozialistische Volkswohlfahrt te Düsseldorf; Herdtmann wist te bereiken dat hem, toen hij in diezelfde tijd de leiding van zijn Bond neerlegde (dezewerd weer deel van de NSB), openlijk namens Mussert dank betuigd werd voor zijn aan de beweging bewezen diensten, hetgeen overigens niet voorkwam dat hij enige tijd later toch uit de NSB geroyeerd werd 2 en toen Köhler tegen zijn royement blééf protesteren, kwam in augustus' 41 op het desbetreffende dossier bij Musserts bureau een aantekening te staan met o.m. dezewoorden: 'Niet aan beginnen! Beter in de doofpot."
XCEerder vermeldden wij dat Mussert in september '40 had moeten aanvaarden dat zijn rivaal Rost van Tonningen 'tweede plaatsvervangend leider' van de NSB werd. Dat was eerder een titel dan een functie. Niet dat Mussert de formele promotie van Rost wiens deloyaliteit hem bekend was, aangenaam vond! Belangrijker dan die nieuwe titel was overigens het feit dat Mussert zich na zijn bezoek aan Berlijn door Seyss-Inquart had laten bepraten om de gehele scholing van het NSB-kader aan Rost over te laten. Wij veronderstellen dat Mussert daar alleen maar mee accoord ging omdat hij aannam dat het overgrote deel van dat kader wel bestand zou zijn tegen de verkondiging van de SS-ideologie die van Rost verwacht kon worden. Musserts vertrouwen was niet misplaatst. Rost brandde van verlangen om zijn nieuwe geloof aan het topkader van de NSB te prediken. Mussert liet de belangrijkste desbetreffende bijeenkomst tweemaal een maand uitstellen en toen zij tenslotte plaats vond (8 februari '41) was hij afwezig. Wèlliet hij voor alle zekerheid Rosts toespraak en de daarop volgende discussie van begin tot eind op grarnmofoonplaten vastleggen.
XCRost gaf in hoofdzaak een overzicht van de vaderlandse geschiedenis dat met de Romeinse tijd aanving. Pas aan het slot kwam hij bij de actualiteit terecht. Hij betoogde toen dat er één groot, door Hitler geleid Germaans rijk moest komen. De zuiverheid van het bloed zou dat rijk bijeenhouden. 'Er is nodig', zei hij, 'een priesterschap, als u wilt, van de idee. De drager van de bloedgedachte in die zin is de SS ... Het schoonste ideaal', aldus zijn peroratie, 'wat ooit in de wereld heeft bestaan: de zelfherkenning van alle stammen van één bloed, is bezig zich te voltrekken. Voor dat ideaal zijn wij allen bereid, of moeten wij bereid zijn, alles in te zetten, ook ons leven. En als dus eerstdaags als zichtbaar symbool van het nieuwe wordende Rijk de divisie-Viking, bestaande uit Duitsers, Nederlanders, Noren en Denen aan de strijd deelneemt, dan is daarmee de wordende Germaanse statenbond door het bloed bezegeld. Houzee l"!
XCApplaus kwam er alleen van de aanwezige leden van de enkele maanden tevoren opgerichte Nederlandse SS, de overige NSB' ers hielden de handen op elkaar. Zij hadden zich danig geërgerd. Rost had wel het begrip 'statenbond' in de mond genomen, maar de strekking van zijn gehele betoog was dat er één Reich komen moest dat door de niet aan grenzen gebonden SS bijeengehouden zou worden. De SS zou gefundeerd zijn op 'de zuiverheid van het bloed'. Maar hoe stond het eigenlijk met 'het bloed', d.w.z. met de afstamming, van de zo hoog van de toren blazende spreker?Tekst:Leider,d.
1 NSB, 18
XCIn de tweede helft van '40 had Rost zich grote moeite gegeven om, tot 1750 teruggaand, de 'bloedzuiverheid' van zijn twee-en-dertig bet-betovergrootouders aan te tonen. Dat onderzoek had hij niet aan de desbetreffende afdeling van de staf van de SS willen opdragen omdat hij wist dat J. H. Feldmeijer, de Voorman van de SS, met genoegen zou bewijzen dat aan Rosts 'raszuiverheid' het een en ander ontbrak. Rost had dus zelf de gegevens verzameld en was er mee naar Berlijn gereisd; daar waren ze door de experts van het SS-Rasse-und-Siedlungshauptamt als onvoldoende beschouwd om Rosts opneming in de SS te rechtvaardigen (hij is er inderdaad nimmer in opgenomen), maar Rost had de hoop niet opgegeven dat hij voor de twijfelachtige plekken in zijn kwartierstaat (zowel aan vaders- als aan moederszijde waren er enkele voorouders van Indische of West-Indische afkomst) een bevredigende verklaring zou kunnen vinden. In de top van de NSB, en trouwens ook ver daarbuiten, werd intussen rondverteld, en door menigeen graag geloofd, dat de stamboom van Rost 'geheel en al 'mis' 'was: 'Indisch bloed, negerbloed uit Zuid-Afrika en zelfs jodenbloed' zou er in voorkomen." En dan de 'zuiverheid van het bloed' prediken? Na Rosts toespraak kwam, aldus een aanwezige NSB' er, 'het Germaanse bloed in opstand tegen onzuiver bloed'. 'Wij hebben jarenlang het vuile werk kunnen doen', zo werd de stemming onder het gros der toehoorders weergegeven, 'maar die snotjongens van de SS die pas komen kijken, moeten nu voor priesterkaste gaan spelenl's Rosts betoog werd fel aangevallen. 'Wij zullen niet vanuit Berlijn geregeerd worden. Dat vertikken wij ten eeuwigen dage', zei er één; een ander: 'dat wij iets eigens hebben en bij God het willen houden ook, tot het einde toe. En dit nu, heb ik in het betoog van kameraad Rost van Tonningen volkomen gemist.' Daar volgde luid applaus op." Na afloop van de bijeenkomst zei een NSB' er in kleine kring dat Rost 'eigenlijk een doodgewone landverrader' was."
XCAl die deining was Mussert welkom: Rost had zich bij het topkader van de NSB onmogelijk gemaakt. Wel achtte de leider van de NSB het wenselijk dat hij nu zelf een duidelijke lijn aangaf. Hij deed dat een maand later (8 maart)
1 H.]. Woudenberg: 'Memoires', dl. II, p. 55 (Doe 1-1922, g-r), Rost, aldus Mus sert na de oorlog, was 'geen zuivere Germaan. Hij had Indiaans en negerbloed in zich.' (Verslag van gesprek, 29 maart 1946, tussen N. W. Posthumus en Mussert, p. I, DocI-I204, e-8) Volgens Rauter was Rosts stamboom na 1920-30 maar er zou tevoren ingekomen zijn, (L. delong: Verslag rzde gesprek met Ranter, 27 jan. 1949, p. 29, Doe 1-1380, i-ö). 2 'Kernvergadering der Vorming op 8 Sprokkelmaand '41. Opge vangen indrukken' (NSB, Leider, 18 d). 3 Woordelijk verslag van de bijeenkomst op 8 febr. 1941 (a.v.). 4 Brief, I aug. 1941, van Rost aan Mussert dl. p. 219).
voor hetzelfde gehoor waarvoor Rost gesproken had, en knoopte toen bij de nota over de 'Europese statenbond' aan die hij in augustus voor Hitler geschreven had. 'Niemand zal er aan twijfelen', zei Mussert, 'dat Hitler de verantwoordelijkheid zal dragen voor de volkerenordening in het Germaanse ras ... Ik heb echter de overtuiging dat de Führer, alvorens zijn beslissing te nemen, het Nederlandse volk' (d.w.z, hem, Mussert) 'zal willen horen om met de belangen van het Nederlandse volk ten volle rekening te houden.' Ook Mussert ging, zoals Rost vóór hem gedaan had (en Hitler vóór beiden), een lang historisch overzicht geven. 'De laatste tientallen jaren', zo betoogde hij aan het einde daarvan, 'waren wij verworden tot bijwagen van onze aartsvijanden Engeland en Frankrijk ... En wat de deur dicht deed, dat was de Joodse overheersing die met sprongen toenam en ons volk op eigen bodem in volkomen slavernij en ontaarding zou doen vergaan. Daarom zeg ik u: Hitler is nog maar juist bijtijds gekomen ... De nederlaag van Duitsland' (merkwaardig is het dat Mussert daar op dat moment in de oorlog toch als mogelijkheid van repte l) 'zou betekenen chaos en ondergang van Europa. Daarom past ons grote dankbaarheid aan God dat Hij voor alle Germaanse volkeren een man gezonden heeft van een formaat als eens in de duizend jaar in verschijning treedt' ('in Erscheinung tritt' Musserts Nederlands ging er niet op vooruit) - een man 'die het Duitse volk tot een eenheid heeft gesmeed en daarenboven een geniaal aanvoerder in de oorlog is.' Voortaan zouden méér Nederlanders onder die geniale veldheer aan de oorlog kunnen deelnemen: hun plaats was dan in de Standarte 'Westland', onderdeel van de Division' Wiking'.'Ik acht mij gelukkig', zei Mussert, 'de verantwoordelijkheid voor het zenden van een Nederlands bataljon op mij te hebben kunnen nemen.'
XCHij eindigde met te spreken over de herordening van Europa en Nederland. Nederlands 'culturele zelfstandigheid' mocht niet aangetast worden, maar op militair en economisch gebied zou Duitsland de toon aangeven. 'De Nederlands-Franse grens' (m.a.w.: Vlaanderen diende bij Nederland gevoegd te worden) moest een eind zuidwaarts opgeschoven worden, 'dat is de beste waarborg', verklaarde Mussert, 'voor het militair samengaan in de Germaanse Statenbond. . . Zo zie ik de toekomstmogelijkheid in grote lijn. Een fata morgana? Misschien' (weer die twijfel). 'De toekomst is niet meer in onze hand: God regeert het Al; Hitler zie ik als een werktuig in Zijn hand. Kameraden, vereend zullen wij naar eer en geweten ons best doen. Bidt, werkt en hebt vertrouwen. Houzee !'l
1 De tekst van Musserts toespraak (NSB, IS e) werd in gestencilde vorm verspreid.
XCWat bedoelde Mussert met die 'verantwoordelijkheid voor het zenden van een Nederlands bataljon'?
XCHij was Himmler in belangrijke mate tegemoet gekomen.
XCIn '40 was Mussert eigenlijk niet verder gegaan dan te verklaren dat hij tegen dienstneming van Nederlanders bij de Waffen-SS'geen bezwaar' had. Uit de NSB en met name uit de WA, die daar natuurlijk in de eerste plaats voor in aanmerking kwam, waren naar verhouding slechts weinigen tot die dienstneming overgegaan. Kennelijk hadden Himmler, Seyss-Inquart en Rauter zich afgevraagd hoe zij Mussert tot meer positieve medewerking konden bewegen. Besloten was, hem voor een bezoek aan de Waffen-SS-op leiding bij München uit te nodigen. Het vond in de tweede helft van januari plaats. Seyss-Inquart en Rauter waren van de partij, maar ook Schmidt die geen vriend van de SS was, en uit het Nederlandse kamp reisden niet alleen Mussert en van Geelkerken samen met de gehele hogere staf van de WA naar de Beierse hoofdstad maar ook Rost, Feldmeijer en enkele van diens naaste medewerkers. Het Nederlandse gezelschap kreeg het eoncentratiekamp Dachau te zien dat hen als een keurig en ordelijk geheel trof. Mussert liet in het hotel te München waar hij logeerde, twee mappen met 'sehr wich tige Aujzeichnungen' liggen die prompt zoek raakten,' Himmler hield een toespraak waarin hij zei dat van een Anschluss van Nederland bij Duitsland geen sprake zou zijn en Feldmeijer was zeer tevreden over de afloop: 'Vruchtbaar bezoek', schreef hij aan zijn ouders, 'vooral voor onze SS ... Alles in orde."
XCDrie weken na zijn terugkeer in Nederland richtte Mussert (I4 februari '4I) een bekendmaking tot alle leden van de NSB. Hij riep hierin op tot dienstneming in het al genoemde Nederlandse bataljon, 'dat', aldus Mussert, 'bestemd zal zijn om als een onderdeel van de Duitse Weermacht in dit jaar mede ten strijde te trekken'. Er is, schreef hij, 'geen bezwaar tegen' dat dat bataljon 'de eed van trouwaflegt aan de 'Führer aller Germanen.' De persoonlijkheid van de Führer moet onze waarborg zijn en is onze waarborg dat nimmer bevelen gegeven zullen worden in strijd met de eer en de belangen van ons VOlk.'3
XCDe eed van trouw die Mussert aanvaardbaar geacht had, was er dus een aan Hitler niet als Duits staatshoofd maar als 'Führer aller Germanen'. MaarBalkan. De SS-Standarte 'Westland' trad pas voor het eerst in actie bij de invasie van de Sowjet-Unie. 3 Tekst in BRve:
1 telexberichten, 27 en 28 jan. 1941 (T 7/171342 en 8/171510). 2 Brief, zz jan. 1941 (Doe 1-468, a-j). Het kan zijn dat die laatste woorden hierop sloegen dat Feldmeijer verlof kreeg, bij de deel te nemen aan de veldtocht op de
hoe men het ook wendde of keerde: de betrokkenen zouden in Duitse militaire dienst treden.
XCMenige NSB'er en menige WA-man aarzelde.
XCRost van Tonningen aarzelde niet.
XCDe 'tweede plaatsvervangend leider van de NSB' had een reeks grievende teleurstellingen ondervonden. Zijn poging om met een nieuwe nationaalsocialistische massabeweging Mussert en de NSB te overtroeven was in de zomer van '40 mislukt en na het fiasco van zijn toespraak van 8 februari ,41 stond vast dat hij op politiek gebied binnen de NSB niets meer kon bereiken. Wanhopig maakte hem in het bijzonder de ook in Duitse kring bestaande twijfel aan zijn 'raszuiverheid'.
XCDan zou hij zijn vijanden tonen wat hij waard was!
XCVijf dagen na Musserts bekendmaking meldde Rost zich na overleg met Rauter bij Himmler als vrijwilliger aan voor de Wa.ffen-SS.
XCRost onder de wapenen - dat was niet alleen onaanvaardbaar voor Mussert die zijn vroegere en wellicht ook toekomstige rivaal geen militaire lauweren gunde, maar ook voor Seyss-Inquart. Capabele NSB' ers waren dungezaaid en een man met Rosts ervaring op financieel gebied kon, meende de Reichseommissar, bij de herordening van Nederland niet gemist worden. Na intensief overleg met Himmler en allerlei Berlijnse instanties werd daarom besloten, Rost een nieuwe kans te geven: eind maart werd hij als opvolger van Trip tot president van de Nederlandse Bank benoemd en een maand later tevens tot waarnemend secretaris-generaal van het departement van fmanciën (minus de belastingdienst) en secretaris-generaal voor bijzondere economische zaken. Dat laatste had maar weinig om het lijf: het desbetreffende onder Rost ressorterende bureau werd eerst meer dan een jaar later, in juli '42, door Seyss-Inquart als departement erkend, en zulks nog maar louter binnenskamers. Graag had Rost in de lente van '41 'de Jood Hirschfeld' uit de werkelijke Nederlandse machtspositie in de economische sector verdrongen, maar Seyss-Inquart was zich ten volle bewust dat, afgezien nog van het verschil in capaciteiten tussen Rost en Hirschfeld, de benoeming van een NSB' er tot secretaris-generaal van handel, nijverheid en scheepvaart alsmede van landbouwen visserij grote onrust zou wekken in het Nederlandse bedrijfsleven dat volgepropt zat met Duitse orders.
XC'Indien ik het gevoel had, de veronderstelling zelfs, dat Hitler, na de oorlog gewonnen te hebben, het Nederlandse volk zou willen koejeneren en knechten of kapotmaken, dan zou ik nog vuriger zijn voor Amerika en Engeland dan de vurigste Jood zou kunnen zijn. (Applaus) Maar omdat ik het gevoel heb, dat absolute vertrouwen om niet te zeggen: geloof, dat hij het beste met ons voor heeft . .. daarom zeg ik: dat het nieuwe Europa een ontzaggelijke toekomst tegemoet (zal) kunnen gaan ... Onze politiek is er op gebaseerd dat er zal komen na de oorlog een Bond van Germaanse volkeren ... En indien er geen nationaal-socialistische beweging was in Nederland, dan was nu reeds beslist, naar mijn vaste overtuiging, dat Nederland zou worden ingelijfd bij Duitsland straks" een hopeloze zaak, die NSB, meende de Sicherheitsdienst. 'Fast übereinstimmend wird aus allen Provinzen berichtet', aldus de 'Meldungen aus den Niederlanden',
XC1 Persconferentie, 5 april I94I (DVK, 46). 2 Wij nemen aan dat het Mussert onbekend bleef dat Himmler in juni '4I tot Seyss-Inquart het verzoek richtte, 'dass die Förderung einer Dietsehen Richtung mit allen Mitteln unterbunden wird' ('Bericht über die Dienstbesprechung bei GK Schmidt', 26 juni I94I) en een jaar later aan de Höhere SS und Polizeifûhrer instructie gaf, Nederlandse nationaal-socialisten die in Vlaanderen politieke actie wilden voeren, prompt over de grens te zetten (Telexbericht, 22 juni I942, van Himmler aan R. Jungclaus, BDe, I92I). a Het Nationale Dagblad, 8 april I94I.
'dass weite Kreise dieser Bewegung eine zunehmend ablehnende Haltung gegenüber Deutschland eingenommen haben'.l
XCHet was voor Seyss-Inquart en Schmidt een akelig probleem. De Endsieg kwam, zo meenden zij, van maand tot maand dichterbij (kijk naar het fiasco van de Engelsen op de Balkanl) - wáár was de Nederlandse groepering waarmee Hitler straks in zee kon gaan ?
XCOp I mel 4I bracht J. N. Breunese, waarnemend commandant van de Nederlandse Arbeidsdienst (hij was nog niet officieel tot commandant benoemd), een bezoek aan de secretaris-generaal van het departement van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming, prof dr. J. van Dam. Breunese en van Dam waren beide van Duitslands komende overwinning overtuigd, zij hadden beide een grondige afkeer van de NSB. 'VanDam', zo tekende Breunese aan, 'deelde mij mede dat de Duitsers zich langzamerhand van de NSB wilden losmaken, aangezien zij wel tot de overtuiging zijn gekomen dat grote dingen met de NSB in ons land niet kunnen worden bereikt, temeer niet omdat met een man als Mussert niet valt te werken. Zowel de rijksminister' (Seyss-Inquart), 'Schmidt als Wimmer zoeken thans naar Nederlanders die in politieke zin met Duitsland willen samenwerken, waartoe van Dam ook mij uitnodigde."
XCBreunese hield die uitnodiging in beraad.
XCVan Dam was niet de enige Nederlander die zich in die tijd met zorg afvroeg of niet toch vroeg of laat de NSB, hoe incompetent Mussert ook door de bezetter geacht werd, aan de macht zou komen. Hoe kon dat verijdeld worden ? Waren er niet anderen te vinden, 'die in politieke zin met Duitsland (wilden) samenwerken'? Van Dam kwam in contact met een vriend, H. M. Hinloopen, een expediteur uit Aerdenhout, die vóór de oorlog veel zaken met Duitsland gedaan had en die tot de kring van De Waag behoorde. Hinloopen had zijnerzijds met de oorspronkelijke inspirator van De Waag, ir. B. Wigersma, overleg gepleegd. Het drietal besloot, een onderhoud met Seyss-Inquart aan te vragen; .het besefte evenwel dat hetJ.
1 41 (22 april 1941), p. 2. 2 N. Breunese: Dagboek, I mei 1941.
deze ook iets te bieden moest hebben en het kwam dus op het denkbeeld om boven het college van secretarissen-generaal een soort noodbewind te laten instellen, waarbij, aldus Hinloopen vier jaar later, 'bijvoorbeeld een man als de oud-gouverneur-generaal jhr. de Jonge de leiding over ons volk zou krijgen'. Daar spraken de drie over met Homan en de Quay, met de Rotterdamse bankier mr. W oltersom, voorzitter van de Organisatie-Comrnissie voor het bedrijfsleven, met mr. Jongejan, voorzitter van de Ondernemersraad voor Nederlands-Indiê, ook met de Jonge, ook nog met anderen. Homan en de Quay verwachtten van die opzet, aldus Hinloopen, 'niet veel resultaat', de Jonge 'hield zich zeer gereserveerd.'
XCDat laatste deed ook Seyss-Inquart. wel gaf de Reichskommissar in het gesprek dat hij eind mei (de datum is niet bekend) met het drietal voerde, duidelijk te kennen, 'dat hij Mussert maar een zwakke figuur vond', maar hij zei óók, 'dat hij tot Mussert gezegd had dat de NSB aan het bewind zou komen als deze meer dan tweehonderdvijftigduizend leden telde.' Dat krijgt ze nooit, zei van Dam. En Seyss-Inquart: dat zullen we zien.' Maar deze had er geen bezwaar tegen indien de drie die met hem gesproken hadden, een poging ondernamen om voor hun denkbeelden steun te vinden bij een representatieve groep Nederlanders.
XCDie denkbeelden werden in een memorandum neergelegd. Het stuk is niet bewaard gebleven, maar men kan de gedachtengangen die er in ontwikkeld werden, wel vermoeden: Duitsland was heer en meester op het Europese continent (de verovering van Kreta had opnieuwaangetoond hoe zwak Engeland stond), Nederland moest zich aanpassen; een goede verstandhouding met Duitsland was dus een Nederlands belang, maar die verstandhouding werd bemoeilijkt doordat de Reichskommissar bij de herordening van Nederland telkens weer een beroep deed op de NSB terwijl de overweldigende meerderheid van het Nederlandse volk juist jegens die NSB een hartgrondige afkeer koesterde. Was het dan niet wenselijk dat anderen zich tot politieke samenwerking met de bezetter bereid verklaarden?
XCHet stuk werd in de loop van juni aan een aantal personen toegestuurd en van Dam trad als voorzitter op toen het korte tijd later in 'Pulchri Studio' in Den Haag besproken werd. Homan en de Quay bleven daar weg. Behalve de drie initiatiefnemers waren aanwezig: de Jonge, Wolters om en [ongejan, voorts de Utrechtse groot-industrieel dr. F. H. Fentener van Vlissingen, enkele andere vooraanstaanden uit het bedrijfsleven, een paar personen uit de kring van De Waag, de rijksarchivaris in Middelburg, mr. A. Meerkamp van Embden, drie hoogleraren of oud-hoogleraren onder wie prof. van
XC1 POD-Haarlem: p.y. H. M. Hinloopen (3 juli 1945) (Doe 1-699, a-z). 7
Schelven die, zonder van zijn sympathieën voor Arnold Meyer afstand te doen, onder pressie van Curatoren der Vrije Universiteit enige tijd tevoren als lid van Nationaal Front bedankt had, en de Utrechtse oud-hoogleraar in de egyptologie, prof. dr. H. P. Blok; deze laatste was in de periode tussen de twee wereldoorlogen actief geweest in allerlei rechts-autoritaire kringen. Ook Breunese had aan de uitnodiging gevolg gegeven. Wij citeren zijn verslag:
XC'Het bleek dat alle aanwezigen zich vrijwillig met de inhoud van het memorandum konden verenigen. Het bleek echter spoedig en zulks bij monde van jhr. de Jonge ... dat door allen de NSB werd beschouwd als een partij die de verbetering der verhouding' (tussen Nederland en Duitsland) 'in de weg stond, en niet vóórdat de Duitse autoriteiten tastbare blijken gaven dat zij niet meer de NSB de invloed willen geven welke zij thans bezitten, kan er van vruchtdragende arbeid sprake zijn. Werken wij naast de NSB' (d.w.z. met de NSB in één front), 'dan krijgen wij nooit de sympathie van het Nederlandse volk, evenminzal men', aldus de heer Jongejan (die eind '40 vergeefs had trachten door te dringen naar Batavia en die in maart in Lissabon een lang gesprek gevoerd had met de minister van koloniën, Welter), 'in Engeland en Indië onze actie steunen ... Tenslotte werd besloten, aan de bezettende autoriteiten om maatregelen te verzoeken waaruit zou blijken dat het hun ernst was om de NSB een toontje lager te doen zingen. Wij zullen voorstellen: I. de WA op te heffen dan wel haar optreden streng aan banden te leggen' (alle aanwezigen verafschuwden de straatterreur); '2. de arrestaties op beter gronden te doen plaats vinden dan thans het geval is; 3. met het bezetten van verschillende overheidsfuncties rekening te houden met onze inlichtingen' (m.a.w. minder of in het geheel geen NSB' ers meer te benoemen). 'Aanvankelijk werd hierbij nog een 4de punt geplaatst, nl. opheffing van Buchenwalde' (bedoeld werd: beëindiging van de detentie van enkele honderden vooraanstaande Nederlanders die sinds juli en oktober '40 bij het concentratiekamp Buchenwald in gijzeling gehouden werden), 'doch dit punt werd sterk ontraden aangezien hieromtrent onderhandelingen werden gevoerd.'
XCAls de Reichskommissar die voorstellen nu aanvaardde, wat dàn? Dan zou het Nederlandse bestuursapparaat een andere structuur kunnen krijgen: 'Vervolgens werd besloten dat prof Blok en prof. van Schelven een staatsvorm zouden ontwerpen, geldende voor de bezettingstijd. Hetwas de eis van de rijksminister' (Seyss-Inquart), 'dat over Oranje niet gesproken mocht worden.
XCDe heer van Dam zou de bovengenoemde punten aan de rijksminister voorleggen en afhankelijk van de resultaten zal verder worden gehandeld. Inmiddels 7
zal ieder der aanwezigen in zijn kring mensen zoeken die met de inhoud van het memorandum kunnen instemmen en in den lande als invloedrijke personen kunnen worden beschouwd."
XCKennelijk was het de bedoeling dat, als alles goed ging, de nieuwe groepering, of wat daarvan restte, op een later tijdstip met adhesie van anderen in de openbaarheid zou treden.
XCDe bijeenkomst in 'Pulchri Studio' vond op zaterdagmiddag 21 juni plaats.
XCDaags daarna kwam bericht dat Duitsland de Sowjet-Unie aangevallen had. Daarmee ontstond in bezet Nederland een situatie die de groep-van Dam (als wij die term mogen gebruiken) verhinderde, van de grond te komen en die het Seyss-Inquart opnieuw duidelijk maakte dat hij geen andere politieke bondgenoot had dan de recalcitrante leider der NSB.
XCDe invasie van de Sowjet-Unie die, ongeacht het in augustus' 39 gesloten niet-aanvalsverdrag, sinds de herfst van '40 onder de code-aanduiding 'Pall Barbarossa' voorbereid was, zou de grootste militaire operatie worden welke Hitler ooit ondernomen had. Op 10 mei '40 had hij bij het offensief in West-Europa 89 infanterie- en 10 tankdivisies ingezet. In een jaar tijd had de Wehrmacht evenwel het aantal tankdivisies kunnen verdub belen: het waren er nu 20, waarvan 19 tegen de Sowjet-Unie gebruikt zouden worden (I stond onder Rommel in Noord-Afrika). Aan infanterie-divisies werden er 134 in Oost-Europa opgesteld, waarvan 15 gemotoriseerd waren. Ook de Luftwaffe was in een jaar tijds uitgebreid maar er zouden tegen de Sowjet-Unie niet wezenlijk meer vliegtuigen in de strijd geworpen worden dan ruim een jaar tevoren bij de veldtocht in het westen: ca. 4 000 toestellen, drie-vijfde van de gehele Luftwaffe; het resterende twee-vijfde bleefbij de verdediging van Noorwegen en West-Europa ingeschakeld alsmede bij de operaties in het Middellandse Zeegebied. Vooral ten aanzien van het leger was de coneentratie in Oost-Europa markant: 153 divisies voor Pall Barbarossa; 2 stonden er in Noord-Afrika, 7 op de Balkan, 38 in West-Europa, I in Duitsland.
XCTegen de Sowjet-Unie zou Duitsland overigens niet alléén ten strijde trekken: Roemenië, dat in 1940 belangrijke gebieden aan de Sowjet-Unie had moeten afstaan, zou met ca. 15 divisies aan de invasie deelnemen,
XC']. N. Breunese: Dagboek, 21 juni 1941.
Hongarije met ruim I, Slowakije met ruim 2, Finland, eind '39 door de Sowjet-Unie aangevallen, nu tuk: op herovering van de verloren grensgebieden, met 18. Het totaal aantal militairen dat te land en in de lucht voor Fall Barbarossa in gereedheid gebracht werd, bedroeg ongeveer vijf miljoen; daar kwamen dan nog de opvarenden van een groot deel van de Kriegs marine bij, die met Roemeense en Finse vlooteenheden zou samenwerken.
XCFall Barbarossa werd door Hitler als de culminatie gezien van zijn gehele beleid, ja als de culminatie van de eeuwenlange geschiedenis van het Duitse volk. Sinds de Middeleeuwen hadden de Duitsers, met tussenpozen, strijd gevoerd met Slavische volkeren waarboven de meeste Duitsers zich als regel verre verheven gevoeld hadden. In Duitsland zelf was men met name de Polen als een minderwaardig slag mensen gaan zien, in Oostenrijk-Hongarije waren leden van de Duitse volksgroep als Hitler en Seyss-Inquart in hun jeugd al een diepe minachting gaan koesteren bijvoorbeeld jegens Tsjechen en Slowaken. Hitler had aan het in de negentiende eeuw tot ontwikkeling gekomen Duitse chauvinisme een van de hoofdlijnen van zijn betoog in Mein Kampf ontleend: wilde Duitsland de sterkste mogendheid ter wereld worden, dan diende het in geheel Oost-Europa een onaantastbare positie op te bouwen. Anders gezegd: de Sowjet-Unie moest vernietigd worden. Dan alleen zou, zo meende hij, Duitslands grondstoffenvoorziening gewaarborgd zijn en zou het Duitse volk ook voldoende Lebensraum bezitten.
XCDe vernietiging van de Sowjet-Unie zou nog twee belangrijke bijkomende voordelen bieden: het communisme zou er zijn politieke basis verliezen en de mogelijkheid zou geschapen worden om tot de uitroeiing van het gehele Europese Jodendom over te gaan. Die' Vernichtung' (een doelstelling welke sinds het begin van de jaren '20 in Hitler leefde) was door hem al genoemd in zijn rede voor de Reiihstag op 30 januari '39; precies twee jaar later kwam hij er op terug, er, alweer voor de Reichstag, aan herinnerend, 'dass wenn die andere Welt von dem [udentum in einen allgemeinen Krieg gestürzt würde, das gesamte [udentum in Europa seine Rolle ausgespielt haben wird! Sie mogen auch heute noch lachen darüber, genau so wie sie [rüher uber meine Prophezeiungen lachten. Die kommenden Monate und Jahre uierden eru/eisen, dass ich auch hier richtig gesehen habe.'
XCUiteraard werd de beraamde massamoord nergens duidelijk op schrift gesteld: als regel werd er de aanduiding 'Endlösung der Juden[rage' voor gebruikt. Het uitvoeren van die Endlösung werd door Hitler primair als taak gezien van het onder Himmler ressorterende machtsapparaat. Een van de grootste aan Himmler ondergeschikte diensten, het Reichssicherheitshauptamt, begon in de lente van '41 met de voorbereiding van de eerste fase der End lösung: het uitroeien van de Russische Joden. Daartoe werden vier z.g.
Einsatzgruppen gevormd die tot taak kregen, alle Joden die men in de veroverde delen van de Sowjet-Unie zou aantreffen, te executeren (die opdracht werd aan de bevelhebbers der Einsatzgruppen louter mondeling verstrekt), evenals trouwens leden van de communistische partij en van de Russische intelligentsia. De Sowjet-Unie moest, gelijk Polen na zijn nederlaag, van zijn maatschappelijke kaders beroofd worden; de Duitse Wehrmachi ontving nog in het bijzonder instructie om de Z.g. politieke commissarissen van het Rode Leger die zich onder de Russische krijgsgevangenen zouden bevinden, onmiddellijk te fusilleren.' Er diende in de Sowjet-Unie slechts een amorfe volksmassa over te blijven die onder de permanente heerschappij van Duitsers (wil men: 'Germanen') gebracht zou worden. Ergens bij de Oeral zou tenslotte een soort Blutwall opgetrokken worden: versterkte nederzettingen die tot in de verre toekomst zouden voorkomen dat Europa te lijden zou hebben van invallen van Siberië uit. In het gebied bewesten die Blutwal! zouden Duitsers heersen. Niets zou geduld worden wat van de zijde van de volkeren der Sowjet-Unie op staatsvorming zou lijken; aan elke vorm van verzet van die volkeren zou van de aanvang af met massale executies en andere vormen van represaille de kop ingedrukt worden. 'Der Riesenraum, zei Hitler drie weken na het begin van de veldtocht (maar hij had het ook drie weken er vóór woordelijk zo kunnen zeggen), 'musse natûrlick so rasch wie mäglich befriedet werden; dies geschah am besten dadurch, dass man jeden der nut schie] schaue, totschiesse'è Voor de administratie van die 'Riesenraum' zouden Reichsleommissare benoemd worden die, als Seyss-Inquart in Nederland, nauw met de centrale bestuursinstanties van het Derde Rijk moesten samenwerken. Met de voorbereiding van deze bestuursaangelegenheden werd de partij-ideoloog Alfred Rosenberg belast die in een van de Russische Oostzee-provincies geboren was. Het aangeven van richtlijnen
1 Dat de veldtocht tegen de Sowjet-Unie een zou worden, werd door Hitler op 17 maart '41 duidelijk uiteengezet aan de hoogste bevelhebbers van de twee weken later opnieuw voor meer dan tweehonderd opper- en vlagofficieren. Het kwam niet tot duidelijke protesten, laat staan tot verzet. Het z.g. werd overigens nogal eens verwaarloosd. Hitler zei in oktober '42 dat hij wist, van Hitiers Engel, 18 okt. 1942, aangehaald in Hillgruber: p. 528). 2 M. over de bespreking bij Hitler op r ö juli 1941 (Neur. doe. L-22I, dl. XXXVIII, p. 92).
voor de economische exploitatie van de 'Riesenraum' werd een nieuwe taak voor Hermann Goering.
XCZiedaar de opzet - een opzet die aansloot bij de mentaliteit die door jarenlange propaganda en 'scholing' bij miljoenen Duitsers aangewakkerd was. Wij behoeven zijn barbaars karakter nauwelijks te onderstrepen. Wat hier met de inzet van de voor die tijd modernste middelen voorbereid werd, was, naar de omvang, de grootste geconcentreerde rooftocht, tegelijk moordpartij, die de wereldgeschiedenis ooit gekend heeft.
XCFall Barbarossa vergde dat er rust heerste in West-Europa. Er bleven daar, gelijk reeds gezegd, in totaal j S Duitse divisies achter waarvan 8, in ZuidwestFrankrijk opgesteld, tot taak hadden om, als de Engelsen in Portugal zouden landen, onmiddellijk Spanje binnen te rukken. De overige zouden Engelse landingspogingen elders moeten afslaan; uiteraard zouden zij ook gebruikt kunnen worden als het ergens tot opstanden zou komen.
XCIn Nederland werd de militaire component van de bezettende macht danig verzwakt: de meeste en de beste troepen waren voor het oosten nodig. Wat zich hier te lande aan Waffen-SS-eenheden bevond, was in de lente van '41 grotendeels verdwenen, spoedig gevolgd door de drie enige legerdivisies die door slechts twee andere, de Bzste en de 719de, vervangen werden; de 719de had evenwel nog niet de helft van de kracht van een normale divisie en zij bezat ook vrijwel geen transportmiddelen.ê Al die troepenverplaatsingen hadden voor de Nederlandse Spoorwegen een omvangrijk 'weermachtsvervoer' ten gevolge; het werd, aldus een mededeling van de directie aan de raad van commissarissen, 'vlot afgewikkeld'."
XCMet de mogelijkheid dat de invasie van de Sowjet-Unie tot ernstige ongeregeldheden in West-Europa zou leiden, hield Hitler rekening. Hij wist dat met name de Franse communistische partij een sterke aanhang had; van die communisten was een versterkte verzetsactiviteit te verwachten. Daarnaast was waarschijnlijk dat andere groepen van de bevolkingen nieuwe moed zouden ontlenen aan het feit dat Duitsland zich opeens in een 'tweefronten-oorlog' zou bevinden - hetzelfde type oorlog dat het in '14-'18Szste divisie verdedigd, die van de Zuidhollandse eilanden en Zeeland door de 7I9de. 2 Nederl. Spoorw., raad van commissarissen: Notulen, 7juni 1941,
1 De kust van Noord- en Zuid-Holland tot aan Hoek van Holland werd door de
verloren had. Rapporten over het succes van de Engelse V-actie kunnen Hitler slechts versterkt hebben in zijn overtuiging dat hij in West-Europa zo weinig mogelijk risico moest nemen. Intimidatie leek hem een geschikt middel. Ruim een week vóór de inzet van het offensief in het oosten kregen derhalve de Duitse autoriteiten in alle bezette landen opeens instructie van de Führer dat alle doodvonnissen die inmiddels geveld waren, onverwijld uitgevoerd dienden te worden.
XCEr was er in bezet Nederland één: het doodvonnis tegen de eerste geheime agent van de Nederlandse regering, de luitenant-ter-zee der tweede klasse Lodo van Hamel.
XCBij zijn poging om naar Engeland terug te keren was van Hamel, zoals wij in ons vorige deel beschreven, medio oktober bij het Tjeukemeer samen met vier metgezellen (de Leidse studenten Hans Hers en [ean Mesritz, de Leidse hoogleraar prof. Baas Becking en mevrouw Marion Smit) door de Nederlandse politie gearresteerd en aan de Sicherheitspolizei uitgeleverd.' Ook had de Nederlandse politie op een eilandje in het Tjeukemeer de koffer met alle gegevens die van Hamel had willen meenemen, opgespoord: tal van spionagerapporten zaten er in, maar ook een geadresseerde brief die het de Sicherheitspolizei mogelijk gemaakt had, in Den Haag de adjudant-onderofficier Allers te arresteren, uit wiens woning van Hamel de zendverbinding onderhouden had, alsmede diens twee dochters; de verloofde van één harer, Jan van den Hout, die van Hamels zender had laten repareren, was enige tijd later in Duitse handen gevallen toen hij, net voor hij in Noord-Brabant wilde onderduiken, nog een keer bij de woning van Allers was langsgegaan.
XCUit Leeuwarden werden van Hamel en de zijnen spoedig overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen. Onderweg wist van Hamel de anderen toe te fluisteren dat hij alle schuld op zich 'zou nemen. Dat hij spionage bedreven had, was zonn~klaar; dat hij niet de 'van Dalen' was wiens naam op zijn paspoort stond (met de fatale, niet bestaande geboortedatum 29 februari 1915), eveneens.' Hij werd ongenadig mishandeld - hij zweeg. Zwakker kwam hij te staan toen het hoofd van de afdeling contraspionage
1 Die uitlevering is, anders dan wij in ons vierde deel beschreven, niet het werk geweest van de marechaussee maar van de rijksveldwacht.
van de Sicherheitspolizei und SD, SS-Sturmbannführer Joseph Schreieder, van een Nederlandse V-Mann te horen kreeg dat in Den Haag in een café verteld werd dat de Nederlandse marine-officier van Hamel als geheim agent naar bezet gebied gekomen was maar in Friesland was gearresteerd. Vrezend dat, als hij bleef ontkennen, represailles genomen zouden worden tegen zijn vader en moeder, wellicht tegen zijn oudere broer en zijn zuster, gaf van Hamel toe dat de opgegeven naam juist was en dat hij inderdaad (Schreieder bezat die gegevens al ofkon ze gemakkelijk verkrijgen) op 14 mei Ijmuiden als marine-officier verlaten had. Dat hij met een geheime opdracht in bezet gebied teruggekeerd was, bekende hij niet. Prompt werd hem gezegd dat zijn vader, moeder, broer en zuster naar het concentratiekamp overgebracht zouden worden. Toen pas kwam hij voor het feit uit dat hij inderdaad als geheim agent gearresteerd was. Dat wakkerde de nieuwsgierigheid van de Duitsers machtig aan. Zij wilden weten wat zijn precieze opdracht was, wie hem bij het zenden geholpen hadden, wie hem geld gegeven had en hoe zijn code in elkaar zat. Ten huize van Allers waren enkele berichten in code gevonden, maar daar konden de Duitsers niet uit wijs worden en een van de Nederlandse codespecialisten die zij gearresteerd hadden om bij de decodering te helpen, kolonel H. Koot, kwam er ook niet uit of beweerde dat althans. Dus werd met alle middelen getracht, van Hamels geestkracht te breken. Nacht na nacht werd hij uit zijn cel gehaald en door een van Schreieders Sachbearbeiter, de Duitser H. K. O. Haubrock, urenlang verhoord; werd het verhoor afgebroken, dan volgden in Haubrocks afwezigheid (maar deze wist precies wat er gebeurde!) de mishandelingen. Van Hamel werd bont en blauw geslagen. Drie weken lang kreeg hij Dunkelzelle: een duister hok waarin hij van geen dag of nacht wist en in zijn eigen uitwerpselen lag. Aardappelen met veel zout kreeg hij te eten, maar niets te drinken; ondragelijke dorst was het gevolg. Er werd een V-Mann bij hem ingesloten die zich als een hulpvaardige patriot voordeed. Eén nacht werd gedreigd dat als hij op de vier al honderdmaal gestelde vragen (opdracht? helpers? geld? code?) geen antwoord gaf, Hers, Mesritz, Baas Becking en Marion Smit achter elkaar gefusilleerd zouden worden; van Hamel zweeg, salvo na salvo weerklonk - hij blééf zwijgen. Eerst de volgende morgen kon een bewaker hem toefluisteren dat de vier nog in leven waren.
XCToen zijn dossier afgesloten werd, hadden Schreieder en Haubrock op hun kernvragen nog steeds geen antwoord gekregen. In de weken die volgden, slaagde van Hamel er tweemaal bijna in, uit de gevangenis te ontsnappen; één van die twee keren voerde hij met veel Geschnauz Hers die hij uit diens cel had laten halen, z.g. als gevangene met zich mee. 'Voor de buitenpoort waar we al waren, stopte net Haubrock',
'Daar was nog een Duitser bij en er stonden Duitsers in de poort. We hadden geen kans. We zijn naar binnen geslagen. '1
XCBegin april' 41 vond in het gebouw van de Hoge Raad het proces plaats. 'Op weg naar het Plein zaten we', aldus Hers,
XC'in de auto midden tussen de soldaten en er reden soldaten op zijspan naast ons. Ik zat tegenover Lodo. Hij gaf ons even een blik die zei: zullen we proberen, toch onder het zeil weg te duiken? Een soldaat zag het en we kregen met de kolf een slag tegen onze knie. In de wachtkamer zei van Hamel tegen Allers dat het hem zo speet dat ze door hem er bij betrokken waren. De aanklager was geschikt. Haubrock kreeg enorm op zijn donder dat hij bij het onderzoek zo weinig te weten was gekomen. Lodo maakte bij het proces een enorme indruk. Hij stond kaarsrecht voor zijn rechters. Voor de aanklager de eis stelde, werd aan Lodo opnieuw gevraagd of hij wilde zeggen wat zijn opdracht was, hoe zijn code in elkaar zat, enzovoort. Hij weigerde pertinent. 'Als goed Nederlands officier', zei hij, 'eis ik het recht op, datgene niet aan de vijand mee te delen wat het land kan schaden.' Je kon een speld horen vallen.I"
XCVan Hamel kreeg de doodstraf, Hers en van den Hout levenslange tuchthuisstraf, de oude Allers tien jaar, Mesritz drie jaar. Baas Becking en mevrouw Smit werden vrijgesproken, de twee dochters van Allers naar het Frauenkonzentrationslager Ravensbrück overgebracht. Allers en Mesritz stierven in gevangenschap.
XCDoor te zwijgen had van Hamel tientallen het leven gered: drie inlichtingengroepen had hij opgericht; hun fmanciering had hij via de bankier mr. E. E. Menten gewaarborgd. Maar geen naam, geen adres had hij prijsgegeven.
XCZijn vader, prof. mr. J. A. van Hamel, deed na het doodvonnis een beroep op de voorzitter van het college van secretarissen-generaal, jhr, mr. A. M. Snouck Hurgronje: kon het college wellicht op gratie aandringen? Snouck voelde daar niet veel voor. 'Spionage is iets heel ergs', zou hij gezegd hebben." De Nederlandse regering te Londen, ingelicht via de Zweedse die in Berlijn de Nederlandse belangen waarnam, gaf zich samen met de Engelse grote moeite, haar eerste agent uitgewisseld te krijgen tegen een Duitse agent die in Engeland gearresteerd was.
XCDe onderhandelingen werden door het Führerbefehl doorkruist.J.J.
1 F. Ph. Hers, II maart 1959. Dit type bronvermelding betekent dat de vermelde gegevens of de aangehaalde woorden ontleend zijn aan de aantekeningen van het gesprek dat met de betrokkene op de genoemde datum gevoerd is. 2 A.v. 3 A. van Hamel, 27 maart 1958.
XCEnkele dagen na zijn zes-en-twintigste verjaardag, op een middag om twee uur, werd aan van Hamel meegedeeld dat hij drie uur later gefusilleerd zou worden. Om kwart over twee begon hij aan zijn afscheidsbrief aan 'Mijn Lieve, Lieve Ouders':
XC, ... Ik heb alles gedaan wat een mens doen kon. . .. U kunt gerust zijn. Er is bitterheid noch haat in mijn hart. Gods wil geschiedt en zal altijd geschieden en wij zijn slechts Zijn werktuig. Daarvoor moeten wij Hem dankbaar zijn en dat ben ik ook.
XCDat besef zal u wellicht boven de smart doen uitleven en de kracht geven om deze mijn laatste brief te lezen, en even goed te begrijpen als u mij altijd hebt begrepen.
XCDag Lieve Moeder, Dag Lieve Vader, de,band die mij met u en uw kinderen bindt wordt niet verbroken doch is sterker dan ooit. Heel innig omhelst u, uw liefhebbende en gehoorzame zoon.'
XCEnkele dagen later verschenen in De Telegraaf en het Algemeen Handelsblad de advertenties waarmee de ouders berichtten dat hun zoon 'het leven heeft moeten laten ... Geen rouwbeklag'. Daar stond in De Telegraaf een trotse streep onder. De Nieuwe Rotterdamse Courant had, toen zij de advertentie ontving, bij de Duitsers geïnformeerd of deze wel in de haak was; ze mocht niet opgenomen worden.
XCVan Hamel was op 16 juni gefusilleerd.
XCEén dag later ging van het Oberkommando der Wehrmacht de definitieve instructie uit: Fall Barbarossa, 22 juni, half vier's morgens.
XCStalin, de Russische dictator, was gewaarschuwd; hij was dat al maandenlang.
XCDe Duitsers waren zich bewust geweest dat het feit dat zij zoveel strijdkrachten naar Oost-Europa overbrachten, niet onopgemerkt zou blijven. Teneinde de tegenstander in verwarring te brengen, hadden zij door verscheidene kanalen het bericht verspreid dat die eoncentraties een rookgordijn
vormden waarachter in werkelijkheid een grootscheepse aanval op Engeland voorbereid werd. In de völkische Beobachter, het grootste partijblad, schreef Goebbels op 16 juni een artikel, 'Kreta als Beispiel' - en dat nummer werd opeens in heel Berlijn in beslag genomen alsof er een hoogst belangrijke indiscretie in stond. Die manoeuvres hadden niet veel effect. Washington had al in januari '41 vernomen dat Hitler tot de invasie van de Sowjet-Unie besloten had. Enkele weken later werd de Russische ambassade in de Amerikaanse hoofdstad ingelicht, toen er via kanalen van de in Londen gevestigde Tsjechische regering een duidelijke bevestiging gekomen was uit Praag.' In het al eerder gememoreerde gesprek met prins Paul, de regent van Joegoslavië, zei Hitler begin maart dat hij in juni of juli de Sowjet-Unie zou aanvallen; een desbetreffend bericht uit Belgrado leidde er toe dat Churchill begin april Stalin in een persoonlijke brief waarschuwde. In diezelfde tijd was men er bij de Russische ambassade in Berlijn volstrekt zeker van dat Duitsland zou aanvallen. Dat werd aan Moskou bericht. Voorts kwamen daar reeksen waarschuwingen binnen van communistische inlichtingendiensten en geheime agenten uit het gehele gebied tussen Finland en Roemenië, ook uit Duitsland. Van Tokio uit wist een van de belangrijkste Russische spionnen, de Duitser Richard Sorge, in maart te berichten dat tot de aanval besloten was; in mei gafhij de sterkte van de Duitse strijdkrachten op, op IS juni de voorlopig vastgestelde aanvalsdatum: 22 juni,"
XCStalin legde al die waarschuwingen naast zich neer; beter gezegd: hij plaatste ze in een ander perspectief. Waarschuwingen van 'imperialistische mogendheden' als de Verenigde Staten en Engeland golden voor hem als verdacht: die waren er, meende hij, slechts op uit, oorlog tussen de SowjetUnie en Duitsland te provoceren. Hij zou niet aanvallen - maar dat Hitler dat wèl zou doen vóór deze Engeland verslagen had, leek Stalin zo absurd dat hij alle berichten over Duitse troepenconcentraties in Oost-Europa en ook die eoncentraties zelf als aanwijzingen zag dat Hitler voornemens was,
1 Aan die bevestiging lag een bericht ten grondslag van de Paul Thümmel van wie wij in deel z vermeldden dat hij sinds begin '36 in contact stond met de Tsjechische geheime dienst. 2 Sorge was in I895 bij Bakoe geboren waar zijn vader ingenieur was bij een aardolie-maatschappij; zijn moeder was Russische. Hij werd in I9I9 lid van de ging in '25 naar Moskou en bouwde nadien in Sjanghai een Russisch spionagenet op. Hij kreeg naam als kenner van het Verre Oosten, poseerde als sympathisant met het nationaal socialisme en wist van '33 af in Tokio als correspondent van de een nieuwe spionagegroep te vormen. Hij werd volledig vertrouwd door de Duitse ambassade. Zijn spionage-activiteiten werden in de herfst van' 4I ontdekt; in novem ber '44 werd hij, na een proces, in Tokio opgehangen.
een toenemende pressie uit te oefenen teneinde met de Sowjet-Unie tot een nieuwaccoord te komen; dat accoord zou Duitsland de nodige rugdekking geven bij een grootscheeps offensief tegen Engeland.
XCTot het afsluiten van zulk een accoord was Stalin bereid.
XCDie bereidheid toonde hij met een reeks maatregelen die men als opvallende politieke signalen mag kwalificeren.'
XCVoor de grondstoffenleveranties aan Duitsland uit en via de Sowjet-Unie (een deel van die grondstoffen kwam uit Frans Indo-China en werd via Wladiwostok aangevoerd) werden expresse-goederentreinen ingelegd; eind april erkende Stalin het Vichy-bewind, begin mei liet hij de gezanten van Joegoslavië, Noorwegen en België (Nederland onderhield geen diplomatieke betrekkingen met de Sowjet-Unie) uit Moskou uitwijzen, begin juni, na de val van Kreta, de Griekse gezant; daarentegen werd in mei het pro-Duitse bewind in Irak (dat zich slechts enkele weken handhaafde) onmiddellijk door hem erkend. Het meest sprekend was misschien wel het met nadruk onderstreepte bericht (6 mei) dat hij persoonlijk de leiding van de regering ter hand genomen had (men kon dus zaken met hem doen), en veel pleit er voor dat hij er voor zorgde dat de Duitse ambassade te Moskou begin juni vernam dat hij op 5 mei in een vertrouwelijke toespraak voor alle eindexaminandi der militaire academies van het Rode Leger betoogd had dat de Sowjet-Unie niet sterk genoeg was om een grote oorlog te voeren en dat dus een nieuw compromis met Duitsland geboden kon zijn waarbij de Sowjet-Unie, aldus Stalin, zich bescheidener diende op te stellen dan in het verleden.
XCMedio juni: weer een duidelijk signaal.
XCDe burgers van de Sowjet-Unie die sinds het Duits-Russisch niet-aanvalsverdrag van eind augustus '39 in hun pers vrijwel geen artikel meer aangetroffen hadden dat men anti-Duits zou kunnen noemen, vernamen op de rade uit een bericht van het officiële persbureau Tass dat niet alleen de Sowjet-Unie maar ook Duitsland zich stipt hield aan de bepalingen van het verdrag en dat 'naar de opvatting van Sowjet-Russische kringen de geruchten als zou Duitsland de bedoeling hebben, het verdrag te annuleren en een overval op de Sowjet-Unie te ondernemen, van alle grond ontbloot' waren.ê
XCWèl was het zo dat Stalin de troepen die aan de westelijke grens van de
XC1 In Engelse regeringskringen hield men zozeer rekening met de mogelijkheid dat Stalin zich tot nieuwe, nog grotere leveranties van de Sowjet-Unie verplichten zou, dat voorbereidingen getroffen werden om de Russische aardolie-installaties bij de Kaspische Zee (de aardolie-voorziening beschouwde men als de Achilleshiel van de Duitse oorlogseconomie) van Irak uit te bombarderen. 2 Geschichte des grossen Vaterldndischen Krieges der Sowjetunion, dl. I, p. 474.
Sowjet-Unie opgesteld waren, van begin '41 af versterkte. Hitler wilde druk uitoefenen voor de komende onderhandelingen - hij, Stalin, kon het ook. Voor alle zekerheid werden bovendien medio juni uit Estland, Letland en Litauen ca. vijf-en-vijftigduizend personen die als potentiële tegenstanders van het communistisch bewind beschouwd werden, gedeporteerd naar Siberië waar zich al bijna honderdveertigduizend gedeporteerden uit de Baltische republieken bevonden.
XCHoe sterk was de Sowjet-Unie?
XCEr was onder de impuls van het conununistisch bewind met name sinds het einde van de jaren '20 een omvangrijke zware industrie opgebouwd; de ontwikkeling van landbouwen veeteelt was daar ver bij achter gebleven. Die zware industrie had in de eerste plaats de grondslag gevormd voor een moderne bewapening. Aan de strijdkrachten was in hun politieke scholing voordurend voorgehouden dat de Sowjet-Unie vroeg oflaat met 'de kapitalistische buitenwereld' in gewapend conflict zou geraken, maar 'die Erziehung zum Hass gegen den wahrscheinlithsten Gegner, den deutschen Faschis mus, war', aldus de auteurs van de Geschichte des grossen Vaterländischen Krieges der Sowjet-Union, 'eingeschränkt worden."
XCDe Sowjet-Unie telde in '41 ca. 9 miljoen beroepsmilitairen en dienstplichtigen. Van hen bevonden zichin juni 4.7 miljoen onder de wapenen: 1 miljoen in het Verre Oosten (tegen Japan), 2.5 miljoen aan de westelijke grens, 1.2 miljoen in het binnenland en aan de overige grenzen. De vloot was voldoende voor verdedigingsoperaties tegen niet te sterke tegenstanders. De Russische luchtmacht was grotendeels verouderd, zij het dat in de eerste helft van '41 meer dan 2 500 moderne toestellen afgeleverd werden, hoofdzakelijk jagers; ook bij die moderne toestellen was evenwel de radio-apparatuur zo slecht dat de bemanningen er maar zelden gebruik van maakten. Ook de meeste tanks waren verouderd; daarentegen kwamen van twee nieuwe types die krachtiger waren dan de beste Duitse tanks, in ,40 en in de eerste helft van '41 tweeduizend exemplaren gereed. De Russische infanterie bezat goede geweren, maar met de productie van de lichtere en vaak effectievere machinepistolen was nog geen begin gemaakt. De mortieren, voor de infant~rie een belangrijk eigen hulpmiddel bij aanval
en verdediging, vuurden een granaat af die slechts een geringe uitwerking bezat. Kwalitatief liet ook de artillerie veel te wensen over; de productie was trouwens in '40 en '41 dalende en er was nog steeds een groot tekort aan munitie. Tank- en luchtafweerkanonnen waren er te weinig. Al die kanonnen waren ook te weinig mobiel: tractoren (grotendeels dezelfde tractoren die bij de landbouw gebruikt werden; veel trekkracht hadden zij niet) waren er slechts voor één vijfde van alle batterijen. Gebrekkig waren vooral de verbindingen: het Rode Leger bezat daar geen eigen hulpmiddelen voor, het maakte gebruik van het normale telefoon- en telegraafnet.
XCNiettemin: hoeveel er kwalitatief ook aan de Russische strijdkrachten ontbrak, zij hadden de Duitsers op de zzste juni en volgende dagen een warme ontvangst kunnen bereiden als zij daarop ingesteld waren geweest. Dat laatste was niet het geval. De Duitse aanval werd door niemand verwacht. Dat bleek ook uit de troependisposities. Van de twee-en-een-half miljoen militairen die, gelijk gezegd, achter de westelijke grens opgesteld stonden, bevond zich één derde op ca. 500 km afstand van de grens; deze troepen zouden per trein westwaarts vervoerd moeten worden. Er waren evenwel slechts weinig spoorwegen en als regel zouden de troepen mèt al hun uitrusting op IOO tot ISO km van de grens uitgeladen moeten worden: dan veranderde de spoorbreedte en voor het resterende traject was er geen rollend materieel. De troepen die dichter bij de grens lagen, waren ook al \ in de diepte opgesteld en wel over een afstand van 100 tot ISO km. Aan de grens zelf stonden slechts delen van 40 infanterie- en 2 cavalerie-divisies die gemiddeld vijftig kilometer grens te bewaken hadden. Zij waren primitief gehuisvest, hun officieren woonden in boerenhoeven, vaak op Ia km afstand van de onder hen ressorterende militairen. Bij die grenstroepen waren tankformaties ingedeeld waarvan vele tankchauffeurs niet meer dan twee uur rij-ervaring bezaten. Achter het aanleggen van de nodige verdedigingslinies had men niet veel haast gezet; projecten voor de bouw van grensversperringen waren maar voor een vierde deel uitgevoerd. Men was wèl bezig, de bestaande vliegvelden uit te breiden en nieuwe aan te leggen, maar daar was uit voortgevloeid dat de in het westen aanwezige jagers en bommenwerpers op een gering aantal vliegvelden geconcentreerd stonden; aan de camouflage was daar maar weinig gedaan. De meeste luchtafweerkanonnen waren trouwens onbemand, want een groot deel van het kader van de luchtafweer alsook van de veldartillerie bevond zich in juni voor oefeningen ergens in Wit-Rusland. Er was, tenslotte, geen enkel operatieplan dat met de mogelijkheid van een krachtige aanval uit het westen rekening hield en onder de kaders hadden, aan het eind van de jaren '30, de 'zuiveringen'
XCIn de loop van zaterdag de z rste juni drong zich op grond van berichten welke die dag Moskou bereikten, aan Stalin de indrukop dat de Duitsers zich op allerlei punten gereedmaakten, de Russische grens te overschrijden. Nog hield hij een grootscheeps offensief voor onwaarschijnlijk: was Hitler misschien op grensincidenten uit? Laat in de avond werd een instructie opgesteld voor de Rode vloot en voor de bevelhebbers in de grensdistricten : de oorlogsschepen moesten voorzorgsmaatregelen nemen, de artilleriestellingen aan de grens bemand worden, de troepen gealarmeerd, de vliegtuigen verdekt opgesteld eli de verduistering van steden en militair belangrijke complexen voorbereid; in geen geval moest men zich evenwel door 'provocaties' tot handelingen laten verleiden 'waaruit grote complicaties kunnen voortvloeien."
XCIn de nacht van zaterdag 2I op zondag 22 juni werd die instructie om half één telegrafisch doorgegeven. Zij had de meeste bevelhebbers voor wie zij bestemd was, nog niet eens bereikt toen, klokke half vier, de westelijke grensdistricten van de Sowjet-Unie door de vernietigende slag van de Blitz krieg getroffen werden.
1 A.v., dl. II, p. 13.
XCNagenoeg overal werden op die zzste juni de Russische grensdetachementen onder de voet gelopen. Duizenden militairen werden in hun slaap door de Duitsers verrast. De eskaders van de Russische luchtmacht die in het westen opgesteld stonden, werden op die ene zondag practisch vernietigd: 800 toestellen op de vliegvelden, 400 bij luchtgevechten. Nadien beheerste de Luftwaffe het luchtruim. Te land gingen de Duitse tankdivisies als een mes door de boter; alleen in de buurt van Lemberg konden Russische tanks de Duitse bijna een week lang tegenhouden. Aan Russische kant ontwikkelde zich een immense chaos die in de grensdistricten bevorderd werd door een totaalontbreken van nieuws, ja van enige waarschuwing. Eerst acht-en-eenhalf uur na het begin van de invasie deed de radio door middel van de in steden en dorpen aangebrachte publiekeluidsprekers wetendat hetland zich in oorlog bevond. Het militaire communiqué dat zondagavond uitgezonden werd, deelde mee dat de Duitse troepen op de meeste plaatsen met zware verliezen teruggeslagen waren. Zo schaars en zo onjuist waren de berichten geweest die Moskou op de eerste oorlogsdag bereikt hadden, dat' s avonds om kwart over negen de bevelen uitgingen voor een grootscheeps tegenoffensief waarbij men de Duitsers tot op hun eigen gebied achtervolgen moest. Die bevelen waren een slag in de lucht, want wat de grensgebieden betrof, had de leiding van de Sowjetstaat op die eerste oorlogsdag haar greep op de situatie totaal verloren. Daar kwam bij dat in die grensgebieden talrijke, als regel in Russische uniformen geklede sabotagegroepen van de Abwehr actief werden: zij bliezen bruggen op, knipten telefoonkabels door en wekten een verwarring die lokaal het karakter aannam van een VijfdeColonne-paniek. Burgers en militairen werden het slachtoffer van geruchten. Het kostte moeite, in de divisies die haastig naar het westen getransporteerd werden, het verband te handhaven en hadden zij eenmaal hun plaats van bestemming bereikt, dan waren de Duitse tanks aan de flanken meestal reeds ver doorgestoten. Honderdduizenden Russische militairen werden in die eerste dagen van al hun verbindingen afgesneden: hadden zij hun munitie verschoten, dan konden zij weinig anders doen dan
zich overgeven.' Hardnekkig verzet was alleen mogelijk waar min of meer aanzienlijke voorraden lagen; zo wist het garnizoen van de vesting BrestLitowsk zich enkele weken lang heldhaftig te verdedigen. Daar stond dan weer tegenover dat elders, en met name op het platteland, de Duitsers door de boerenbevolking voorzover deze door het communistisch regime haar particuliere eigendommen goeddeels verloren had, familieleden had zien deporteren en zich aan een grauwe reglementering onderworpen voelde, allerminst als vijanden beschouwd werden, vaak eerder als bevrijders. Maar dat duurde niet lang: de onbarmhartige wijze waarop deDuitsers zichal in de eerste bezettingsperiode gingen gedragen, maakte het de meesten die onder het Stalinistische juk gezucht hadden, duidelijk dat het juk van Hitler minstens zo zwaar was. Niet lang duurde het of de volkeren van de SowjetUnie beseften dat zij in een strijd op leven en dood gewikkeld waren. Niet alleen het voortbestaan van de Sowjet-Unie maar het voortbestaan van Rusland tout court stond op het spel; de dreiging van slavernij moest afgewend worden.
XCNa korte tijd was dat besef ook ten volle tot de leiding van de Sowjetstaat doorgedrongen; toen begreep zij tevens dat, gegeven de snelle voortgang van de Duitse strijdkrachten en de desorganisatie aan eigen kant, grote delen van de Sowjet-Unie aan de vijand prijsgegeven zouden moeten worden. Zij besloot, de tactiek toe te passen die, in het onafzienbaar wijde land, Napoleon in 1812 zoveel schade berokkend had: de tactiek van de verschroeide aarde. Een week na het begin van de invasie, op 29 juni dus, gaven het bestuur van de communistische partij en de raad van volkscommissarissen (de ministerraad) als richtlijn aan (een richtlijn die vijf dagen later door Stalin in een nogal apologetische radiotoespraak bevestigd werd) dat bij de terugtochten van het Rode Leger alles geëvacueerd of vernietigd moest worden wat de indringers van nut zou kunnen zijn: 'geen locomotief, geen goederenwagon, geen kilo graan, geen liter aardolie' zou hij mogen vinden; wat men niet oostwaarts kon voeren, diende men 'onvoorwaardelijk te vernietigen.f Partijbestuur en Raad van Volkscommissarissen besloten voorts om demoralisatie bij de strijdkrachten tegen te gaan door grote aantallen geschoolde partijleden en leden van de communistische jeugdorganisatie naar het front te zenden; vóór eind september waren dat er zestigstierven in gevangenen- of concentratiekampen. 2 Geschichte des grossen Vater ldndischen Krieges der Sowjetunion, dl. II, p.
1 In totaal werden in '41 bijna drie-en-een-half miljoen en later nog eens twee miljoen Russische militairen door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt. Meer dan een miljoen hunner werden geliquideerd, bijna tweemiljoendriehonderdduizend
duizend die zich aan de sectoren tussen de Witte en de Zwarte Zee bij de troepen gevoegd hadden welke zich verbitterd waren gaan verdedigen.
XCNiet zonder bange voorgevoelens had Hitler naar de zzste juni toegeleefd. 'Mir ist', zo zei hij, 'alsob ich die Tür zu einem dunkien, nie gesehenen Raum aufstosse, ohne zu wissen was sich hinter der Tür verbirgt.'l Al die zorgen leken aanvankelijk volkomen ongegrond: dag in, dag uit stroomden bij het nieuwe hoofdkwartier dat Hitler in Oost-Pruisen betrokken had, berichten binnen over enorme terreinwinst, geslaagde omsingelingen, tien- ja honderdduizenden krijgsgevangenen, kolossale buit. Het was een herhaling, maar dan op groter schaal, van wat ruim een jaar tevoren bij de doorbraak naar het Kanaal gelukt was. In aile grensdistricten was de Russische verdediging als een korst doorbroken; het leek uitgesloten dat het door Hitler als incompetent beschouwde Russische opperbevel er ergens in slagen zou, de opmars van de Duitse legers te stuiten. Die legers waren in drie groepen verdeeld: Nord, Mitte en Süd. Nord moest Leningrad veroveren, Mitte Moskou, Süd diende via de Oekraïne door te stoten in de richting van de Kaukasus. De opzet was dat later in '41 een stuk of veertig, vijftig Duitse divisies opgesteld zouden worden in een zone die liep van de benedenloop van de Wolga tot aan Archangel; in de Oeral en in Siberië, beoosten die zone, zouden zich dan misschien nog wel Russische strijdkrachten bevinden maar van deze zouden geen reële gevaren te duchten zijn.
XCTwee weken na de inzet van het offensiefheerste in Hitlers hoofdkwartier de algemene overtuiging dat de strijd definitief beslist was. 'Es ist wohl nicht zuviel gesagt wenn ich behaupte', noteerde de chef-staf van het Oberkommando des Heeres, generaal Franz Halder, in zijn dagboek, 'dass der Feldzug gegen Russland innerhalb von vierzehn Tagen gewonnen wurde.'2 Een dag later zei Hitler: 'Ich versuche mich dauernd in die Lage des Feindes zu versetzen. Praktisch hat er diesen Krieg schon verloren. Es ist gut, dass wir die russische Panzer- und Luftwaffe gleich zu Anfang zerschlagen haben. Die Russen können sie nicht mehr ersetzen.'"
XCMedio juli benoemde Hitler Rosenberg tot Reichsminister für die besetzten Ostgebiete. Toen werd ook door hem bepaald dat men in augustus een begin zou maken met het terugtrekken van de divisies die voor de laatste fase van
XC1 Aangehaald in Hillgruber: Hitiers Strategie, p. SIl. 2 Aangehaald a.v., p. 537. "A.v.
Het plan voor Barbarossa De drie legergroepen Nord, Mitte en Süd moeten uiteindelijk: defensieve posities
de strijd in het oosten niet meer nodig zouden zijn. Hitler ging ver buiten Europa's grenzen kijken. Hij kondigde aan dat de omvang van het Duitse leger belangrijk beperkt zou worden; de Luftwaffe moest daarentegen sterk worden uitgebreid. In overeenstemming met deze richtlijnen werden alle productieplannen van de Duitse oorlogsindustrie ingrijpend gewijzigd. Duitsland had op de zzste juni 20 tankdivisies en ruim 200 infanteriedivisies op de been - het aantal tankdivisies wilde Hitler tot 24 uitbreiden, de infanteriedivisies zouden daarentegen tot II2 beperkt worden. Van die II2 zouden 6 uitgerust en getraind worden voor luchtlandingen, 10 voor de strijd in de bergen, 33 voor de strijd in tropische gebieden. In beginsel werd besloten om nog in de herfst van '41 Gibraltar, Malta en Cyprus te veroveren; dan zou ook Rommel in Noord-Afrika oprukken naar het Suezkanaal en tegelijk zou een sterk Duits leger via Turkije naar datzelfde kanaal doorstoten, gecombineerd met een derde offensief: via de Kaukasus naar de Perzische Golf. Het leek Hitler aannemelijk dat Engeland, wanneer het eenmaal tegelijk het Suezkanaal en de aardoliebronnen in het Midden Oosten verloren zou hebben, het hoofd in de schoot zou leggen. Hij liet ook al nagaan of via Afghanistan een stoot mogelijk was naar Brits-Indië: mocht het zo ver komen, dan zou wellicht die laatste operatie volk en regering in Engeland doen beseffen dat een compromis met het Dritte Reich onontkoombaar was.
XCEn de Verenigde Staten? Als Engeland eenmaal de strijd opgegeven had, zouden zij geen basis meer hebben bij Europa. Uiteraard zou Hitler ook de Straat van Gibraltar oversteken om heel West-Afrika te bezetten. Hij voelde voor een greep naar de Azoren teneinde, zo zei hij precies een maand vóór de invasie van de Sowjet-Unie, daarvandaan 'die Langstreckenbomber gegen die USA einsetzen zu kiJ'nnen, was im Herbst in Frage käme.'l
XCHet was of zijn fantasie geen grenzen meer kende. Beroemde veldheren uit het verleden als Alexander de Grote en Napoleon leken hem in zekere zin beginnelingen; op zijn best geniale strategen maar die dan toch door beperkte technische mogelijkheden geremd waren. Hem, zo leek het, lag als eerste de ganse wereld voor het grijpen. Slechts één voorwaarde moest vervuld worden: er diende een einde te komen aan de georganiseerde Russische weerstand. Dat einde werd, gelijk al bleek, medio juli spoedig verwacht.
XCTwee weken later ging Halder zich afvragen of de situatie aan het oostelijk front door het hoofdkwartier wel juist beoordeeld werd. Meer en meer
1 A.v., p. 380.
XCDe stemming in Hiders hoofdkwartier bleef er een van vertrouwen in de goede afloop van het immense avontuurwaarin men zich gestort had, maar de uitgelatenheid vervluchtigde.
XCOp dezelfde dag waarop Duitsland de Sowjet-Unie overviel, maakte Churchill duidelijk dat Engeland de Russen voortaan als bondgenoten beschouwde. Dat zijn Chiefs of Staff van mening waren dat de Duitsers misschien wel in drie tot vier weken in Moskou zouden zijn", achtte hij irrelevant: 'Any man or state who fights on against Nazidom will have our aid', zei Churchill in een radiotoespraak die op zondagavond uitgezonden werd, en wanneer Hider dacht dat de anti-communistische overtuiging van de overweldigende meerderheid van het Engelse volk (een overtuiging die Churchill niet verloochende) Engeland er toe zou bewegen, zijn doelstellingen te wijzigen, dat vergiste hij zich. 'We have', aldus de Britse premier, 'but one aim and one single, irrevocablepurpose. We are resolved to destroy Hitler and every vestige of the Nazi-regime. From this purpose nothing will tum us - nothing. We will never parley, we wil/never negotiate with Hitler or any of his gang. We shall fight him by land, we shall fight him by sea, we shall fight him in the air until, with God's help, we have rid the earth of his shadow and liberated its people from his yoke.'
XCKloeke woorden! Ze waren miljoenen uit het hart gegrepen.
XCNiet minder strijdvaardig drukte koningin Wilhelmina zich uit die op dinsdagavond za juni via Radio Oranjesprak van een 'onverhoedse, verra9
1 De Amerikaanse minister van oorlog, Stimson, dacht dat de Duitsers voor het verslaan van de Sowjet-Unie misschien maar één maand doch hoogstens drie maanden nodig zouden hebben.
derlijke aanval van Hiders legerscharen op het Russische volk.. Heden is het Rusland', zo klonk haar stem, 'maar wij weten dat het morgen of overmorgen de machtige bolwerken van onze beschaving en van de beginselen die ons heilig zijn, het Britse Rijk en de Verenigde Staten van Amerika, zullen zijn die de krachtproef van Hiders oorlogsmachine zullen hebben te doorstaan. Het is daarom dat, waar de omstandigheden daartoe mochten leiden, wij ook zullen strijden naast de bevolking van SowjetRusland. Wij zullen dit doen, trouw blijvende aan ons als gevolg van onze beginselen ingenomen standpnnt ten opzichte van het bolsjewisme. Want wij mogen nooit vergeten dat wij de beginselen en praktijken van het bolsjewisme afwijzen. Ja nog sterker wellicht dan voorheen willen wij onszelf zijn en met Gods hulp blijven tot in de verste toekomst.'
XCAan het einde kwam een voorzichtig geformuleerde aansporing tot krachtiger verzet:
XC'Aan allen die met aandacht de gebeurtenissen volgen, moet het duidelijk zijn dat het meer dan ooit ons aller plicht is, alle krachten in te stellen om steeds gereed te zijn, voor zoveel in ons vermogen ligt, op het juiste ogenblik de vijand te bestrijden om onze gemeenschappelijke zaak te doen zegevieren. Wie op het juiste ogenblik handelt, slaat de Nazi op de kop.'
XCToen Mussolini op zondagmorgen 22 juni kort na drie uur gewekt werd' met het ook voor hem volslagen verrassende bericht dat de Duitsers om half vier tot de aanval op de Sowjet-Unie zouden overgaan, zei hij tegen zijn vrouw: 'Dat betekent dat ide oorlog verloren is." Niet anders reageerde, dunkt ons, de brede volksmassa in bezet Nederland. 's Morgens maakten Radio Hilversum en, wat misschien belangrijker was, de BBC bekend dat Hitlers strijdkrachten de Sowjet-Unie binnendrongen. Hoe de Russen daarop reageerden, vernam men niet: er was nog geen nieuws. Aan de ellenlange Duitse verklaringen dat de Sowjet-Unie op het punt gestaan zou hebben, Duitsland te overvallen, hechtten de meeste Nederlanders geen geloof: nieuwe leugens! Voor hen telde maar één feit: de oorlog was weer diezelfde Zweifrontenkrieg geworden die Duitsland in '18 verloren had, Hitler had er een vijand bij. En wèlk een vijand! Rusland! Napoleon had het niet klein gekregen, het zou Hitler evenmin lukken! Men zag de DuitseHillers Strategic,
1 Aangehaald in Hillgruber: p. 489.
legers al doodbloeden in eindeloze steppen. Hoog laaide het optimisme op.
XCIn steden en dorpen groepten de mensen bijeen (het was stralend weer), de een stak de ander aan met verwachtingen die des te hoopvoller waren naarmate men met meer personen bijeen was. 'Toen mijn vrouw uit de kerk kwam', zo schreef een NSB'er, 'was zij vol over de triomfantelijke gezichten der Unie-klanten die zich bij voorbaat verheugden over een verslagen Duitsland." De bekendste radiopropagandist van de bezetter, Max Blokzijl, zag's middags in Apeldoorn 'tienduizenden geestdriftigen' door de straten trekken: er werd een belangrijke voetbalwedstrijd gehouden, maar niet daarover waren de mensen zo opgewonden, maar over het grote nieuws dat zij vernomen hadden: 'ze slaakten strijdkreten, ze zongen overbekende liederen die', aldus Blokzijl, 'zelden met voetbal maar des meer met politiek te maken hadden.f In het grootste zwembad te Amsterdam blies iemand met een trompet zo hard als hij kon 'Oranje boven!'; 'die zahllosen Badbesucher bezeugten ihre Sympathie durch [ohlen, Klatschen und Hurrarufe.'3'Vandaag is er iets geweldigs gebeurd', noteerde een gevangene in Scheveningen, 'Duitsland is in oorlog met Rusland ... Dat is het begin van het einde, denkt iedereen ... Wat Napoleon niet gekund heeft, zal Hitler ook niet kunnen. Met een bijna licht gevoelzijn we gaan slapen."
XCUiteraard streefde de bezetter er naar, de pers onmiddellijk vol te proppen met Duitse propaganda. Nog op zondagmiddag belegde het hoofd van de Presseabteilung, Janke, een extra-persconferentie waar hij aan een aantal haastig opgetrommelde journalisten sigaren en sigaretten schonk (die waren al schaars geworden plus de verzekering, 'wie der Krieg ausgeht: er kann nUT mit einem Sieg der deutschen Waffen enden.'5 Thema's voor artikelen waren er, zei hij, te over: het bolsjewisme was een permanente bedreiging voor de Europese beschaving; wat Duitsland ondernam, was in werkelijkheid een kruistocht voor het Christendom - en men had ternauwernood een grootscheepse Russische invasie voorkomen.a
1 27 juni 1941. 2 Aangehaald in L. de Jong: dl. II (1942), p. 29. 3 A. Böhmcker: (r juli 1941), p. 3 60 b). • C. Troost: 'Maandagavond werd er gebeld' in M. Smedts en C. Troost: (1965), p. 157. 5 Verslag persconferentie, 22 juni 1941 (DVK, 46).
XCDe eerste hoofdartikelen die in de gelijkgeschakelde Nederlandse pers verschenen (Goedemans, de hoofdredacteur van De Telegraaf, was, wat de grote bladen betreft, de enige die zweeg), sloten in het algemeen bij deze frasen aan, zij het dat ze meer gedempt weergegeven werden. 'SowjetRusland kan de historische expansiezucht in Europa blijkbaar niet onderdrukken en Stalin', stond in von Ballusecks Algemeen Handelsblad te lezen, 'bezwijkt opnieuw voor de verleiding om ook de rest van de wereld willens of onwillens te bekeren en te beheersen."'De Duitse tucht is in het oosten een geweldig kapitaal van Europa dat', aldus Het Vaderland, 'aan het geheel zowel als aan de aldaar levende volken afzonderlijk zal ten goede komen.P Even optimistisch was De Volkskrant: 'Wat thans op het spel staat, is de schepping van het continentale Europa, een statenbond, waarin we zelfs Polen, gelouterd enhervormd, kunnenzien herboren worden.P De Gelder lander vond het 'wel heel begrijpelijk dat het geduld van Berlijn thans uitgeput raakte.î" In diezelfde geest schreef De Standaard, daaraan de verzuchting toevoegend: 'Moge God onze verscheurde mensheid genadig zijn." Ook het hoofdartikel dat mr. Huijts in de Nieuwe Rotterdamse Courant aan de invasie van de Sowjet-Unie wijdde, sprak van het 'dubbele spel' dat Moskou gespeeld zou hebben, zij het dat Huijts er op wees dat de invasie alop Hitlers program stond in de dagen waarin Mein Kampf geschreven werd."
XCDe berichtgeving in de pers werd een en alDuitse propaganda. De Presse abteilung gaf er een reeks nieuwe instructies voor uit. Op de 24ste werd verordineerd dat het woord 'Rusland' in de nieuwskolommen niet meer gebruikt mocht worden: het moest steeds 'de Sowjet-Unie' heten; bepaald werd ook dat in de pers afgedrukte kaarten van het oostelijk strijdtoneel niet méér van de Sowjet-Unie mochten tonen dan een deel van het Europese gebied met als grens een lijn van 'Petersburg' (de naam 'Leningrad' werd verboden) tot Odessa. Begin juli werd daaraan toegevoegd dat alleswat met de Russische cultuur samenhing, eveneens geheel uit de pers diende te verdwijnen. 'Mogen we ook niets over vroegere Russische kunst schrijven, bijvoorbeeld over Dostojewski?' werd op de persconferentie gevraagd; Janke: 'Vorläufig nicht'7 - en Dostojewski werd niet meer genoemd. Maar al hielden de bladen zich ook stipt aan de afgekondigde voorschriften en verboden, zij bleven een zekere terughoudendheid betrachten: aan berichten en foto's over gruweldaden die door het communistisch bewind bedre
1 23 juni 1941. 2 23 juni 1941. 3 23 juni 1941. 4 23 juni 1941. 5 23 juni 1941. 23 juni 1941. begon eerst enkele dagen na de azste juni opnieuw te verschijnen. 7 Verslag persconferentie, 5juli 1941 (DVK, 47).
ven waren of zouden zijn, werd weinig aandacht besteed. Dat zinde SeyssInquart niet. Toen begin juli uit Berlijn een grote hoeveelheid reportages en afbeeldingen arriveerde waaruit bleek dat de Russen, alvorens Lemberg te verlaten, talloze politieke gevangenen doodgeschoten hadden, deelde een van de naaste medewerkers van Generalkommissar Schmidt op de persconferentie van 10 juli meel dat alle bladen verplicht waren, een week lang op de voorpagina berichten en foto's op te nemen over 'de ongelofelijke gruweldaden en de verschrikkelijke sociale toestanden in de Sowjet-Unie Er zal', zo vernamen alle hoofdredacties, 'een speciale controledienst worden ingesteld om na te gaan of de bladen deze opdracht stipt uitvoeren. De Rijkscommissaris wenst er geen twijfel over te laten bestaan dat bladen die blijkbaar in oppositie staan, zeer streng gestraft zullen worden. Opgelegde boetes zullen minstens f 5 000 bedragen. In bijzondere gevallen kunnen bladen opgeheven worden en kan de verantwoordelijke hoofdredacteur gestraft worden.' 2
XCBeziet men de illegale pers als geheel, dan moet men constateren dat de reactie die zich op de zzste juni spontaan bij de brede massa voorgedaan had ('Hitler gaat in de Sowjet-Unie zijn ondergang tegemoet'), er lang niet algemeen in naar voren kwam. Vrij Nederland zowel als Het Parool waren er van overtuigd dat de Sowjet-Unie verslagen zou worden, maar, schreef Vrij Nederland: 'Wij verwachten dat Duitsland, door Rusland te vernietigen, zichzelf in de eerste plaats zal vernietigen en ons daarmee de prachtigstestuk 4 komen wij op De Tijd terug. 2 Noot voor de redacties no. 577, II juli 1941 (DVK, 84
wekte de ergernis van de bezetter op door op die lode juli een artikel te plaatsen van de Utrechtse hoogleraar dr. L. H. Grondijs die in de eerste wereld oorlog in het Russische leger meegevochten had en nu een lofzang aanhief op de militaire capaciteiten die de Russen getoond hadden; uiteraard dacht menig lezer: het zal niet anders zijn. Overneming van dit artikel werd onmiddellijk verboden. Wij nemen aan dat de bezetter meer te spreken was over een hoofdartikel dat op diezelfde rode juli in het grote katholieke dagblad verscheen: 'Wie princi pieel anti-bolsjewistisch is en moet zijn, heeft het te blijven', zo heette het hier, 'en dient met hart en ziel er naar te verlangen en er naar vermogen toe mede te werken dat de bolsjewistische pestilentie van de wereld wordt weggevaagd. Degene die zich opmaakt om dit zuiveringswerk te volbrengen, doet een goed werk.' In hoofd
gelegenheid zal geven, onze vrijheid weder terug te winnen.'! 'Pieter 't Hoen' (Frans Goedhart) die, van een diepe weerzin tegen het Stalinisme vervuld, in mei en juni 'slapeloze nachten' gehad had bij het vooruitzicht dat de Sowjet-Unie zich nauwer met Duitsland zou verbinden, wilde, zo schreef hij in Het Parool, -de toestand 'nuchter beoordelen', kwam tot' de conclusie dat het Rode Leger op geen stukken na opgewassen is tegen de Duitse Wehrmacht', maar putte troost uit de gedachte dat de wereldoorlog niet in het oosten uitgevochten zou worden:
XC'Wanneer Hitler in Rusland niets dan puinhopen vindt, dan wordt een bezetting van Leningrad, Moskou, Astrakan en Bakoe niets anders dan een Pyrrhusoverwinning voor hem ... De grote beslissing zal tenslotte toch in het westen moeten vallen."
XCDe Vakbeweging, een illegaal blad dat sinds enkele maanden met steun van Koos Vorrink uitgegeven werd door L. J. van Looi", uitte zich optimistischer: 'Wij hopen dat het de Russen moge gelukken, de Duitsers een zware nederlaag te bezorgen Wij wensen het Russische leger in deze strijd veel succes, doch men verlange van ons geen bewondering voor de Russische politieke prestaties of politieke doelstellingen.'! In het nummer van het Bulletin van het Marx-Lenin-Luxemburg-Front dat de groep-Sneevliet begin juli uitgaf, werd met geen woord van de in het oosten ontbrande strijd gerept; begin augustus verscheen een verklaring van de 'centrale leiding' van het MLL-Front waaruit bleek dat Sneevliet geen behoefte had, zich op welke wijze dan ook met de Sowjet-Unie solidair te verklaren; wie dat wèl deed, zou 'onvermijdelijk aan het front van het Angelsaksische imperialisme worden ingeschakeld.' 5
1 II, I (juli 1941), p. 7. 'Wij willen hier ter plaatse wel eerlijk beken nen', schreef in september, 'dat zowel de strijdwil, de eensgezindheid in de strijd als de organisatie van het krijgsapparaat van de Sowjets onze verwach tingen verre hebben overtroffen.' (a.v., II, 3 (II sept. 1941), P: 7). 2 13 (IQ jnli 1941), p. 2-5. 3 Van Looi, tot '33 correspondent van de Arbeiderspers in Berlijn, had vóór de oorlog het illegale werk van de Duitse sociaal-democraten op tal van wijzen gesteund; hij was na de inval van de Duitsers onmiddellijk onder gedoken op de Veluwe. 4 8 (juli 1941), p. 2-3. 5 21 (begin aug. 1941), p. 3. Er was vóór de oorlog binnen de kleine RSAP enkele jaren lang over de vraag gestreden of men zich, als de Sowjet-Unie ooit aangevallen werd, aan haar zijde scharen moest. Felle debatten hadden in mei '40 nog niet tot een uitspraak geleid. Na de zzstc juni '41 maakte zich van het MLL-Front een kleinc, door Eddy Wijnkoop geleide groepering los die in haar illegale blad dat sinds begin '41 verscheen, het ideologisch isolement ver
XCDat 'front van het Angelsaksische imperialisme' was tot aan de invasie van de Sowjet-Unie ook door de communistische partij fel bestreden, met name in haar belangrijkste illegale blad, De Waarheid, dat onder hoofdredactie stond van Paul de Groot, de sterkste figuur in het driemanschap (de Groot, Loe Jansen, Jan Dieters) dat sinds de zomer van '40 leiding gaf aan de CPN. Begin mei '41, toen de Duitsers het centrum van Belgrado verwoest en Zuid-Slavië en Griekenland onder de voet gelopen hadden, schreef de Groot dat hij toch 'het meest' getroffen was door 'de smerige rol van het Engelse en Amerikaanse imperialisme' die zich beide 'weer in hun volle afzichtelijkheid en trouweloosheid vertoond' hadden-: 'De Churchillaanhangers, zowel Albarda en zijn collega's in Londen als diegenen die hier moesten blijven', zo schreef hij twee weken later, 'voeren de oorlog voor 'Koningin en Vaderland', d.w.z. voor de winst van de couponknippers der Indische en Amerikaanse aandelen.P 'Churchill wil olie, goud en macht • .. Daarom voert hij oorlog, niet om een of andere wereldbeschouwing of vrijheidsgeest'3 - en een ongelukkig toeval wilde dat nog op 26 juni '41 althans sommige edities van no. 17 van De Waarheid verschenen waarin 'sabotage' afgewezen werd en met betrekking tot 'de Oranje-regering' opgemerkt: 'dat het gevluchte zoodje gerust mag blijven waar het zit."
XCHet staat wel vast dat dat laatste geschreven werd vóór de Groot uit de radio vernam dat de Sowjet-Unie door Duitsland overvallen was en dat zowel Churchill als koningin Wilhelmina zich met Duitslands nieuwe tegenstander solidair verklaard hadden. Dezelfde datum als boven sommige edities van no. 17 (26 juni 1941) staat namelijk boven edities van no. 18 waarin de oorlog, 'imperialistisch' van karakter tot de zzste, opeens als 'een vrijheidsoorlog' aangeduid werd: 'verenigt u, Nederlanders, zonder onderscheid van geloof of politieke richting voor de beslissende slag! Zet alles opzij wat ons scheidt." Spoedig ging de Groot zich beroepen op 'Roosevelt, Churchill, koningin Wilhelmina, de ministers Albarda en van den Tempel'; hij betoogde óók dat het bondgenootschap van Stalin en Hitler 'nooit bestaan' had." Aanwijzingen dat aan deze politieke reuzenzwaai instructies uit Moskou of van agenten van de Komintern voorafgingen, zijn er niet; wij zien daar ook de noodzaak niet van in: bij een geschoold
XCliet: 'De verzwakte arbeidersklasse moet de kapitalistisch-stalinistische bondgenoten aanvaarden die het lot haar opdringt, zoals hare majesteit wel genoodzaakt is, de bolsjewistische bondgenoot te aanvaarden.'(De Vonk, II (eind sept. 1941), p. 2).
XC1 De Waarheid, 13 (2 mei 1941), p. 3. 2 A.v., 14 (18 mei 1941), p. 7. 3 A.v., 16 (16 juni 1941), p. 4. 4 A.v., 17 (26 juni 1941), p. Ia. 5 A.v., 18 (26 juni 1941), p. 2. 6 Manifest van De Waarheid, begin juli
communist stond voorop wat, naar hij meende, door de belangen van de Sowjet-Unie gevergd werd en het enkele feit dat de Russische kortegolfzender waar de Groot op zijn onderduikadres naar placht te luisteren, op maandagmorgen 23 juni met waardering melding maakte van Churchills hulpaanbod. kan hem al geleerd hebben dat een nieuw hoofdstuk in de wereldoorlog begonnen was.'
XCNog vóór de eerste reacties van communistische kant in de vorm van gestencilde blaadjes en manifesten verspreid werden, had de bezetter een groot aantal communisten gearresteerd. In de maanden die aan de invasie van de Sowjet-Unie voorafgingen, was de Suherheitspolizei er in geslaagd, diep inhet illegale apparaat van de CPN door te dringen. In Groningen waren ca. honderdtachtig communisten gearresteerd, in Amsterdam ca. honderdveertig, in Den Haag hetzelfde aantal, in Leiden acht-en-twintig. Ook in Arnhem hadden arrestaties plaatsgevonden. Alleen van de Haagse weten wij met zekerheid dat zij 'in samenwerking met de Haagse politie' verricht werden" - vermoedelijk werd daarbij alleen dat gedeelte van het korps ingeschakeld dat in de z.g. Documentatiedienst geconcentreerd was.
XCHet gros van de bovenbedoelde arrestaties richtte zich tegen verspreiders en vaste aincmcrs van De Waarheid en van andere uitgaven van de illegale CPN zoals Het Noorderlichtin Groningen enDe Vonk in Den Haag. Zij waren het gevolg van speurwerk dat als regel door V-Männer verricht was. De illegale CPN was immers aldus opgebouwd dat functionarissen en kaderleden wier namen tevoren bekend geweest waren, ook aan de Nederlandse autoriteiten, over het algemeen niet in het illegale werk betrokken waren.
XCJuist die functionarissen en kaderleden wilde de bezetter na de invasie van de Sowjet-Unie arresteren. Hij duchtte communistische agitatie in de bedrijven, wellicht ook op straat; de gehele Nederlandse politie kreeg op 24 juni via de Nederlandse superieuren instructie, 'om tegen dergelijke demonstratieverschijnselen onmiddellijk en met grote kracht op te treden'; deed zij dat
XC1 'Pas als de Komintern na enige weken radiografisch haar koerswijziging bekendmaakt en Goulooze het bericht doorgeeft dat niet de proletarische revolutie maar de nationale bevrijdingsstrijd het doel moet zijn, gooit', aldus Harmsen, 'het driemanschap het roer om.' (G. W. Harmsen: Daan Gou/ooze (1967), p. 100) Deze passage wordt door de boven gegeven citaten weerlegd. 2]. B. Veefkind Jr.: 'Mededeling' (24 sept. 1946), p. 25 (Doe 1-1844, e-IO).
in onvoldoende mate, dan zou, zo liet Rauter weten, de Ordnungspolizei ingrijpen, 'waarbij zonder waarschuwing met scherp (zou) worden geschoten.'! Het leek de bezetter wenselijk, de kans op demonstraties en, in het algemeen, op verzet te verminderen door al diegenen van hun vrijheid te beroven die vaak vele jaren van hun leven gewijd hadden aan de arbeid voor het communistische ideaal; van die arrestaties zou ook een afschrikwekkende werking kunnen uitgaan. Men nam de grenzen niet te nauw: bekende linkssocialisten, anarchisten en syndicalisten zouden óók gearresteerd worden. Dat alles was vermoedelijk in overeenstemming met de instructies die men op of onmiddellijk na de zzste juni ontvangen had van het Reichssicherheits hauptamt te Berlijn.
XCDe namen en de adressen van de te arresteren personen werden door de Sicherheitspolizei ontleend aan gegevens die in de jaren '20 en '30 door de Nederlandse geheime dienst, de Centrale Inlichtingsdienst, verzameld waren; in veel gevallen werden deze aangevuld met gegevens van de gemeentelijke politiekorpsen. De arrestaties vonden hoofdzakelijk plaats in de nacht van 24 op 25 juni. In Amsterdam, waar men: vijf-en-zeventig personen oppakte, waren daarbij' 1 00 Mann hollándische Polizei' betrokkenê van wie echter sommigen diegenen die gezocht werden, hielpen ontsnappen." In Friesland waren de te arresteren personen 'ausgesucht in Verbindung und Zusammenarbeit mit den Burgermeistern und dem Generaistaatsanwaül+ In een deel van Noord-Holland werden alle arrestaties door de Alkmaarse politie verricht onder leiding van de waarnemend commissaris van politie, een NSB'er; in Hengelo (Overijssel) was het evenwel een niet-NSfi'er, óók commissaris van politie, die persoonlijk een communistisch ex-gemeenteraadslid dat in eerste instantie geweigerd had, naar het bureau te komen, per fiets ophaalde.
XCWij hebben de indruk dat de slachtoffers van deze actie, ook de meeste communisten onder hen, door de arrestatiegolf volledig verrast werden. In Den Haag had men Louis de Visser, fractievoorzitter van de CPN in de Tweede Kamer, met nadruk aangeraden onder te duiken; hij had geaarzeld en was nog zijn koffertje aan het pakken toen hij van huis gehaald werd. N u moet bij dit alleswel bedacht worden dat, door de gebrekkigheid van het Nederlandse documentatiemateriaal, in een aanmerkelijk aantal gevallen personen opgepakt werden die al jaren tevoren de banden met de CPN ver
1 Rondschrijven, 24juni 1941, van de procureur-generaal Den Haag (eNO, 12 c). 2 67 (28 oktober 1941), p. 8. 3 19 (juli 1941), p. 6. 4 Brief, 26 juni 1941, van de aan de IS8 b).
broken hadden en die dus geen enkele aanleiding hadden om te menen dat men speciaal hèn zou zoeken. In totaal werden ca. vierhonderdtwintig personen gearresteerd, onder hen enkele tientallen RSAP' ers en functienarissen van het Nas (de syndicalistische vakcentrale) en een gering aantal anarchisten.' Gearresteerd werden óók vier-en-dertig Russische staatsburgers; dezen werden spoedig naar Berlijn getransporteerd.
XCOnmiddellijk na de nacht van de 24ste op de z yste ontvingen de burgemeesters in de provincie Utrecht instructie, alle namen en adressen van plaatselijk bekende CPN' ers aan de commissaris der provincie op te geven. Wij moeten wel aannemen dat het verzamelen van namen en adressen ook elders voortgezet is want aan de vierhonderdtwintig personen die men in eerste instantie gearresteerd en naar het kamp Schoorl overgebracht had, waren eind augustus honderdvijf-en-zeventig nieuwe toegevoegd. De behandeling in het kamp was vrij redelijk. Er was geen voedseltekort; ook de communisten waren over de activiteiten van de kok, een hotelier uit Schoorl die 'overtuigd sociaal-democraat' was, zo tevreden dat de Visser, die zijn gevoel voor humor niet verloren had, hem de belofte deed: 'Wij zullen u straks minister van voedselvoorziening maken." Bovendien hadden bezwaarschriften van familieleden en van Nederlandse autoriteiten tegen het' opsluiten van diegenen die al jaren tevoren alle banden met de CPN verbroken hadden, in veel gevallen succes, zulks tot ergernis van Lages, hoofd van de Aussenstelle Amsterdam der Sicherheitspolizei und SD, die van mening was dat althans allen die in opdracht van zijn dienst opgepakt waren, 'restlos als gefähr/iche Eiemente' beschouwd moesten worden." Van de ca. zeshonderd arrestanten ~erden in totaal ca. tweehonderd vrij gelaten. Ongeveer tweehonderd anderen werden in augustus naar een nieuw kamp overgebracht dat bij Amersfoort ingericht was, de overigen volgden en de meesten hunner werden later uit Amersfoort naar concentratiekampen in Duitsland getransporteerd waaruit slechts een minderheid naar Nederland terugkeerde, vermoedelijk niet meer dan ongeveer een derde. Dat zou betekenen dat de met zo vèrgaande medewerking van Nederlandse instan
1 Gearresteerd werden in opdracht van de Amsterdam van de (dat sloot Noord-Holland en Utrecht in): IS8 personen; Ensche de: Rotterdam: 44; Leeuwarden: 36. Onder deze 291 gearresteerden (van de resterende zijn geen gegevens bekend) bevonden zich 21 RSAP'ers, 13 als aangeduide personen, 2 en I functionaris van het Alkmaar'. IS8 b, IS8 A b, IS8 c, IS8 d en IS8 Ha). 2 ell. VI, p. 67. 3 Brief, 18 aug. 1941, van W. Lages aan W. Harster Ba).
ties uitgevoerde arrestatie-actie van 24-25 juni plus de daarop aansluitende arrestaties in totaal aan meer dan tweehonderdvijftig Nederlanders het leven gekost hebben.
XCDat Duitsland met de Sowjet-Unie in oorlog was, werd door Seyss-Inquart als een belangrijke verlichting van zijn taak beschouwd. Geen moment twijfelde hij er aan dat de Sowjet-Unie spoedig verslagen zou zijn; zouden dan allen die zich nu nog vastklampten aan hun hoop op een Engelse overwinning, niet inzien dat zij zich op de blijvende suprematie van het Derde Rijk moesten instellen? Bovendien vertrouwde de Reichsieommissar dat de 'afrekening met het bolsjewisme' juist bij het Nederlandse volk weerklank zou vinden. Nederland, Zwitserland en Portugal waren de enige drie Europese landen geweest die de Sowjet-Unie nimmer erkend hadden en vooral in het kerkelijk gebonden deel van de Nederlandse publieke opinie was, met name door de berichten over de vervolging van de kerken in de Sowjet-Unie en over de propaganda voor het atheïsme die daar gevoerd werd, een diepe weerzin gegroeid tegenhet Russischesysteem.Mochtmenniet aannemen dat talloze Nederlanders bereid zouden zijn, de militaire operaties in de Sowjet-Unie te zien als een kruistocht voor de Europese beschaving en voor het Christendom? Natuurlijk: van diegenen die nog integraal vasthielden aan de denkbeelden van de vooroorlogse politieke partijen, viel geen steun te verwachten; het kwam Seyss-Inquart voor dat nu het moment gekomen was om die politieke partijen op te heffen. Het feit dat koningin Wilhelmina zich publiekelijk aan de zijde van de Sowjet-Unie geschaard en opnieuw tot verzet opgeroepen had, maakte het trouwens wenselijk, óók nieuwe maatregelen tegen het Huis van Oranje te nemen. Maar het mocht, meende Seyss-Inquart, toch niet bij een negatief ingrijpen blijven: er moest positieve actie gevoerd worden. Hij besloot, de herordening van Nederland in nationaal-socialistischezin met meer kracht ter hand te nemen en tegelijk een beroep te doen op het Nederlandse volk om zich voor de opbouw van een van de communistische ideologie gezuiverd Oost-Europa in te zetten. Wellicht zouden de reacties op dat beroep er toe leiden dat eindelijk een beweging van de grond kwam, breder dan de NSB en representatiever dan deze, die de grondslag zou kunnen vormen voor de toekomstige DuitsNederlandse samenwerking.
XCHet was dus een nieuw politiek offensief dat door Seyss-Inquart ingezet werd.
XCAannemelijk achten wij het (nadere bewijsstukken ontbreken) dat hij er geen behoefte aan had om bij dat offensief de NSB naar voren te schuiven. Maar daar gaf Mussert hem geen kans toe.
XCHet nieuws van de zzste juni was door de Nederlandse nationaal-socialisten met uitbundige vreugde, ja met ontroering begroet. 'Bij mij kwam weer een prop in mijn keel', schreef er één: 'Wat een tijd en wat een geschiedenis voor het Germanendom l" 'Hitler (is) in strijd gewikkeld met de AntiChrist', aldus een litterator uit deze kringen. 'Dat kan geen enkele katholiek en protestant ontkennen."'Dat verdrag met Rusland', zo legde de districtsleider van de NSB in Overijssellater in zijn herinneringen vast,
XC'had bij mij alles op zijn kop gezet ... Ik voelde het als een opluchting dat het nationaal-socialisme zich van een dergelijk, voor haar schandverdrag had ontdaan. Wij waren ons bewust van de moeilijkheden, de strijd te moeten aanbinden tegen een zo machtige vijand in een zo onmetelijk gebied, maar met behulp van de Voorzienigheid zou dezen duivel de hersenen worden verpletterd ... Wie weet, zouden voortaan de voorraadschuren van Europa nu ook werkelijk ter beschikking van heel Europa worden gebracht. Het Russische volk, ook voor deze zou dit alles slechts winst betekenen, het zou zijn eigen geestelijk leven hervinden, de kerken zouden worden teruggegeven, de boer zou zijn akker weer zelf verzorgen, het huwelijk kreeg zijn heiligheid en de vrouw haar eer terug."
XCNiet anders reageerde Mussert. Nog op de zzste juni zond hij Hitler een telegram waarin hij 'namens duizenden strijdende kameraden' meldde, 'dat zij zich door niemand in trouw zullen laten overtreffen ... God bescherme u en geve aan uwe strijd om het voortbestaan van Europa Zijn onmisbare zegen.' Een dag later noemde Mussert in een extra-nummer van Volk en Vaderland de invasie van de Sowjet-Unie de 'grootste daad die Hitler als strateeg, als bouwer van het nieuwe Europa en als idealist tot nu toe heeft verricht. Het is de op-één-na laatste fase' (de invasie van Engeland zou de laatste worden) 'van de wereldrevolutie die in gang is!,4 Ten antwoord
XC1 Brief, zz juni 1941, van]. A. op ten Noort aan P.S. Heererna (Doc I-I24I, a-r). 2 Brief, z.d. (eind juni 1941) van]. H. Eekhout aan]. van Ham (Doc I-404, a-r), 3 W. R. Jager: 'Levensloop', p. 62 (Doc I-807, C-I). De passage over het huwelijk was een reactie op uit de jaren '20 daterende berichten dat in de Sowjet-Unie het 'vrije huwelijk' gepredikt werd; er waren nogal wat Nederlanders die er in '41 van overtuigd waren dat de Sowjet-Unie een poel van zedeloosheid was. 4 Volk en Vaderland, 23 juni 1941.
seinde Hitler aan Mussert zijn 'herzlichen Dank. Ich verbinde damit meine Grüsse und meine besten Wünsehe für Ihre weitere Arbeit im Dienste unserer gemeinsamen Idee' neen, het was Seyss-Inquart toch niet mogelijk, de man die dit telegram ontvangen had, op de achtergrond te houden! Dus werd Mussert uitgenodigd, als enige Nederlander het woord te voeren op een massale bijeenkomst die op vrijdagavond 27 juni zou plaats vinden op het IJsclubterrein in Amsterdam; dat terrein lag toen nog dicht bij het centrum vall de hoofdstad, tussen het Concertgebouwen het Rijksmuseum. Er werden voor de demonstratie extra-treinen ingelegd. Het gehele personeel van het Reichsieommissariat werd verplicht, aanwezig te zijn. Behalve formaties van de Wehrmacht, van de WA en van de Nationale Jeugdstorm (de jongeren-organisatie van de NSB) traden ook afdelingen van de Duitse en van de Nederlandse Arbeidsdienst als een soort erewacht op - en Seyss-Inquart sprak.
XCHij sprak langer dan een uur en, als steeds, in zeer zorgvuldig gekozen bewoordingen maar weinig inspirerend van toon. Hij schetste Duitslands strijd als een strijd voor Europa. Hij beweerde dat de Februaristaking (wij citeren het persverslag) 'werd opgezet in samenwerking van de communistische partij met de Engelse geheime dienst en het Jodendom, van deze stad.' Hij onderstreepte de noodzaak van strijd tegen dat Jodendom en beriep zich daarbij op Erasmus, Hugo de Groot en Abraham Kuyper; ook de Vrijmetselarij kreeg een veeg uit de pan. Hij voorspelde dat Duitsland na het verslaan van de Sowjet-Unie een onaantastbare positie zou innemen, de Verenigde Staten zouden niet langer bij machte zijn om in te grijpen. 'Nederlanders, blikt naar het oosten!' riep hij uit. 'Uw voorvaderen zijn reeds 800 jaar geleden en steeds weer daarheen getrokken en belangrijke bouwstenen van de Europese cultuur en denkwereld geweest. Sedert geslachten ontbreekt gij bij de vervulling van deze gemeenschappelijke Europese taak. De Duitse soldaten,.in wier gelederen reeds thans uw zonen staan, halen thans het Oosten terug. Thans gaat het er om, dit Europese gebied definitief voor Europa te winnen. Gij bouwt aan de toekomst van uw kinderen als gij thans mede aantreedt ... Ik zelf beschouw deze onze betoging als het uitgangspunt van de nationaal-socialistische reorganisatie ook in Nederland die thans, nu de beslissing in het Oosten valt, ook hier moet worden aangepakt. Daarom zijn alle instellingen en politieke ideeën die reactionair een nieuwe ontwikkeling willen tegenhouden een beletsel voor een gelukkige toekomst. Wij zullen ze opruim.en.'
XCDe NSB werd door Seyss-Inquart met geen woord genoemd.
XCIn zijn kortere toespraak welke op die van de Reichskommissar volgde, liet Mussert dan ook niet na, behalve zijn eigen telegram aan Hitler ook
diens hartelijk antwoordtelegram voor te lezen. Mussert zinspeelde op het lokmiddel dat hij al in augustus' 40 onder de aandacht van Hitler en SeyssInquart gebracht had: het in werkelijke dienst roepen van Nederlandse reservisten; 'dagelijks smart het ons', zei hij, 'dat niet een goed georganiseerd, goed geoefend Nederlands leger onder flinke leiding naast het Duitse, Roemeense en Finse leger kan staan: Gelukkig: een kern besefte waar het om ging. 'In naam van deze steeds meer groeiende, steeds krachtiger kern van het Nederlandse volk zeg ik u, mijnheer de rijkscommissaris: het Duitse volk kan op ons rekenen als op zijn trouwste broeder: Ach, dat had Seyss-Inquart vaker gehoord. Hem kwam het op de anderen aan, op de niet-NSB'ers. Zou zijn oproep ('Nederlanders, blikt naar het - oosten !') bij hen succes hebben? De reacties in de dagbladpers vielen de bezetter tegen. wel werden de teksten van de op het IJsclubterrein gehouden toespraken, volgens voorschrift overigens, woordelijk afgedrukt, maar Janke toonde zich op zijn persconferentie hoogst ontevreden over de droge verslaggeving van de demonstratie en, vooral, over de vele hoofdartikelen die van terughoudendheid getuigden - een terughoudendheid die, naar wij aannemen; samenhing met wat men bij de kranten gemerkt had van de reacties der publieke opinie en vernomen van de standpunten die Churchill en koningin Wilhelmina vertolkt hadden. 'Der Eindruck manchen Kommentars (war)', zei Janke, 'als hätte man gedacht: Wir müssen uns damit beiassen. aber man soli nicht viel Wert darauf legen: Ook de voorzitter van het Verbond van Nederlandse [ournalisten, P. J. van Megchelen, hoofdredacteur van het ANP, had, zo zei hij op dezelfde persconferentie, 'met groot leedwezen vastgesteld dat verschillende collega's ernstig in hun taak tekort zijn geschoten." Hij dreigde met straffen. Er was, naast Mussert, maar één politicus die op Seyss-Inquarts oproep positief reageerde: Arnold Meyer. I
XCEen toeval wilde dat het dagblad van Nationaal Front, het Nederlands Dagblad, op zaterdag 28 juni weer mocht beginnen te verschijnen. De avond tevoren kon Meyer samen rnet enkele medewerkers kennis nemen van de tekst van Seyss-Inquarts toespraak die op de redactiebureaus van De Residen tiebode op de telex binnenkwam. 'Nederlanders, blikt naar het oosten!' Meyer was een geharnast anticommunist; zijn hart was bij de troepen die,
XC1 Verslag persconferentie, 30 juni 1941 (DVK, 46).
zo zag hij het, het bolsjewistisch stelsel zouden vernietigen. Duitslands overwinning stond voor hem vast. Wat zou nadien met Nederland geschieden? Mussert aan de macht? of was er op dit historische moment een mogelijkheid, de NSB in een breder front op te nemen en haar daardoor tot op zekere hoogte onschadelijk te maken? Seyss-Inquarts toespraak bood daar, meende Meyer, de mogelijkheid toe. Uit de pers had hij vernomen dat Italië en Spanje eigen strijdkrachten naar het oostelijk front zouden sturen.' Daar zou hij bij aanknopen.
XCNa overleg met slechts enkele medewerkers (tijd om zijn Politieke Raad bijeen te roepen gunde hij zich niet) schreef Meyer in de nacht van vrijdag op zaterdag een hoofdartikel voor het Nederlands Dagblad. Hij toonde zich zeer ingenomen met Seyss-Inquarts woorden: 'Deze rede was Europees in de goede zin des woords en voor een waarlijk Nederlander aanvaardbaar'; Nederland, mits gerespecteerd in zijn nationale eigenaardigheden, zou zijn plaats in de Nieuwe Orde kunnen innemen. 'Wij nationaal-socialisten van Nationaal Front', aldus de belangrijkste passage ('nationaal-socialisten' 0,
XC'wij zijn ten volle bereid. Wij vragen zelfs: zou thans na deze rede van de Rijkscommissaris niet het ogenblik zijn aangebroken dat de Nederlandse Unie, NSB en Nationaal Front een gezamenlijk initiatief nemen tot het oprichten van een afzonderlijk Nederlands legioen om naast de Duitsers, de Italianen, de Finnen, Roemenen, Spanjaarden, Hongaren en Slowaken mede te helpen, Europa te beschermen tegen het Russische bolsjewisme? De Rijkscommissaris zinspeelt in zijn rede op de verdeeldheid in de nationaal-socialistische gelederen in Nederland. Welnu, een dergelijk gezamenlijk initiatief zou ons nader tot elkaar brengen. Wij zouden naar elkaar toegroeien' _2 als ooit één artikel Seyss-Inquart uit het hart gegrepen was, dan dit! Een eenheidsfront van Unie, NSB en Nationaal Front! Het was sinds bijna een jaar zijn dierbaarste wens. De gehele Nederlandse pers ontving onmiddellijk instructie, de aangehaalde passage uit Meyers artikel woordelijk over te nemen, voor de radio werd zij in de nieuwsberichten 'enige malen doorgegeven."
XC1 In augustus' 41 werden drie Italiaanse divisies in de Sowjet-Unie ingezet, in september één Spaanse. 2 Nederlands Dagblad, 28 juni 1941. • A. Meyer: Alles voor het vaderland, p. 290. Meyer doet het in zijri memoires voorkomen alsof hij er bij voorbaat van overtuigd was dat de bezetter een legioen dat op het predikaat 'Nederlands' aanspraak zou maken, niet zou goedkeuren zodat zijn werkelijke bedoeling van meet af aan geweest zou zijn, de onoprechtheid van de Duitse politiek aan te tonen. Deze explicatie wordt al weerlegd door het feit dat, zoals blijken zal, Meyer anderhalve week later bereid was, met generaal Seyffardt in zee te gaan.
XCHoe zou de NSB reageren? En hoe de Nederlandse Unie?
XCMussert, trots op de ereplaats die hij op het Amsterdamse IJsclubterrein naast de Reichskommissar had mogen innemen, voelde er niets voor, zijn geprivilegieerde positie prijs te geven. Op I juli, drie dagen na Meyers voorstel (wat zich in die drie dagen tussen Mussert en het Reichskommissariat afgespeeld heeft, weten wij helaas niet), liet hij een persbericht uitgeven waarin te lezen stond dat leden van Nationaal Front of van de Nederlandse Unie die het door NSB'ers gegeven voorbeeld wilden volgen, konden toetreden tot de Wa.Bèn-SS of het Nationalsozialistische Krafifahrer-Korps (een formatie van chauffeurs voor militaire transporten), 'het oprichten van een Nederlands Legioen behoeft dus niet meer te geschieden."
XCDe reactie van het Driemanschap van de Nederlandse Unie werd twee dagen later wereldkundig gemaakt.
XCHet had niet veel gescheeld of het feitelijke tweemanschap dat sinds begin februari de Unie geleid had (Homan en de Quay), was ook formeel een Tweemanschap geworden, maar dan in andere samenstelling: de Quay en Einthoven. De in april uitgevoerde abonné-wervingsactie was de Quay welkom geweest als bevestiging van zijn opinie dat de leden alleen dan actief werden wanneer aan die activiteit een anti-Duits tintje zat - omgekeerd was Homan tot de conclusie gekomen dat zijn eigen opvattingen eigenlijk niet meer weerspiegeld werden in wat de Unie in feite geworden was. Eind januari had hij de strijd desnoods alleen willen voortzetten, nu gafhij hem op. Toen de Quay hem begin juni kwam meedelen dat het, mede gezien de ontwikkeling van de publieke opinie, noodzakelijk was dat de Unie zich op korte termijn aggressiever tegen de bezetter zou opstellen, zei Homan dat hij zich in die omstandigheden liever uit het Driemanschap terugtrok. De Quay bracht in Breukelen die mededeling aan Einthoven over en nu diens 'bête noire' Homan- zou verdwijnen, stemde Einthoven er in toe, zijn plaats op de brug weer in te nemen. Er werd tussen hen drieën nog overleg gepleegd, hoe men Homans aftreden 'op de minst pijnlijke wijze' kon laten plaatsvinden," toen zich in snelle successie drie gebeurtenissen voordeden: de Duitse invasie van de Sowjet-Unie, Seyss-Inquarts oproep: 'Nederlanders, blikt naar het oosten!' en Arnold Meyers voorstel.
1 Regeringsvoorlichtingsdienst (Londen): Luisterbulletin, 3 juli 1941. 2 L. Eint hoven: (1973), p. 46. 3 A.v.
XCDat veranderde de situatie, want ook Homan stond op het standpunt dat Seyss-Inquarts oproep afgewezen diende te worden en dat men geen medewerking kon verlenen aan de door Meyer bepleite vorming van een Nederlands legioen. Verheugd over het feit dat Homan zich op dit beslissende punt bij hen aangesloten had, meenden de Quay en Einthoven (die uit Breukelen weer naar Den Haag gekomen was) dat het niet verstandig zou zijn, Homans uittreden door te zetten: zij besloten, gedrieën verder op te trekken.
XCIn het nummer van De Unie dat op vrijdag 27 juni verscheen, werd met geen woord van de invasie van de Sowjet-Unie gerept. Hoewel het weekblad van de beweging als regel geen aandacht besteed had aan de ontwikkeling van de oorlog, wekte het zwijgen over een gebeurtenis van zo kardinaal belang bij veelleden toch verwondering.
XCDie verwondering zou niet lang duren.
XCIn het begin van. de week die op zondag 29 juni begon, kreeg het herstelde Driemanschap het concept voor een gemeenschappelijke verklaring voorgelegd dat, onmiddellijk na Seyss-Inquarts toespraak, in het in NoordBrabant gelegen vormingsoord van de Unie, 'Wargashuysen', opgesteld was door enkele medewerkers van de Unie, onder wie dr. H. G. W. van der Wielen die na zijn aftreden als algemeen secretaris met de leiding van 'Wargashuysen' belast was. Het concept werd door het Driemanschap overgenomen. Met de mogelijkheid dat de bezetter het nummer waarin hun verklaring opgenomen zou worden, in beslag zou nemen, werd rekening gehouden: het verscheen een dag eerder dan gewoonlijk, en wel op donderdag 3 juli. 'Waar wij staan', stond boven de verklaring - en de strekking was: niet aan Duitse kant. 'Met dr. Seyss-Inquart', zo heette het, <ishet Nederlandse Volk er van overtuigd dat een bolsjewistische overheersing van Europa de ondergang van de Europese cultuur betekent. Maar de omstandigheden waarin ons Volk zich thans bevindt, maken het ons ten enenmale onmogelijk, stelling te nemen in de strijd tussen Duitsland en Rusland. Een dergelijke beslissing toch, zou slechts in volle vrijheid en door eigen Overheid kunnen worden genomen'
XCanders gezegd: de bezetter was die 'eigen Overheid' niet, die 'eigen Overheid' zetelde in Londen. Er werd nog op gewezen dat bij de Nederlander 'de gewetensvrijheid' centraal stond: 'wij, Nederlandse socialisten, zijn geen nationaal-socialisten. '1
1 46 (3 juli 1941).
XC'De Unie weigert!' - dat bericht verspreidde zich ook buiten de eigen kring. 'Uit heel het land, zelfs van tegenstanders der Unie, kregen wij', schreef Homan later, 'dankbetuigingen voor dit duidelijke woord in dit allesbeslissende moment."
XCNog op de dag waarop dat woord verscheen, overwoog Seyss-Inquart wat hij met de Unie zou doen. 'Id. beabsichtige nicht, die Unie sofort aufzulö sen', deed hij aan zijn.voornaamste medewerkers weten, 'da ich die Mdnner, die in der Unie führend tätig sind, mit der vollen Verantwortung für die gesammelte Anhángersthaj: nach wie VaT belaste'2 - Seyss-Inquart zag Driemanschap en kader dus als het ware als gijzelaars ter waarborging van het goede gedrag der leden. Natuurlijk moest de Unie in haar uitingsmogelijkheden verder beperkt worden. 'Wargashuysen' en alle sociale voorlichtingsbureaus werden gesloten, de twee volgende nummers van het weekblad werden in beslag genomen, vervolgens werd De Unie voor zes weken verboden. Verboden werd ook het dragen van het Unie-speldje en Einthoven en Homan kregen ongevraagd ontslag.ê respectievelijk als hoofdcommissaris van politie te Rotterdam en commissaris van de provincie Groningen."
XCBij enkele medewerkers van Generalkommissar Schmidt was het door Meyer gelanceerde denkbeeld: vorming van een Nederlands Legioen, in goede aarde gevallen. Een van die medewerkers was een zekere dr. Wolfgang Ispert, oorspronkelijk arts in Elberfeld, die in de zomer van(hij had toen al enkele jaren in ons land gewroet) binnen het Reichskommissariat hoofd
'40 ( 1]. Linthorst Homan: p. 356. 2 Seyss-Inquart: 3 juli 1 c). 3 Einthoven had van de directeur-generaal van politie, mr. A. Brants, het dringend advies gekregen, zèlf de bezetter om ontslag te vragen; hij had dat pertinent geweigerd. 4 Kort voor zijn ontslag zond Homan Seyss Inquart op diens verzoek een memorandum over zijn opvattingen. Hij onderschreef daarin de verklaring die in van 3 juli opgenomen was. In een terugblik op zijn gehele actie merkte hij op dat het program waarmee het Driemanschap op 24 juli '40 in de openbaarheid getreden was, had Seyss-Inquart de Unie dezelfde mogelijkheden gegeven als de NSB, Nederlandse Unie aldus nog een kenmerkende zin, (Briefz.d. (eindjuli 1941), Doe 1-1063, a-5).
geworden was van de Forschungsstelle 'Volk und Raum', Ispert had o.m. zijn best gedaan om Nederlandse organisaties op genealogisch gebied meer 'rasbewust' te maken en was daarbij in contact gekomen met een Nederlandse reserve-officier, A. R. Kleyn. Kleyn was in 1909 in Indië geboren waar zijn vader het tot waarnemend president van het Hooggerechtshof bracht, Hij doorliep het Christelijk Lyceum in Zeist. Zijn dierbaarste wens was, beroepsofficier te worden. In januari '32 was hij een van de allereersten die zich bij de NSB aansloot; hij bedankte, toen hij in '36 als reserve-officier vrijwillig in dienst trad. Meer dan vier jaar bleef hij in dienst, maar in het kader der bezuiniging kreeg hij geen vaste aanstelling; in de zomer van '40 werd hij zonder een cent wachtgeld ontslagen. Dat vervulde hem met wrok tegen de Nederlandse democratie; hij kwam in contact met van Rappards NSNAP, spoedig ook met Duitsers als Ispert, blééf met deze in verbinding toen hij begin' 41 een functie kreeg bij de Haagse gemeentepolitie en zocht op dinsdag I juli, vermoedelijk na overleg met Ispert, een gepensioneerde opperofficier op met wie hij over de oprichting van een Nederlands Legioen wilde overleggen: luitenant-generaal b.d. Hendrik Alexander Seyffardt.
XCSeyffardt had een voor Nederlandse verhoudingen briljante carrière achter de rug: ,in 1888 was hij, zestien jaar oud, cadet geworden van de Koninklijke Militaire Academie in Breda, zes-en-veertig jaar later had hij als luitenant-generaal, chef van de generale staf en voorzitter van de defensieraad de militaire dienst verlaten. Hij was een knap en kundig man, maar (aldus zijn opvolger Reynders) 'een beetje fantast en onevenwichtig, met een neiging tot uiterlijk vertoon.'! De geringe Nederlandse defensie-inspaning was Seyffardt een gruwel: hij was van' 33 tot' 37 een enthousiast lid van het Verbond voor Nationaal Herstel. In de lente van '37 trad hij uit dat verbond en sloot hij zich bij de NSB aan: in de herfst trad hij weer uit, 'vooral door overwegingen dat ik', schreef hij enkele jaren later, 'waarschijnlijk nuttiger kon zijn wanneer ik niet openlijk lid bleef." Na mei '40 zag Seyffardt alleen maar heil in een nauw samengaan tussen Nederland en Duitsland. Begin '41 noemde hij zich 'overtuigd nationaal-socialist'. 3 Dat bracht wel zijn bezwaren met zich: zijn vrouw was diep ontsteld toen een oude relatie die van Seyffardts politieke sympathieën onkundig was alsook van het feit dat diens zoon en dochter zich bij de NSB aangesloten hadden, in februari '41 ten huize van de Seyffardts zei, 'dat binnenkort alle NSB'ers doodgeslagen worden.'4
XC11. H. Reynders, 26 okt. 1955. 2 H. A. Seyffardt: 'Korte levensbeschrijving' (verm. herfst 1941) (NSB, 42 j). 3 Brief, 30 jan. 194I, van H. A. Seyffardt aan C. D. Viehoff (Doe 1-1788, a-r). • Brief, 26 febr. I94I, van H. A. Seyffardt aan M. H. du Croo (Doc 1-1563, a-j).
XCKennelijk was Seyffardt, 'overtuigd nationaal-socialist', het op I juli geheel met Kleyn eens over de wenselijkheid van een Nederlands Legioen. Belangrijker was dat ook Seyss-Inquart veel voor zulk een Legioen voelde. Enkele dagen na de verschijning van Arnold Meyers artikel vroeg hij Hitler om machtiging om tot de oprichting van een Legioen over te gaan. Aannemend dat hij die machtiging zou krijgen, stelde Seyss-Inquart op woensdag 2 juli tijdens een ontvangst op 'Clingendael' aan prof. dr. G. A. S. Snijder die hem in '40 al zo belangrijke diensten bewezen had, de vraag of deze iemand wist die bij de oprichting van een Legioen de leiding kon nemen. Dat Mussert niets voor zulk een Legioen voelde, was Seyss-Inquart bekend; de Reichsleommissar zal er wel een nieuw bewijs in hebben gezien dat de leider van de NSB nooit verder keek dan zijn neus lang was. Seyffardt, wiens naam bij de ontvangst op 'Clingendael' genoemd werd, leek Seyss-Inquart een ideale candidaat om als vaandeldrager op te treden: oud-chef van de generale staf, nationaal-socialist en geen lid van de NSB. Namens SeyssInquart bracht Snijder op donderdag 3 juli een bezoek aan Seyffardt. Of deze er iets voor voelde, een Nederlands Legioen op te richten? Ja. Datzelfde antwoord gaf Seyflardt toen Kleyn en Ispert hem een dag later, vrijdag 4 juli, maar nu namens Generalkommissar Schmidt, dezelfde vraag kwamen voorleggen. Zaterdag 5 juli weer een nieuwe bezoeker: SS-Hauptsturm führer Karl Leib, het ijverige hoofd van het ijverige recruteringsbureau voor de Waffen-SS, de SS-Ergänzungsstelle Nordwest. En Leib had groot nieuws: Hitler had zijn toestemming gegeven "zur Errichtung einer niederländischen Legion. Diese soll', zo legde Seyffardt later vast, 'den Namen 'Preiwilligenver band Niederlande' erhauen." Klonk 'Nederlands Legioen' Hitler te 'Nederlands' of te groots? Wij weten het niet. Wèl weten wij dat op het moment waarop Hitler de oprichting der formatie goedkeurde, in Berlijn al vastgesteld was dat zij 'keine holländische Truppe, sondern eine Binheit der Waffen-SS' zou worden." Al vóór de overal op de Sowjet-Unie was namelijk bepaald dat eenheden als de Italiaanse divisies aan de Wehrmacht toegevoegd zouden worden maar dat formaties van vrijwilligers uit de 'Germaanse' landen die Duitse wapenen zouden ontvangen, opgenomen zouden worden in de Waffen-SS. Die regeling zou althans Seyss-Inquart voor grote moeilijkheden plaatsen: terwijl hij juist zijn best wilde doen, een 'Legioen' van de
XC1 H. A. Seyffardt: 'Bericht des ehemaligen niederldndischen Generalleutnants H. A. Seyf fardt über Aufstellung, Organisation u.s.w. der 'Niederlàndischen Freiwilligen Legion' (16 maart 1942), p. 1 (Doc !I-883, a-j). (Verder aan te halen als Seyffardt: Bericht). 2 Telexbericht, z.d. (juli 1941) van het Hauptfursorge und Versorgungsamt van het SSi-Hauptamt, Berlijn, aan de SS-Fiirsorgeführer, Den Haag (Vlij, Abt. Rechtssetzung : dossier VO 136/41).
grond te krijgen dat zich van de Waffen-SS zou onderscheiden en waarin, als alles goed ging, het Nederlandse volk zichzelf zou herkennen, vloeide uit de getroffen regeling (die geheim gehouden was) voort dat de op te richten formatie uitgerekend bij de Waffen-SS zou worden ingedeeld. Daarmee stond de gehele recruteringsactie bij voorbaat in het teken van bedrog.
XCLeib had zich aanvankelijk bij Musserts reactie aangesloten: waarom was er een Nederlands Legioen nodig als er al een Waffen-SS bestond die Nederlanders opnam? Dat zei Leib ook op woensdagmorgen 2 juli tegen Arnold Meyer: kon deze niet meewerken aan de SS-StandaTte 'Westland'? Meyer weigerde, maar de vraag maakte hem duidelijk dat hij, wilde hij niet volledig door de ronselaars voor de Waffen-SS op sleeptouw genomen worden, het 'Nederlandse' karakter van zijn Legioen duchtig onderstrepen moest. Mussert had dinsdag 'neen' gezegd, donderdag vernam Meyer het 'neen' van de Nederlandse Unie. Daarmee was zijn opzet mislukt. Hij ging alléén door. Diezelfde donderdag overhandigde hij aan Leib een voor SeyssInquart en desgewenst voor Hitler bestemd memorandum waarin hij bepleitte dat het Legioen onder leiding zou staan van Nederlandse officieren en onderofficieren en strijden' zou onder de Nederlandse vlag en inNederlands uniform; de officieren moesten op die vlag een eed afleggen en de aanmelding moest geschieden bij N ederlandse bureaus: ook moest bepaald worden dat de vrijwilligers 'nUTfÜT die Dauer des Krieges und nUTfiiT den Einsatz gegen den Bolschewismus veTpfiichtet' zouden zijn - zij zouden dus niet behoeven deel te nemen aan krijgsverrichtingen tegen Engeland.'
XCZowaar: nog diezelfde donderdag kreeg Meyer van Leib te horen dat al zijn wensen vervuld zouden worden; 'het klonk me te mooi in de oren om geheel waar te zijn', schreef Meyer in zijn dagaantekeningen. 2 Zijn behoefte om zijn reserves te onderstrepen, was inmiddels versterkt doordat hij van tal van kanten vernam dat ook in de rijen van Nationaal Front velen verbaasd, ja verontwaardigd waren over het initiatief dat hij, de leider, genomen had. Maar op zaterdag 5 juli veerde hij weer op. Leib zegde hem toe dat de Nederlandse gewestelijke arbeidsbureaus aanmeldingsadres zouden worden
1 Meyer citeert zijn memorandum in zijn brief, 25 juli 1941, aan Seyss-Inquart (archief Arnold Meyer, 1962). 2 A. Meyer: Dagaantekening, 3 juli 1941 (a.v., 1357).
en toen Meyer daags daarna, zondag, in Friesland was (waar zijn volgeling, de hoogbejaarde ds. Domela Nieuwenhuis Nijegaard zich al als veldprediker opgaf), las hij in de pers het officiële bericht dat een 'Vrijwilligersverband Nederland''met medewerking van de bestaande politieke partijen.'(kennelijk waren daarmee Nationaal Front, de NSB en de NSNAP bedoeld) 'en van Nederlandse officieren' (Kleyn, Seyffardt) 'door een reeds opgericht Nederlands aanwervingsbureau georganiseerd' zou worden; het adres van dat bureau was Stadhouderslaan 132, Den Haag. Maar dat was het adres van de SS-Ergänzungsstelle Nordwest!'Bericht goed', noteerde Meyer, 'adres van aanmelding is echter verkeerd."
XCIn zijn afwezigheid ontwierpen zijn medewerkers in Den Haag tijdens het weekeinde een grootse 'werfcampagne voor het Nederlandse Anti-Bol:' sjewistische Legioen' : zij wilden bijvoorbeeld 50 000 afficheslaten aanplakken. 'Het is nodig', zo heette het in een instructie die aan alle afdelingsleiders toegezonden werd, 'dat na de eerste week van plakken wordt gezegd: 'Die Nationaal Fronters hebben het toch voor elkaar! Run organisatie en propaganda klopt als een bus!' ... Nu eindelijk (wordt) ons .de grote kans geboden waar ieder onzer sinds jaren op wacht/"
XCToen, Meyer op dinsdag 8 juli uit het noorden weer in Den Haag terugkeerde, lagen daar nieuwe negatieve reacties uit eigen rijen op hem te wachten. Sinds de verschijning van zijn artikel van 28 juni hadden tweehonderd leden bedankt! Hij ging aarzelen. Alom zag hij dat biljetten aangeplakt werden waarin vrijwilligers op het adres Stadhouderslaan 132 attent gemaakt werden, Vijfduizend van. die biljetten had Leib bij het hoofdkwartier van Nationaal Front laten bezorgen. Meyer verbood; ze te distribueren. Hij besloot bij Seyffardt (wiens naam hem in de voorafgaande dagen al enkele malen genoemd was) zijn licht op te steken.
XCSeyffardt had overeenkomstige teleurstellingen beleefd. Op zaterdag, vermoedelijk nadat Leib hem verteld had van Hiders accoord, had hij twee officieren die hem goed bekend waren (een van hen generaal-majoor N. T. Carstens, de oud-commandant van het rste legerkorps) om medewerking gevraagd; beiden hadden op besliste toon geweigerd. Zondag verscheen het(a.v.,
1 A.v., ö.juli 1941 (a.v.). 2 Nat. Front, afd. propaganda: 'Instructie', 7 juli 1941 1953).
bericht met het adres Stadhouderslaan 132. 'Dadurch', schreefSeyffardt later, 'wurde ich a/so ausgeschaltet und solches ohne meine Vorkenntnis'»
XCMaar ook Seyss-Inquart was ontevreden: de alles naar zich toehalende SS-Ergänzungsstelle Nordwest was bezig, de gehele zaak te verprutsen! Hij gaf instructie, de al aangeplakte biljetten met het adres Stadhouderslaan 132 te verwijderen en hij liet (8 juli) Seyffardt bij zich komen. Het gesprek verliep gunstig. Dat bleek toen Seyffardt, 'in weermachtsauto' thuisgebracht, er Meyer die op hem zat te wachten, verslag van deed. 'Uniformen zouden wel Duits zijn', tekende Meyer aan, 'doch met Nederlandse distinctieven. Opleiding in Duitsland, omdat hier er niet de gelegenheid en de middelen zouden zijn ... Generaal Seyffardt zou de leiding hebben met eigen Hoofdkwartier waar de Prinsenvlag zou wapperen. Hij verklaarde uitdrukkelijk geen lid te zijn van een politieke beweging. Keuze van deze man niet al te gelukkig, doch daar moet m.i. overheen gestapt worden"
XCanders gezegd: Meyer was bereid, zich voor een door Seyflardt te vormen Legioen in te zetten.
XCTwee dagen later, op IQ juli, werd door middel van een oproep van SeyssInquart en een van Seyffardt (die tweede was door prof. Snijder opgesteld) de oprichting bekend gemaakt van het 'Vrijwilligerslegioen Nederland'; het zou, stond in Seyffardts oproep te lezen, 'onder eigen vlag en eigen officieren aan de strijd deelnemen/" Vrijwilligers konden zich bij nieuwe wervingsbureaus opgeven die in acht steden geopend werden. NSB-vrijwilligers kregen overigens nog op IQ juli instructie, zich uitsluitend bij het Hoofdkwartier van de NSB aan te melden: Mussert, hogelijk geïrriteerd door het feit dat nu toch besloten was tot de oprichting van het Legioen dat hij negen dagen tevoren overbodig genoemd had, wilde de zaak zoveel mogelijk in eigen hand houden.
XCZowel voor Arnold Meyer als voor generaal Seyffardt werd het 'Vrijwilligerslegioen Nederland' een hoogst teleurstellende affaire.Seyffardt:p.A. Meyer: Dagaantekening,juli 1941(archiefArnold Meyer,1357).Op 9juli bleek Seyffardrdat die zin uit zijn oproep geschraptwas. Een persoonlijk protest bijleidde er toe dat de schrapping ongedaan gemaakt werd.
1 1. 8 3 Seyss-Inquart
XCIn een artikel in het Nederlands Dagblad sprak Meyer zich op II juli opnieuw in beginsel ten gunste van een Legioen uit; een formatie die tegen het communisme te velde trok, lag, schreef hij, 'geheel in de lijn van de beste Oranjetradities wat men er ook aan de overkant' (in Londen) 'van zegt'; hij onderstreepte evenwel zijn bedenkingen: 'Wij hopen dat het luitenantgeneraal Sey£fardt gegeven zal zijn, het legioen zo in te richten dat wij spoedig onze mannen bevel kunnen geven, de propaganda op te nemen voor 't legioen of aan hun voornemen ... , daadwerkelijk deel te nemen aan de strijd tegen het bolsjewisme, gevolg te geven.' Daags daarna vernam hij uit de bakermat van Nationaal Front, Noord-Brabant, dat men er allerwege ontzet was over zijnlegioenplan 'en het uittreden uit Nationaal Front blijft voortduren';' Nu zegden in één week bijna driehonderd personen het lidmaatschap Op,2 nieuwe leden kwamen er niet bij. Meyer nam zijn draai, maar het duurde toch nog bijna twee weken voor hij Seyss-Inquart schriftelijk meedeelde (2S juli) dat hij geen enkele verantwoordelijkheid wilde dragen 'für das, was Andere aus meinem plan machen'"; hij vroeg een gesprek met de Reichskommissar aan. Hij kreeg niet eens antwoord.
XC'Lelijke smerige landverrader', aldus begon een van de talrijke brieven die deze onrving, 'Waarom gaat gij zelf niet naar Rusland en laat je eigen kapot schieten? Zeg maar tegen de rotmoffen dat ze al dat vreten hier laten dat wij van de winter niet kapot gaan van de honger. Zoek maar vast een plaatsje uit waar gij met boompjesdag wilt hangen, lelijke smerige hinkelepink.'
XC'Generaal der verraders', zo berichtte hem de 'Staf Geuzenbataljon''gij weet wat soldaten met bajonetten kunnen doen. Jullie koppen zijn reeds verkocht. Wij hebben thans reeds de adressen van de NSB-leden om dit tuig straks uit te moorden."
XC'Generaal Judas Seyflardt', plaatste het illegale blad De Vonk als titel boven een kort gedicht: 'Generaal, 0 generaal, eed- en plicht- en eervergeten,
XC1 Brief, II juli 1941, van de propagandaleider Noord-Brabant (archief Arnold Meyer, 1948). 2 Bij de centrale ledenadministratie van Nationaal Front werden tussen 28 juni en I augustus 1941 in totaal 975 leden afgevoerd; de gebrekkige organisatie doet vermoeden dat in werkelijkheid meer personen hun lidmaatschap neergelegd hebben. 3 Brief, 25 juli 1941, van A. Meyer aan Seyss-Inquart (archief Arnold Meyer, 1962). 4 Brieven in Doc II-883, a-I5.
om uit Hiders hand te eten wilt g' aan 't hakenkruis nu slaan Holland, voor wat zilverlingen. 't Judasloon kunt gij bedingen maar de doden klagen U aanl'?
XCUit zijn gehele omgeving, waar men veelal niet geweten had hoe proDuits hij was, ontving Seyffardt vijandige reacties; het bestuur van de Duinoordkerk waar hij jarenlang de diensten bijgewoond had, weigerde het kerkgebouw ter beschikking te stellen voor het huwelijk van zijn dochter. Even pijnlijk trof het hem dat van de vele militairen, hoge en lage, die rechtstreeks onder hem gediend hadden, nagenoeg niemand (er was slechts één uitzondering: een onderofficier) bereid was, tot zijn 'Vrijwilligerslegioen Nederland' toe te treden. Ook Mussert zat hem dwars: eerst hield deze alle aanmeldingen van vrijwilligers vast die bij de NSB binnengekomen waren (Seyss-Inquart moest persoonlijk interveniëren om ze los te krijgen), vervolgens overlaadde Mussert Seyffardt met verwijten wegens zijn eigenmachtig optreden en tenslotte eiste de leider der NSB dat Seyffardts naaste medewerker op diens hoofdkwartier, Kleyn, die van het lidmaatschap der NSNAP verdacht werd, onmiddellijk zou verdwijnen; en Kleyn verdween. In zijn politiek geïsoleerde positie kon Seyffardt zich geen permanente ruzie met Mussert veroorloven. De strijdbijl werd begraven: op 7 augustus liet Seyffardt zich als 'sympathiserende no. I' in het stamboek van de NSB inschrijven.ê
XCSeyffardts strijd met de SS-Ergänzungsstelle Nordwest duurde daarentegen voort. Leib en de zijnen deden hun uiterste best, ieder die zich voor het Legioen kwam aanmelden, naar de SS-Standarte 'Westland' over te hevelen. Bij de keuringen werd Seyffardts hoofdkwartier uitgeschakeld en tot zijn ergernis vernam Seyffardt spoedig dat allerlei twijfelachtige elementen goedgekeurd werden. Een Nederlands kader (het was publiekelijk door hem beloofd!) kon hij niet vinden; van de ca. zeventig Nederlandse officieren en onderofficieren die zich kwamen aanmelden, bleken hoogstens dertig voor uitzending geschikt. Ook de sociale zorg voor de families der vnjwilligers haalde Leib naar zich toe. Seyffardt, de acht-en-zestigjarige, als luitenantgeneraal in actieve dienst bezoldigde 'Commandant van het Vrijwilligerslegioen Nederland' (dat werd zijn titel), had niets te commanderen. Hij kon niet eens voorkomen dat Leib een van de schaarse auto's inpikte die aan zijn 'hoofdkwartier' toegewezen waren.10 (eindjuli 1941),p.Invulformulier in42j.
1 5. NSB,
XCIn totaal meldden er zich tot eind september ruim drieduizend aan, een vreemd allegaartje van idealisten, avonturiers en gedeclasseerden. De eerste groep vrijwilligers vertrok eind juli, de tweede (voor driekwart uit NSB'ers bestaande) begin augustus, voor de derde die eind augustus vertrok, had men zo weinig vrijwilligers beschikbaar dat tweehonderd leden van de Nederlanse en zelfs honderd van de Vlaamse SS opgetrommeld werden louter om in Den Haag mee te marcheren naar het station: zo kwam er tenminste een kolonne van vijfhonderd man tot stand.' 'Op onze reis door Duitsland' (wij citeren het verslag van een lid van Nationaal Front dat met de eerste groep vertrokken was)
XC'werden wij overal met gejuich ontvangen Toen wij de Poolse grens gepasseerd waren, kregen wij niets anders dan kwade gezichten te zien van de Poolse bevolking Vrijdag 15 augustus. Nu is ons zuiver gebleken hoe wij geronseld zijn voor de SS. Op het werkrooster voor zaterdag staat nl. tot onze schrik: 'ge SS-Freiwilligen Standarte 'Nordwest" ... Wij waren wel tussen uitvaagsel terecht gekomen: verschillende waren er bij het legioen gegaan om hier uit de gevangenis te blijven. Er zat er één hier die had nog vijf jaar te goed; een ander had als man van de centen 20 000 gulden gestolen bij de Opbouwdienst en had hiervoor nog twee jaar te zitten. Er was er één bij die ging er trots op, pas drieen-twintig jaar te zijn en al zeven jaren in de kast te hebben gezeten.' 2
XC'Nederlanders, blikt naar het Oosten!' - Toen Seyss-Inquart die woorden uitte, doelde hij niet in de eerste plaats op deelneming aan de militaire strijd. Hij zag de zaak ruimer: het Nederlandse volk moest de energie die het tot dusver in Oosten West-Indië gestoken had, op Oost-Europa richten. Dat betekende dat vanuit de Nederlandse samenleving maximale steun gegeven moest worden aan alles wat de Duitsers in de Sowjet-Unie trachtten te bereiken. Die z.g. Oostinzet diende zo breed mogelijk te zijn. Wij komen in
1 Het' aantal vrijw L.<l gers uit NSB-kringen wem door Mussert zo teleurstellend laag geacht dat hij begin augustus de 'dienstplicht' afkondigde voor alle mannelijke leden van NSB en WA tussen de achttien en veertigjaar; men moet dit zien als een vorm van sterke morele pressie. Twee dagen later stelde Feldmeyer dezelfde 'dienstplicht' in voor de leden van de Nederlandse SS. 2 Aangehaald in A. Meyer: p. 331-33.
ons volgende deel op de in juni' 42 opgerichte Nederlandse Oost-Compagnie alsook op de andere vormen van de Oostinzet terug. Hier willen wij er op wijzen dat aanlopen in de bedoelde richting reeds in de zomer van '41 genomen werden. Stuk voor stuk hing hun welslagen af van de vraag in hoeverre Nederlandse overheids- en particuliere instanties dan wel individuele burgers bereid waren, aan de Duitse opzet medewerking te verlenen.
XCWij onderscheiden dan vier Duitse pogingen; zij richtten zich respectievelijk op de marechaussee, op de Nederlandse Arbeidsdienst, op het Nederlandse Rode Kruis en, tenslotte, op de secretaris-generaal der beide economische departementen, dr. Hirschfeld, alsmede op de centrale landbouworganisaties. In laatste instantie zou natuurlijk het gehele college van secretarissen-generaal als hoogste Nederlandse bestuurslichaam met elk dier pogingen te ni.aken krijgen. Het is daarom zinvol dat wij eerst even bij dat college stil staan.
XCIn november '40 hadden de eerste 'foute' elementen er hun intocht in gedaan: prof van Dam, secretaris-generaal van het departement van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherrning, die pro-Duits was maar geen sympathie had voor de NSB, en dr. Goedewaagen, secretaris-generaal van het departement van volksvoorlichting en kunsten, die zich in de zomer van '40 bij de NSB aangesloten had. Nieuwe wijzigingen volgden: in maart traden na elkaar Tenkink (justitie) en Trip (financiën) af. Voor Tenkink werd door Seyss-Inquart een waarnemer benoemd: mr. Johannes Petrus Hooykaas, raadadviseur bij de afdeling staats- en volkenrecht ten departemente.'
XCHooykaas, die in 1900 in Zutphen geboren was, had in Utrecht rechten gestudeerd en had enkele jaren later een functie bij het departement aanvaard. Hij gold als een bijzonder knap en vernuftig jurist met een grote gave tot het formuleren van wetten, maar in zijn optreden was hij impulsief, grillig, gesloten en ietwat weltfremd. Bovendien had hij iets van een querulant. De secretarissen-generaal hadden liever gezien dat de secretaris-generaal van waterstaat, mr. Spitzen, tot Tenkinks opvolger benoemd was, maar SeyssInquart had anders beslist: Hooykaas was voor hem aanvaardbaar; daarbij kan een rol gespeeld hebben dat deze juridische deskundige er de curieuze opinie op na hield dat de bezetter zich over het algemeen keurig aan het volkenrecht hield.ê Er waren intussen voor Hooykaas duidelijke grenzen.
XC1 Hooykaas' voornamen waren eigenlijk Isaäc Petrus; bij het begin van de bezetting had hij, van het Oude Testament naar het Nieuwe overstappend, 'Isaäc' vervangen door '[ohannes'. 2 Dat was ook later zijn mening. Zeven jaar na de bevrijding zei Hooykaas aan de Enquêtecommissie: 'Ik weet heel weinig gevallen waarin door Seyss-Inquart en Wimmer duidelijk inbreuk op het volkenrecht is gemaakt, wanneer u dat recht objectie£interpreteert' (Enq., dl. VII c, p. 600).
Eind april weigerde hij, de verordening te ondertekenen die Goedewaagen het recht gaf, straffen uit te delen aan journalisten die niet voldoende in de pas liepen. Dat betekende dat van Hooykaas geen medewerking te verwachten was bij de nationaal-socialistischeherordening van Nederland die SeyssInquart voor ogen stond - een herordening die op tal van terreinen met drastische strafbepalingen gepaard zou gaan. Daar kwam nog bij dat Hooykaas spoedig met de aanmatigend optredende Rauter overhoop kwam te liggen. Op de dag waarop Duitsland de Sowjet-Unie overviel (22 juni), stond dan ook al enige tijd vast dat Hooykaas als hoofd van het departement zou verdwijnen. Seyss-Inquart had besloten, de leiding van Justitie aan een NSB' er op te dragen, mits een geschikte candidaat gevonden kon worden. Dat laatste was gelukt: op dringend verzoek van Mussert had prof mr. J. J. Schrieke die sinds '34 in Leiden Indisch staats- en administratief recht doceerde, zich beschikbaar gesteld. Op zijn persoon komen wij in ons volgende deel terug. Hier willen wij slechts vermelden dat Schrieke zich na de meidagen van '40 bij de NSB aangesloten had. Hij werd per I juli '41 benoemd, Hooykaas werd weer raadadviseur.
XCMen kan op Schrieke veel tegen hebben, maar hij was geen eerzuchtige intrigant en dat was nu juist wèl de man die begin mei '41 als secretarisgeneraal van financiën en van bijzondere economische zaken zijn intrede deed in het college van secretarissen-generaal: Rost van Tonningen.
XCTrips functie was aanvankelijk waargenomen door twee hoofdambtenaren van Financiën, de thesaurier-generaal, B. J. de Leeuw, en de directeurgeneraal der belastingen, H. Postma. Postma, 'een typische hoofdambtenaar der belastingen: knap en kundig', 'niet vervelend', 'een fris en onafhankelijk element' (het zijn alleskarakteriseringen van de hand van de secretarisvan het college van secretarissen-generaal, mr. Schaepman-), bleef, nadat Rost tot secretaris-generaal van financiën benoemd was, de vergaderingen van het college bijwonen: de Reichskommissar had immers, zoals wij al eerder vermeldden, het ressort der belastingen niet aan Rost toevertrouwd. De Leeuw, een zwakke figuur, verdween toen Rost kwam - en die komst wekte eigenlijk bij al zijn ambtgenoten bezorgdheid. 'Hij vertoonde soms', aldus weer Schaepman, 'de symptomen van een amokmaker ... Scheldenzonder controle of argumentatie. Verder deed hij zich in het college graag voor als de getapte Leidenaar... Ik kreeg steedsde indruk dat men een weinig bang voor hem was.
XCImmers, evenals zulks wel op schoolinstituten geschiedt, waar de zwakkere knapen zich de fratsen van een zeer sterke makker laten welgevallen, luisterde
XC1 C.]. M. Schaepman:'Verslagbetr. de secretarissen-generaal', p. 183 (CNO-Csg).
men vol aandacht of met een welwillend om niet te zeggen serviel gelach naar zijn gekal of zijn z.g. anecdoten. _ Overigens mag ik niet ontkennen dat mr. Rost van Tonningen in het persoonlijk verkeer niet alleen correct, maar zelfs voorkomend was ...
XCDe enige die hem aandurfde, was dr. Hirschfeld die bij haatte met een felle jaloezie."
XCDe voorzitter van het college, Snouck Hurgronje, die Rost nog met enige hartelijkheid welkom geheten had, ging spoedig beseffen dat met hem iemand aan de vergadertafel was komen te zitten van wie men zich, anders dan met van Dam en Goedewaagen het geval was, als door een wereld gescheiden voelde. Trouwens, in het algemeen drong zich in de voorzomer van '4I aan Snouck de overtuiging op dat zijn aanblijven niet veel zin meer had. Hij ging beseffen dat hij er in '40 te sterk van was uitgegaan dat Duitsland niet meer verslagen kon worden. De twee departementen die hij beheerde (Buitenlandse Zaken, Algemene Zaken) hadden niet veel om het lijf. Merkbare invloed op het beleid van de bezetter had het door hem gepresideerde college niet: Seyss-Inquart was er kennelijk op uit, de nazificatiepolitiek voort te zetten. Snouck ging, al met al, uitzien naar een passende aanleiding om zijn functie neer te leggen. Hij vond deze in het kadervan een van de vier Duitse pogingen in de richting van een Oostinzet die wij boven al memoreerden en thans' gaan beschrijven. ')
XCHet korps marechaussee was in het eerste bezettingsjaar belangrijk versterkt, van twaalfhonderd man in mei '40 was het zomer '41 .al boven de vijfduizend gekomen. Evenals alle Nederlandse politiekorpsen bevond het zich in een weinig benijdenswaardige positie: het voerde soms opdrachten uit die -het overgrote deel van kader en manschappen tegen de borst stuitten en het mocht niet ingrijpen tegen de straatterreur. Het was de inspecteur-generaal der politie, de kolonel der marechaussee A. W. de Koningh, die ook op het korps waaruit hij voortkwam, toezicht moest uitoefenen, in april' 4I te veel geworden: hij had ontslag genomen; een andere marechaussee-officier, luitenant-kolonel H. W. B. Croiset van Uchelen, was tot zijn opvolger benoemd en de Koninghs plaats als inspecteur der marechaussee was inge
1 A.v., p. 1 85-86.
nomen door een pro-Duitse figuur: A. P. H. Boellaard, gepensioneerd luitenant-kolonel der marechaussee, in de meidagen van '40 commandant van de Rotterdamse burgerwacht, sinds herfst '40 provinciaal directeur van de Winterhulp in Zuid-Holland.
XCVóór die opschuivingen plaats vonden, hadden zich hier en daar botsingen tussen de marechaussee en de WA voorgedaan. Boellaard zei, toen hij in de wekelijkse vergadering van Hooykaas en de procureurs-generaal verscheen, 'dat de leden der NSB zeker geen landverraders zijn, maar goede vaderlanders. Men kan met hen van mening verschillen maar men kan hun goede trouw niet in twijfel trekken."
XCDeze overste Boellaard nu, werd enkele dagen na het begin van de invasie der Sowjet-Unie bij Rauter geroepen. Hij werd daar overvallen met de eis dat een tiende deel van het korps marechaussee naar de Sowjet-Unie zou vertrekken om daar achter het front de orde te handhaven. Dat eerste tiende zou later bij toerbeurt door telkens een nieuw tiende vervangen worden. Kennelijk was het Rauters bedoeling, het gehele korps marechaussee te scholen in het optreden als ordebewaarders in opdracht van een Herrenvolk. Boellaard aarzelde welke houding hij moest innemen, waarop Rauter hem toebeet dat hij wèl moest bedenken dat, als de veldtocht in Oost-Europa straks ten einde was, de taak van de marechaussee in Nederland overgenomen kon worden door de WA en de SS.
XCBoellaard ging Rauters eis aan Hooykaas voorleggen. Diens reactie was duidelijk: 'Die Z.g. politiedienst achter het front', zei hij, 'betekent vroeger of later vechten en het vechten tegen de Russen beschouw ik bepaaldelijk als landverraad ... Ik raad het u dus zo sterk mogelijk af. Ik wijs u er ook op dat het in strijd is met de eed van trouwaan de koningin.f
XCHooykaas was niet aanwezig toen Rauters eis op dinsdag I juli (het was de eerste dag waarop Schrieke in functie was) in bespreking kwam bij het college van secretarissen-generaal. Voorzitter Snouck begon met daar mee te delen dat Rauter zijn opzet gewijzigd had: in eerste instantie zouden alleen 'vrijwilligers' vertrekken en die 'vrijwilligers' zouden Duitse uniformen krijgen en in Duitse dienst treden. Snouck zag er een zaak in waarin elk individueel te beslissen had: de Nederlandse overheid had hier geen taak. Rost zag die taak wèl: 'het is nu', betoogde hij, 'het historische moment om onze roeping te begrijpen, of te verzaken.' Goedewaagen en van Dam vielen Rost bij. En ook wat Hirschfeld opmerkte, ging duidelijk in de richting van steunverlening aan Rauters opzet: 'dat bij de beoordeling van de politieke
XC1 Vergad. p.g.: Notulen, 8 mei 1941, p. 2. 2 Getuige]. P. Hooykaas,Enq., dl. VIIc, p. 60S·
situatie Nederlands-Indië niet uit het oog moet worden verloren' (m.a.w.: men moest Duitsland te vriend houden om Japans aanspraken op Indië te kunnen afwijzen). 'Men ziet dat van Duitse zijde in brede kringen zeer wel in', meende Hirschfeld, 'en men koestert daar ook de wens dat Nederland en Nederlands-Indië één geheel blijven.' Schrieke zei dat hij zich nog niet voldoende ingewerkt had, in elk geval wees hij het argument af dat Nederland nog met Duitsland in oorlog was. Dat argument werd daarentegen door Snouck in zijn slotwoord onderstreept: men had jegens de bezetter 'het standpunt van loyale coöperatie' ingenomen, ja 'in vele gevallen ... actieve medewerking' verleend, maar rijkspolitie afstaan of haar vertrek bevorderen? Nee, zei Snouck, 'dit gaat te ver."
XCDrie dagen later (4 juli) tweede discussie,nog steeds over de uitzending der marechaussee.
XCNu kon Schrieke rapporteren dat Rauter, Boellaard en hijzelfhet woord gevoerd hadden op een bijeenkomst uitsluitend van officieren der marechaussee op wie een beroep gedaan was, als vrijwilliger het goede voorbeeld te geven. Slechts één had zich gemeld: jhr. mr. L. P. D. op ten Noort, die op dat moment in de rang van kapitein verbindingsofficier was tussen de Duitse autoriteiten en het korps marechaussee.êKennelijk was Rost door dat povere resultaat diep gegriefd want hij vergastte zijn ambtgenoten op een lang betoog over Nederlands droevig verval dat diep in de historie terugging. 'Het Duitse volk', aldus zijn conclusie, 'heeft ons nooit enig leed ge;daan; zware schuld zou ons treffen indien wij ons in de strijd tegen het bolsjewisme afzijdig hielden.' Snouck liet dat niet op zich zitten: er was, betoogde hij, in Nederland de laatste generaties hard gewerkt, Nederlands naam werd met ere in de wereld genoemd. Natuurlijk, het Sowjetregime zag ook hij 'als een gesel Gods. Waren wij vrij, dan zouden wij met vreugde aan de strijd tegen het bolsjewisme deelnemen. Maar wij zijn een bezet land waardoor wij vleugellamzijn. De voorzitter kan niet andersinzien dan dat wij in oorlog leven met Duitsland.'
XCVan Dam, Schrieke en Goedewaagen sloten zich min of meer bij Rost aan. Verwey (Sociale Zaken) betoogde dat de bezetter geen reden had tot ontevredenheid; hij wees er op 'dat honderdvijf-en-twintigduizend Nederlandse arbeiders thans arbeid in Duitsland verrichten die anders door Duitse arbeiNotulen,juliOp ten Noort, geboren inwas de vier jaar oudere broer van jkvr. J.op ten Noort door wie Rost van Tonningen bij Himmler geïntroduceerdwas.
1 Csg : I 1941. 2 1906, A.
ders had moeten worden verricht'. Frederiks (Binnenlandse Zaken) sprak zich tegen de door Rauter gevraagde medewerking uit, Spitzen (Waterstaat) noemde 'de kwestie van de marechaussee''geen schotel voor deze dis' - en Hirschfeld zweeg.!
XCEr restte Rauter niets anders dan met behulp van secretaris-generaal Schrieke kader en leden van het korps marechaussee onder druk te zetten. Op 10 juli verscheen in de pers het bericht dat zeshonderd man van de marechaussee 'binnenkort onder eigen officieren' naar Rusland zouden vertrekken. Dat was als aanmoediging bedoeld. Op ten N oort ging persoonlijk met alle kaderleden spreken en hij en een tweede 'foute' marechaussee-officier traden als inleiders op in een dertigtal vergaderingen van onderofficieren en manschappen die dezen verplicht moesten bijwonen. Kwamen er niet voldoende vrijwilligers, dan zou, zo werd daar gedreigd, de dienst achter het oostelijk front verplicht gesteld worden - een mededeling die voor een aantalleden van het korps voldoende was om meteen ontslag te nemen. Achteraf bleek dat overbodig te zijn want ondanks het feit dat Boellaard het vertrek naar het oosten aanprees en Croiset van Uchelen zich op de vlakte hield, kregen op ten N oort en zijn metgezel nagenoeg geen voet aan de grond: met inbegrip van hen beiden kwamen er slechts ca. vijftig vrijwilligers uit de groep van meer dan vijfduizend onderofficieren en manschappen. 'Es gibt hier, zo schreef op ten Noort in een memorandum waarin hij Himmler over zijn actie inlichtte, 'ein grenzenloser Optimismus hinsichtlich der niederländischen Zukun[t, gegründet auf die Überzeugung von nahezu jedem, dass England trotzdem gewinnt.?
XCMet betrekking tot de Nederlandse Arbeidsdienst vond de lezer al een merkwaardig feit vermeld: dat een afdeling van deze dienst een deel van de erehaag vormde bij de demonstratie op het Amsterdamse IJsclubterrein waar Seyss-Inquart sprak. Die demonstratie vond plaats op 27 juni. Vier dagen eerder, op 23 juni, had de waamemend commandant van de Arbeidsdienst, Breunese, een circulaire doen uitgaan waarin hij het gehele kader meegedeeld had dat propagandisten voor dienstneming bij de Waffen-SS desgevraagd12
1 Csg: Notulen, 4 juli 1941. 2 L. P. D. op ten Noort: Memorandum voor Himmler (za juli 1941), p. 2 (Doc 1-1242, a-r).
XCtoegang dienden te krijgen tot de kampen; daarin bevonden zich op dat
XCmoment ca. vierduizend Nederlandse jongemannen. Seyss-Inquart had de Arbeidsdienst als een instituut bedoeld waarin de praktijk en, later, ook de theorie van het nationaal-socialisme aan jongeren bijgebracht zou worden. De moeilijkheid was dat het overgrote deel van diegenen met wie de Arbeidsdienst in de lente van '41 van start gegaan was (gedemobiliseerden die geen werk hadden kunnen vinden in de samenleving), van dat nationaal-socialisme niets wilde weten. Er was dus gestadige pressie nodig, met name om een kader te vormen dat in de pas liep. De Arbeidsdienst behoorde tot het ressort van Generalkommissar schmidt en deze liet die pressie uitoefenen door een hoge functionaris van de Reichsarbeitsdienst, General arbeitsführer Bethmann; Bethmannhad op Breunese veel invloed. Formeel was Breunese nog geen' commandant', maar slechts 'waarnemend commandant' : Seyss-Inquart gunde zich de tijd om tot een afgerond oordeel te komen. Hij was over Breunese overigens niet ontevreden; deze was een enthousiast voorstander van de Nieuwe Orde en dat hij een gloeiende hekel had aan de NSB, paste niet slecht in de Duitse opzet. Seyss-Inquart, Schmidt en Bethmann beseften gedrieën dat het met de Arbeidsdienst gedaan zou zijn indien men de NSB ooit toestond, er haar partijstempel op te drukken; de scholing in de Arbeidsdienst moest trouwens eerder een 'Germaans', men zou ook kunnen zeggen: een dieliter bij de SS-ideologie aansluitend karakter krijgen. Toen Schmidt begin mei vernam dat Breunese order gegeven had, NSB' ers die in de kampen zouden trachten door te dringen, desnoods met de schoppen er weer uit te slaan, zei hij: "Schon, so muss es sein' - althans, dat kreeg Breunese van zijn Nederlandse superieur, secretaris-generaal Snouck Hurgronje, te heren.' Het spel dat met hem gespeeld werd, doorzag Breunese niet. Het gevolg was dat hij voortdurend voor nare verrassingen geplaatst werd. Zo eind mei, toen Bethmann opeens van hem eiste dat hij in de Arbeidsdienst 'de Germaanse speergroet' zou invoeren; daarmee was de nazigroet bedoeld minus de woorden 'Heil Hitler!' Dat kon niet, meende Breunese. 'Een dergelijke groet', vond hij, 'staat hier gelijk met de NSB-groet; bovendien, wat heeft men aan zo'n groet wanneer men er bij denkt: 'val maar dood'." Een week later: nieuwe pressie van Bethmann; het was in de dagen van de ondergang van de 'Bismarck' en van de strijd der Duitse parachutisten op Kreta - welnu, - de Reichskommissar had met verontwaardiging vernomen dat bij een anatornieles in een sportschool van de NAD van een geraamte gezegd was:
XC1 J. N. Breunese: Dagboek, 5 mei 1941. 2 A.v., 24 mei 1941. 12
'Dat was een parachutist', en dat op een schoolbord in een technische school 'een schip was getekend waar mannen afsprongen en reeds in het water zwommen." Breunese zegde een nader onderzoek toe. Zo bracht iedere dag nieuwe problemen. Het werkelijke probleem was intussen dat Breunese zijn houding niet kon bepalen. Hij was als het ware rationeel pro-Duits en emotioneel pro-Nederlands; dus schommelde hij voortdurend heen en weer tussen de Duitser Bethmann en de vele anti-Duitse Nederlanders in zijn eigen staf die telkens hun best deden, een verder afglijden van hun sympathieke maar zwakke commandant te voorkomen.
XCDat Duitsland met 'het bolsjewisme' ging 'afrekenen', viel bij Breunese in goede aarde. Vandaar de al vermelde circulaire van 23 juni ; vandaar ook de aanwezigheid van ca. tweehonderd mannen van de NAD en van hemzelf op het IJsclubterrein. 'Majoor Breunese, deze gladde fraseur die zo goed de kunst verstaat, zijn ware bedoelingen achter schoonschijnende woorden te verbergen, blijkt', zo schreef het illegale Parool,'een lakei van de Duitsers te zijn."'Ware bedoelingen verbergen' ? Dat kon Breunese niet. Hij was er veel te naïef voor. 'Hedenavond naar Amsterdam en de rede van de rijksminister bijgewoond', noteerde hij in zijn dagboek, 'de rede zelf was rustig maar de fout was dat Mussert aan het slot dankte ... Mij was door Bethmann meegedeeld dat de rijksminister zou spreken voor het Nederlandse volk ... Het geheel was (echter) meer een verzameling van Duitse autoriteiten en 90% NSB'ers .. .jammer dat men er van Duitse zijde niet in kan slagen om een ander gezelschap bij elkaar te krijgen; het resultaat zal dan ook wel zijn dat deze rede weinig effect zal hebben.
XCDe mannen van de NAD hebben zich daar zeer goed gedragen en een goede indruk gemaakt.
XCDe mannenvan de Duitse Arbeitsdienst hebben grote fouten bij de verschillende· bewegingen gemaakt, zeer tot ergernis van Bethmann. '3
XCOver Seyss-Inquarts toespraak ('Nederlanders, blikt naar het oosten!') was Breunese dus nogal te spreken. Dat bleek ook toen enkele dagen later (30 juni, I juli) een grote kaderbijeenkomst van de Arbeidsdienst in Arnhem plaatsvond. Generalkommissar Schmidt hield daar een lofzang op de Oostinzet en ook Breunese sprak zich duidelijk ten gunste van die inzet uit. 'Mijn betoog kwam hierop neer', noteerde hij zelf, 'dat wij geestelijk in deze moesten samengaan met Duitsland, dat wij ons niet moesten laten misleiden door de geluiden die door de Engelse radio tot ons kwamen.éA.v.,mei Het julip.J.Breunese: Dagboek,juniA.v.,juli12
1 30 1941. 2 16 (16 1941), 7. 3 N. 27 1941. I 1941.
Breunese kreeg daar heel wat over te horen! Verscheidene van zijn stafofficieren brachten onder zijn aandacht dat hij volledig op de verkeerde weg was.
XCAl die tijd had Breunese geen enkel contact gezocht met secretarisgeneraal Snouck Hurgronje en hij deed dat evenmin toen hij, opnieuwonder pressie van Bethmann, op de dag waarop de oprichting van het Vrijwilligerslegioen bekendgemaakt werd (10 juli), een rondschrijven deed uitgaan dat een duidelijke vorm van steunverlening aan de ronselarij was: kampcommandanten moesten vrijwilligers die zich wilden laten keuren, gratis vervoer op kosten van de Arbeidsdienst aanbieden. 'Ik voeg hieraan nog toe', schreef Breunese, 'dat de candidaten na afloop van de oorlog desgewenst wederom in dezelfde functie bij de NAD als waarin zij werkzaam waren, zullen worden herplaatst."
XCEen week later (17 juli) knoopte Bethmann hierbij aan. Per brief stelde hij Breunese de eis dat deze de sociale regeling voor de vrijwilligers uit de Arbeidsdienst zou verbeteren en bovendien in een nieuw rondschrijven zou 'betonen, dass seitens der Führung der NAD freiwillige Meidungen erwünscht sind und begrüsst werden'? Nu ging Breunese toch wel aarzelen - en nu zocht hij Snouck Hurgronje op aan wie hij, zonder iets te zeggen van zijn circulaires van 23 juni en IQ juli, Bethmanns jongste brief voorlegde. Snouck bracht onder zijn aandacht dat geen enkele vorm van medewerking verleend mocht worden aan de militaire dienst van Nederlanders aan het oostelijk front, Breunese zei dat hij dat standpunt aan Bethmann zou overbrengen en keerde naar zijn bureau terug. Daar lag wéér een brief van Bethmann op hem te wachten! En wèlk een brief: het gehele kader van de Arbeidsdienst, schreef Bethmann zu, moest grondig gezuiverd worden, 'gleichfalls nach langer Überlegung möchte ich Ihnen nun doch den Vorschlag machen, den germa nischen Gruss im Arbeitsdienst einzuführen'; het doel van een en ander moest zijn, 'den Niederlanden einen nationalsozialistischen Arbeitsdiens: zu geben der nicht deutschfeindlich eingestellt ist.'3
XC'Hiermee was de maat vol', tekende Breunese aan.? Maar het duurde toch nog twee weken voor zij overliep. Dat was eerst het geval toen Seyss-Inquart definitief bepaalde dat de Hitlergroet ingevoerd moest worden, zij het in eerste instantie uitsluitend in de kleine Arbeidsdienst voor meisjes waar alleen kinderen uit NSB-gezinnen inzaten; bovendien handhaafde de Reichskommissar de eis van een grondige zuivering van het gehele kader. Een dag later, 1 augustus, deelde Breunese met een door tranen verstikte stem aan de afdelingshoofden van zijn hoofdkwartier mee dat hij aftrad.
XC1 Tekst in a.v., zz juli I941. 2 Tekst in a.v., I7 juli I94I. 3 A.v. • A.v.
De oudste districtscommandant, luitenant-kolonel L. A. C. de Bock, werd (opnieuwals 'waarnemend commandant') tot zijn opvolger benoemd; sterker dan Breunese was de Bock bereid, met de Duitse wensen rekening te houden, NSB' er was ook hij niet.
XCEnkele dagen later bracht Breunese een afscheidsbezoek aan SeyssInquart. Hij sprak er zich met grote felheid tegen de NSB uit, 'die hier', aldus het verslag in zijn dagboek,
XC'een beweging vormt, gehaat door het overige gedeelte van het Nederlandse volk. De NSB die mij een jaar lang heeft gehinderd in mijn goede bedoelingen! Ik acht mij een beter - wat zeg ik, 100 maal beter - nationaal-socialist dan de NSB ... Ik vind het een schande dat het goede Nederlandse volk dagelijks beledigd wordt door deze partij ...
XCHierop nam (Seyss-Inquart) het woord en vond mijn betoog hoofdzakelijk een aanval op de NSB ... De NSB was ook eerlijk en Mussert zeer zeker. Op 27 juni had hij het laatste het woord gericht tot het Nederlandse volk te Amsterdam en wie dat woord niet verstaat, moet de gevolgen maar. afwachten ... Europa zal binnenkort beginnen ten westen van de Oeral en wie niet wil medewerken 'aan de opbouw van Europa, heeft geen recht van spreken.
XCMijn bezwaren tegen de reorganisatie vond hij niet zo belangrijk ... Ook over het invoeren van de groet zou nog te praten zijn; daarbij was geen haast en zou evengoed over een maand of vier kunnen."
XCDrie dagen voor Breunese de knoop doorhakte, was Snouck Hurgronje afgetreden. Als aanleiding gebruikte Snouck de circulaire die Breunese opjuli had laten uitgaan. Pas na bijna twee weken had hij als verantwoordelijk secretaris-generaal het stuk onder ogen gekregen waarover Breunese zo zorgvuldig jegens hem gezwegen had. Snouck had Breunese onmiddellijk bij zich laten komen en deze gezegd dat hij, vooral als officier, een volstrekt ontoelaatbare handeling gepleegd had. Eigenlijk vond Snouck dat hijzelf als secretaris-generaal de circulaire moest intrekken maar dat wilde hij, zei hij opjuli tegen zijn ambtgenoten, Seyss-Inquart niet aandoen; anderzijds wilde hij het zichzelf niet aandoen, in functie te blijven aangezien 'de geest van onze wetgeving gewapende hulp aan de vijand niet toestaat.P Zijn besluit, af te treden, stond vast; het zou nog diezelfde dag afkomen.A.v.,aug.Csg: Notulen, zç12
IQ 29 1 5 194I. 2 juli 194I.
XCMet uitzondering van Rost van Tonningen en wellicht ook van Schrieke vernamen al zijn ambtgenoten dat besluit met leedwezen. Zij beseften dat het 'Nederlandse' element in het college danig verzwakt werd; ieder voelde zich door Snoucks heengaan sterker geïsoleerd. Als gezaghebbend voorzitter had hij toch iets van eendracht weten te bewaren. Dreigde nu niet bovendien het gevaar dat de eerzuchtige, ja ietwat sinistere Rost de leiding der beraadslagingen in handen zou nemen?
XCMet steun van prof. van Dam wist men dat te voorkomen; afgesproken werd dat mr. Frederiks, in anciënniteit -de oudste van de leden van het college, als de nieuwe voorzitter zou optreden. Rost, woedend, deelde mee dat hij aan geen enkele vergadering die onder leiding van Frederiks stond, zou deelnemen. Deze kreeg mede de verantwoordelijkheid voor het departement van algemene zaken; het departement van buitenlandse zaken, Snoucks oorspronkelijke domein, werd in juni' 42 opgeheven.
XCWij komen nu tot de poging, het Nederlandse Rode Kruis bij de strijd aan het oostelijk front in te schakelen. Inhet deel van ons werk dat gewijd zal zijn aan het lot der Nederlanders die in gijzeling of gevangenschap dan wel ter deportatie weggevoerd werden, zullen wij verscheidene aspecten van het Rode Kruis-werk. uitvoerig behandelen. Het is evenwelnoodzakelijk, hier iets over de organisatie in het algemeen te vertellen.
XCHet Nederlandse Rode Kruis was een vereniging die alom in den lande afdelingen had; deze waren in kringen gegroepeerd. In '40 waren er 135 afdelingen, het ledenaantal bedroeg toen 33 000. De leden betaalden een bescheiden contributie; het totaal dier contributies, gevoegd bij de opbrengst der jaarlijkse collecten, was onvoldoende om de vele werkzaamheden die het Rode Kruis verrichtte, mogelijk te maken; het verschil werd bijgepast door het departement van defensie waar de vereniging vóór de oorlog onder ressorteerde."
XCAfdelingen en kringen van het Rode Kruis hadden een vrij grote mate van zelfstandigheid, maar dan toch binnen de algemene beleidslijnen die door het
1 In 1940 werd door het hoofdbestuur f 3 000 aan contributies ontvangen; de in de herfst gehouden collecte bracht f 65000 op, van het rijk werd f 380000 ontvangen. Bij de uitgaven werd in dat jaar de grootste post gevormd door een bedrag van f 250000, nodig voor de inrichting van hulpziekenhuizen.
in Den Haag gevestigde bestuur aangegeven werden. De bestuursstructuur nu, was na de meidagen van '40 zwakker dan voordien. De plaats van de voorzitster, prinses Juliana, was leeg; bovendien werd toen ook het algemeen bestuur waarin de kringen vertegenwoordigd waren, niet meer bijeengeroepen. Zonder dat er nog van een levend contact met de provincie sprake was, kwam dus de algemene leiding geheel te berusten bij het dagelijks bestuur; dat bestuur vergaderde als regel eenmaal per week in aanwezigheid van de secretaris-generaal der organisatie die men zien moet als de directeur van het in Den Haag gevestigde hoofdbureau.
XCNa de capitulatie werden de vergaderingen van het dagelijks bestuur gepresideerd door de ondervoorzitter, mr. W. J. baron van Lynden, een een-en-zestigjarige edelman die, nadat hij zijn advocatenpraktijk neergelegd had, op sociaal gebied met name in hervormde kring actief gebleven was; hij was opperkamerheer in buitengewone dienst van de koningin. In het dagelijks bestuur zaten voorts drie medici waarvan één, de Haagse arts dr. H. K. Offerhaus, vijf-en-zestig jaar oud, tevens hoofdcommissaris voor het ziekenhuiswezen was, en twee gepensioneerde officieren; er waren ook twee verwante organisaties in vertegenwoordigd: de Johanniter Orde en de Souvereine Orde van Malta, de eerste in de persoon van de Utrechtse gedeputeerde ir. F. C. C. baron van Tuyll van Serooskerken van Zuylen.! Secretaris-generaal was in mei' 40 mr. dr. F. W. Donker Curtius, een Haagse advocaat die zijn Ïunctie bij het Rode Kruis combineerde met een eigen praktijk. Er was dus op het hoofdbureau geen voortdurende dagelijkse leiding aanwezig - en het werk stroomde van alle kanten toe.
XCHet Rode Kruis had tevoren verscheidene nuttige instellingen in het leven geroepen en in stand gehouden: voorradendepots, transportcolonnes, een bloedtransfusiedienst, noodziekenhuizen, parkherstellingsoorden, hulpposten langs de weg. Met het begin van de bezetting kwamen er nieuwe taken bij waarvan het opvangen van oorlogsgewonden en het organiseren van een informatiebureau en van een correspondentiebureau de belangrijkste waren. Er waren personen zoekgeraakt: het Rode Kruis moest trachten ze te vinden en eventueel hun terugkeer naar Nederland mogelijk maken. Tienduizenden Nederlanders wilden brieven wisselen met familieleden en kennissen die zich in staten bevonden die met Duitsland in oorlog waren: hetland bezeten had, was in 19II hersteld. De doelstellingen van beide orden waren
1 Tot de twee orden konden alleen adellijke personen toetreden, protestanten de Johanniter, katholieken de Maltezer Orde. Johanniter ridders waren er hier te lande sinds 1909, de Maltezer Orde, die vóór de Hervorming een afdeling in ons
Rode Kruis zorgde voor briefformulieren die, na in Berlijn bij het Deutsche Rate Kreuz gecensureerd te zijn, contact mogelijk maakten; voorts moesten van de zomer af ook hulppaketten gereedgemaakt worden voor N ederlanders die zich in krijgsgevangenschap of in gijzeling bevonden. Dat alles vergde uitbreiding van personeel. En er was niet genoeg leiding! Spoedig kwamen er klachten bij het college van secretarissen-generaal dat de zaak niet goed liep. Er werden twee maatregelen genomen. Onder druk van het college stelde Donker Curtius zijn functie ter beschikking; hij werd in september '40 opgevolgd door een beroepsmilitair, kolonel H. H. Thoden van Velzen, laatstelijk hoofd van de étappe- en verkeersdienst op Winkelmans Algemeen Hoofdkwartier, en voorts werd het Rode Kruis na veel vijven en zessen begin' 41 aan Defensie onttrokken en onder Sociale Zaken geplaatst"; de directeur-generaal van de volksgezondheid, dr. C. van den Berg, werd nu tweede ondervoorzitter.
XCEr was toen al gebleken dat de meeste leden van het dagelijks bestuur gevoelig waren voor Duitse pressie. Ondanks het protest van baron van Tuyll van Serooskerken van Zuylen (een principieel man van 'wie wij in ons vorige deel vermeldden dat hij naar aanleiding van de Ariërverklaring in oktober '40 zijn functie als gedeputeerde neerlegde) had het bestuur zich bereid verklaard, een in opdracht van de Duitsers door twee marine-officieren georganiseerde Nederlandse Zeereddingsdienst onder verantwoordelijkheid van het Rode Kruis te laten werken. Het stond allerminst vast dat men op de vaartuigen van die dienst voldoende controle kon uitoefenen (het personeel van het loodswezen had en bloc geweigerd, zich te laten aanmonsteren) en men wist niet eens ofhet Rode-Kruis-karakter van de dienst door de Engelse regering erkend zou worden; die erkenning kwam inderdaad nimmer binnen.
XCVanhet neutrale Nederland uit had het Rode Kruis in de eerste wereldoorlog op tal van wijzen humanitaire hulp verleend aan de oorlogvoerende partijen. Zo had het ook, toen Nederland nog neutraal was, begin '40 besloten tot het zenden van een 'ambulance' (eigenlijk een kleine mobiele medische eenheid) naar Finland en die ambulance was inderdaad, zij het dat Finland toen de strijd al gestaakt had, eind maart '40 vertrokken; ze keerde in september terug.
XCOp 10 juli '41 nu, de dag waarop de oprichting van het Vrijwilligerslegioen bekend gemaakt werd, verscheen in De Waag een artikel van een Haarlemse oogarts die bepleitte dat het Rode Kruis hulp zou verlenen bij het zenden van één of meer van dergelijke 'ambulances' naar het oostelijk
XC1 VO 44/41 (Verordeningenblad, 1941, p. 187). 13
front. Vermoedelijk werd secretaris-generaal Verwey van Duitse of N ederlandse kant op dat artikel attent gemaakt; acht dagen later verscheen hij althans opeens in de wekelijkse vergadering van het dagelijks bestuur van het Rode Kruis. Hij had daartoe met Thoden van Velzen een afspraak gemaakt; van Lynden was met vakantie, dr. van den Berg die presideerde, werd door de komst van zijn eigen secretaris-generaal verrast, maar nog sterker verrast door diens voorstel: kon het Rode Kruis niet een ambulance sturen naar het oostelijk front? Toen Verwey, aldus van Tuyll, 'zei dat het zo'n mooie geste was en dat de ambulance daarom uitgezonden moest worden, heb ik gezegd dat het Rode Kruis er niet was om gestes te maken en dat wij bovendien naar mijn mening geen honden waren die de hand likten die ons sloeg."
XCVerwey's voorstel werd verworpen; twee bestuursleden stemden evenwel vóór: Thoden van Velzen en Offerhaus."
XCVerwey besloot, het er niet bij te laten zitten. Nog diezelfde dag bracht hij de zaak in het college van secretarissen-generaal ter sprake. Er werd daar opgemerkt, misschien ook door voorzitter Snouck, dat het zakelijk eigenlijk nauwelijks zin had, die ene Nederlandse ambulance te sturen. Maar Verwey, en niet hij alleen, zag de zaak anders, meer politiek. De vraag kwam naar voren, aldus de notulen, 'of het geen verkeerde indruk zou kunnen maken om, waar Nederland steeds naar verschillende fronten ambulances heeft gezonden' (ja, maar toen was het land neutraal geweest!), 'het zenden van zodanige ambulance thans achterwege te laten. De verantwoordelijke personen zou gewezen kunnen worden op de verkeerde indruk die het nietzenden van een ambulance in dit geval zou kunnen wekken'3 - Verwey nam op zich, nog eens met het bestuur van het Rode Kruis te spreken.
XCpat bestuur had, onmiddellijk nadat Verwey naar zijn departement teruggekeerd was, een brief van generaal Seyffardt ontvangen. Het was min of meer een ultimatum: binnen twee dagen wilde Seyffardt weten of het Rode Kruis bereid was, materiële en financiële hulp te bieden voor een medische afdeling van het Vrijwilligerslegioen. Dat was zelfs Offerhaus en Thoden van Velzen te gortig: per kerende post werd aan Seyffardt bericht dat het Rode Kruis alle medewerking weigerde. Seyffardt liep met die brief naar de Duitsers en in een bespreking met Wimmers Referent op medischGetuigeC.van Tuyll van Serooskerken van Zuylen,dl.c, p.De notulen van dit deel van de vergadering werden later bij het Rode Kruis verdonkeremaand; bij het departement van sociale zaken bleef evenwel een kopie bewaard.Csg: Notulen,juli
1 F. C. VI 210. 2 3 18 1941.
gebied, dr. Gero Reuter, kregen dr. van den Berg en Thoden van Velzen te horen dat Seyss-Inquart bijzonder ontstemd was. welvond Reuter Seyffardts Legioen 'eine lächerliche Geschichte':'die willen pas eind augustus vertrekken en dan is de oorlog daar allang voorbij", maar daarom nam de Reichskommissar de zaak niet minder hoog op. Dr. van den Berg suggereerde daarop dat de Duitsers de medische voorraden van het Franse leger die zij in '40 in het zuiden van ons land aangetroffen en aan het Rode Kruis afgestaan hadden, alsnog als oorlogsbuit ten behoeve van het Legioen zouden vorderen; tegen Thoden van Velzen zei hij dat vooral niet méér mocht worden gegeven - vervolgens ging hij met vakantie. Van Lynden kwam terug en onder diens voorzitterschap moest het bestuur zich op 25 juli opnieuw over de gehele zaak beraden. Ter tafellag een formeel bevel van SeyssInquart die medewerking eiste aan een ambulance 'voor het Legioen'; ter tafellag óók een mededeling van Verwey dat het gehele college van secretarissen-generaal voorstander was van het zenden van een ambulance 'naar het oostelijk front', plus een bericht van prof. François, volkenrechts-adviseur van het college, dat tegen uitzending van een ambulance 'naar het oostelijk front' geen volkenrechtelijke bezwaren bestonden.
XCHet bestuur zwichtte voor Seyss-Inquarts bevel: met van Tuyll als enige tegenstemmer verklaarde het zich tot medewerking aan de ambulance van het Vrijwilligerslegioen bereid. En het bleef niet bij het afstaan van de gevorderde Franse goederen ter waarde van f 75 000: ruim f 25 000 aan medicamenten werd er aan toegevoegd en generaal Seyffardt ontmoette, schreef hij later, 'van Anfang August in Dr. Offerhaus einen vorzüglichen Mitarbeiter für die Zusammenstellung eines Peldlazaretts'»
XCMet name van de exploitatie van de Oekraïne, het befaamde gebied van 'de zwarte aarde', stelden de Duitsers zich veel voor: het moest een van de 'graanschuren' worden van het nieuwe Europa. Zij voorzagen dat zij er een tekort zouden hebben aan leidende krachten. Derhalve was in Berlijn een naamloze vennootschap opgericht, de Ostdeutsche Landbewirtschaftungs
XC1 C. van den Berg: 'Over het Nederlandse Rode Kruis gedurende de bezetting en in het bijzonder over de medewerking, verleend aan de geneeskundige dienst van het 'Vrijwilligerslegioen Nederland' , (r972), p. 4 (Doe II-68r, d-rö). 2 H. A. Seyffardt: 'Bericht', p. r7. De 'ambulance' is in de lente van '42 naar het oostelijk front vertrokken. Het gehele personeel (louter mannen, voor de artsen onder hen had het Medisch Front van de NSB gezorgd) werd door Seyffardt op Hitler beëdigd.
gesel/schaft, of Ostland; taak van deze n.v. zou het zijn om de bezette Russische landbouwgebieden tot hoger productiviteit te brengen, Duitsland zou dan een zo groot mogelijk deel van de oogst naar zich toe halen.
XCDe Ostland besefte dat het allerlei voordelen bood indien niet alleen Duitsers als agrarische bedrijfsleiders naar de veroverde gedeelten van de Sowjet-Unie zouden vertrekken. Kundige krachten waren in Duitsland waar zoveel mannen gemobiliseerd waren, schaars geworden. In landen als Denemarken en Nederland stond de landbouw op een hoog peil - kon men dan niet Denen en Nederlanders bij de exploitatie van bijvoorbeeld de Oekraïne betrekken? De Deense regering verklaarde zich tot medewerking bereid; wat Nederland betrof, werden de denkbeelden voorgelegd aan het Reichskommissariat en daar in behandeling genomen door het hoofd van de Hauptabteilung Erndhrung und Landwirtschaj: van Pischböcks Generalleommissa riat, SS-Oberführer Friedrich Graf Grote.
XCGrote was een overtuigd nationaal-socialist. Met Hitlers in 1940 gegeven en nog steeds niet gewijzigde richtlijn: dat Nederland op economisch gebied niet slechter behandeld mocht worden dan Duitsland, hield hij terdege rekening; deden zich bij de Nederlandse voedselvoorziening moeilijkheden voor, dan hielp hij ze graag oplossen. De directeur-generaal van de voedselvoorziening, ir. S. L. Louwes, kon op zakelijk gebied goed met hem opschieten; op politiek gebied lag dat moeilijker want Louwes verwachtte niet anders dan dat de bestaande centrale landbouw-organisaties (het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité, de Christelijke Boeren- en Tuindersbond in Nederland en de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond) vroeg of laat gelijkgeschakeld zouden worden met als gevolg dat de NSB' ers van het Nederlands Agrarisch Front onder leiding van de even rumoerige als onbekwame E. J. Roskam meer invloed zouden krijgen, althans meer last zouden veroorzaken. Louwes had de neiging, Graf Grote te vriend te houden; die neiging had hij vooral in de zomer van '41 omdat hij wist dat Duitse graanleveranties nodig waren om een verlaging van het Nederlandse broodrantsoen te voorkomen. Toen dan ook Grote hem begin juli '41 om medewerking vroeg bij het recruteren van de krachten waar de Ostland behoefte aan had, stelde Louwes zich niet op het standpunt dat de Nederlandse overheid, als ze die medewerking verleende, als medeplichtige aan de Duitse rooftocht zou gaan optreden; hij verklaarde zich tot medewerking bereid.
XCNatuurlijk moest de uitzending van geschikte candidaten deugdelijk voorbereid worden. Louwes vroeg een van zijn vrienden, ir. C. Staf, directeur van de Nederlandse Heide-Maatschappij, of deze die voorbereiding ter hand wilde nemen. Staf zei ja en Hirschfeld keurde de gehele opzet goed.
XCOp 7 juli riepen Hirschfeld, Louwes en Staf de besturen van de centrale landbouw-organisaties, het Nederlands Agrarisch Front inbegrepen, in vergadering bijeen. GrafGrote gaf er een uiteenzetting: men moest de zaak, aldus het later door Hirschfeld geschreven verslag, 'zuiver landbouwkundig' bezien, 'de politiek in de zin van het nationaal-socialisme zou hier buiten blijven, terwijlook met de confessionele belangen ten volle rekening zou worden gehouden.' Na Grote spraken Hirschfeld en Louwes; beiden verzochten de besturen, 'met het oog op de belangen van de voedselvoorziening . .. hun medewerking niet te onthouden." De aanwezige NSB' ers zegden uiteraard terstond die medewerking toe, maar de overige bestuurders hielden de zaak in beraad. Een dag later, 8 juli, deed Hirschfeld van een en ander mededeling in het college van secretarissen-generaal. 'Graf Grote', zei hij daar, 'heeft namens de Rijkscommissaris uiteengezet dat, indien Nederland gelijk Denemarken in deze zou willen medewerken, Nederland een aandeel in de productie zou kunnen krijgen. Indien Nederland hierin niet zou willen medewerken, zal weinig kunnen worden gedaan voor de Nederlandse graanpositie.'
XCDe laatste zin van deze passage luidt: 'In principe bestaat tegen de medewerking met de Duitse plannen geen bezwaar.f Was dat Hirschfelds conclusie of die van al zijn ambtgenoten? Vermoedelijk dat laatste. In elk geval opponeerde niemand, ook Snouck niet.
XCEen kleine week later bleek in een nieuwe vergadering dat het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité en de twee confessionele organisaties grote bezwaren hadden. Zij distantieerden zich intussen niet volledig, want toen voor de verdere voorbereiding onder Stafs voorzitterschap een aparte commissie in het leven geroepen werd, de z.g. Culano (Commissie tot uitzending van landbouwers naar Oost-Europa), verklaarden zij zich bereid, aan die commissie adviseurs ter beschikking te stellen die overigens verder 'voor de daden der commissie en voor de selectie der landbouwers''geen verantwoordelijkheid' zouden dragen. Dat zeiden zij in een vergadering die op 22 juli gehouden werd. Staf deelde daar mee dat een gesloten agrarisch gebied van 500000 ha (5 000 vierkante kilometer, bijna een zesde van het toenmalige Nederland) aan Nederlanders zou worden toevertrouwd; in eerste instantie waren meer dan drieduizend bedrijfsleiders en opzichters nodig plus 'een aantal goede tractorbestuurders die weer andere tractorbestuurders kunnen opleiden'. 'Goed begrepen moet worden', zei Staf,
XC1 H. M. Hirschfeld: 'Nota n.a.v. de brief der Zuiveringscommissied.d. 15 nov. 1945' (22 nov. 1945), p. 10 (collectie-Hirschfeld, 3 c). 2 Csg : Notulen, 8 juli 1941.
'dat het hier nog geen kolonisatie, geen blijvende emigratie betreft, doch slechts gaat om tijdelijk dienstverband in het buitenland. Het is zeer we!mogelijk dat een dee! der Nederlanders die in de Oekraïne gaat werken, zich daar later in de landbouw zou kunnen vestigen. Dit is echter een kwestie welke niet eerder dan het volgend jaar bezien kan worden.'
XCHadden Hirschfeld, Louwes en Staf, al die aanprijzingen ten spijt, toch het gevoel dat zij met een kwalijke aangelegenheid bezig waren? Misschien. Merkwaardig is het wèl dat Staf op de zzste juli met nadruk zei: 'De zaak moet buiten de pers gehouden worden." Wij treffen trouwens dezelfde kenmerkende instructie in een rondschrijven aan dat Frederiks enkele weken later aan alle burgemeesters deed toekomen. Hij gaf daarin de inhoud van een brief van Hirschfeld weer die aangegeven had, aan welke kriteria candidaten moesten voldoen; de laatste zin luidde: 'Teneinde misverstanden te voorkomen, moet iedere mededeling of bespreking in de pers achterwege blijven.'2
XCEr kwam van de oorspronkelijke opzet niets terecht.
XCEnkele dagen na de bijeenkomst van de zzste juli werden het Christelijk Nationaal Vakverbond en het Rooms-Katholiek Werkliedenverbond onder de NSB'er Woudenberg, commissaris van het NVV, geplaatst. Daarop volgden, in snelle successie, het leegstromen van beide organisaties, de opheffing van de werkgeversverbonden, het onder beheer plaatsen van de Katholieke Nederlandse Boerenen Tuindersbond en de oprichting van de door Roskam geleide Nederlandse Landstand. Het gevolg van dit alles was dat Staf als voorzitter van de Culano alleen met enkele hoofdambtenaren en met NSB'ers bleef zitten. Voordien was al gebleken dat landbouwkrachten uit NSB-kringen practisch de enigen waren die zich door de Culano voor de Ostland lieten ronselen. Bij de eerste gegadigden ten getale van ruim vierhonderd waren er slechts tien die niet aangesloten waren bij het Nederlands Agrarisch Front. Een eerste groep van honderd vertrok eind november uit Oldenzaal en werd de avond voor het vertrek door Staf toegesproken die 'met nadruk' wees op de opdracht, 'mede te werken aan de voedselvoorziening van Nederland.P Medio februari '42 waren door de Culano bijna vierhonderd gegadigden naar het Oosten doorgegeven, van wie zich toen al tweehonderd in de Oekraïne bevonden. De meesten hunner
1 Culano: Notulen, zz juli 1941 (Culano, I a). 2 Rondschrijven, II-12 aug. 1941, van Frederiks aan alle burgemeesters (CNO, 155 b). 3 Bij het vertrek, de volgende ochtend, was Staf niet aanwezig. Twee maanden later wees hij er Hirschfeld op dat in het in de Nederlandse pers opgenomen verslag verzwegen was wat hij gezegd had maar dat hem woorden in de mond gelegd waren die door Grote gesproken waren. (brief, jan. 1942, van C. Staf aan Hirschfeld, Culano, I b)
kwamen van kleine boerenbedrijfjes, 'veelal' waren het, aldus een meer capabele kracht onder hen, 'avonturiers, hele en halve analfabeten,'! Er kwamen nadien nog een tweehonderd anderen in Oost-Europa aan die door de Culano uitgezonden waren. Van de vierhonderd eersten keerden honderdvijftig spoedig gedesillusioneerd naar Nederland terug,' van de overigen werden enkele tientallen door Russische partisanen geliquideerd.
XCHet heeft zin, bij het voorafgaande een ogenblik stil te staan. Wat toont het aan? Toch niet anders dan dat na korte tijd bleek dat Seyss-Inquarts oproep: 'Nederlanders, blikt naar het oosten!' , alleen maar weerklank vond in kringen van nationaal-socialisten en van a-politieke avonturiers en gedeclasseerden. Hoezeer de berichtgeving in pers en radio ook afgestemd werd op het thema dat 'Europa' in het oosten een 'kruistocht voor beschaving en christendom' ondernam, de brede massa was voor die propaganda immuun; zij was ook immuun voor alle pogingen om aan te haken bij de sympathie die anderhalf jaar tevoren voor de Finnen ontstaan was. Wekenlang moesten alle dagbladen dagelijks een kort citaat publiceren uit uitlatingen van Kamerleden, predikanten of anderen, daterend uit de tijd van de Russische aanval op Finland. De Finse consul, A. J. Th. van der Vlugt, hield enkele malen toespraken voor de radio om te betogen dat 'het Finse volk van heden hetzelfde volk is van een jaar geleden." Het baatte niet. Een collecte die midden september ten bate van het Finse Rode Kruis gehouden werd, werd zulk een fiasco dat de opbrengst nimmer gepubliceerd werd.
XCHoewel nadere gegevens ontbreken, willen wij wel aannemen dat men in sommige, misschien vooral orthodox-godsdienstige en politiek ultra~ conservatieve milieus waar men meer dan twintig jaar lang het communisme beschouwd had louter ais een manifestatie van de Duivel, wel vrede kon hebben met het feit dat het rijk van die Duivel opgeruimd werd. Weer anderen dachten: als Duitsers en Russen elkaar uitroeien, zijn wij twee vijanden tegelijk kwijt." Het wil oris evenwel voorkomen dat bij de brede massa in de eerste plaats het feit meetelde dat, naar spoedig bleek, de Russen
XC1 Brief, IS febr. 1942, van J. S. aan de Culano (a.v., 2 1). 2 Aangehaald in L. de Jong:Je Maintiendrai, dl. II, p. 45' • In het illegale blad Geïllustreerd Vrij Nederland dat uit orthodox-protestantse en gereformeerde kringen voortkwam, treft men in december '41 de volgende 'varia' aan: 'Eén Duitser schiet drie Russen neer en één Rus schiet drie Duitsers neer. Hoe is de stand? U zoudt zeggen: drie-drie. Mis: 't is zes-nul voor Engeland!'(Geïllustreerd Vrij Nederland, 6, p. 12)
stevig van zich afbeten. Op de strijd aan het oostelijk front reageerde die brede massa in de eerste plaats vanuit haar eigen levenssituatie: Duitsland was de vijand, die vijand had zich in het oosten in een immens avontuur gestort, men hoopte, ja vertrouwde dat dit slecht voor hem zou aflopen en men had geen enkele behoefte, hem te helpen; wie dat wèl deed, werd als een landverrader beschouwd. De eerste annonces omtrent het sneuvelen van Nederlanders uit de SS-Standarte 'Westland' leidden er al eind augustus toe dat op het stafkwartier van de Nederlandse SS 'tientallen vuile brieven' binnenkwamen 'van verblinde volksgenoten die zichzelffeliciteren met deze doden.'!
XCDe enkele concrete cijfers die wij konden vermelden, zijn veelzeggend: op een totaal van enkele 'honderdduizenden potentiële vrijwilligers voor de militaire dienst (de Nederlandse strijdmacht had in mei '40 een sterkte gehad van ca. driehonderdduizend man) kwamen er in eerste instantie ongeveer drieduizend aanmeldingen voor het Vrijwilligerslegioen; daarvan waren er zeventig afkomstig uit de groep van enkele tienduizenden officieren en onderofficieren (beroeps- en reservekader bijeengeteld); van de vijfduizend marechaussees stelden zich ruim vijftig beschikbaar voor dienst achter het front en onder de ruim vierhonderd eerste gegadigden van de Culano waren er tien die niet uit de NSB-hoek afkomstig waren. Op politiek gebied waren er slechts twee groeperingen die zich, wat de strijd in het oosten betrof, aan Duitse kant schaarden: NSB en NSNAP. Niet-NSB'ers als Arnold Meyer, Boellaard, Breunese, Verwey, Thoden van Velzen, Offerhaus, Hirschfeld, Louwes en Staf raakten met wat zij aanvankelijk trachtten te bereiken, spoedig even geïsoleerd als Mussert en van Rappard. be brede massa hoopte niet anders dan dat de Duitse invasie van de Sowjet-Unie in een fiasco zou eindigen hetwelk het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid zou bevorderen; het verlangen naar dat herstel werd alleen maar aangewakkerd door de nieuwe dwangmaatregelen die Seyss-Inquart met zijn oproep: 'Nederlanders, blikt naar het oosten!' liet samenvallen.
XCDe Reichskommissar had de demonstratie in Amsterdam aangeduid als 'het uitgangspunt van de nationaal-socialistische reorganisatie ook in Nederland'; hij zou 'alle instellingen en politieke ideeën die reactionair een nieuwe ontwikkeling willen tegenhouden ... opruimen.' Daarbij dacht hij niet uit
XC1 Brief, 10 sept. 1941, van A. H. aan W. J. Heubel (Doe 1-683, a-I4).
sluitend maar toch wel in de eerste plaats aan de vooroorlogse politieke partijen. Van deze waren de CPN en de RSAP in de zomer van '40 verboden en was de zoveel grotere SDAP onder het commissariaat van Rost van Tonningen geplaatst. CPN en RSAP waren als organisaties in de illegaliteit gegaan, de SDAP had dat nagelaten, zij het dat zich om partijvoorzitter Vorrink enkele kernen gevormd hadden die illegaal werkzaam waren. Binnen de SDAP had Rost overigens vrijwel geen voet aan de grond gekregen, maar formeel opgeheven was de partij nog niet. Van de overige partijen had de Anti-Revolutionaire Partij haar aanhang opmerkelijk uitgebreid: het ledental, ca. zeventigduizend in mei '40, was een jaar later boven het kwart miljoen gekomen en het was aan de bezetter bekend dat deze antirevolutionairen regelmatig in kleine, besloten vergaderingen bijeenkwamen waar voorlichting gegeven werd aan de hand van parolen die van de partijleiding afkomstig waren, met name van Colijn die ze door middel van de 'twaalfapostelen' doorgaf. In het geheime weekrapport van de Sicherheits dienst werd hier melding van gemaakt in april '4I; er werd aan toegevoegd: 'Übereinstimmend wird. von einer Zunahme der antideutschen Stimmung im Lager der Colijn-Anhànger berichtet.?
XCHet was dus niet zo vreemd dat Seyss-Inquart zijn algemene maatregelen tegen de partijen met een speciaal optreden tegen de ARP2 wenste te combineren: de anti-revolutionairen moesten geïntimideerd worden en Colijn uitgeschakeld. Voor de directe intimidatie koos de bezetter het regionale topkader van de partij en van de met haar verbonden organisaties uit. Hij richtte zijn aandacht niet in de eerste plaats op de leden van de Kamerfracties; een van de gevolgen was dat hij fractievoorzitter Jan Schouten met rust liet.
XCDrie dagen na de demonstratie in Amsterdam, op maandag 30 juni dus, bezette de Sicherheitspolizei de partijbureaus van de ARP en van de andere partijen die Seyss-Inquart wenste op te heffen. Diezelfde dag kregen Colijn en oud-minister mr. J. A. de Wilde een gedwongen verblijfplaats toegewezen in hotels, respectievelijk in Valkenburg (Zuid-Limburg) en in Vught. Ca. negentig vooraanstaande anti-revolutionairen, onder wie dr. A. A. L. Rutgers, lid van de Raad van State, mr. J. Donner, lid van de Hoge Raad, en A. Stapelkamp, voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond, werden gearresteerd. Men bracht de negentig die dag uit alle delen des lands naar eenschoolgebouw in Amsterdam:ter het anti-revolutionaire maandblad Nederlandse Gedachten verboden tegelijk met
1 42 (29 april I94I), p. 3. 2 In april had de bezet
'Eten en drinken werd niet uitgereikt. Toch was de stemming van de groep uitstekend. Iedere nieuwaankomende werd hartelijk begroet ... Een Duitse dokter verrichtte een keuring en ter demonstratie van de gevolgde methode is het wel aardig te vermelden, dat hetgeen voor een urine-onderzoek nodig was, van alle heren werd verzameld in één-en-dezelfde 'bokaal'.' 1
XC's Avonds werd het gezelschap het concentratiekamp Schoorl binnengevoerd. Instructie was gegeven, hen daar 'korrekt aber ohne besendere Schärfe' te behandelen." Die behandeling was inderdaad vrij van hardheden. Men mocht brieven en paketten ontvangen. Eten was er voldoende. Er werd druk geschaakt, gedamd en gediscussieerd. Met andere groepen gevangenen mocht men overigens niet spreken, vooral niet met de cornmunisten als die onder leiding van Lou de Visser de geschilde aardappelen kwamen aandragen, maar 'wij deden het toch, uren.'3 Veel toezicht werd er dus niet uitgeoefend. Elke avond was er voorts een wijdingsdienst en dan mocht men ook onder geleide een wandeling buiten het kamp maken. Des zondags werden twee kerkdiensten gehouden. Maar zou het zo blijven? En hoe lang zou de opsluiting duren? Dat wist niemand.
XCNa acht weken werd de groep in tweeën gesplitst. Ca. vijftig werden tot hun eigen verrassing vrijgelaten, veertig werden toegevoegd aan de 'Indische gijzelaars' die zich in Buchenwald bevonden.
XCDe Wilde werd in '42 in de grote groepen gijzelaars opgenomen die toen samen met de 'Indische' in Noord-Brabant gevangen gehouden werden; Colijn daarentegen was toen naar Duitsland weggevoerd.
XCHet hotel in Valkenburg waar Colijn op 30 juni '41 onder bewaking naar toe gebracht werd, was bepaald geen lustoord; het eten was er miserabel, de bediening slecht en de hotelier en zijn vrouw leefden als kat en hond. Colijn was toen twee-en-zeventig jaar; hij leed aan suikerziekte en 'had enkele malen last gehad van hartkrampen en benauwdheid. Aan de twee bewakers die aan hem toegevoegd waren, was instructie gegeven dat zij elke dag een wandeling van precies twintig kilometer met hem moesten maken. Colijn
1 A. Dubois: (1946), p. 30. 2 28 juni 1941 69 0). 3 A. Dubois: p. 63.
had daar geen bezwaar tegen. Met een van die twee bewakers kwam hij trouwens spoedig in een hartelijk contact, 'hij was voor mij als een vader', zei de man later, en ook: 'Hij voorspelde mij toen dat Amerika in 1944 klaar zou zijn voor de grote inval in Europa.'! Na een paar weken kreeg mevrouw Colijn verlof, zich bij haar man te voegen. Maar het verblijf in Valkenburg duurde niet lang. De Sicherheitsdienst vernam dat Colijn overal waar hij zich in het Geuldal vertoonde, met eerbied begroet werd en dat de kerkgangers die de diensten in het protestantse kerkje te Valkenburg bijwoonden, plachten op te staan zodra Colijn binnenkwam. Dat soort demonstraties was de bezetter niet welkom.
XCToen Colijn uit Den Haag weggevoerd was, had men huiszoeking bij hem gedaan. Daarbij waren grote hoeveelheden brieven gevonden. De Sicher heitsdienst had er uit afgeleid dat Colijn blijkens de vele contacten welke hij na mei '40 onderhouden had, ook buiten zijn eigen kring (met de voormannen van andere partijen, soms ook met secretarissen-generaal), als een soort 'Statthalter der Königin' optrad." Bovendien meende men bewijzen ontdekt te hebben 'dass Colijn schon im Weltkrieg '(1914-1918) 'und bis 1940 Spionage gegen Deutschland für England betrieben hat.'3 De Bejehlshaber der Sicherheitspoiizei und des SD, Harster, had de belangrijkste bewijsstukken voor _dat alles aan de Chef der Sicherheitspolizei, Heydrich, toegezonden, Heydrich had ze aan Hitler ter lezing gegeven en van deze was instructie gekomen, Colijn intensief te verhoren. Colijn werd daartoe eind oktober' 41 naar Berlijn overgebracht" waar hij een kamer kreeg in een soort pension van de Sicherheitspolizei. Tijdens dat verblijf in de Duitse hoofdstad (waar hij; opnieuw, als hij wandelde, precies twintig kilometer moest afleggen) werden hem enkele tientallen lange verhoren afgenomen. Kennelijk kwam daarbij niets van betekenis te voorschijn, het Reichssicherheitshauptamt had althans na een maand of vier zijn belangstelling voor de 'spion' Colijn verJ.vredesvoorstel aan de Amerikaanse gezant te Madrid die zeer bevriend met Roose
1 M. Busch: Verslag (1945) (Doe 1-296, a-6). 2 Na een gesprek met Knolle gebruikte Ribbentrops vertegenwoordiger Bene die term in een brief aan het van 12 november I94L 484904-05). 3 Telegram, 10 nov. 1941, van Bene aan het (doe. BBT-2800, 4 Enkele weken later tekende de ontslagen burgemeester van Den Haag, mr. S. R. de Monehy, in zijn dagboek aan: 'Dr. Colijn, maandenlang in Valkenburg vastge houden, is vandaar weggebracht en algemeen zegt men: naar Berlijn. Het gerucht wil dat hij daar met alle voorkomendheid behandeld is, waaraan men de conclusie vastknoopte dat hij door Hitler belast zou worden met het overbrengen van een
loren. Maar hij mocht niet naar Nederland terug. Eind maart' 42 werd hij, ergens in de heuvels van Thüringen, in het kleine plaatsje Ilmenau geïnterneerd. Hij kreeg daar weer een hotel, leeg en kil, als verblijfplaats; mevrouw Colijn mocht zich opnieuw bij hem voegen. De oude, van de wereld nagenoeg geïsoleerde staatsman kon er weinig anders doen dan wandelen (maar nu niet verder dan hij zelf wilde) en lezen. Hij las veel. Zijn geest bleef helder. Een van de hoogleraren van de Vrije Universiteit die hem begin' 44 elandestien wist te bezoeken, trof hem vol plannen en ideeën over de naoorlogse opbouw van Nederland aan. Zou hij die nog gadeslaan? Ooit nog zijn drie zonen terugzien, zijn schoondochters, bijna al zijn kleinkinderen van wie hij, doordat ze in Indië waren, sinds begin '42 niets meer gehoord had? Hij wist het niet. Zijn krachten slonken en over de duur van de oorlog was hij niet optimistisch. 'De tegenover elkaar staande krachten', zo schreef hij begin' 43 aan een familielid in Nederland, 'zijn te massaal en de opoffering waarmede gestreden wordt (Stalingrad b.v.) is te groot om een snel verloop te kunnen verwachten. Daarom reken ik maar op een verblijfhier van nog wel anderhalfjaar. Komt de vrijheid eerder, dan is het een meevaller. Overigens mogen wij beiden getuigen dat wij ons lot met bijna volkomen berusting uit' s Heren hand tegemoet zien.' 1
XCDat lot vergunde Colijn niet, de bevrijding te beleven van het land waarmee hij zich met alle vezelen van zijn ziel verbonden voelde: op 16 september ,44 bezweek hij aan een hartaanval.
XCZes dagen later werd hij in Ilmenau begraven. Enkele Nederlandse arbeiders die in fabrieken in de buurt werkten en van zijn overlijden gehoord hadden, stonden met zijn echtgenote om de groeve. Ze brachten een krans mee. Een van hen sprak. Ze zorgden voor een eenvoudig houten kruis."
XCDe impuls die Colijn vóór zijn internering aan de Anti-Revolutionaire Partij gegeven had, werkte door. Want de opheffing van de politieke partijen waartoe Seyss-Inquart op 30 juni '41 overging en die hij enkele dagen later bij verordening bekend maakte," was een slag in de lucht. Acht partijenBrief,febr.aangehaald in J. J.Boot:(1967), p. 133-34. 2 Colijns stoffelijk overschot i's in juni '47 in Den Haag herbegraven. 3 VO 120/41 (Verordeningenblad, 1941, p.
1 8 1943, G.
werden 'ontbonden'! - practisch betekende dit slechts dat de nog aanwezige landelijke partijbureaus door de Sicherheitspolizei gesloten en eventueel aanwezige fondsen in beslag genomen werden; plaatselijk werden overeenkomstige taken op aanschrijving van de procureurs-generaal door de Nederlandse politie verricht; dat deed die politie in een groot aantal gevallen bijzonder traag. Al die materiële waarden werden door de commissaris voor de niet-commerciële verenigingen en stichtingen, de NSB'er MüllerLehning, geliquideerd; de geestelijke bleven.
XCHet bericht van de opheffing der politieke partijen lokte maar weinig reacties uit. Het dagblad van Nationaal Front wilde 'geen traan laten bij de definitieve begrafenis van deze holle karkassen'<, de katholieke Volkskrant herinnerde daarentegen aan het positieve werk dat de partijen verricht hadden"; 'Het beginsel blijft', zette De Standaard boven een hoofdartikel waarin gezegd werd dat men 'berusten' moest in de opheffing van de Anti-Revolutionaire Partij, maar '(de) beginselen ons meer en meer eigen te maken, blijft de plicht'." In het illegale Parool schreefKoos Vorrink dat de partijen'de uitdrukking waren - en zijn - van de werkelijke staatkundige wil van het Nederlandse volk ... Die politieke voormannen die niet voor de overweldiger hebben gebogen ... , bezitten grotere invloed dan ooit."
XCVan de acht opgeheven politieke partijen waren er twee, de ChristelijkDemocratische Unie en de Staatkundig Gereformeerde Partij, van betrekkelijk recente datum, hetgeen niet zeggen wil dat de denkbeelden waarvoor die partijen waren gaan ijveren, niet al veel eerder in de Nederlandse samenleving naar voren gekomen waren. De Liberale Staatspartij en de VrijzinnigDemocratische Bond waren varianten van het liberalisme dat onder Thorbecke na 1848 een in staatkundig opzicht nieuw Nederland had doen ontstaan; de Christelijk-Historische Unie had zich omstreeks de eeuwwisseling geconstitueerd, de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, de RoomsKatholieke Staatspartij en de Anti-Revolutionaire Partij waren van nog iets oudere datum. Al deze partijen, welker oorsprong en ontwikkeling wij in Voorspel beknopt schetsten, bezaten een min of meer fluctuerende aanhanglandse Unie opgegaan was. 2 Nederlands Dagblad, 7 juli 194I. 3 Volkskrant, 8 juli 194I. 4 De Standaard, 8juli 194I. 5 Het Parool, 18 (26 juli 1941), p.
1 De Rooms-Katholieke Staatspartij, de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, de Anti-Revolutionaire Partij, de Christelijk-Historische Unie, de Vrijzinnig Democratische Bond, de Liberale Staatspartij, de Christelijk-Democratische Unie en de Staatkundig Gereformeerde Partij. De Hervormde (Gereformeerde) Staats partij die sinds '37 niet meer in de Tweede Kamer vertegenwoordigd was, werd over het hoofd gezien. Opgeheven werd ook 'De Vuurslag', het kleine groepje dat Groeninx van Zoelen om zich heen verzameld had en dat practisch in de Neder
onder het kiezerscorps; partij waren zij in de eerste plaats dank zij een vaste kern van leden. De meesten van die leden waren geabonneerd op dagbladen van de eigen politieke richting; van een dagelijkse, intensieve aanraking met andere denkwerelden zoals die later met name door de televisie bevorderd zou worden, was geen sprake.
XCHet partijleven was vóór de bezetting vrij intensief geweest. Gedragen was het door hechte kaders die, voor hun partij werkend, veelal grote offers aan tijd en geld gebracht hadden. Die kaderleden kenden elkaar ook persoonlijk vaak reeds sinds vele jaren. Hier waren banden gegroeid die door geen 'opheffing van de politieke partijen' verbroken werden. Met name in plaatselijk of buurtverband bleef men met elkaar in contact. Landelijke, regionale en plaatselijkepartijbestuurders konden hier, als zij dat wensten, de organisatorische basis vinden voor kleine bijeenkomsten waar men een geest van afweer tegen de bezetter wakker kon houden en zich gemeenschappelijk op de toekomst kon bezinnen. De denkbeelden die in dergelijke contacten naar voren kwamen, zullen wij in een volgend deel schetsen; hier gaat het meer om de contacten zelf die veelalook een onmiddellijke practische betekenis hadden: er werden informaties uitgewisseld, er werd vaak ook systematisch geld ingezameld om hen die om principiële redenen hun maatschappelijke positie prijsgegeven hadden, fmancieel te steunen.
XCAl dat werk was verboden en strafbaar. Wij hebben echter de indruk dat de bezetter het niet te zwaar opnam. Natuurlijk, het inzamelen van steungelden en het doorgeven van parolen waarin tot verzet tegen zijn beleidsdaden opgeroepen werd, tolereerde hij niet, maar dat hier en daar groepjes Nederlanders bijeenkwamen die, uitgaande van beginselen die hij, de bezetter, uit de tijd achtte, spraken over dingen die gebeuren moesten na een 'bevrijding' waar hij niet geloofde, liet hem betrekkelijk onverschillig. Mochten die discussiesover de toekomst formeel gesproken al illegaal zijn, de bezetter had met zijn politie-organen illegale activiteiten te bestrijden die hij veel belangrijker achtte omdat zij rechtstreeks en hie et nunc tegen hem gericht waren. Anderzijds werden die discussiesover de toekomst ook door zeer velen onder diegenen die illegale bladen uitgaven, spionage bedreven, sabotage pleegden, Geallieerdekrijgsgevangenen over de grens hielpen, voor onderduikers zorgden of overvallen uitvoerden, niet als 'echt' illegaal werk beschouwd. In vele verzetsgroepen kwam spoedig de neiging naar voren, de vooroorlogse politieke partijen van inactiviteit te beschuldigen, althans van een gebrek aan activiteit. Men begreep wel dat politieke figuren die vóór de oorlog nationale bekendheid genoten hadden, al door het feit dat vrijwel iedereen wist wie zij waren, een belangrijk extra-risico liepen. Dat vormde voor Vorrink en Telders, om slechts dezen te noemen, geen beletsel om hun
leven in de waagschaal te stellen. Andere politieke voormannen daarentegen, van wie wellicht Romme en Oud vóór de oorlog het bekendst geweest waren, onthielden zich van deelneming aan het illegale werk.l
XCHet is niet mogelijk, van de instandhouding der partijcontacten een volledig beeld te geven. Onze algemene indruk is dat, wat de hier behandelde partijen betreft, die contacten veruit het sterkst in stand bleven bij de anti-revolutionairen. Tussen zomer '40 en zomer '41 was hun partij tot een machtige organisatie uitgegroeid; daar kwam bij dat het protestants-christelijk bijzonder onderwijs waarmee de anti-revolutionairen zich in hoge mate verbonden voelden, van '41 af verwikkeld raakte in een belangrijke worsteling die de noodzaak van veelvuldig onderling contact niet zich bracht. Colijn had voor dat contact een vast orgaan helpen scheppen: de 'twaalf apostelen' (het werden er in werkelijkheid zeventien) ; dat waren min of meer vooraanstaande anti-revolutionairen uit de voor de ARP belangrijkste delen des
XC1 Romme was lid van het college van rijksbemiddelaars totdat dit in de zomer van '42 opgeheven werd. In '40 was hij president-commissaris van een holding company die het belangrijke Nederlandse reclamebedrijf 'Remaco', o.m, exploitante van gepachte gemeentelijke aanplakborden, aan een Duitse firma verkocht die 'Remaco' verder hoofdzakelijk voor nationaal-socialistische propaganda inschakelde. Een ander bekend katholiek parlementariër, mr. dr. L. G. Kortenhorst, was ten tijde van die verkoop een van de commissarissen dier holding company. Na een uitgebreid onderzoek concludeerde de procureur-fiscaal bij het Amsterdams Bijzonder Gerechtshof injuni 1947 dat niet het bewijs geleverd was dat de verkoop van 'Remaco' een strafbaar feit opleverde. 'Ik meen', schreefhij, 'dat inderdaad kan worden aangenomen dat aan de kant van de verkopers niet de bedoeling heeft voorgezeten om de vijand hulp te verlenen, maar dat het integendeel de bedoeling is geweest om zich los te maken uit een situatie waarin zij tot zulk een hulpverlening zouden kunnen worden gedwongen.' Daarentegen meende de procureur-fiscaal dat 'met de belangen van het personeel van de Remaco niet voldoende is rekening gehouden' en dat 'uit dien hoofde de gestes van de verkopers uit moreel oogpunt afkeurenswaardig' waren. (Brief, 16 juni 1947, aan de voorzitter van de Kamer voor Collaboratiezaken van het Tribunaal te Amsterdam, Doe II-673, a-Io).
XCWat Oud, in 1941 burgemeester van Rotterdam, betreft, willen wij het volgende vermelden.
XCNa de opheffing der politieke partijen meende de Rotterdamse NSB'er G. van Burink, een brutale schreeuwlelijk, lid van de gemeenteraad, dat de raad geen recht van bestaan meer had. Op 18 juli provoceerde hij een incident in de raadsvergadering waarna Oud hem de zaal uit liet zetten. Een week later nam van Burink wraak .. Samen met veertien NSB'ers drong hij het stadhuis binnen, acht
lands die periodiek met hem samenkwamen. Colijn had met zijn Uitschakeling rekening gehouden: hij had gezegd dat in dat geval Schouten hem moest vervangen. Dat was goed gezien: Schouten werd een leidsman aan wie het verzet in tal van opzichten veel te danken zou hebben.
XCJan Schouten was een self-made man en een man des volks. Hij was in 1883 in Maassluis geboren als zoon van een schipper ter haringvisserij. Na de lagere school doorlopen te hebben, moest hij geld verdienen: vader was gestorven, moeder bleef met elfkinderen achter; de inkomsten uit een klein textielzaakje waren niet voldoende voor het grote gezin. Jan Schouten was twaalf toen hij bij een bloemisterij zijn eerste betrekking als knechtje aanvaardde. Maar er stak meer in de leergierige knaap: toen hij vijf-en-twintig was, had hij door gestage zelfstudie de lang niet gemakkelijke middelbare acte boekhouden behaald. Twaalf jaar later had hij het tot directeur gebracht
XCposteerde hij op de gangen, met zes bezette hij de werkkamer van Oud aan wie hij (Oud was vrijmetselaar) een imitatie-vrijmetselaarsschort voorbond: een doek met een Davidsster er op. Oud werd gedwongen, zich arm in arm met van Burink te laten fotograferen. De districtsleider van de NSB was tevoren over deze als vernedering bedoelde actie niet ingelicht, hij had intussen 'voor de wijze van uitvoering niets dan lof'. (Rondschrijven, 29juli 1941, van de districtsleider Rotterdam der NSB, Doc 1-264, a-r), Seyss-Inquarts Beauftragter, Völckers, achtte het gebeurde daarentegen 'een kwajongensstreek van de lelijkste soort' (Gemeentepol. Rotterdam: p.v. C. F. Völckers, 31 juli 1946, p. 55, Doc 1-1808, a-z) en op zijn voorstel werden de vijftien NSB'ers voor een maand in het pas geopende coneentratiekamp Ommen opgesloten. Eén dag lang werden zij er 'geslagen, kortom als gewone gevangenen beschouwd', maar nadien op aanwijzing van de Duitser die het kamp georganiseerd had, Schrnidts medewerker Schwier, als 'Ehrenhiiftlinge' behandeld. (A. Hiemstra-Timmenga: Verslag van gesprek met]. P. S. 4juli 1952, p. I, Doc 1-1626 A, a-z).
XCGeneralkommissar Schmidt vond dat Ouds positie na het gebeurde onhoudbaar geworden was. Na een wenk van Seyss-Inquart vroeg Oud ontslag aan; drie maanden later mocht hij zijn functie neerleggen (Seyss-Inquart wilde zich het tempo van nieuwe benoemingen niet door de NSB laten voorschrijven), de commissaris van de provincie Utrecht, de NSB'er ir. F. E. Müller, volgde hem op. Oud werd in '42 korte tijd als gijzelaar vastgehouden, Völckers kreeg hem spoedig vrij. Nadien gafOud af en toe advies aan burgemeesters die zich met moeilijkheden tot hem wendden. De meeste tijd besteedde hij aan het schrijven van zijn na de oorlog verschenen werk: Het Jongste verleden. Parlementaire geschiedenis van Neder land 1918-1940.
van de Rotterdamse Boazbank. Hij had inmiddels een levendige belangstelling voor de binnenlandse politiek aan de dag gelegd. Vijftien jaar lang, van '16 tot '31, was hij lid van de Rotterdamse raad; een drietal jaren fungeerde hij als wethouder van financiën en van de bedrijven. In '17 was hij bovendien lid van de provinciale staten geworden en, wat belangrijker was, in '18 lid van de Tweede Kamer. Tot fractievoorzitter en voorzitter van de Anti-Revolutionaire Partij werd hij gekozen in '33 en in die kwaliteit had hij samen met Colijn van de zomer van '40 af de Anti-Revolutionaire Partij vertegenwoordigd in het Politiek Convent.
XCSchouten, een bescheiden man, zonder een' zweem van eerzucht, was wars van alle publiciteit. Wat hij te zeggen had, zei hij in het parlement en op partijvergaderingen of schreefhij in De Standaard; dat moest voldoende zijn. Colijn was in de jaren '30 een nationale figuur geworden, Schouten niet. Schouten werd ook door Colijn met zijn air van grand seigneur overschaduwd; vergeleken met de ook internationaal bekende, anti-revolutionaire ministerpresident leek Schouten buiten de eigen rijen haast een provinciale figuur. Inderdaad kwamen zijn uitzonderlijke capaciteiten eerst tijdens de bezetting tot volle ontplooiing. Zij pasten ook geheel bij de bezettingssituatie, want Jan Schouten was als uit eikehout gesneden. Met zijn metalen stem was hij zeven jaar lang de voornaamste parlementaire woordvoerder geweest van het anti-revolutionaire volksdeel. Nu kwam het er op aan, trouw te blijven aan de beginselen en die trouw te tonen. Zwijgen? Passiefblijven ? Schouten zou dat als een laakbare verloochening beschouwd hebben. Hij was niet zo jong meer, maar hij had een ijzersterk gestel en aan geloofsmeed schortte het hem niet. Elk pacteren met het nationaal-socialisme wees hij af; Nederland en de constitutionele monarchie onder Oranje waren hem één en die overtuiging moest men verkondigen, wat ook de gevolgen zouden zijn. Schouten zag verzet niet als een gecompliceerde, maar eerder als een simpele aangelegenheid: verzet was plicht.'
XCOp 30 juni '41 werden, gelijk reeds vermeld, negentig anti-revolutionaire voormannen gearresteerd. Onder hen bevonden zich verscheidenen van de 'twaalf apostelen'. Eén die niet opgepakt was, E. van Ruller (een Rotterdammer gelijk Schouten in feite geworden was), belde volgens de met Colijn gemaakte afspraak Schouten op en bezocht hem in de kelder van de ver
XC1 Eind '40 verleende Schouten al steun aan het illegale Vrij Nederland dat toen in hoofdzaak een uitgave was van Amsterdamse anti-revolutionaire jongeren. Illegaal werk sprak voor hem vanzelf; hij praatte er over, schreeflater degeen die de uitnodiging tot medewerking overbracht, C. Troost, 'alsof het zoiets als de voortzetting van een kiesvereniging was.' (C. Troost in M. Smedts en C. Troost: De lange nacht, p.
woeste Boazbank waar het bedrijf zo goed en zo kwaad als dat ging, voortgezet werd. 'Ons werk lag in stukken', schreef van Ruller later; maar ook, dat Schouten onmiddellijk zei: 'Wemoeten het weer bij elkaar harken." Dat gebeurde. Tien dagen later vergaderden de overgebleven 'apostelen' met Schouten in een der kleedkamers van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag. 'Wie zich nu terug wil trekken, trekke zich terug', zei Schouten. Allen bleven. Het land werd in vier rayons verdeeld: noord, midden, west en zuid, en ten dele via de oude, ten dele via nieuwe verbindingsmannen werden, als tevoren, de consignes doorgegeven. 'Het meest systematisch', aldus weer van Ruller, geschiedde dat in Friesland: daar had mr. J. Algera achttien districten ingesteld; Algera sprak dan met de achttien hoofden en die achttien gaven het besprokene aan negentig gereformeerde kringen door waarin alle plaatselijke kiesverenigingen vertegenwoordigd waren. Veel van die bijeenkomsten werden als 'bijbelkringen' gecamoufleerd. 'Enkele van de meest actieve 'apostelen' hebben', aldus van Ruller, 'in de bezettingstijd ver over de duizend van dergelijke vergaderingen geleid, van één is bekend' (van van Ruller zelf namelijk, maar hij verzweeg zijn eigen naam) 'dat hij het getal van plm. veertienhonderd bereikte." Al deze contacten waren van grote betekenis toen, van '42 af, de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers opgebouwd moest worden. Via die contacten werd ook veel geld ingezameld: voor een 'persfonds', bedoeld om na de oorlog weer een anti-revolutionair dagblad uit te geven (De Standaard had zich, meende men, teveel gecompromitteerd), f 160000, in '44 in een aparte actie nog eens f ISO 000.
XCDit werk nu, werd van 30 juni '41 af onder leiding van Schouten voortgezet en uitgebreid. In juni' 42 werd hij gearresteerd nadat hij in Breda in een bijeenkomst van gereformeerde jongeren betoogd had dat gehoorzaamheid aan de constitutionele vorstin, koningin Wilhelmina, plicht was." Zes maanden werd hij in het concentratiekamp Amersfoort vastgehouden; hij zag er de beulen aan het werk. Hem werd gezegd dat zijn detentie als waarschuwing bedoeld was: men zou hem extra in het oog blijven houden.
XCOp 8 december '42 kwam Schouten vrij.
XCOp 9 december nam hij zijn leidende plaats weer in.
XCWat de niet-confessionele partijen betreft, willen wij vermelden dat binnen de Vrijzinnig-Democratische Bond fractievoorzitter mr. A. M. Joekes velen advies gaf; er was echter geen sprake van een duidelijke centrale leiding die van de partij uitging. Dat was wèl het geval in de Liberale Staatspartij, zij het dat het bestuur door de arrestatie van voorzitter Telders (december' 40) zwaar gehandicapt was. De partijsecretaris, mr. J. Rutgers, en het Utrechtse bestuurslid mr. M. H. de Boer deden veel om de aanhangers in alle delen des lands bijeen te houden. Vooral de Bond van Jonge Liberalen bleef actief. In die kring werd door mr. N. A. Stempels en drie anderen het initiatief genomen tot een fris en strijdvaardig illegaal blad, Slaet op den trommele, dat in april' 41 begon te verschijnen.
XCBij de SDAP bleefhet partijbestuur bijeenkomen in een samenstelling die door gijzeling (bijvoorbeeld van Drees) engevangenschap nogal eens gewijzigd werd. Met het oog op het toenemende arrestatie-gevaar werd het opstellen en doorgeven van richtlijnen in de herfst van '41 aan een klein uitvoerend
college toevertrouwd, bestaande uit partijvoorzitter Vorrink, de secretarispenningmeester van de partij, Kees Woudenberg, en de accountant J. van der Kieft; deze laatste beheerde het illegale steunfonds van de partij. Dit college werd later weer uitgebreid en de meesten van hen die er deel van uitmaakten, traden als inleiders op in besloten bijeenkomsten van vertrouwde partijgenoten. Het intensiefst deed dat Kees Woudenberg die wel contact had met allerlei verzetsorganisaties maar zich persoonlijk er toe beperkte om vier jaar lang (van de herfst van '40 tot aan de spoorwegstaking in september '44) door het land te sjouwen 'om overal met acht, tien, twaalf mensen van de partij bijeen te komen. Ik had mij dat speciaal tot taak gesteld', legde hij aan de Enquêtecommissie uit, 'en ik heb dan ook niets anders gedaan.'!
XCWij keren nu terug tot de zomer van '41.
XCHet ergerde de Duitsers in hoge mate dat hun overwinningsberichten van het oostelijk front grote aantallen Nederlanders er niet van weerhielden, de in· het vorig hoofdstuk beschreven symbolen te blijven gebruiken die van vertrouwen getuigden in het herstel van Nederlands onafhankelijkheid. De bezetter kon moeilijk verbieden, het woord 'ozo' ('Oranje zaloverwinnen') uit te spreken; wel gelastte hij in augustus' 41 dat de letters o-z-o op fietssloten van dat merk, die sinds een jaar geproduceerd werden, bij de handelaars onzichtbaar werden gemaakt; in Hillegersberg werd een zeilboot waar 'Ozolin oranje ophet grootzeil geschilderd was, in beslag genomen hoewel de eigenaar bij hoog en bij laag beweerde dat de drie letters slechts een afkorting waren van 'Onze zomer-ontspanning'. Het Uniespeldje werd, zoals wij al vermeldden, verboden, maar zulks had een averechts effect: men ging speldjes dragen met de kleuren rood-wit-blauw", men stak ook wel een lucifer zodanig in het: knoopsgat dat alleen de kop zichtbaar was. Dat betekende dan: 'Oranje boven', of 'Kop Op!'.3 Een oranje wortel had hetzelfde effect. Dit soort kleine demonstraties deed zich wel in nog andere vormen voor. Zo kwamen bij de hengstenkeuring in Goes vier boeren in
1 Getuige C. Woudenberg, a.v., p. 655. 2 De rood-wit-blauwe speldjes werden in november' 4I verboden. Kort nadien beklaagde Rauter zich er over dat de politie lang niet scherp genoeg controleerde of men zich aan het verbod hield. 3 De om gekeerde lucifer werd ook al geruime tijd vóór de zomer van ' 4I voor het aan gegeven doel gebruikt.
Zeeuws costuum, elk met een hengst aan het leidsel, de drukke markt op lopen: 'de eerste hengst had manen en staart met rood lint gevlochten, de tweede met wit, de derde met blauwen de vierde met oranje. De boertjes liepen er met stalen gezichten naast." Op elke actie van 'foute' kant was een weerwoord te bedenken. Eind augustus zaagden NSB' ers in Doetinchem de Julianaboom om, de volgende ochtend lag er een plakkaat bij: 'Gevallen voor het vaderland'. In Leeuwarden waar NSB' ers op de etalage van een sportwinkel een biljet 'Hier heerst de Engelse ziekte' geplakt hadden, schreef de eigenares er in grote letters naast: 'ten gevolge van gebrek aan vet'; ze werd gearresteerd, haar winkel werd gesloten. 'Diese eindeuiig gegen die deutsche Besatzung gerichtete Provokation erregte in Leeuwarden grösstes Aufse hen', aldus de "Meldungen aus den Niederlanden"; mismoedig voegde de Sicherheitsdienst er een algemene observatie aan toe:
XC'So/che und ähn/iche Meidungen üher Auswiichse dey deutschfeindlichen Haltunç eines grossen Teiles der niederländischen Bevö/kerung gehen täglich hier ein und beweisen, dass die Grundhaltung des holiändischen Volkes nacn wie var deutschfeindlich ist und sich mehr und mehr versteifi.' 2
XCDie anti-Duitse gezindheid werd door de radio-uitzendingen uit Engeland aangewakkerd. De Nederlandse nieuwsuitzendingen van de BBC en de meer commentariërende maar soms nogal saaie programma's van Radio Oranje kregen in de zomer van '41 twee belangrijke aanvullingen. Ten eerste ging als een vorm van samenwerking van de BBC en de Nederlandse Regeringsvoorlichtingsdienst van I juli af dagelijks een nieuw programma van een kwartier de ether in, 'De Brandaris' geheten - een programma dat formeel alleen bestemd was voor de opvarenden van de Koninklijke Marine en van de Nederlandse koopvaardij, maar in werkelijkheid mede de bedoeling had, de luisteraars in bezet gebied te bereiken. 'De Rotterdammer' (H. J. van den Broek, de Te!egraa(-correspondent uit Parijs die daar in mei' 40 'Radio Vrij Nederland' georganiseerd had) en 'Bob' (de schrijver A. den Doolaard), beiden uit Frankrijk ontkomen, ontpopten zich spoedig als bezielende radio': sprekers.
XCHet tweede nieuwe programma was eveneens een vorm van EngelsNederlandse samenwerking. Een nieuwe Engelse geheime dienst, de Special Operations Executive, achtte het wenselijk, dagelijks een programma uit te zenden dat beweerde afkomstig te zijn van een in bezet gebied opererendeHet grote gebod, Gedenkboek van het verzeten LKP (1951), dl. I, p. 295. 2 "Meldungen aus den Niederlanden', 52 (rö juli I94I),
1 R. van Reest: 'LO-Zeeland' in
illegale zender. Dit plan werd, in diep geheim maar met goedkeuring van minister-president Gerbrandy, grotendeels uitgewerkt door een van de functionarissen van de Regeringsvoorlichtingsdienst, de vindingrijke journalist Meijer Sluyser. Hij bedacht de naam voor de 'geheime zender: 'De Flitspuit' (de voornaamste slagzin luidde: 'Duitse luizen in Hollandse huizen I Ze moeten er uit, neem de flitspuit!') en Sluyser schreef ook de teksten; daarbij combineerde hij zijn fenomenaal geheugen met berichten uit Nederlandse bladen die uit Stockholm (waar die bladen enkele dagen na verschijning aankwamen) naar Londen geseind werden. De eerste programma's van 'De Flitspuit' werden begin juli uitgezonden. Sluyser liet een hele campagne inzetten die aanknoopte bij de propaganda voor dienstneming aan het oostelijk front; hij propageerde 'een nieuw herkenningsteken':
XC'We beschrijven met onze arm in de lucht een groot vraagteken met een punt er onder en dat doen we steeds als we zo'n landverrader van Mussert zien in een apepakkie of met zijn bloedinsigne op tegenkomen. We doen onze hand op en dan denkt hij dat we 'Houzee' willen groeten, maar opeens verstrakt zijn gezicht want we maken met onze hand het vraagtekengebaar met de punt er onder, en de vent weet wel wat dat betekent. Dat vraagteken betekent namelijk: 'WaarOlll ben jij nog niet naar Rusland ? Wat doe je nog hier in het land? Weet je niet dat er in Rusland een kogel op je ligt te wachten? Waarom talm je nog, schurk?' '1
XCDe bezetter constateerde vrij spoedig dat de zender van 'De Flitspuit' in Engeland stond: peilingen vanuit Oslo en Parijs toonden dat aan, maar die kennis drong slechts langzaam tot alle echelons van het Duitse apparaat door: eind augustus was bijvoorbeeld de Küstenüberwachungsstelle Den Helder in de buurt van Anna Paulowna nog steeds op zoek naar de geheimzinnige zender. Ook de technici van de Philipsfabrieken wisten er spoedig achter te komen dat de programma's van 'De Flitspuit' uit Engeland kwamen, maar ze hielden die kennis voor zich. Nagenoeg iedere Nederlandse radioluisteraar was er van overtuigd dat 'De Flitspuit' een geheime zender was die telkens van een andere plaats in bezet gebied uitzond en medewerkers had in alle delen des lands; Sluyser wist die indruk door gefingeerde 'instructies' aan die medewerkers te versterken. In een wip was 'De Flitspuit' het gesprek van de dag. De BBC, Radio Oranje en 'De Brandaris' kon men mede op de lange- en middengolf beluisteren, maar 'De Flitspuit' uitsluitend op de korte golf. Er ontstond dan ook een ware jacht op radio's waarmee men kortegolf-uitzendingen kon volgen. De rauwe taal van de twee vaste sprekers, 'Jacob' en 'Griet', was de volksmassa welkom: avond aan avond hoorden
tienduizenden met graagte 'De Flitspuit' zeggen dat spoedig de dag zou komen ('Bijltjesdag') waarop men met de NSB' ers zou kunnen afrekenen. Er werd druk naar 'De Flitspuit' geluisterd. Wij geven een voorbeeld.
XCToen het Arnsterdamse gemeentebestuur na de Februaristaking gelijkgeschakeld werd, was één van de vijf wethouders in functie gebleven: J. Rustige, lid van de CHU, wethouder van financiën. Op 1 augustus liet Sluyser 'De Flitspuit' meedelen dat er in de uitzending van 3 augustus mededelingen gedaan zouden worden die voor Rustige van belang waren; nog diezelfde avond kreeg Rustige niet minder dan dertig anonieme telefoontjes waarin-hij op het programma van 3 augustus attent gemaakt werd. Op die 3 de kreeg hij te horen dat hij de keus had tussen aftreden en opgehangen worden: 'Er staan nog hoge bom~n genoeg aan de Oudezijdsvoorburgwal bij het Stadhuis en het einde van Adolf de Waanzinnige is nabij."
XCDe parolen van 'De Flitspuit' werden door velen opgevolgd. Er werden soms strooibiljetten verspreid waarin op de golflengte en het uur van uitzending (19 uur zo) gewezen werd,' soms deden ook uitgetypte teksten de ronde. Herhaaldelijk kwam het voor dat NSB' ers het door 'De Flitspuit' gepropageerde vraagteken in krijt op hun huisdeur aantroffen; hier en daar droegen jongeren een insigne in de vorm van een vraagteken. Medio augustus berichtte de Sicherheitsdienst dat de programma's van 'De Flitspuit' 'das täg/iche Gesprächsthema' vormden," 'In allen Provinzen des Landes', zo heette het twee weken later, 'hält die deutsc~reindlicheHaltung und Stimmung aller nationalen Widerstandselemente unvermindert an. Ihre regelmässige Nahrung beziehen diese Kreise nach wie vor aus dem schon zu 'einer [esten Gewohnheit gewordenen Abhören der Jeindlichen Sender. Unter diesen nimmt 'De Flitspuit' vor dem 'Oranje-Sender' darum eine bevorzugte Stellung ein, weil sie am besten die von der grossen Masse geschätzten Ton trifft und ihrer Sucht nach Sensation sowohl als auch sonstigen Wünschen am weitgehendsten entgegenkommt.' 3
XCIn bezet' gebied had men op die fictieve 'mobilisatie' niet gewacht. Al begin juli waren;' s nachts op veel plaatsen in steden en dorpen papieren V's rondgestrceid, .sorns ook W's (de W van Wilhelmina), in de derde week van juli deed dat verschijnsel zich in het ganse land voor, 'het hele dorp lag vol uitgeknipte V's van allerlei kleur', noteerde een dagboekschrijver in Overijssel." Op 15 en 16 juli zat, aldus Seyss-Inquarts Beaujtragter in Amsterdam, 'plötzlich nahezu die ganze Stadt' onder de V-tekens, afgewisseld met opschriften als: 'Ozo', 'Dood aan Hitler', 'Leve de Koningin', 'Leve de Unie', 'Hitler Mof', 'Oranje boven', 'Engeland wint'r' Na 'Colonel Britton's oproep van zaterdag de rode nam deze 'umfangreiche Gegenpropaganda' (waar de Sicherheitsdienst 'in erster Linie' de Nederlandse Unie voor verantwoorde
1 E. Marezate: P: 17. 2 Dit was in werkelijkheid de van de der Douglas Ritchie. 3 (RvO) (1954), p. 117· • 1941' (5 aug. 1941), p. 2-3 60 b).
lijk stelde') nog toe. Daarbij werden in Lichtenvoorde en Beekbergen de straten en huizen zozeer volgekalkt met V-tekens en corresponderende leuzen, dat de bevolking en de politie opdracht kregen, alles weer te verwijderen; in deze twee gemeenten moesten bovendien allen die geen NSB' er of Rijksduitser waren, hWI radiotoestel inleveren. Ook elders (wij hebben er geen volledig overzicht van) moesten straten en huizen schoongemaakt worden; daarbij werden (het is het enige concrete cijfer dat wij vonden, maar het zegt wel iets) in het kleine Stramproyeven bezuiden Weert 'een 700, meest krijt-V's' uitgewist."
XCReichspropagandaminister Joseph Goebbels, verontrust door de berichten die hem uit alle bezette landen bereikten, vond dat het uit moest zijn. Hij besloot tot het inzetten van een campagne waarbij hij door het overnemen van het V-teken de Engelsen althans dit propagandistische wapen uit handen zou slaan: 'V heisst Viletoria!' Het klonk wat gewrongen, want het Duitse woord voor 'overwinning' is 'Sieg', maar kosten noch middelen zouden gespaard worden om het 'Duitse' V-teken er in te hameren.
XCIn Duitsland en in geheel bezet Europa werd de actie op vrijdag 18 juli ingezet. In Nederland werden in alle grote steden enorme spandoeken aangebracht met het opschrift: 'V victorie, want Duitsland wint voor Europa op alle fronten!' Dezelfde spreuk zag men op speciale kiosken die op pleinen geplaatst waren. Daar bevonden zich ook, in houten kasten, landkaarten waar men de vorderingen der Duitse troepen op kon gadeslaan. Leden van de NSB, de NSNAP en de NSDAP gingen voorts naast hun partij-insigne een oranjekleurige metalen V dragen. De pers kreeg instructie, voortaan het dagelijks communiqué van de Wehrmacht in speciaal kader op de eerste pagina te plaatsen met de woorden 'Duitsland strijdt voor Europa' er boven. De Nederlandse radio zond herhaaldelijk de V in morse uit.
XCDroegen deze maatregelen nog een vrij ordelijk karakter, bij het aanplakken van de biljetten en het kalken van de leuzen die in Goebbels' opzet pasten, liep de zaak de organisatoren in bezet Nederland volledig uit de hand. Ten dele hadden zij dat aan zichzelf te wijten. Generalkommissar Schmidt had secretaris-generaal Frederiks verzocht, het aanplakken op particuliere huizen
XC1 "Meldungen aus den Niederlanden', 54 (29 juli 1941), p. I!. 2 W. Lenaers: Oorlogs kroniek van Stramproyen omgeving (1945), p. 56.
dat wettelijk verboden was, in dit bijzondere geval toe te staan; Frederiks had geweigerd, Schmidt had toen aan de NSB en de NSDAP alsmede aan de bij de actie ingeschakelde firma Remaco instructie gegeven, 'selbst in geeigneter Farm das wilde Plokatieren durchzuführen und zwar in derselben Farm wie wir es in der Kampfzeit gemacht haben." Voorhoeve, hoofd van de propaganda-afdeling van het Hoofdkwartier der NSB, zeer ingenomen met deze actie waaraan, naar hem was meegedeeld, de NSNAP niet mocht deelnemen, repte in de eerste aanwijzingen die van hem uitgingen, niet in het 'wilde Plakatieren', maar deelde wel mee dat een ieder die de spandoeken, landkaarten of aanplakbiljetten trachtte te beschadigen, 'een duchtig pak slaag' moest krijgen." Met dit alles was het hek van de dam. Zo constateerde een bezoeker van Almelo (men kan er een willekeurige andere stadsnaam voor lezen), dat 'de hele stad op een onbeschrijfelijke manier toegetakeld (was) ... De straten zagen er uit alsof er een horde zatgevoerde waanzinnigen feest had gevierd. Niets was ontzien: overal was de kwast met menie gehanteerd. Niet alleen op het asfalt en de trottoirtegels, maar ook op winkelruiten, gevels, zonneschermen, hekken, uithangborden, luiken en lantaarnpalen. Verschillende uithangborden en zonneschermen waren volkomen bedorven. Waar geen plaats gevonden kon worden voor behoorlijke vegen en halen met menie en teer, waren de kozijnen en ramen beplakt met duizenden papiertjes met zwarte, witte en oranje V's."
XCOveral in het land werden de partijgebouwen van de Nederlandse Unie en van Nationaal Front beklad. In Den Haag werd Arnold Meyer die zich tegen het volplakken van de gevel van zijn hoofdkwartier wilde verzetten, door een inspecteur van politie, een NSB' er, met de gummistok afgeranseld. In Utrecht wekte het bekladden van het aartsbisschoppelijk paleis aan de Maliebaan zoveel ergernis dat Mussert er bij het gemeentebestuur op aandrong, de aangebrachte leuzen te verwijderen. Nadien gaf Voorhoeve instructie, het bekladden van particuliere huizen na te laten, 'behoudens zeer bijzondere gevallen.l" Inmiddels waren in Breda, en het zal elders ook wel gebeurd zijn, door leden van de NSNAP (die toch aan de actie deelnam) hele woningen
XC'gewoon met verf overgoten, in letterlijke zin. Door brievenbussen en tegenTelexbericht,julivan deaan detelexberichten,Rondschrijven,juliaan alle kring- en groepsleidersvan NSB, WA, SS en ]eugdstorm (NSB,p.Rondschrijven,julivan Voorhoeve aan alleen groepsleidersvan NSB, WA, SS en jeugdstorm (NSB
1 18 1941, 179816). 2 18 1941, 277). 3 119. 4 24 1941, kring 200).
winkelpuien was de verf als het ware met emmers er tegen aan gesmeten .. , Gehele straten waren huis aan huis volgekladderd met V's, hakenkruisen, letters NSNAP en spreuken als: 'Duitsland wint', 'Smous', 'Hier huist de loge'. 'Opoe zwom over'."
XC'Ik heb gezien', aldus de Bredase journalist Bert Voeten, 'hoe de WA en het uitschot dat zich in de SA-groepen der NSNAP verzameld heeft, de verf met volle emmers tegen de gevels wierp. Men ging zelfs op de ladders staan en goot de menie van de eerste verdieping af naar omlaag.'!
XCIn Zandvoort drong op 24 juli een groep WA-mannen des avonds- de woning van de burgemeester binnen die getracht had te verhinderen dat zijn huis voor de tweede maal beklad werd. Hij werd er door zes W A-mannen met gummistokken, leren riemen en een stoel afgerost. Een-en-twintig leden van de WA en vier van de Nationale Jeugdstorm die bij dit incident betrokken waren, werden door Lages, chef van de Sicherheitspolizei und SD te Amsterdam, die onmiddellijk een onderzoek kwam instellen, naar het concentratiekamp Schoorl gezondenê; ook elders, met name in Rotterdam, werden WA-mannen die het-al te bont gemaakt hadden, door de Sicherheits polizei gearresteerd, maar dat-alles baatte niet. Voorhoeve zelf constateerde begin augustus dat de voortgezette actie dusdanige vormen aangenomen had 'dat niet anders .dan van vandalisme -gesproken kan worden'; straten -en pleinen waren tot 'een mesthoop' geworden, zodat de gehele actie 'een echte anti-propaganda geworden' was.~, Notabene had de Nederlandse overheid net in die tijd eencampagne tot het inzamelen van oud papier ingezet! Dat krantenpapier schaars werd, wist men op alle redactiebureaus. Verf was voor particulieren nog maar heel moeilijk te krijgen. Men ergerde zich aan de immense verspilling waarvan de Duitse V-actie getuigd had. Er werd ook de spot mee gedreven: 'Bij Kalk-maar begint de victorie.f De met de Duitse actie samenhangende , aanplakbiljetten werden spoedig afgescheurd of er werd een grote 'w' op geschreven (de Sicherheitspalizei meende dat die contra-actie 'in Friesland
XC1 'Rapport betreff. V-actie te Breda' (verm. 23 juli) (a.v., 277). "Bert Voeten: Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945 (1946), p. 63. 3 De plaatselijkecommandant van de WA werd later door een der z.g, vrederechters tot drie maanden gevangenisstrafveroordeeld. Rondschrijven, 6 aug. 1941, van Voorhoeve aan de kringen groepsleidersvan NSB, WA, SS en Jeugdstorm (NSB, 199). 6 H. Mees: Mijn oorlogsdagboek (1945), p. 170 (25 juli 1941).
sterker (was) dan in enig ander gedeelte van het land") - één resultaat had Goebbels intussen wèl bereikt: het V-teken was gecompromitteerd.
XCDe 'w' van wilhelmina was gebleven.
XCOnmiddellijk na de demonstraties die zich in de zomer van '40 op prins Bernhards verjaardag voorgedaan hadden (29 juni: Anjerdag), waren de eerste maatregelen genomen met betrekking tot leden van de koninklijke familie: Seyss-Inquart had bepaald dat hun namen en functies, evenals trouwens die van de leden van het kabinet, niet meer in de pers genoemd mochten worden; hij had het vermogen van de koningin onder beheer geplaatst en het begrip 'koninklijk' was uit de naam van talrijke overheidsinstellingen verdwenen; ook de titel 'commissaris der koningin' was gewijzigd. Voorts had Seyss-Inquart in september' 40 bepaald dat de portre~ten van prins Bernhard uit alle overheidsgebouwen en gebouwen van onder de overheid ressorterende instellingen als scholen, ziekenhuizen enz. moesten verdwijnen, hij had toen ook gezegd: 'Man könne die Bilder der Königin einstweilen noch hángen lassen da der niederiándischen Beoolleerung im Augenblick genug zugemutet wurde.'2· Seyss-Inquart was zich dus bewust dat elke maatregel tegen de koninklijke familie talloze Nederlanders diep griefde. Met het wegnemen vall de portretten van prins Bernhard werd dan ook op veel plaatsen geen haast gemaakt, Eind oktober zag de Beaujtragte van de Reichskommissar in Prièsland er nog vijf hangen in het raadhuis van Sneek; twee weken later bleek hem dat in het raadhuis van Ijlst over een gemeenschappelijk portret van prinses Juliana en prins Bernhard een zwarte doek gehangen was die alleen het beeld van de prins aan het oog onttrok, 'der Burgermeister erklärte, irgendeine Demonstration habe er nicht beabsichtigt' het gehele portret moest verdwijnen.ê Maar in maart' 41 hingen in Gelderland, en vermoedelijk ook elders, nog steeds talrijke afbeeldingen van prins Bernhard in openbare gebouwen. Zeker was dat ook in de provincie Utrecht het geval want daar had de commissaris, Bosch van Rosenthal, geweigerd, de aan de gemeentebesturen gerichte instructie door te geven die hem door
1 Vergad. p.g.: Notulen, 14 aug. 1941, p. 2. 2 21 sept. 1940. 3 Notitie, 5 nov. 1940, van de BRK-Friesland 125 w).
de secretaris-generaal van binnenlandse zaken, Frederiks, toegezonden was.
XCGeen moment waren de Duitsers van plan, de afbeeldingen van koningin wilhelmina en prinses Juliana blijvend met rust te laten. Op 24 februari, één dag voor het uitbreken van de Februaristaking, verzocht Generalkommissar Schmidt de Sicherheitspolizei, er zorg voor te dragen dat 'alle Bilder des Königs hauses' uit winkels en etalages zouden verdwijnen. 'Grundsätzlich soil', zei Schmidt, 'in nächster Zeit eine Verordnung erlassen werden die verbietet, öffentlich diese Bilder irgendwo in Gebäuden aller Art aufzuhängen'; hij deed ook nog de suggestie, 'das Vermogen der Königin als Feindvermögen sofort einzuziehen.»
XCWij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat de Februaristaking en de radiotoespraak (20 maart '41) waarin de koningin o.m. de 'achttien doden' herdacht, bij de bezetter de wens versterkten, dit soort maatregelen te nemen. Het in het openbaar dragen van afbeeldingen van de koningin (uitgezaagde muntstukken bijvoorbeeld) werd, gelijk reeds vermeld, begin mei verboden en in die tijd ging de politie er ook hier en daar toe over, winkeliers aan te zeggen dat zij portretten van leden van de koninklijke familie uit hun etalages moesten verwijderen. Wie in die tijd evenwel een overheidsgebouw of een school betrad, kon daar nog steeds het portret van de koningin of de prinses zien hangen. Trouwens, hoeveel instellingen waren niet naar leden van het koninklijk huis genoemd! Dat was in nagenoeg alle gemeenten bijvoorbeeld met lagere scholen het geval geweest."
XCNa de invasie van de Sowjet-Unie besloot Seyss-Inquart een stap verder te gaan. De radiotoespraak die de koningin op 24 juni '41 gehouden had, bood hem daartoe de aanleiding. Hitler vroeg hij om verlof tot confiscatie van het vermogen der koninklijke familie en in de bladen van zaterdagavond 28 en zondagmorgen 29 juni liet hij bekend maken dat, aangezien 'Wilhelmina van Oranje-Nassau zich aan de zijde der Sowjets geplaatst (had)', alle 'afbeeldingen van elke aard van de levende leden van het Huis van OranjeNassau' uit alle overheidsgebouwen en, in het algemeen, 'uit alle gebouwen welke voor openbare doeleinden gebruikt worden', dienden te verdwijnen. Een chauffeur van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart ontstak bij het lezen van dit krantenbericht zodanig in woede dat hij op zondagmorgen twee portretten van Hitler vernielde die in de werkkamers van bij het departement geplaatste Duitsers hingen (hij kreeg twee jaar gevangenisstraf). Op maandagmiddag trok een troep NSNAP' ers de Pro
1 GK 24 febr. 194I. 2 Het benoemen van nieuwe scholen naar levende leden van het koninklijk huis werd eind februari ,41 door de Duitsers via secretaris-generaal van Dam verboden.
fessor Gunningschool in Den Haag binnen om er het portret van de koningin te verwijderen. Het kwam er tot een groot tumult. De leider van het groepje, een zekere Gerritsen (hij was uit de ouderlijke macht ontzet, een van zijn kinderen was leerling van de school) riep uit, dat het met 'Sowjet-Mien', die 'hoer van Stalin', gedaan was. Een onderwijzer protesteerde: de kerels moesten met hun 'proletenhanden' van het portret van de koningin afblijven. 'Sla die sodemieter de hersens in', adviseerde Gerritsen. Het portret werd op het hoofd van de onderwijzer stukgeslagen en deze werd bovendien drie weken in de Scheveningse Cellenbarakken gevangen gehouden.'
XCDe wijze waarop men Seyss-Inquarts bevel uitvoerde, kreeg in enkele plaatsen het karakter van een contrademonstratie : men sneed op een afbeelding die men in de lijst liet hangen, zorgvuldig de portretten van de koningin en prinses Juliana uit zodat de silhouetren zichtbaar bleven, of men verving hun afbeeldingen door die van prins Hendrik en van koningin Emma. Daar kwam bij dat tegen begrippen als 'Willielminastraat', 'Julianaplein' enz. voorshands niets gedaan werd. Ook was het de bezetter bekend dat in nagenoeg alle kerken elke zondag voor de koningin gebeden werd; Seyss-Inquart overwoog een verbod maar liet het na: hij bezat nu eenmaal de instructie, conflicten met de kerkgenootschappen zoveel mogelijk te vermijden.
XCBegin juli verleende Hitler de door Seyss-Inquart aangevraagde machtiging: het vermogen van de koninklijke familie mocht in beslag genomen worden. Volgens inlichtingen die Bene, Ribbentrops vertegenwoordiger in Den Haag, wist te verkrijgen, had dat vermogen in mei' 40 ruim f 16 mln bedragen; daarvan had, aldus Bene, de koningin bij haar vertrek naar Engeland ca. f 3 mln aan effecten kunnen meenemen; gemeend werd voorts dat zij in de Verenigde Staten een tegoed bezat van f 1,2 mln. In Nederland waren waarden tot een totaal van f 12 mln achtergebleven: f 2 mln aan effecten, bijna f 9 mln aan onroerende goederen (landgoederen en paleizen), ruim f 1 mln aan roerende (hoofdzakelijk de inventaris der paleizen). "Mithin', seinde Bene, 'ist angeblich sagenhafter Reichtum des Hauses Oranien Nassau gatnicht vorhanden.» Hoewel door verscheidene Nederlandse instanties, met name door betrouwbare ambtenaren van het departement van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming getracht zou worden, de eigendommen van de koninklijke familie zo goed mogelijk te
1 PRA-Den Haag: p.v. inz. G. Gerritsen (21 juni 1947), p. 32-37 (Doe 1-531 A, a-z). 2 Telegram, .6 maart 1942, van Bene aan het 84463).
beschermen, zou men toch niet kunnen voorkomen dat deze in de loop van de bezetting aanzienlijke schade opliepen.'
XCTegen de Duitsers en tegen de NSB gerichte demonstraties hadden zich ook op zondag 29 juni '41, prins Bernhards verjaardag, wederom voorgedaan, zij het dat deze niet de omvang aangenomen hadden van Anjerdag '40. Wel hadden alom in het land velen, vooral jongeren, witte anjers of oranje dan wel rood-wit-blauwe strikjes gedragen. Ook rode rozen zag men vrij veel. In Den Haag hoorde trouwens een WA-man die zich, met een Uniespeldje op, onder het publiek gemengd had, een communist 'Sikkel en hamer!' roepen en toen hij met andere WA-mannen de communist aan enkele politie-agenten wilde overgeven, vielen dezen de NSB' ers aan, 'bewerende zelf niets gehoord te hebben.f In Oirschot leidde de organist in de
XC, 1 Formeel werd het vermogen der koninklijke familie eerst in september '41 in beslag genomen. In het college van secretarlssen-generaal stelde voorzitter Frederiks voor, tot een gemeenschappelijk protest over te gaan; medewerking daaraan werd door Rost, Goedewaagen, van Dam en Schrieke geweigerd. 'Het is een merkwaardige speling van het lot', zei Rost bij die gelegenheid, 'dat de laatste vorst van een regerend Huis die zijn roeping heeft gemist, zeer snel door het volk wordt vergeten. Zo is het gegaan bij het Huis Hohenzollern en zo zal het ook hier gaan.' (Csg: Notulen, 30 sept. 1941). Van de effecten uit het koninklijk bezit werd een deel door de Duitsers te gelde gemaakt. De landgoederen, van welke de bossen van Het Loa (800 ha), het park Soestdijk (600 ha) en de landgoederen Raaphorst, Eikenhorst en Terhorst bij Wassenaar (400 ha) de belangrijkste waren, werden niet verdeeld; voorzover zij uit bossen en heidevelden bestonden, bleef Staatsbosbeheer er zijn zorgen toe uitstrekken. Het kroondomein Het Lao viel niet onder de confiscatie: het was staatseigendom, evenals het Paleis Het Loa, het Koninklijk Paleis te Amsterdam, en het Paleis Noordeinde en het Huis ten Bosch in Den Haag. Eigendom van de koninklijke familie waren wèl het Paleis Soestdijk en de kleinere paleizen aan de Kneuterdijk en aan het Lange Voorhout in Den Haag alsmede het landgoed 'De Ruygenhoek' bij Scheveningen. De inventaris van al deze paleizen was gedeeltelijk staatseigendom, gedeeltelijk eigendom van de koninklijke familie. Enkele paleizen bleven leeg staan. Het Paleis Soestdijk en het Paleis Het Loa werden Duitse militaire hospitalen. Van de waardevolle kunstverzamelingen in de paleizen kon veel gered worden. De meubelen verdwenen voor een aanzienlijk deel naar bezet Rusland, een gedeelte naar een kasteel in de Elzas waar een herstellingsoord voor Duitse generaals ingericht werd. Uit de koninklijke stallen verdwenen alle auto's, de meeste paarden en een deel van de inventaris, de in de paleizen aanwezige wijnkelders werden door de Wehrmacht leeggehaald. a Rapport, 30 juni 1941, van H. B. aan WA-Heerbanleider Feènstra (NSB, 710).
hervormde kerk, met een oranje bloem getooid, de dienst met het wilhelmus in, en er zijn aanwijzingen dat, ter ere van de prins, het volkslied hetzij op zaterdag 28, hetzij op maandag 30 juni in menige schoolklas gezongen werd. In Tiel en Putten nam dit soort kleine demonstraties zulk een omvang aan dat deze gemeenten een boete kregen van f 100 000, resp. f 50 000. De burgemeester van Putten werd gearresteerd, evenals zijn ambtgenoot van Alphen aan de Rijn; in die twee plaatsen en in Didam, Dreumel en Hilversum was het tot vechtpartijen gekomen. Zeker in vergelijking met Anjerdag was Koninginnedag in '40 vrij rustig verlopen. Koninginnedag' 41 werd aanzienlijk roeriger. Dat had verschillende oorzaken. De bevolking was meer geprikkeld en eerder tot uitdagend gedrag geneigd dan een jaar tevoren. Dat was al gebleken bij de Engelse V-actie en bij de reacties op de V-actie der Duitsers. Eind augustus deden bovendien wederom opwindende geruchten de ronde: Hitler zou naar Japan gevlucht zijn en Goebbels naar Italië, Goering zou in een krankzinnigengesticht zijn opgenomen en de Engelsen en de Russen zouden op het punt staan, samen een vernietigend offensief in te zetten. Die geruchten vonden in het oosten des lands zoveel geloof dat het tot 'regelrechte Voleer wanderungen Neugieriger zu den Grenzübergangsstellen' kwam-: men wilde met eigen ogen zien hoe het Naziregime ineenstortte. 'Hoe groot het optimisme van' velen is, blijkt', schreef de burgemeester van een der gemeenten in de Achterhoek, 'uit het aantal oranjestrikken door pensiongasten meegenomen om in onze gemeente de bevrijding te vieren." De neiging om op Koninginnedag van vertrouwen te getuigen in de komende bevrijding kreeg weer steun uit Engeland: de Royal Air Force die . in '40 op die dag een hoeveelheid pakjes sigaretten afgeworpen had, liet nu vijf-en-zeventigduizend pakjes met een half ons thee vallen die in oranjekleurig papier gewikkeld waren.ê bovendien hier en daar binnen- en buitenbanden voor fietsen. Maar er waren nu ook nieuwe krachten die, juist ter gelegenheid van de een-en-zestigste verjaardag van de vorstin, de publieke
XC1 'Meldungen aus den Niederlanden', 59 (2 sept. 1941), p. 5. 2 J.J. G. Boot: Burge meester in bezettingstijd, p. 82. 3 Binnen de NSB had een slimmerik bedacht dat er geld te verdienen viel als men van Koninginnedag '41 af oranje pakjes met sigaretten ging verkopen die zogenaamd door de RAF uitgeworpen waren. Voor dergelijke pakjes werd grif twintig tot dertig gulden betaald. Enkele maanden later onthulde de NSB dat deze, door de propagandaleider Ernst Voorhoeve geleide actiehaar ca. f 30000 opgebracht had. Ze oogstte voor die onthulling de verachting van nagenoeg elk die er kennis van kreeg. Uit het grote aantal verontwaardigde brieven die hij ontving, concludeerde Max Blokzijl 'dat er bij het Nederlandse volk zeer weinig zin voor humor 'aanwezig is.' (NSB, hoofdkwartier, propagandaraad: notulen, 26 jan. 1942, p: 3 (NSB, 206)).
opinie trachtten te beïnvloeden: Duitsers en NSB'ers aan de ene kant, communisten aan de andere.
XCDe bezetter mobiliseerde de leden van de NSDAP en van de NSB en liet hen in de nacht van zaterdag 30 op zondag 31 augustus practisch huis aan huis kleine drukwerken in de bus doen: een soort gemeenschappelijke visitekaartjes van de koningin en Stalin. Miljoenen van deze drukwerkjes werden voorts samen met propagandabiljetten waarin de koningin, Churchill, Stalin en het Jodendom in één adem genoemd werden, op straat rondgestrooid. Elders gingen NSB'ers leuzen schilderen tegen de 'Oranje-bolsjewieken'. Dit alles kwam er dus op neer dat de NSB, anders dan in' 40, op Koninginnedag ingeschakeld werd bij de vall het Reichskommissariat uitgaande acties die zich tegen de vorstin richtten. 'Het is volkomen raadselachtig', schreef enkele dagen later de commissaris van Limburg, de NSB' er d' Ansembourg,
XC'hoe men een dergelijke waanzin kan doen ... Wij stoten al degenen die in Oranje het symbool van het zelfstandige Nederland zien, onverschillig hoe zij over de koningin denken, voor het hoofd ... Deze soort dingen zijn politieke fouten van de eerste rang.'1
XCNieuw was ook de activiteit die de communisten in verband met de verjaardag van de koningin ontplooiden: met illegale pamfletten en gestencilde oproepen spoorden zij vooral in Amsterdam en in de Zaanstreek de arbeidersbevolking aan, op Koninginnedag de straat op te gaan teneinde samen met andersdenkenden voor het herstel der onafhankelijkheid te demonstreren.
XCDe bezetter had op die zondag 3 I augustus extra voorzorgsmaatregelen genomen. Er werd in alle steden druk gepatrouilleerd door de Ordnungs- en de Sicherheitspolizei maar ook (voor het eerst!) door detachementen van de Wehrmacht. Vermoedelijk droeg zulks er toe bij dat het niet tot de grote samenscholingen kwam die men op Anjerdag '40 bijvoorbeeld in Amsterdam en Den Haag aanschouwd had. Kleinere demonstraties waren er bij de vleet. Om te beginnen werden des ochtends de kerkdiensten opvallend druk bezocht; de Sicherheitsdienst vernam van zijn verspieders dat met name in de protestantse kerken
XC'jast ausnahmslos ... in feierlicher Form sowohl in Predigt als auch im Gebet der geflüchteten Königin gedacht (wurde) ... In vielen Fällen wurden durch die Prediger grosse Männer der niederländischen Geschichte wie Wilhelm von Oranien-Nassau, de Ruyter, Tromp u.a. als Beispiel herangezogen und alsdann Vergleiche mit Moses und
XC1 Brief,sept.van d'Ansembourg aan C.]. Huygen (a.v.,
4 1941, 1360).
anderen alttestamentischen Gestalten gezogen die ihr Volk auch aus dem Dunkel zur Freiheit emporgeführt hätten.' 1
XCIn het gehele land liepen voorts ouderen maar vooral ook veel jongeren met oranje strikjes op. In Amsterdam (en, naar wij aannemen, ook elders) hingen bovendien oranje kledingstukken aan waslijnen te wapperen, men zag er oranje hoofddoeken, dassen, bloeses, jassen, tasjes en paraplu's, men kon in talrijke etalages als bij toevaloranje voorwerpen ontwaren. Ca. zeventig personen, hoofdzakelijk jeugdigen, werden in de hoofdstad gearresteerd," de Sicherheitspolizei legde hun een boete op. Volgens SeyssInquarts Beauftragter Böhmcker was het alleen in de Jodenhoek stil: 'Juden waren kaum auf den Strassen ... Die Juden sind auf's stärkste eingeschüchtert.'3 In Enkhuizen wapperde een grote oranje vlag op het belangrijkste havenlicht, tal van bomen waren er met oranje lichten versierd en in 'een paar honderd huizen'stonden oranje boeketten voor de ramen." In Eysden was de [ulianaboom versierd en liep, aldus de klacht van de plaatselijke groepsleider der NSB, 'de gehele jeugd met oranje bloemen te demonstreren.T Alle reden is er om aan te nemen dat dezelfde of overeenkomstige verschijnselen zich ook elders voordeden. Daarbij bleek in sommige plaatsen opeens een rood-wit-blauwe of oranje vlag aan een van de hoogste schoorstenen aangebracht te zijn; in Rotterdam wapperde een grote oranje vlag van de geschonden toren der St. Laurenskerk. Hier en daar ging de WA er toe over, huizen binnen te dringen waar de bewoners oranje bloemen voor de ramen geplaatst hadden, 'zij hielpen ijverig de Grüne Polizei Nederlandse burgers uit hun huizen te slepen naar de overvalwagens en gingen zich te buiten aan schop- en ranselpartijen in de straten."
XCHet scherpste incident deed zich voor in Rijnsburg bij Leiden. Hier was de Wilhelrninaboom versierd en voorts stonden er boeketjes oranje bloemen, soms met de portretten van leden van de koninklijke familie er bij, voor de ramen van vele huizen. Dit alleswekte de woede van enkele geüniformeerde functionarissen van de NSDAP op. Dezen begonnen te eisen dat men de bloemen en portretten zou verwijderen. Er ontstond een oploop. UitroepenJ.
1 59 (2 sept. 1941), p. 8. Wegens het zingen van het Wilhelmus kreeg de Nederlands-Hervormde gemeente te Huizen een boete van bijna f 60 000 opgelegd. 2 In het gehele land werden die dag in totaal ca. honderdvijftig personen gearresteerd. 3 1941' (5 sept. 1941), p. 6 60 b). 4 C. Haspels: 'Burgemeester in bezet gebied' (mei 1945), p. 6. s Rapport, 1 sept. 1941, van de groepsleider-Eysden der NSB aan de kringleider te Maastricht (NSB, 7II). 6 II, 3 (11 sept. 194 I ),P·1.
weerklonken: 'Sla dood, die Rotmoffen!', 'Onze dag komt!', 'Oranje boven!' Stenen vlogen door de lucht, hier en daar bedreigde men de Duitsers met hooivorken. Eén van de Duitsers ging in de lucht schieten, twee raakten er gewond. De rust werd pas hersteld toen een patrouille van de Sicherheits polizei arriveerde. De straf volgde een dag later. Op aanwijzing van een opperhopman van de WA die in Rijnsburg goed bekend was, werden dertig inwoners van Rijnsburg gearresteerd en naar het concentratiekamp Schoorl gezonden.' Gearresteerd werden voorts de burgemeester, de gemeentesecretaris, de gereformeerde predikant en diegenen die de Wilhelminaboom versierd hadden: zij werden allen in Scheveningen opgesloten. Alle radiotoestellen werden in beslag genomen, er werd een bijzonder hinderlijke avondklok ingesteld (men moest een week lang om zes uur binnen zijn) en de gemeente kreeg een boete van f 10 000 opgelegd,"
XCTwee-en-een-halve week na Koninginnedag liet Seyss-Inquart in het geheel van zijn maatregelen met betrekking tot het Huis van Oranje enkele gaten dichten. Er verscheen medio september een beschikking van Rauter die bepaalde dat het gebruiken van namen van levende leden van het Oranjehuis (Wilhelmina, Juliana, Bernhard, Beatrix, Irene) door verenigingen, stichtingen en instellingen alsmede in firmanamen en als handelsmerk verboden was. Bovendien werd verboden, gebruik te maken van afbeeldingen die beoogden 'een relatie met het Huis Oranje-Nassau kenbaar te maken.' Die beschikking zag er nogal simpel uit, maar de toepassing in de maatschappelijke werkelijkheid leverde reeksen, complicaties op. Janke werd daar op zijn persconferenties al mee geconfronteerd: mocht een sigarenhandelaar nog sigaren van het merk 'Prins Willem' verkopen? Mocht de NSB haar partijgebouw in Den Haag nog wel 'Willem de Zwijgerhuis' noemen (janke:(J.optocht in Veenendaal zich 'zu einer ausgesprochenen Oranje-Demonstration', ('Mel
1 Er zaten toen in Schoorl al vier-en-twintig personen gevangen die vóór Konin ginnedag opgepakt waren wegens propaganda voor het Huis van Oranje; de dertig Rijnsburgers kwamen later in het concentratiekamp Amersfoort terecht; zij keerden op 30 oktober '41 naar huis terug 'met kaalgeknipte hoofden, uitge hongerde gezichten en gesloten monden.' C. H. Leenheer: 'Rijnsburg tijdens de Duitse bezetting' in (1946), p. 168). 2 Op september '41 ontwikkelde de jaarlijkse lampionnen
'Man wird ganz gewiss bezüglich grosser historischer Figuren ... Ausnahmen zulassenl Hoe moest voortaan in een bepaalde plaats 'de Julianakerk' aangeduid worden? (lanke: 'Die Kirche in der-und-der Strasse'). Hoe een naar de prinses genoemde vereniging? ('Die Berichterstattung über solche Vereine ist untersagt solenge sie nicht einen anderen Namen gefunden haben'). Wat moest men doen met 'de Wilhelminabeker' van de Wilhelmina-Biljardfabriek in Amsterdam? ('Dann sagt man: de Wilhe!mina-Biljardfabriek-beker'). Wat met de Christelijke wijkgebouwen die, al voor de geboorte van prinses Irene, 'Irene' heetten? Janke gafhet op: 'Wir können', zei hij, 'noch tausende vo~ diesen Fragen stellen. Der Zweck der Pressekonferenz besteht aber nicht darin, Losungen für alle diese Eragen zu finden.'l Ja, maar wie vond die oplossingen dan wèl? Er bleef veel in het vage hangen; wie daar gebruik van wilde maken, kon het doen.ê
XCMinstens zo belangrijk als de verenigingen enz. die naar levende leden van het Oranjehuis heetten, waren natuurlijk de namen van straten en dergelijke waarin men begrippen als 'Wilhelmina', 'Juliana', 'Bernhard' aantrof. In september '41 liet Seyss-Inquart dat moeilijke punt nog even rusten. Niet aldus de WAin de Zaanstreek die eind september in Krommenie de betrokken naambordjes verving door andere: 'Medelijdenstraat', 'Bernhard de Vluchtstraat', "Mien Tippelstraat'. In Koog aan de Zaan werd hetzelfde geprobeerd. Het betrokken W A-vendel was in Krommenie al in gevechten verwikkeld geraakt; die herhaalden zich in Koog aan de Zaan op groter schaal. Dit soort eigenmachtig optreden ging Seyss-Inquart te ver; de betrokken vendelcommandant werd door Mussert ontslagen." Begin januari' 42 volgde evenwel een algemene oekase van het Reichskommissariat: ,de namen van levende leden van de koninklijke familie dienden uit de aanduidingen van straten enz. en instellingen als scholen, ziekenhuizen en bejaar
XC1 Verslagen perconferenties, 1'7 en 18 sept. 1941 (DVK, 47). 2 Typerend is het dat veel firma's die in '40 oflater weigerden, het predikaat 'koninklijk' uit hun naam te schrappen (bijvoorbeeld met het motief dat ze dan grote hoeveelheden reclame- of verpakkingsdrukwerk moesten vernietigen), geen moeilijkheden ondervonden; in oktober '42 keurde Seyss-Inquart goed dat die firma's 'nog gedurende twee tot drie jaren' de oude naam mochten voeren. (Vergad. p.g.: Notulen, 23 okt. 1942, p. 9). De schilden met 'hofleverancier' behoefden evenmin verwijderd te worden. Tot in de herfst van '42 kon men voorts aan een pasgeboren dochter de drie voornamen 'Wilhelmina Juliana Bernarda' geven zonder er last door te krijgen. Nadien mocht de ambtenaar van de burgerlijke stand slechts de eerste naam inschrijven. Voor de pasgeboren zoons werden voornamen als 'Winston' en 'franklin' verboden; ingeschreven werd dan de eerste voornaam van de vader. 3 Koog aan de Zaan kreeg wege!ls 'een anti-Duitse demonstratie' f 25 000 boete.
dentehuizen te verdwijnen en de nieuwe namen moesten neutraal klinken; , (sie) sollen nicht der heutigen Zeit entnommen werden', berichtte Generalkom missar Wimmer aan de secretarissen-generaal-; die nieuwe namen moesten door de burgemeesters via de commissarissen der provincies aan de provinciale Beauftragten voorgelegd worden. Tal van burgemeesters gebruikten in hun nieuwe naamgeving begrippen als 'Willem de Zwijger', 'Juliana van Stolberg', 'Louise de Coligny', 'Frederik Hendrik', 'Maurits' en 'de Ruyter'. In twee gemeenten (EIst en Zwijndrecht) kwamen er een 'Van Hogendorpstraat', een 'van der Duyn van Maasdamstraat' en een 'van Limburg Stirumstraat' - 'dit zijn dus', zo schreef de districtsleider van de NSB uit Zwijndrecht die het toch al niet op de burgemeester begrepen had, 'de drie bekende heren van de bekende landing te Scheveningen. Het isverwonderlijk hoe deze vrome smeerlap het uitgedacht heeft gekregen. Droevig en meer dan droevig ishet, dat wij tegen dergelijkeJudasstreken niets kunnen doen.' 2
XCDe burgemeester van Kampen, H. M. Oldenhof, was, voorzover ons bekend, de enige burgemeester in den lande die weigerde gevolg te geven aan de instructies ten aanzien van de naamgeving die hem via secretarisgeneraal Frederiks bereikt hadden; hij werd ontslagen."
XCIn de namen van de kerkgebouwen veranderde niets.
XCEvenmin tronwens in de gezindheid van veruit de meeste Nederlanders bij wie de begrippen 'Oranje' en 'bevrijding' identiek geworden waren.
XCMet ons relaas zijn wij iets verder gegaan dan de zomer en de vroege herfst van '41. Daar keren wij nu naar terug. Wij zouden er dan op willen wijzen dat het gebruik van symbolen waarmee men uiting gaf aan zijn anti-Duitse en anti-NSB gevoelens tijdens de gehele bezetting nimmer zo intensief geweest is als juist in het tweede en derde kwartaal van 1941.
XCVerschillende factoren hebben hiertoe bijgedragen.
XCMen bedenke ten eerste dat van de zomer van '40 af tien-, ja honderdRondschrijven,jan.ae).Brief(febr.van de leider van districtaan de seer. gen. der NSB (NSB,Oldenhof had opin de eerste vergadering van de gemeenteraad van Kampen met grote warmte over de koningin gesproken.
1 21 1942 122 2 z.d, 1942) 18 516). 3 18 juni' 40
duizenden die nooit politiek actief geweest waren, zich vooral toch om tegen Duitsers en NSB' ers front te maken, aangesloten hadden hetzij bij de Nederlandse Unie, hetzij bij de Anti-Revolutionaire Partij. Het lijkt ons een redelijke veronderstelling dat die twee groeperingen tezamen in de lente van' 4I een miljoen leden telden. De Unie werd evenwel in haar uitingsmogelijkheden meer en meer beperkt, de ARP kon van begin juli '41 af in het geheel niet meer naar buiten optreden. Elk Unie-, elk ARP-speldje had een boodschap bevat: 'Ik ben tegen Seyss-Inquart en tegen Mussert', Al dergelijke speldjes werden de een na de ander verboden. Daar vloeide uit voort dat tallozen (leden vande Unie, van de ARP, maar ook velen die niet bij die groeperingen aangesloten waren) hun gezindheid met andere symbolen gingen tonen: het Engelse V-teken, het door 'De Flitspuit' gepropageerde vraagteken - ja een lucifer of een wortel was, zoals wij zagen, al voldoende. Tekenend is voor deze periode de onvervaardheid, men zou ook kunnen zeggen: de uitdagendheid waarmee men, vooral als men in grote groepen bijeen was of wanneer men wist dat vele anderen op dezelfde wijze handelden (bijvoorbeeld oranje bloemen voor de ramen zetten op feestdagen van het koninklijk huis), voor zijn ware gevoelens uitkwam: geen optocht of er werden nationale liederen bij gezongen. Soms ook socialistische: zo trokken in augustus '41 ca. honderd jeugdige arbeiders van de Nederlandse Dokmaatschappij te Amsterdam uit de schuilkelders naar hun werk onder het luidkeels zingen van 'De Internationale', 'dabei wurden die deutschen Werk schutzangehorigen als 'Moffen' u.a. beschimpft und verschiedentlich bespuckt.'l
XCEr hebben van dit soort demonstraties meer plaatsgevonden dan wij in ons bronnenmateriaal terugvonden. En toch: zij waren gedoemd, geleidelijk uit te sterven. Men ondernam ze vanuit de behoefte, jegens gelijkgezinde Nederlanders van solidariteit te getuigen en jegens de bezetter van vijandschap. Op de bezetter hadden zij geen ander effect dan dat de ene verbodsbepaling op de andere volgde, en wat de gelijkgezinde Nederlanders betreft: jegens hen waren verdere demonstraties na enige tijd overbodig. Velen gingen die demonstraties als een soort Spielerei beschouwen waarmee men de bezetter wel irriteerde maar hem toch geen merkbare feitelijke afbreuk deed. Bovendien drong door dat men er gevoelig voor gestraft kon worden. Tenslotte ging ook een zekere aanpassing aan het oorlogsverloop een rol spelen. welbleven velen de hoop en misschien ook wel de verwachting koesteren dat het Derde Rijk opeens in elkaar zou storten, maar de druk van oorlog en bezetting nam geleidelijk zozeer toe dat de tot symbolische
XC1 'Meldungen aus den Niederlanden', 58
demonstraties geneigde strijdvaardigheid langzamerhand plaats maakte voor een geheel andere stemming: meer naar binnen gekeerd, meer verbeten, bij buien ook somberder.! Want naarmate de rantsoenering zich uitbreidde en meer en meer arbeiders naar Duitsland moesten vertrekken, namen ook de zorgen toe. Dit alles betekende niet dat er wijziging kwam in de innerlijke gezindheid; alleen werd de behoefte geringer om met uiterlijke demonstraties risico's te lopen. Die demonstraties waren op Koninginnedag ,42 dan ook heel wat minder spectaculair dan in '41 en in '43 nog weer minder dan in '42.2 Misschien waren sommigen toen wel van mening dat wat men in '41 gedaan had, hoe spontaan ook, eigenlijk naïef en totaal onbeduidend geweest was.
XCZo kunnen wij de zaak niet zien. Inderdaad, die kleinere en grotere symbolische handelingen die zich in '41 in vrijwel alle delen des lands voordeden en die wij in dit en in het vorige hoofdstuk beschreven, betekenden niet dat de rnacht van de bezetter feitelijk aangetast werd. Maar zij betekenden wèl iets totaal anders: zij hielden de zichtbare bèvestiging in van het feit dat de bezetter volledig gefaald had, sympathie te wekken bij de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk; die overgrote meerderheid was hem als vijandp.
1 Aalmemelijk lijkt het dat die stemmingswisseling zich het eerst afgetekend heeft in Amsterdam en in de Zaanstreek waar de Duitsers de Februaristaking met geweld neergeslagen hadden. De staking 'was een grootse demonstratie geweest - en men had er niets tastbaars mee .bereikt. Het is dan ook opvallend dat de optochten en vechtpartijen die zich eind' 40 en begin' 41 in Amsterdam voordeden, zich na de Februaristaking niet herhaalden .. 2.In '42 hadden oproepet;t OIJ:l op Koninginnedag tot een algemene staking over te gaan, geen enkel effect. In Amsterdam. werden bij een drukkerij bijna 400 000 pamfletten inbeslag genomen waarin de CPN tot demonstraties opgeroepen had, Ter intimidatie lieten de Duitsers die dag jagers boven de grote steden cirkelen. In Gouda werd vuurwerk afgestoken (veertien personen werden opgepakt), in Amersfoort werd een orgelman gearresteerd die voortdurend 'Lang zal ze leven!' gespeeld had, in Leerdam kregen de patiënten in het ziekenhuis een tuil met oranje bloemen bij hun bed, in Baam waren (evenals op de verjaardagen van prinses Juliana in ;'41 en '42) enkele versieringen aange bracht. 'De twee-en-zestigste verjaardag van H. M. de Koningin is', schreef een Rotterdammer in zijn dagboek, 'opgewekt herdacht in de binnenkamer. Wijs geworden door de ervaring van vorige jaren is er naar buiten niets van te bespeuren geweest.' (F. A. de Graaff: 10 9). Koninginnedag 1943 ging, aldus een Duits rapport, 724: 9/43' (30 sept. 1943), p. 4).
blijven zien. Dat had zij getoond. Aan de bezetter. Aan zijn handlangers. Maar vooral aan zichzelf. Wie nadien daden van verzet ging plegen, wist dat hij zoal niet op de actieve steun dan toch op de stille sympathie van de massa des volks kon rekenen.
XCMisschien is niets tekenender geweest voor deze consolidatie van het antiDuitse sentiment dan de mislukking, juist in die zomer van '41, van een op last van de Duitsers ondernomen inzamelingsactie van de Nederlandse overheid die zich tot elk gezin uitstrekte. 'Ik. weet niet hoe het u is vergaan', zei in '50 de Leidse hoogleraar van Asbeck tot de leden van de Enquêtecommissie die met hem de bezetting doorstaan hadden, 'maar ik heb in de zomer van 1940 mijn gouden munten ingeleverd en ik heb gezegd: dat is begrijpelijk, daar heeft de bezetter recht op en er is niets aan te doen. In de zomer van 1941 hebben wij daarentegen allen ons koper begraven. Dat is een merkwaardige verschuiving.' 1
XCMerkwaardig, inderdaad - en belangrijk.
XCOpjunivier dagen voor de invasie van de Sowjet-Unie, was een verordening van Seyss-Inquart verschenen'' waarbij de inlevering gelast was van alle voorwerpen die geheel of voor een overwegend deel uit koper, nikkel, tin, lood of legeringen daarvan bestonden. Overheidsinstanties en bedrijven dienden een deel van hun voorraden van die metalen of de daaruit vervaardigde eindproducten in te leveren; wat de gewone burger in te leveren had, werd in een lange opsomming duidelijk gemaakt: asbakken, bloempotten, borstelgarnituren, emmers, stoffers en blikken, kannen, ketels, fruitschalen, rookgarnituren, schalen, zeven, lucifers- en rookstandaards, presenteerbladen, vazen, vogelkooien 'en andere gebruiksvoorwerpen', dat alles uiteraard voorzover zij uit de genoemde metalen vervaardigd waren. De inleveringsplicht gold niet voor monumenten, kerkklokken, voorwerpen in gebruik bij kerkdiensten, orgels, museumstukken, onderdelen van de volksdracht, orde- en eretekenen en voorwerpen die historische, artistieke of antiquarische waarde hadden. Wie zulks verlangde, kon van de Nederlandse overheid de metaalwaarde der ingeleverde artikelen vergoed hijgen.Getuigevan Asbeck,dl.c, p.vei
18 '41, 1 F. M. VII 363. 2 108/41 1941, p. 47 1 -77).
Alle gemeenten moesten inleveringsbureaus oprichten, de inlevering moest uiterlijk op 10 augustus beëindigd zijn en wie de verordening ontdook, zou met gevangenisstraf tot een maximum van vijf jaar gestraft worden dan wel met een geldboete van onbeperkte hoogte, eventueel met gevangenisstraf plus boete.
XCDeze verordening was uitvloeisel van een eis van Goering. Het was de Reichsmarschall in '40 al een doorn in het oog geweest dat Duitsland uit zijn vrij schaarse voorraden koper, nikkel, tin en lood bepaalde hoeveelheden aan het Nederlandse bedrijfsleven had moeten afstaan. Huishoudelijke voorwerpen, uit die metalen vervaardigd, hadden de Duitse en Italiaanse gezinnen al moeten inleveren. Waarom kon die inlevering dan ook niet bijvoorbeeld in België en Nederland gelast worden? Seyss-Inquart begreep dat die zaak niet eenvoudig was. Bedrijven zou men natuurlijk tot medewerking kunnen dwingen door de verdere toelevering van grondstoffen afhankelijk te maken van het nakomen der inleveringsplicht, maar hoe kon men een paar miljoen Nederlandse gezinnen er toe brengen, voorwerpen uit hun woning ill te leveren die vaak dagelijks gebruikt werden? De Reichs kommissar besefte dat het bevorderlijk kon zijn voor de bereidheid om zich te schikken indien de onderhavige regeling de vorm zou krijgen van een besluit van de Nederlandse secretarissen-generaal. Van hen was vooral Hirschfeld bij de zaak betrokken. Hirschfeld stelde echter een belangrijke voorwaarde voor het plaatsen van zijn handtekening: er moest van Duitse zijde officieel verklaard worden dat de ingeleverde voorraden in Nederland zouden blijven en ten bate van Nederland zouden worden verwerkt. Die verklaring werd door de Rüstungs-Inspektion geweigerd. Daarop weigerde Hirschfeld en weigerden op zijn voorbeeld ook andere secretarissen-generaal die met de zaak te maken hadden (Frederiks, van Dam, Hooykaas), hun handtekening te zetten onder een inleveringsbesluit; in arren moede moest· Seyss-Inquart de regeling toen het karakter geven van een door hemzelf ondertekende verordening. Vervelend was dat wel, want het was (dat besefte men binnen het Reichskommissariat) een 'ganz besonders unbeliebte Massnahme.é
XCHet moge dan waar zijn dat de Nederlandse secretarissen-generaal geweigerd hadden, voor de inleveringsverordening politieke verantwoordelijkheid te aanvaarden - zij verleenden wèl bij de uitvoering hun onontbeerlijke medewerking. Voorzover die inlevering zich tot het bedrijfs
XC1 Notitie, 27 okt. 1941, van Rabl voor Seyss-Inquart (Vu], Abt. Rechtssetzung:
leven uitstrekte, werd zij georganiseerd door het onder Hirschfeld ressorterende rijksbureau voor non-ferro metalen dat de nodige centrale magazijnen inrichtte. In die magazijnen zouden uiteindelijk ook de goederen verzameld worden die de burgerij diende in te leveren. Het genoemde rijksbureau had echter niet de outillage om de inleveringsplichtigen op te roepen, te controleren of zij verschenen, na te gaan of de meegebrachte voorwerpen voor inlevering in aanmerking kwamen en de metaalwaarde te vergoeden. En die gehele actie moest in acht weken voltooid zijn! Wie moest zich met de organisatie belasten? De distributiedienst ? Hirschfeld voelde er niets voor. Binnenlandse Zaken kwam hem te hulp. De gemeentelijke bevolkingsregisters waren al enkele maanden bezig met het uitreiken der persoonsbewijzen: daar waren extra krachten voor aangetrokken. De organisator van die uitreiking, J. L. Lentz, hoofd van de rijksinspectie der bevolkingsregisters, verklaarde zich gaarne bereid de metaalinzameling te laten geschieden door het apparaat der bevolkingsregisters. In korte tijd had hij, dag en nacht doorwerkend, de nodige uitvoeringsvoorschriften opgesteld waarin tal van detailkwesties die uit Seyss-Inquarts verordening voortvloeiden, geregeld werden. Men moest vogelkooien inleveren -; maar wàt als er vogels in zaten? Lentz bepaalde dat men de vogelkooien mocht behouden als men vogels hield, maar weer niet wanneer men de koperen of bronzen kooien door ijzeren of hop ten kon vervangen. Lentz bepaalde dat men kleine voorwerpen van koper, nikkel, tin of lood die verzilverd waren (bijvoorbeeld kleine kandelaars, sigarenaanstekers, briefopeners) niet behoefde in te leveren, maar weer wèl presenteerbladen en grote kandelaars. Zo bracht hij tal van verfijningen aan. Hij liet er ook voor zorgen dat vijf-en-dertig museumdeskundigen benoemd werden die ingeleverde voorwerpen eventueel zouden toetsen op hun historische, artistieke of antiquarische waarde. En hij bedacht hoe hij de burgerij moest oproepen. Daartoe liet hij aan de hand van de woningregisters die zich bij de bevolkingsregisters bevonden, de hoofdbewoners van alle woningen schriftelijk oproepen om de artikelen die onder de inleveringsplicht vielen, zelf af te komen geven aan verzamelplaatsen die in elke gemeente ingericht werden (o.m. met weegschalen!). Wij geven een enkel cijfer. De afdeling bevolking, verkiezingen en burgerlijke stand van, de Haagse gemeentesecretarie schreef in korte tijd meer dan 2IO 000 oproepingen uit, zorgde voor 90 verzamelplaatsen en nam meer dan tweehonderd hulpkrachten plus nog honderd deskundigen op metaalgebied in tijdelijke dienst.
XCHoe reageerde nu de bevolking?
XCOm te beginnen werd de metaalvordering algemeen als bewijs gezien dat het met Duitslands economische kracht snel ten einde liep. De Sicherheits
dienst rapporteerde dat men zelfs in kringen van de NSB negatief op de vordering reageerde:
XC'Man glaubt dort, dass es urn Deutschland ... sehr schlecht stehen müsse, wenn Deutschland die genannten MetalIe jetzt aus allen Winkeln zusammeniaatzen müsse. Auch in sonstigen bisher positiv eingestellten Bevölkerungsschichten ist eine augen blickliche Verärgerung[esteusteilen, die sich in Bemerkungen äussert, wie z.B. dass Deutschland, nachdem es an Lebensmitteln und Bekleidung alles aus den Niederlanden herausgezogm habe, nunmehr auch noch das persönliche Eigentum des Einzelnen angreife'l _
XCals zo gereageerd werd in pro-Duitse kringen, kan men zich de reacties in de anti-Duitse indenken! Men voelde er niets voor, een offer te brengen dat, naar men meende; rechtstreeks en uitsluitend aan de Duitse bewapening ten goede zou komen.
XCEen enkel gegeven doet vermoeden dat er maar zeer weinigen waren die de oproeping volledig naast zich neerlegden doch dat van diegenen die zich, om bestraffing te ontgaan, wèl naar de verzamelplaatsen begaven, minstens de helft verklaarde, niets te bezitten dat voor inlevering in aanmerking kwam. Alles wijst er voorts op dat zij die daar voorwerpen inleverden, een deel of een groot deel van hetgeen onder de verordening viel, achterhielden. Dat werd dan als regel verstopt of beg raven. Daar kwam nog bij dat het personeel van de verzamelplaatsen lustig mee saboteerde: wie 'goed' was, mocht vaak een groot deel van hetgeen hij kwam aanbieden, weer meenemen, wie 'fout' was, werd onbarmhartig aangepakt en soms ook nog benadeeld wanneer de metaalwaarde van de ingeleverde goederen vastgesteld moest worden.
XCDe totale opbrengst viel de Duitsers bitter tegen. Zij hadden berekend dat minstens 8 000 ton ingeleverd zou worden: wellicht tussen de I 500 en 2 000 ton door het bedrijfsleven, en tussen de 6 000 en 6 500 ton door de burgerij. Voor het bedrijfsleven was het in veel gevallen moeilijk, zich aan de inleveringsplicht te onttrekken. In totaal werd iets meer dan 3 000 ton ingeleverd, waarvan (naar schatting) ca. I 500 ton door het bedrijfsleven en eenzelfde gewicht door de burgerij. Wij pretenderen niet meer dan dat die cijfers de orde van grootte aangeven. Zij doen het dan plausibel voorkomen dat door de burgerij een kwart, misschien nog minder dan een kwart ingeleverd werd van waar de Duitsers op gehoopt hadden. Hun teleurstelling klonk een jaar later nog door in een brief van een van Fischböcks hoofd
XC1 "Meldungen aus dell Niederlanden', 49 (24 juni I94I), p.
ambtenaren die van 'ein sehr schlechtes Ergebnis' repte.'
XCBesefte Seyss-Inquart de politieke betekenis van dat 'zeer slechte resultaat'? Wij weten het niet. Toen het fiasco van de metaalvordering in de herfst van '41 kwam vast te staan, had de Reichskommissar in elk geval belangrijker zaken aan zijn hoofd: de mogelijkheid doemde op dat zijn aanbeden Führer het grote doel dat hij zich bij de invasie van de Sowjet-Unie gesteld had, niet zou bereiken.
XCEerder vermeldden wij dat aan elk van de drie legergroepen die de SowjetUnie overvielen, een specifiek doel gesteld was: de groep-Nord moest Leningrad bereiken, de groep-Mitte Moskou en de groep-Süd diende door te stoten naar de voornaamste centra van de Russische aardolieproductie in de Kaukasus. Eind augustus, na een campagne van twee maanden, hadden de drie groepen wel belangrijke vorderingen gemaakt in de richting van de gestelde doelen, vooral in die van Leningrad, maar de Russische weerstand werd veeleer sterker dan zwakker. En de Duitse verliezen stegen: aan gesneuvelden, vermisten en gewonden was het Ostheer medio augustus meer dan een tiende van zijn oorspronkelijke kracht kwijt geraakt. Nog bedenkelijker was, dat begin september van elke tien Duitse tanks waarmee de grote aanval op 22 juni ingezet was, drie kapotgeschoten of anderszins onherstelbaar beschadigd waren: de vuist die in de Blitzkrieg de krachtigste slagen placht uit te delen, werd dus zwakker.
XCHet werd in de loop van augustus duidelijk dat, in strijd met de oorspronkelijke opzet, in strijd ook met de uitgelaten verwachtingen die Hitler en zijn naaste medewerkers in de eerste vijf, zes weken van het offensief gekoesterd hadden, de Duitse krachten niet toereikend waren om de gestelde doelen tegelijk na te streven: er moest een keuze worden gemaakt en die keuze concentreerde zich op de vraag of het gros van de Duitse tankdivisies al of niet
1 Brief, 17 juni 1942, van dr. Heinemann aan Fischböck en Schmidt 136 b). Een overeenkomstige metaalvordering bracht in België bijna drie maal zoveel op: 9 000 ton, maar daar had de bepaald dat gezins hoofden of zelfstandige personen die niet een zeker minimumgewicht inleverden, een extra belastingaanslag zouden krijgen. Wat men in Nederland aan metalen ingeleverd had, werd na omsmelting en zuivering aan de Nederlandse industrie ter beschikking gesteld, gedeeltelijk evenwel voor de bewerking van Duitse orders.
in de richting van Moskou ingezet zou worden. Het eerste leek de meeste van Hitlers militaire adviseurs essentieel: de verovering van Moskou zou het hart rukken uit het gehele Russische spoorwegnet en men wist dat in de SowjetUnie met haar weinige wegen en vrachtauto's de verbindingen van het Rode Leger nagenoeg volledig van de spoorwegen afhankelijk waren. I Er werd Hitler ook op gewezen dat hij met het offensief in de richting van Moskou niet teveel moest talmen: als regel zette medio oktober de periode in van de herfstregens die het snelle opereren met tankformaties zouden bemoeilijken.
XCHitler verwierp deze adviezen. Hij wenste, mede teneinde de Rode Vloot in de Oostzee uit te schakelen, eerst Leningrad te bereiken, en hij achtte het evenzeer van primair belang om de Oekraïne te veroveren teneinde van daaruit door te stoten naar Rostow; was de Sowjet-Unie eenmaal de Oekraïne, haar belangrijkste landbouwen industriegebied, kwijtgeraakt en had men in Rostow een deel van de pijpleidingen uit de Kaukasus afgesneden, dan zou de Sowjet-Unie, zo meende Hitler, in elk geval haar ondergang tegemoet gaan - het offensief tegen Moskou zou daarmee het karakter krij gen van de genadeslag. Na verwoede debatten die enkele weken in beslag namen, ging eind augustus het nieuwe directief van het Führerhauptquartier uit waaraan Hitlers operatieve denkbeelden ten grondslag lagen. De maand september werd weer een maand van Duitse overwinningen: nieuwe vorderingen in de richting van Leningrad, verovering van de westelijke Oekraïne en het gebied beoosten Kiew. Beslissend waren die overwinningen niet; desondanks zette Hitler eind september nu toch het grote offensief in de richting van Moskou in dat zijn generaals hem al van eind juli af aangeraden hadden. Op de eerste dag boekten de Duitse tanks zeventig kilometer terreinwinst. Zo ging het door. Opnieuw werden honderdduizenden Russen krijgsgevangen gemaakt. Het leek alsof de weg naar Moskou open lag en toen Hitler op 3 oktober in het Sportpalast te Berlijn bij de opening van het Winterhilfswerk zijn eerste grote toespraak hield na de azste juni, aarzelde hij niet om zijn uitgelaten gehoor de verzekering te geven dat. de strijd aan het oostelijk front eigenlijk al ten einde was: 'dass dieser Gegner bereits gebroehen ist und sich nie mehr erheben wird!'
XCDe gehele Duitse pers ging in die geest schrijven en ook de gelijkgeschakelde Nederlandse bladen berichtten slechts van de snelle voortgang der Duitse legers. Kwam het einde van de Russische weerstand in zicht? Een juichende Janke voorspelde het op zijn persconferenties. Bij het Algemeen
XC1 Voor het goederentransport van de Sowjet-Unie werd in 1940 VOOT 9~,2% door de spoorwegen gezorgd, voor 1,8% door het wegverkeer.
XCOostelijk front, begin oktober 1941
Handelsblad (waar hoofdredacteur von Balluseek inmiddels door een NSB' er vervangen was) werd al de extra-pagina klaar gemaakt die men zou plaatsen zodra het bericht 'Moskou is gevallen' zou binnenkomen en secretarisgeneraal Schrieke stelde aan zijn ambtgenoten voor dat in dat geval van alle departementsgebouwen gevlagd zou worden.'
XCDe Nederlandse publieke opinie reageerde in september bijzonder labiel. Weer vlogen wilde geruchten door het land: er werden data genoemd, nog in diezelfde maand, waarop Duitsland, naar men met zekerheid wist, zou moeten capituleren; er zou onderhandeld worden over vrede; Goering zou in een concentratiekamp gezet zijn, Goebbels zou zelfmoord hebben gepleegd, Himmler slachtoffer zijn geworden van een aanslag. 'Wie dagelijks ziet en meedraagt het nameloze leed van duizenden ademt verlicht op', schreefFrans Goedhart in Het (illegale) Parool, 'als men hem zegt dat generaal Blomberg in Duitsland de leiding van een opstandige beweging op zich genomen heeft, dat de staat van beleg is afgekondigd in München en Berlijn (en) dat Goering gearresteerd is ... Het zoemt door de lucht, het gerucht, en iedereen luistert en iedereen zegt: Walmeer zou het afgelopen zijn? En velen geven antwoord In september is het afgelopen, zeggen zij, in september - in september - in september, en het zoemt door de lucht: in september is het afgelopen. En het is of zich van de ene dag op de andere een aanstekelijk optimisme van de publieke opinie heeft meester gemaakt. De een zegt tegen de ander: 'Het gaat goed, hè?' En men lacht en men knipoogt en men slaat elkaar op de schouders tot, alweer van de ene dag op de andere, de ommekeer komt en men ineens beseft dat het toch niet zo goed gaat. Dan verandert het jongensachtige optimisme even snel in een defaitisme en wrevelig pessimisme."hebben in de industriegebieden. Er is maar één vergelijking mogelijk, zo zeide hij: 'Rotterdam'.' (Het Parool, 22 (II sept. 1941), p.
1 Eind januari '42, drie maanden later, vroeg Schrieke of men er voor voelde, Seyss-Inquart gelukwensen aan te bieden 'na de eventuele val van Moskou'; de directeur-generaal der belastingen, Postma, vroeg toen, 'of het dan ook in de bedoeling zou liggen, zodanige gelukwensen aan te bieden bij de eventuele val van Batavia.' (Csg : Notulen, 22 jan. 1942). • drong in dit artikel op 'nuch tere bezinning' aan. Daarmee in strijd werd in hetzelfde stnk de overtuiging uit gesproken dat de 'toestand in Duitsland meer dan ooit theoretisch de mogelijkheid stelt van een plotselinge ineenstorting Een onzer medewerkers heeft enige weken in het Rijnland doorgebracht. Hij vertelde ons bij zijn terugkeer dat hij met eigen ogen aanschouwd heeft, hoe de Engelse bombardementen huisgehouden
XC'Kiew gevallen', noteerde de schrijfster Henriëtte Mooy medio september,
XC'het betekent niet dat ze heel Rusland nu zouden hebben; met de kaart voor je, kan je dat toch wel zien, alsje tenminste niet suf-verslagen de vorderingen zit na te staren. Iedereen laat merken moedeloos te zijn, dom, want dan wordt allesnog erger. Ik tom er wel tegen op, maar ik ben zowat de enige, ik ben moe, ik ben kriegel.'1
XC'Hitler juicht: 'De vijand is al gebroken en nooit zal hij zich meer opheffen'. De Duitsers juichen mee. Wij niet, integendeel. Iedereen zit diep in de put ... Overal de ellendigste discussiesen ik zie wel dat ik bijna alleen sta met mijn 'de hoop niet opgeven'. Maar het is van mij misschien meer buitenkant-houding dan juiste-kijk, want wàt weet ik? En toch, tegen allesin, en toch verliest-ie het.' 2
XCAlle formidabele tegenslagen ten spijt, waren de Russische heersers een gedecideerde centrale leiding blijven geven. Van eind jnni af werden miljoenen dienstplichtigen onder de wapenen geroepen. wel baarde hun transport grote moeilijkheden maar men was toch in staat, telkens nieuwe divisies te formeren die, als de Duitsers dachten: 'Nu zijn we er definitief doorheen!', snel-geïmproviseerde posities innamen die zij met toenemende hardnekkigheid verdedigden. Met het verloren gaan van geheel Wit-Rusland en de gehele Oekraïne werd spoedig rekening gehouden. Het vee kon men niet afvoeren maar wèl werd besloten tot de evacuatie van de machinerieën van alle grote industriële bedrijven en electrische centrales. Ook uit het bedreigde Leningrad werden belangrijke industriële bedrijven verplaatst. Versterkt door leden van de communistische partij zwoegden honderdduizenden arbeiders dag en nacht om alles wat men naar het oosten wilde overbrengen, te demonteren en naar gereedstaande goederentreinen over te brengen. Verwarring was onvermijdelijk, menigmaal deden zich op de stations en op de lange trajecten tussen de stations gigantische opstoppingen voor: op een gegeven moment moest men alleen al op de spoorweg die van Moskou naar het zuidoosten leidde, bijna vierhonderd goederentreinen op de
(1970), p. 54. 2 A.v., p. 55.
rangeer-emplacementen tot stilstand brengen om eerst de chaos baas te worden.
XCDe evacuatie uit Wit-Rusland slaagde slechts gedeeltelijk, die uit de Oekraïne verliep veel beter. In een enorme en bewonderenswaardige krachtsinspanning zouden in totaal tot eind november meer dan vijftienhonderd grote industriële bedrijven naar het oosten verplaatst worden: ruim tweehonderd naar het gebied van de Wolga, bijna zevenhonderd naar de Oeral, de rest naar Siberië, Kazakstan en Centraal-Azië. Zij zouden voor de industriële productie in die gebieden (die vóór de Duitse invasie al bijna een derde bedragen had van de totale industriële productie) een belangrijke aanvulling vormen. Dat vergde tijd. Primitieve nieuwe fabrieksgebouwen moesten opgetrokken worden, vaak uit hout, er was een groot tekort aan geschoolde arbeiders, vooral aan monteurs (van de arbeiders der geëvacueerde bedrijven had slechts een derde met de evacuatietreinen mee kunnen rijden) en de toevoer van grond- en hulpstoffen liet in het eerste halve jaar van de oorlog veel te wensen over. Het gevolg van dit alles was dat de industriële productie van het gehele land in november gedaald was tot op een derde van het peil van juni; de munitievoorraden raakten op, de nieuwe productie kwam slechts langzaam op gang. Dan was met de door Duitsland bezette gebieden bijna 40% van het graan- en bijna 85% van het suikerbietenareaal verloren gegaan; de rundveestapel was tot drie-vijfde, de varkensstapel tot twee-vijfde gedaald. Grote moeilijkheden voor de voedselvoorziening zouden hieruit voortvloeien. Ondanks dit alles durfden Stalin en de zijnen, naarmate de herfst vorderde, vertrouwen dat zij niet alleen Leningrad maar ook Moskou zouden kunnen behouden.
XCHet werd een dubbeltje op zijn kant.
XCHet offensief dat de Duitsers eind september in de richting van Moskou inzetten, zag er zo gevaarlijk uit dat het medio oktober tot verschijnselen van paniek kwam in de Russische hoofdstad; die werden snel bedwongen. Bijna alle departementen en het corps diplomatique werden naar Koeïbisjew aan de Wolga verplaatst; ook uit Moskou werden nu, afgezien nog van universiteiten, wetenschappelijke instituten, bibliotheken, musea en theaters, belangrijke industriële bedrijven naar het oosten geëvacueerd samen met meer dan tweehonderdduizend geschoolde arbeiders. Later in oktober werd een groot deel van de stadsbevolking aan het werk gezet teneinde, evenals bij Leningrad het geval was, alle wegen grondig te versperren en dwars door het terrein verdedigingslinies aan te leggen die een Duitse doorstoot naar de hoofdstad zouden bemoeilijken.
XCDie doorstoot kwam. Op 22 november bereikte de Duitse voorhoede de buitenwijken
XCOostelijk front, begin december
Intussen had het Russische opperbevel verse troepen aangevoerd uit Siberië. Die werden aan de nog resterende divisies toegevoegd en in de nacht van 5 op 6 december werden de eerste tegenoffensieven ingezet. In het zuiden dwongen die offensieven de Duitsers die aan het einde van hun krachten waren, het veroverde Rostow te ontruimen en ook ten zuid- en noordwesten van Moskou moest de uitgeputte Wehrmacht belangrijk terrein prijsgeven. De winter was ingevallen met veel sneeuwen felle kou. Winteruitrusting bezaten de Duitse troepen niet, de motoren van hun tanks, mobiele artillerie en vrachtauto's vroren vast. Een korte periode zag het er naar uit alsof het onmogelijk zou zijn, samenhang te bewaren in het duizenden kilometers lange Duitse front. Met klem. werd Hitler geadviseerd, zijn rillende troepen enkele honderden kilometers terug te trekken teneinde althans de schier onoplosbare transportproblemen te vergemakkelijken. Hij weigerde. Op 8 december ging zijn nieuwe instructie uit: alle onderdelen van het Ostheer moesten zich hardnekkig verdedigen daar waar zij zich bevonden.
XCDe grote aanval was mislukt.
XCZou men in '42 de Sowjet-Unie dodelijk kunnen treffen? Hitler kon er slechts op hopen. Eén ding was duidelijk: werd het voor' 41 gestelde doel in '42 niet bereikt, dan zou Duitsland, tenzij het verdeeldheid kon zaaien in het kamp der tegenstanders, op den duur de Zwei[rontenkrieg verliezen waaraan nu ook, na de Japanse aanval op Pearl Harbor, de Verenigde Staten met inzet van al hun krachten zouden gaan deelnemen. En in het verre Nederland, in Haarlem, maakte een kachelhandelaar (die prompt gearresteerd werd) van zijn etalage één groot sneeuwveld, bezaaid met miniaturen van kapotte wagens, paardenkadavers en soldatenlijken; hij zette een vulkachel in het midden met een steek als van Napoleon er boven op en 'die Passanten', aldus de Sicherheitsdienst, 'verstanden es und [reuten sich.'l
1 724: 19' (29 jan. 1942), p. 6.
XCOp 23 juni '41, de tweede dag van de Duitse invasie in de Sowjet-Unie, liet de Höhere SS- und Polizeiführer, Rauter, Mussert bij zich komen voor het doen van enkele hoogst belangrijke mededelingen die hem van de Reiehs führer-SS, Heinrich Himmler, bereikt hadden; of Rauter die mededelingen al enkele dagen bezat, weten wij niet, het kan hem in elk geval niet onwelkom geweest zijn dat hij ze nu kon overbrengen in een situatie waarin Mussert zojuist telegrafisch aan Hitler de toezegging gedaan had van voorbeeldige trouw.
XCWat Mussert van Rauter te horen kreeg, ontstelde hem diep. Rauter zei hem namelijk dat Hitler op voorstel van Himmler goedgevonden had dat de leden van de Nederlandse SS een eed op de Führer zouden afleggen, gelijkluidend aan die welke afgelegd was door de Nederlanders die tot de Waffen SS toegetreden waren: 'leh sehwöre Dir, Adolf Hitler, als germanischer Führer Treue und Tapferkeit. leh gelobe Dir und den von Dir bestimmten Vorgesetzten Gehorsam bis in den Tod. Sowahr helfe mir Gott.' Van Himmler had hij vernomen, zei Rauter, dat Mussert met deze eedsaflegging accoord ging. Dat werd door Mussert onmiddellijk en met klem ontkend. Maar Rauter had nog meer noten op zijn zang: niet een door Hitler al goedgekeurd voorstel van de Reiehsführer-SS, maar een wens van deze laatste: de wens namelijk dat de groet 'Houzee' voor Nederlandse SS'ers opgeheven zou worden en vervangen door een geheel andere groet: 'Heil Hitler.
XCIn de denkwereld van fascisten en nationaal-socialisten was de 'eed van trouw' een bijzondere plaats gaan innemen. Die eed paste bij de in zekere zin feodale en martiale structuur van de op het Piihrerprinzip gegrondveste samenleving die fascisten en nationaal-socialisten voor ogen stond - een samenleving die breken wilde met het tot 'verbrokkeling' leidende kapitalisme en met de door openlijke sociale en politieke strijd gekenmerkte parlementaire democratie. In plaats van strijd moest er strakke leiding komen: leiding van boven af. De verticale bindingen die daaruit voortvloeiden, dienden door een 'eed van trouw' bezegeld te worden en dit was des te meer wenselijk omdat het wegvallen van de openlijke strijd om de macht als regel betekende dat die strijd in het geheim met des te groter hardnekkigheid, ja venijnigheid voortgezet werd. Wat Himmler trachtte te bereiken, was
Mussert duidelijk: indien de Nederlandse SS aan Hitler trouw zou zweren, zou hij, Mussert, als het er op aankwam, niets meer over die formatie te zeggen hebben; dat Nederlandse SS'ers elkaar met 'Heil Hitler' zouden groeten in plaats van met 'Houzee' , zou dat op treffende wijze illustreren.
XCDe oprichting van de Nederlandse SS (september' 40) was, zoals wij in ons vorige deel betoogden, pregrammatisch van grote betekenis geweest. Het zou twee jaar duren voor deze formatie de naam kreeg die haar werkelijke functie duidelijk uitdrukte: 'Germaanse SS in Nederland'. Zo was zij door Himmler, en dus door Rauter, van meet af aan gedacht: niet als een groepering van Nederlanders, maar van 'Germanen' - een groepering, anders gezegd, die het opgaan van Nederland in een 'Grootgermaans' rijk diende te bevorderen en die dat doel ook en juist binnen de NSB moest nastreven. Feldmeijer, de 'Voorman', dacht er geen moment aan, eventuele directieven van Mussert op te volgen. wel was zijn SS formeel een onderdeel van de NSB maar hij voerde er een eigen politiek mee die in nauwe samenwerking met Rauter, soms ook met de Geimanische Leitstelle bepaald werd; dit was een onder Rauter ressorterend bureau dat op tal van terreinen 'Grootgermaanse' krachten in Nederland trachtte te activeren en te bundelen. In het stafbureau van de SS werd over de NSB, haar Hoofdkwartier en haar leider Mussert slechts met hoon gesproken en in het weekblad van de SS dat in april '41 begon te verschijnen, Storm-SS (het werd bij de gelijkgeschakelde Arbeiderspers gedrukt), werd van de NSB en Mussert nauwelijks gerept. 'Het is', schreefFeldmeijer in zijn eerste hoofdartikel, 'voor de toekomst van ons volk noodzakelijk' (niet dat er een sterke NSB kwam, maar:) 'dat zij die zelf van goeden bloede zijn en reeds weer vanuit dit bewustzijn leven, als vastberaden mannen aaneengesloten staan in een uiterst gedisciplineerde gemeenschap ... Een nieuwe gedachte, een nieuwe wereldbeschouwing heeft slechts dan toegang tot de harten van de mensen en in het bijzonder van Germaanse mensen, wanneer het oude daarin volkomen kapot ging en werd uitgeroeid. De Germaanse mens moet eerst gebroken zijn in zijn geloof om nieuw geloof te kunnen aanvaarden!
XCinderdaad: nieuw geloof De SS-ideologie was een heidense religie waarin Hitler de plaats innam van Christus. 'Het leven van de Führer' (wij citeren een tekenende passage uit een van de eerste nummers van Storm-SS),
XC'is tot het begrip van de Vrijheid zelve geworden. Want hij heeft door zijn dadenapril
1 1 (II 1941).
ons verlost van vreemde machtsinvloeden en geestesstromingen. Hij heeft ons verlost uit de ban van het goud en ons de waardigheid en de eer van de Arbeid teruggegeven. Hij heeft ons de onsterfelijkheid gewezen door de poort naar ons voorgeslacht te openen. Hij heeft ons de dood leren overwinnen door de Eer en de Trouw."
XCDergelijke uitlatingen waren de doorsnee-Nêfr'er alsook Mussert persoonlijk een gruwel. welwaren er in ' 41 onder de leden van Feldmeijers groepering velen die dienst hadden genomen in de Waffen-SS (in de zomer van '41 waren slechts zes- tot zevenhonderd SS' ers in Nederland achtergebleven), maar dat maakte de SS potentieel alleen maar extra-gevaarlijk: het was kennelijk de bedoeling van Himmler en Rauter om de SS' ers die met het aureool van het Frontleámpjertum zouden terugkeren, functies te geven op sectoren van de Nederlandse samenleving: in het bestuursapparaat en bij de politie. In die bezorgdheid moeten wij een van de factoren zien welke Mussert er toe brachten, met zoveel klem op militaire dienstneming door' de aan hem trouwe WA-mannen aan te dringen. Trouwens, Mussert verzette zich, waar hij kon, tegen de verspreiding van Grootgermaanse denkbeelden. Met zijn goedvinden bepaalde de propagandaleider der NSB, Voorhoeve, in mei '41 dat het antisemietische weekblad De Misthoorn op grond van zijn Grootgermaanse beschouwingen niet langer binnen de NSB verspreid mocht worden. Natuurlijk wis.t Mussert dat De Misthoorn de volledige steun van de bezetter had. En diezelfde bezetter trachtte hèm vleugellam te maken! Tenminste, zo voelde Mussert het toen hem medio juni de eis van Rauter bereikte dat de geheime dienst der NSB, de Centrale Inlichtingen Dienst, onmiddellijk geliquideerd moest worden en dat hij al haar gegevens aan de SD moest overdragen. Hij protesteerde bij Rauter, hij protesteerde bij Seyss-Inquart en hij bereikte niets: de eis tot liquidatie van de CID bleef gehandhaafd.
XCHet is, tegen die achtergrond, begrijpelijk dat de mededelingen die Mussert op 23 juni '41 van Rauter ontving, de leider der NSB een nieuwe slag toebrachten. Die slag kwam des te zwaarder aan omdat, aldus Rauter, de beëdiging van de Nederlandse SS op Hitler al door deze zou zijn goedgekeurd. En Mussert had zich in september '40 bereid verklaard, Hitlers 'bevelen' in ontvangst te nemen! Nu was tot die beëdiging nog geen 'bevel' gekomen. Mussert kon dus nog een beroep doen op Hitler teneinde zulk een 'beverte voorkomen.
XCOpnieuw nam de leider der NSB, zoals hij al in augustus' 40 gedaan had,
de pen ter hand, opnieuw schreefhij een lange nota die, al was zij tot SeyssInquart gericht, voor Hitler bestemd was.' In dit stuk d.d. 4 juli '4I (elf dagen dus na het gesprek met Rauter) uitte Mussert op een aantal punten scherpe kritiek op het beleid van de bezetter: de Nederlandse economie werd (wij citeren de Nederlandse tekst) 'meer plutokratisch en meer kapitalistisch geleid dan een jaar tevoren het geval was'; 'hier te lande werkzaam gestelde Duitsers' gaven hun steun aan 'iedere uit de NSB verwijderde, ieder die mij ontrouw is, ja iedere deugniet die tot 14 mei I940 zich op de meest denigrerende wijze tegen het Nationaal-Socialisme had gekeerd', en de door Rauter geëiste opheffing van de CID was, schreef Mussert, 'een aanslag op het leven der Beweging en een begunstiging mijner vijanden'. Een 'orde' als de SS zag hij wel als 'goed en nuttig' ter prediking van 'het samengaan van alle Germanen', 'voor de strenge doorvoering van het rasbeginsel' en ter bevordering van de 'samenhang' in de 'Germaanse weermacht', maar ontoelaatbaar zou het zijn indien via die SS Duitsers blijvende zeggenschap zouden krijgen over de politie in Nederland:
XC'Een Staat aan wie de politie onttrokken is, dient men geen staat te noemen maar een cultuurvereniging Wanneer van Duitse zijde de mening bestaat dat de inrichting der Politie door Duitsers moet geschieden, dat Duitsers zullen moeten beslissen hoe het onderwijs in Nederland geregeld moet worden enz. enz., dan betekent dit dat Nederland gemaakt wordt tot een Duitse kolonie of, in het gunstigste geval, dat het Nederlandse volk ook ten aanzien van zijn meest intieme zaken onder voogdij gesteld wordt.'
XCEen eedsaflegging van de SS op Hitler zou, betoogde Mussert, alleen aanvaardbaar zijn indien vast zou staan dat (daar kwam zijn tekst op neer) die SS zijn doelstelling: Nederlands opgaan in een Grootgermaans rijk, zou prijsgeven. 'De voorstellen en eisen mij gedaan ten aanzien van de SS en de Inlichtingendienst der Beweging' (Mussert wilde niet ongehoorzaam zijn: hij had de CID 'tot nader order' stilgelegd) 'zijn', zo eindigde de nota,
XC'zodanig in strijd met de door de Führer en mij gewenste voortgang der NSB, dat ik mij nu genoodzaakt zie ... een beroep te doen op de Führer, nl. mij te willen ontvangen om deze principiële aangelegenlteid te bespreken en uit zijn mond de beslissing te vernemen.'
XCMen mag die laatste woorden wel zo interpreteren dat Hitlers beslissing
XC1 Tekst in (RvO) Vijfnota's van Mussert aan Hitler over de samenwerking van Duitsland en Nederland in een Bond van Germaanse volkeren 1940-1944 (1947), p.
bij voorbaat door Mussert aanvaard werd. Zo ver kwam de zaak evenwel niet. Door toon en inhoud van Musserts nota geïrriteerd, deed Seyss-Inquart aan de leider der NSB weten dat hij diens stuk als onaanvaardbaar beschouwde; stond Mussert er op dat het aan Hitler voorgelegd werd, dan zou hij, de Reichskommissar, met Mussert 'nunmehr dienstlick verkehren.'l
XCHet was een fors dreigement. En Mussert zwichtte: op IQ juli trok hij zijn nota in - een feit dat hij later, ook tijdens zijn proces, zorgvuldig zou verzwijgen.
XCWat moest er nu geschieden met de beëdiging van de SS op Hitler ? Veel pleit er voor dat Seyss-Inquart die beëdiging prematuur vond. Bovendien was Mussert die zich over Seyss-Inquarts afwijzende houding grote zorgen gemaakt had, op een ander denkbeeld gekomen: als niet de Nederlandse SS maar hijzelf aan Hitler trouw zou zweren, zou hij dan niet twee vliegen in één klap slaan, nl. zijn eigen positie als enig vertegenwoordiger en woordvoerder van het Nederlandse volk onderstrepen en Feldmeijer de pas afsnijden? Natuurlijk was Mussert zich bewust dat hij als Nederlander een hoogst gevaarlijke, ja eigenlijk ontoelaatbare handeling pleegde door trouw te zweren aan de man die staatshoofd van Duitsland was. Hij suste zijn geweten door er gemakshalve van uit te gaan dat Hitler zijn, Musserts, denkbeelden over de Germaanse statenbond aanvaard had, hetgeen betekende dat, zo schreef hij in een nieuwe brief aan Seyss-Inquart (25 juli' 41), 'het Nederlandse volk in een Nederlandse staat onder Nederlandse staatsleiding' zijn plaats in de Bond zou innemen. 'Wanneer nu', zo ging Mussert verder,
XC'ter sprake is gekomen de beëdiging van de niet-militaire formatie der SS, nl. de Nederlandse SS, doet zich de vraag voor ofhet juist is daarbij aan te vangen, Mijns inziens verdient het overweging, dat niet SS-malmen, doch dat ik als eerste de eed van trouwafleg aan de Führer aller Germanen ... Gaarne zou ik hierover in een persoonlijk onderhoud het oordeel van de Führer vernemen.' 2
XCDeze brief werd door Mussert niet verzonden. 'Verzending was eigenlijk niet meer nodig', tekende hij er op aan, 'omdat de Commissaris-Generaal Schmidt de mededeling al doorgegeven had.'3(HSSuPF,Führer',
1 Aldus de weergave van Seyss-Inquarts standpunt in Rauters brief aan Himmler, II juli 1941 74 c). 2 Brief, 25 juli 1941, van Mussert aan Seyss-Inquart (NSB, 15 c). 3 Mevr. drs. E. Fraenkel-Verkade veronderstelt in haar waardevolle beschouwing 'Mussert, de NSB en de eed van trouwaan de opgenomen in de dl. I (p. 59--(9), dat het denkbeeld, Hitler trouw te zweren, door Schmidt aan Mussert gesuggereerd werd. Onmogelijk is dit bepaald niet maar wij zien toch onvoldoende aanleiding, mevr. Fraenkels ver onderstelling over te nemen.
XCEen hoogst belangrijke mededeling ! Want zij hield in dat de leider der NSB die in september' 40 niet verder gegaan was dan te berichtten dat hij Hitlers 'bevelen' zou 'afwachten', nu zijn gehele politieke zelfstandigheid althans in de relatie met Hitler wilde prijsgeven: de af te leggen eed van trouw zou hem volledig de handen binden. Dat klonk met name SeyssInquart en Schmidt aantrekkelijk in de oren, maar zij waren eigenlijk de enigen. In kringen van de Wehrmacht beschouwde men het bondgenootschap dat de bezetter met de NSB aangegaan was, als een formidabele politieke blunder: 'Die Begünstigung der NSB verzeihen uns die Niederländer nicht', werd in die tijd in een rapport van een der Peldkommandanturen opgemerkt! en Rauter hield er de absurde opinie op na dat vijfduizend SS-mannen voldoende zouden zijn om geheel Nederland gelijk te schakelen - men had daar de NSB niet voor nodig en zij kon niet eens helpen: 'Der Hass gegen Mussert im Vo/ke is! ja abgrundtief'2 Maar Seyss-Inquart en Schmidt, hoezeer ook twijfelend aan Musserts capaciteiten, zagen de zaak anders: de bezetter had in Nederland, vooral met het oog op de toekomst. behoefte aan politieke bondgenoten; achter elkaar hadden de democratische politieke partijen, de Nederlandse Unie en Nationaal Front zichzelf uitgeschakeld. Er restten slechts twee groeperingen: de NSB en de NSNAP-van Rappard. Die laatste had de functie gekregen, de NSB in Duitse richting te stuwen. Welnu, kon men die taak niet als voltooid beschouwen wanneer de leider der NSB bereid was, zichzelf en zijn gehele beweging door een eed van trouwonverbrekelijk aan Hitler te binden?
XCDank zij de Duitse steun had de door dr. E. H. van Rappard geleide Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij van de herfst van '40 af een vrij aanzienlijke activiteit kunnen ontplooien: zij kreeg een eigen weekblad en eigen plaatselijke bureaus en wie tot de groepering of tot haar SA toetrad, kon beginnen met zich een uniform te laten aanmeten dat vrijwel identiek 1 Feldkommandantur 724: 'Lagebericht Nr. 14' (31 aug. 1941), p. 5 (CDI, 12.0803). Wij citeren uit het voorgaande rapport: 'Fast die gesamte Bevölkerung (eine Wehr machtskommandantur spricht von 90%) lehnt jetzt alles was deutsch ist, aufs schroffste ab ... Ebenso stark wie die Ablehnung alles Deutsches ist der Glaube an Englands schliesslichen Sieg ... At,if die NSB'er schlägt man ein und meint sicher bisweilen die Deutsthen ... Wir 1ebenauf einem Vulkan.' (a.v. Nr. 13 (25 juli 1941), CDI, 12.084142). 2 Brief, 16 sept. 1941, van Rauter aan Himmler(BDC, 2405).
was aan het partij-uniform van de Duitse NSDAP. Die gelijkheid was allerminst toeval. Nederlanders waren volgens van Rappard Duitsers, beter: Nederduitsers ; Nederland, aldus zijn overtuiging, had geen recht van bestaan meer, hoe eerder het volledig in Duitsland opging, hoe beter. Vóór de oorlog had van Rappard voor dit soort denkbeelden slechts steun gekregen van enkele honderden landgenoten, maar van de herfst van '40 af gingen profiteurs en politieke avonturiers, soms sympathisanten met het nationaalsocialisme die één of meer Duitse grootouders hadden, hier en daar misschien ook enkele verdwaasde' idealisten' zich bij zijn NSN AP aansluiten; in de rijen van zijn SA was rapalje dat tegen de Joden en de Unie wilde 'knokken', van harte welkom. Het ledental had in de herfst van ' 41 de vijftienduizend bereikt; van hen bevonden zich toen enkele honderden in Duitse militaire dienst.
XCGeneralkommissar Schmidt had de groei van de NSNAP naar vermogen bevorderd. Hij had haar, gelijk reeds vermeld, aanzienlijke subsidies verleend en liet haar ook politieke directieven geven via de Kreisleiter der NSDAP in Den Haag, Schümann. Welhad Schümann geen hoge dunk van van Rappard en toonde deze zich nogal eens beducht om al te zeer aan de Duitse leiband te lopen, maar dat nam niet weg dat zich binnen het Reichsleommissa riat in de lente van '41 een vrij aanzienlijke stroming ging aftekenen die, ten dele uit wrevel wegens de 'Nederlandse' opstelling der NSB, belangrijke verwachtingen ging koesteren van de concurrerende NSNAP. In de geheime weekrapporten van de Sicherheitsdienst vielen vergelijkingen tussen de NSNAP en de NSB als regel ten gunste van de eerste uit. Het maakte in SS-kringen maar ook bij Generalkommissar Schmidt een voortreffelijke indruk dat van Rappard zijn gehele jeugdorganisatie, die ca. duizendjongeren omvatte, in de Hitler-Jugend van Schmidts Arbeitsbereich liet opgaan. Bene hield het in juni zelfs voor mogelijk dat de NSNAP numeriek de NSB zou gaan overtreffen; Schmidt die in april zijn best gedaan had, een volgeling van van Rappard tot burgemeester benoemd te krijgen (dat was Frederiks en al zijn ambtgenoten te gortig geweest), bepaalde in mei, 'dass man in die NSNAP, die ja bereits das Braunhemd der NSDAP trage, nur qualifizierte Mitglieder auinehmen könne.'l Aan welke kwalificaties Schmidt hierbij dacht, maakte hij niet duidelijk, maar het verdient de aandacht dat een oud-hoofd van de rijksaccountantsdienst (een geschoold waarnemer dus) die zich onder van Rappards volgelingen geschaard had, in juni de plaatselijke leiding in Rotterdam als 'boevenpak' aanduidde, zulks op grond van 'hun anteeedenten als tuchthuishoeven en hun meer dan liederlijk gedrag in het openbaar
XC1 'Bericht uber die Dienstbesprechung bei GK Schmidt', IQ mei I94I, p.
en in het Partijhuis hetwelk zij als bordeel en nachtkroeg benutten.'! Het optreden van van Rappards SA hebben wij, naar wij menen, al genoegzaam geschetst.
XCIn de ogen van van Rappard en de zijnen waren de NSB' ers slappe opportunisten die niets van het nationaal-socialisme begrepen hadden! Over het feit dat Mussert van de Duitsers een ruime mate van protectie ontving, maaktendeNSNAP'erszichdanooknietteveelzorgen. Toen begin mei '41 in een vergadering te Roermond aan de plaatsvervangend leider van de NSNAP, W. G. Lensink (van Rappard nam toen als lid van de Waffen-SS deel aan de veldtocht op de Balkanê) de vraag gesteld werd: 'Hoe komt het dat de Duitsers de NSB bevoordelen?', antwoordde hij: 'De NSB moeten wij hier in Nederland beschouwen als de Schuschnigg-partij in het voormalige Oostenrijk. Thans is Mussert door Hitler ontvangen, maar alshet even verder is, krijgt Mussert evenals Schuschnigg een trap onder zijn achterwerk en dan ligt hij er uit.'3
XCBij de demonstratie op het Amsterdamse IJsclubterrein (27 juni) waar SeyssInquart en Mussert spraken, waren ook van Rappard en hoge functionarissen van zijn NSNAP aanwezig. Leden van de NSNAP deelden er pamfletten rond waarin betoogd werd dat Nederland zo spoedig mogelijk het voorbeeld van Oostenrijk moest volgen: Anschluss bij Duitsland dus. NSB' ers ergerden er zich groen en geel aan, maar bij de NSNÁP' ers was de ergernis jegens de NSB niet minder groot. Jaloezie was daar een belangrijke component van. Immers, naast Seyss-Inquart had niet van Rappard het woord mogen voeren maar, als enige Nederlander, Mussert, 'de polderbaas uit Utrecht', zoals een NSNAP'er hem in een brief aan een medelid noemde." Ook van Rappard persoonlijk was hogelijk gepikeerd wegens de gunst waarin Mussert zich blijkbaar verheugde en toen nu na de bijeenkomst op het IJsclubterreinQ.J.
1 Brief, 14 juni 1941, van R. H. aan de plaatsverv. leider der NSNAP (NSNAP van Rappard, I b). 2 Op 13 februari '41 had van Rappard zich als vrijwilliger gemeld en toen tegelijk een oproep tot al zijn 'kameraden' gericht waaruit wij slechts één zin behoeven aan te halen: 'Toont dat Gij Duitser zijt en waard in een Grootduitse volksgemeenschap te leven!' (a.v., 1 c). 3 'Rapport' (z.d.) (NSB, 1395). • Uittreksel uit een brief van D. H. aan S., bijlage bij brief, IS juli 1941, van E. Feenstra aan C.J. Huygen (NSB, 48 a).
aangekondigd werd dat de NSDAP alom in het land vergaderingen zou beleggen waar Duitse en Nederlandse nationaal-socialisten het woord zouden voeren, verbood van Rappard zijn kringleiders, bij die vergaderingen aanwezig te zijn indien NSB'ers als sprekers zouden optreden. Omgekeerd ging op 10 juli een rondschrijven uit van het Hoofdkwartier der NSB waarin het aan de leden verboden werd, bijeenkomsten bij te wonen waar van Rappard of leden van zijn groepering aanwezig zouden zijn. Eigenlijk was dat een oorlogsverklaring niet alleen aan van Rappard maar ook aan de Duitse krachten die achter hem stonden. Mussert had het er niet gemakkelijk mee. nit bleek bijvoorbeeld op 12 augustus toen enkele van de hoogste functionarissen van de NSB die als gasten van de Wehrmacht in Utrecht aanwezig waren bij een concert van het Residentie-orkest, opeens hoorden dat de gehate van Rappard in de zaal zat. Eén hunner belde Mussert op: wat te doen? Diens instructie luidde: 'Blijven, maar er voor zorgen dat over de aanwezigheid van van Rappard niets in de krant zou komen."
XCDrie dagen later, op IS augustus, kon Mussert de conclusie trekken dat hij een openlijk conflict met de NSNAP niet langer uit de weg hoefde te gaan: het werd hem namelijk duidelijk dat Schmidt van Rappard had laten vallen.
XCEénmotiefduidden wij alaan: van Rappard had er, zo zagen deDuitsers het, het zijne toe bijgedragen dat Mussert zich bereid verklaard had, Hitler trouw te zweren. Een tweede motief werd gevormd door het groeiend besef aan Duitse kant dat van Rappards Al1schluss-propaganda de animositeit tegen de bezetter machtig versterkte. Eind juli kreeg Schümann van Schmidt instructie, het aan de NSNAP' ers duidelijk te maken dat zij met de NSB dienden samen te werken. Dat Schmidt en Seyss-Inquart besloten hadden, de NSNAP de nek om te draaien, kreeg zelfs Schümann niet tehoren. Maar juist dat laatste maakte Schmidt duidelijk toen hij in Utrecht op IS augustus de kaderleden van de NSB 'in een strikt besloten vergadering toesprak. Hij betoogde toen dat hij in de Nederlandse Unie en in Nationaal Front geen enkel vertrouwen meer stelde, wèl daarentegenin de NSB. 'Was het een half jaar geledennog zo', zei Schmidt volgens een van NSB-zijde gemaakt verslag," 'dat de Duitse overheid in Den Haag twee nationaal-socialistischegebracht; men kon het vier weken later o.m. in de illegale Waarheid lezen. (De Waarheid, 27 (17 sept. 1941), p.
1 Brief, 18 aug. 1941, van E. Voorhoeve aan C.]. Huygen (a.v., 47 e). 2 Vermoe delijk door bemoeienissen van NSB-kant werd dit verslag (NSB, 208) in verschei dene delen des lands maar vooral in het zuiden als illegaal pamflet in circulatie
partijen wilde erkennen' (NSB en NSNAP), 'thans is een van hen afgevallen en is slechts de NSB overgebleven.' Hierop volgde 'langdurig applaus'. Geen wonder: Schmidts woorden werden door zijn gehoor geïnterpreteerd als een toezegging dat de NSB spoedig aan het bewind zou komen. Zij zou dus toch triomferen!
XCZonder enig risico te lopen kon Mussert dus zijn acties tegen de NSNAP verscherpen. Zes dagen na Schmidts toespraak bepaalde hij dat het de z.g. Fronten van de NSB niet gepermitteerd was, NSNAp'ers als leden toe te laten en begin september onthief hij de leider van het Medisch Front en de leider van een organisatie van NSB' ers-dierenartsen uit hun functie omdat zij beiden, 'zwei tade/lose SS-Männer, weltanschaulicli ganz grossgermanisch ausgerichtet' (aldus Rauter), geweigerd hadden, de banden met NSNAp'ers te verbreken. Van Feldmeijer had Mussert geëist dat hij het ongehoorzame tweetal onmiddellijk uit zijn SS zou royeren. Feldmeijer had die eis genegeerd en was meteen steun gaan zoeken bij Rauter jegens wie hij opgemerkt had: 'Man sollte doch Mussert nach dem Osten reisen lassen. Er' (Feldmeijer) 'meint, wenn ihm' (Mussert) 'dort etwas passiere, würde er die schönste Rede halten die er je im Leben gehalten hätte.'l Het was een boosaardige humor die Rauter zozeer apprecieerde dat hij zich haastte, Feldmeijers woorden aan Himmler door te geven.
XCBegin september kreeg van Rappard het gevoel dat hem de politieke grond onder de voeten wegzonk. Hij werd (niet als eerste en niet als laatste) slachtoffer van Schmidts dubbelzinnige tactiek. Want enerzijds trachtte Schmidt via de Parteikanzlei in München te bereiken dat de Gestapo alle verdere activiteit van de NSNAP onder de Nederlanders in Duitsland zou verbieden, anderzijds spiegelde hij van Rappard voor, dat deze na de liquidatie van zijn partij eerst recht een grote toekomst tegemoet zou gaan, nl. als leider van een volksdeutsche Beioegung die, ook als de NSB aan de macht kwam, in Nederland een soort 'Duitse' oppositie zou kunnen vormen. Geloofde van Rappard die nonsens? Wij weten het niet. Roemloos maar niet zonder rumoer zou zijn NSNAP ten onder gaan.
XCBeseffend dat het einde van zijn partij naderde, had van Rappard opdracht gegeven, haar leuzen in versterkte mate op de muren te kalken: 'Holland
1 Brief, 16 sept. 1941, van Rauter aan Himmler(BDC, 2401-<)2).
voor Hitler' las men daar, en: 'Tot 1648 nederduits, 1940 wederduits.' Op 15 september nu, ondertekende Mussert een opdracht aan alle formaties van de NSB om deze en dergelijke leuzen en trouwens ook de aanplakbiljetten van de NSNAP van de muren te verwijderen; dat moest 'op ordelijke en nette wijze' geschieden, botsingen met NSNAp'ers diende men, 'indien enigszins mogelijk', te verrnijden.! Volk en Vaderland, dat op donderdag de r Sde uitkwam, bevatte op de frontpagina een verklaring van Mussert waarin hij van de weergegeven opdracht mededeling deed. Omtrent die opdracht had hij Seyss-Inquart niet ingelicht. Zodra deze vernam wat komende was, bepaalde hij via Rauter dat het verwijderen van de leuze: 'Tot 1648 nederduits, 1940 wederduits' gepermitteerd was mits zulks 'in nicht-demonstra tiver Form' geschiedde", maar van de leuze 'Holland voor Hitler' en vooral van de aanplakbiljetten (waar als regel een hakenkruis op te zien was) diende men af te blijven. Het Hoofdkwartier van de NSB gaf die instructie onmiddellijk door, maar lang niet overal hield men zich er aan. Nog op donderdagavond werd de districtsleider van de NSB in Rotterdam door de Sicherheitspolizei gearresteerd omdat hij toch een plakkaat van de NSNAP verwijderd had; méér arrestanten volgden: negen-en-vijftig NSB'ers in Rotterdam, een onbekend aantal in Den Haag, één in Arnhem, en in Utrecht stonden leden van de Sicherheitspolizei op het punt, de chef-staf van de WA als gevangene mee te voeren toen er bij deze thuis een telefoontje uit Den Haag kwam dat zijn arrestatie achterwege kon blijven."
XCOp vrijdag kreeg de bevolking van Den Haag vreemde tonelen te aanschouwen: zwart-geüniformeerde NSB'ers waren bezig, leuzen als 'Tot 1648 nederduits, 1940 wederduits' te verwijderen, bruin-geüniformeerde NSNAp'ers waren daarentegen druk in de weer, 'Holland voor Hitler' te kalken op de talrijke gebouwen waarin Duitse diensten gevestigd waren - en de Duitse Wehrmacht patrouilleerde in het stadscentrum om hen daarbij te beschermen. Er ontstond grote spanning in het Hoofdkwartier der NSB te Utrecht. Voorhoeve beweerde er in een stafvergadering van de afdeling propaganda dat Mussert bevel gegeven had, Seyss-Inquarts beperkende instructie naast zich neer te leggen. 'Hiermede staat of valt de Beweging',19
1 Rondschrijven no. 147, 17 sept. 1941, van de secrotaris-generaal der NSB (NSB, 50 a). 2 Bericht, IS sept. 1941, van Harster aan het Hoofdkwartier der NSB (a.v.). 3 Alle arrestanten werden de volgende dag weer vrijgelaten. Van de Haagse weten we dat ze 'met allerlei exercities in de gangen afgejakkerd' werden, "t was een bende dat horen en zien je verging.' (brief, 21 sept. 1941, van D. A. van den Bosch aan zijn echtgenote, aangehaald in A. M. C. van Lijnden-van den Bosch: D. (1946), p. 145).
betoogde Voorhoeve, 'het gaat nu er op of er onder ... Het is niet erg dat er bloed vloeit of dat er doden vallen, wij staan op de bres voor het Nederlandse volk 1'1
XCBloed kwam inderdaad te vloeien, zij het niet veel. Vrijdagavond laat, tegen twaalf uur, trokken ca. zestig NSNAP' ers naar de Maliebaan te Utrecht waar zich het Hoofdkwartier der NSB bevond, en begonnen daar uitdagend de N ederduits- W ederdui ts-leuze op huizen te schilderen; ze trokken in de richting van het hoofdkwartier. De leden van Musserts lijfwacht en andere NSB' ers die nog in het hoofdkwartier aanwezig waren, stormden naar buiten en er ontstond een fikse vechtpartij waarbij enkele lichtgewonden vielen en waar eerst een einde aan kwam toen Seyss-Inquarts Beau[tragter in Utrecht woedend ter plaatse verscheen. Onder het zingen van 'Deutschland, Deutschland über alles' ontruimden de NSNAP' ers toen het slagveld. In Den Haag werd in diezelfde nacht door andere NSNAP' ers op het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen waar Mussert zaterdagavond spreken zou, het opschrift aangebracht: 'Dag Anton, dag tante, weg met de bloedschande om geld!' NSB' ers maakten die woorden zaterdagmorgen in allerijl onleesbaar.
XCDat twee nationaal-socialistische groeperingen elkaar ten ~anschouwe van het Nederlandse volk in de haren vlogen, was uiteraard voor Seyss-Inquart onduldbaar. Op zaterdag bepaalde hij dat het uit moest zijn met het kalken en overkalken van alle leuzen; Rauter gaf de gehele Nederlandse politie instructie, zonder pardon een ieder in te rekenen die dit verbod overtrad.
XCOp donderdag 25 september zou Seyss-Inquart in Berlijn een bespreking hebben met Hitler - voorzover ons bekend, de eerste en in elk geval de eerste belangrijke sinds die van een jaar tevoren toen hij als Reichskommissar Mussert bij diens bezoek aan Hitler vergezeld had. Gezien de situatie aan het oostelijk front waar de laatste voorbereidingen getroffen werden voor het grote offensief ter verovering van Moskou, was Hitler er op dat moment van overtuigd dat de Endsieg slechts een kwestie was van tijd; er was dus geen enkele reden, wijziging te brengen in Seyss-Inquarts opdracht: de nazificatie van Neder19
1 'Verslag bijeenkomst hoofden van dienst van afd. III' (van het Hoofdkwartier der NSB), 19 sept. 1941 (a.v., 208).
land diende door te gaan. Wat zou dan de positie van de NSB zijn? SeyssInquart gaf zich d~ar terdege rekenschapvan. Op zondag 21 september schreef hij een uitgebreid 'Sonderbericht über die Entwickhmg und Lage in den be setzten niederldndischen Gebieten' - een rapport dat helaas verloren gegaan is maar waaruit gelukkig het gedeelte dat op de NSB betrekking had, bewaardgebleven is.'
XCSeyss-Inquart betoogde hierin dat op de NSB veel aan te merken viel: ideologisch schoot de leiding tekort en zulks vooral in alles wat met Jodendom, Vrijmetselarij en kerken te maken had, maar dat nam. niet weg dat Mussert met de NSB en de NSB met Mussert identiek was; stond men dus voor de vraag, 'ob die NSB die tragende po/itische Beu/egung in den Nieder landen und Mussert als ihr Führer der Staatsführer in irgerul einer Abwandlung' (wat Seyss-Inquart daarbij dacht, weten wij niet) 'werden soil und wetden kann', dan moest men zich, aldus de Reichsleommissar, bewust zijn, dat men rnèt de NSB uitsluitend Mussert naar voren kon schuiven. Rost van Tonningen noemde hij niet eens. En hoe 'misstrauisch', 'geltungsbedürftig' en 'eitel' Mussert ook was, hij was bezig, zich in de goede richting te ontwikkelen: Nederlands zelfstandigheid op de gebieden van de defensie, de economie, de valuta en de buitenlandse politiek had hij al prijsgegeven; bovendien had hij zich bereid verklaard, Hitler trouw te zweren. Die ontwikkeling nu liet, aldus de belangrijkste passage uit dit gedeelte, 'die verantwortliche Erklärung zu, dass Mussert (allerdings unter der Autorität des Führers, d.h. also unter Umständen über Bifehl) eine politische Linie einhalten und den Entwicklungsweg zum Nationalsozialismus sa weit mitmachen wird, als es unter den gegebenen Umstdnden notwendig und möglich ist, wobei unter 'gegebenen Um ständen' eben der Zustand verstanden wird, dass letzten Endes das Wort des Fuhrers iiber Mussert hinaus wirkt.'
XCAnders gezegd: als Hitler voornemens was, uiteindelijk Nederland in te lijven of in een Grootgermaanse staat te laten opgaan, dan liep hij geen risico indien·hij thans Mussert en de NSB een versterkte prioriteit gaf; als het er op aankwam, zou Hitler immers de door de eed aan hem gebonden Mussert kunnen dwingen, verder te gaan in de gewenste richting. 'Lch habe Mussert wiederholt gesagt', rapporteerde Seyss-Inquart, 'dass fiir die Zukunfi der NSB nut die eine Cefahr bestehe, dass das niederiändische Volk, wenn es sick einmal var die Entscheidung gestellt sehen wird, sich deshalb nicht fiir die NSB entscheiden wird, weil diese zuviel auf die niederiändische Selbständigkeit
1
und zu. wenig auf die Gleichberechtigung der Niederländer im germanischen und europoisehen Raum Gewicht ge/egt haben sol/te.'
XCVoor die 'Entscheidung' zou men komen te staan zodra Duitsland de oorlog gewonnen had. Welnu, Seyss-Inquart twijfelde er niet aan dat 'der überwie gende Teil des niederlándischen Volkes' zich dan in de Duitse suprematie zou schikken, "zumindest in der Weise dass keine Abwehrhandlungen z.B. Streiks, passive Resistenz usur. erfolgen werden.'
XCIn zekere zin hielden die woorden van de kant van Seyss-Inquart de erkenning in dat zijn opdracht mislukt was. Deze was immers geweest, N ederland zo te manipuleren dat 'der überwiegende Teil des niederländischen Volkes' bereid zou zijn, uit eigen overtuiging het nationaal-socialisme en de Nieuwe Orde te aanvaarden; nu durfde de Reichskommissar niet verder te gaan dan te voorspellen dat dat 'uberwiegende Teil' zich in een in nationaal-socialistische zin herordend Europa niet zou verzetten.
XCBij het gesprek dat Seyss-Inquart op 25 september met Hitler voerde, waren Himmler noch Rauter aanwezig; Himmler ontving er wel een uitgebreid (en niet bewaardgebleven) verslag van. Voor dat verslag zorgde de Chef der Reichskanzlei, Lammers, een dorre registrator, die vermoedelijk zelf geen woord gezegd heeft. Als gespreksdeelnemers dienen wij echter wèl twee andere aanwezigen te beschouwen: Bormann en Generalkommissar Schmidt; deze laatste was de enige van de vier Generalkommissare die door Seyss-Inquart mee naar Berlijn genomen was. Terecht ook. Want indien men de koers die Seyss-Inquart schriftelijk min of meer bepleit had en die hij mondeling zou verduidelijken, als een pro-NSB-koers wil aanduiden, dan is er reden om aan te nemen dat die koers hem vooral door Schmidt aangeraden was.
XCIn het lange gesprek! passeerden aile aspecten van de situatie in bezet gebied de revue. Het door Seyss-Inquart inmiddels uitgevaardigde verbod der politieke partijen en de gelijkschakeling van de confessionelevakcentralesAuswärtige Amt
1 Nadat Seyss-Inquart op 27 september weer in Den Haag aangekomen was, gaf hij zijn naaste medewerkers enkele dagen later een overzicht van het besprokene. Daarvan is het verslag bewaardgebleven dat Bene op loktober aan het deed toekomen. Een enkele nadere bijzonderheid in Seyss-Inquarts brief aan Himrnler van 29 mei 1943 (Doe 1-1564, a-IS).
werden door Hitler goedgekeurd; ook gaf deze zijn zegen aan Seyss-Inquarts plannen tot oprichting van een Nederlandse Landstand en een Nederlands Arbeidsfront. 'Der Führer hat bei Erortcrung dieser Gedankengänge' (dat in N ederland de organisatievormen van het Derde Rijk geschapen moesten worden) 'betont, dass eine Gleichstellung der Niederlande mit Belgien ader Frank reich' (dat waren geen 'Germaanse' landen) 'nicht in Betracht leommt, und die in dieser Hinsicht früher vom Reichsmarschall abgegebene Zusicherung zu Gunsten der Niederlande bestätigt.' De inhoud van die toezegging was geweest dat de Nederlandese bevolking op economisch gebied niet slechter behandeld zou worden dan de Duitse. Hitler voegde daar nu drie nieuwe gunsten aan toe: er mocht geen voedsel meer uit Nederland naar Duitsland geëxporteerd worden ('Der Reichsleommissar kann natürlich Ausnahmen zulassen'), de export van Duitse industriële producten naar Nederland diende hervat te worden en er zou voorlopig geen wettelijke dwang uitgeoefend worden teneinde de inzet van Nederlanders in Duitsland te bevorderen. Hitler nam deze beslissingen hoewel Seyss-Inquart er met nadruk op wees dat de stemming in Nederland uitgesproken anti-Duits was en dat er druk geluisterd werd naar de radio-uitzendingen uit Engeland; wat dat laatste betrof, meende Hitler dat het onjuist zou zijn, in Nederland alle radiotoestellen in beslag te nemen: 'Der Führer hat das Argument' (het was een argument van Schmidt) 'dass der Besitz eigener Rundjimkempfangsgeräte die Niederlánder doch weitgenend mit der deutschen Sprache vertraut und sie dadurch auch deutschen Propagandalo sungen zugängig maché, geiten lassen.' Seyss-Inquart rapporteerde óók dat er meer sabotagedaden in Nederland gepleegd werden: Hitler gafhemlast tot 'schärfstes Durchgreijen, Abführen van Geisein und notfalls aucli Ersehiessen.' Wat zij over de Jodenvervolging bespraken, zullen wij later in dit deel weergeven. Ten aanzien van Mussert en de NSB werden de tekortkomingen door Seyss-Inquart, in aansluiting op zijn schriftelijk rapport, "peinlich ausfiihrlich und objektiv' geschilderd. Desondanks werd de 'bisher einge schlagene NSB-Kurs' door Hitler 'gebilligt und als zweckmássig bezeichnet ... Unter den abwaltenden Umstánden sei die Herausnahme der NSNAP aus dent politischen Raum notwendig.' Stellig speelde hierbij Musserts bereidverklaring om Hitler trouw te zweren, een belangrijke rol; zijnerzijds verklaarde Hitler zich in beginsel bereid, die eed in ontvangst te nemen. Een datum werd daar nog niet voor vastgesteld. Inelk geval was nu wèl, geheel in overeenstemming met hetgeen Seyss-Inquart gesuggereerd had, de koers bepaald; Hitler toonde zich trouwens in het algemeen uitermate ingenomen met wat het Reichs kommissariat onder Seyss-Inquarts leiding in nog geen zestien maanden in Nederland gepresteerd had. Wellicht had die lof met name betrekking op Nederlands economische integratie in Duitsland want, zo had Seyss-Inquart
gerapporteerd, de Nederlandse economie was dusdanig herordend, 'dass van der wirtschajilichen Seite aus gesehen leein Hindernis bestünde, die Niederlande sa zu behandeln wie die einzelnen Gaue des Deutschen Reichs'?
XCNa terugkeer in Den Haag bracht Seyss-Inquart aan zijn naaste medewerkers verslag uit van hetgeen hij met Hitler besproken had. 'Die wichtigste Aufgabe", zo concludeerde hij,
XC'sei nun die Entwicklung der innenpolitischen Verhältnisse ... dahin, dass das Ziel, ein nationalsczialistisches Niederland zu schaffen, erreuht wiirde. Es unterliege leeinem Zweifel, dass der Weg, den Mussert mit der NSB jetzt gehe« müsse, sehr schwierig sei. Er habe aber nun eine nie wiederkehrende Möglichkeit, Zit beweisen was er sei und könne. Nachdem ihm nun alle Hindernisse aus dem Weg geräumt seien, habe er auch keine Ausreden mehr. Für die deutschenBehörden ergäbesich die Aufgabe, Mussert . und die NSB noch mehr als bishet zu unterstützen. Eine Möglichkeit, mit anderen Gruppen das Ziel zu erreichen, sei nicht gegeben ... Die herausgegebene Sprachrege lung läutet: Der Führer ist mit dem NSB-Kurs zufrieden; die NSB hat Aussicht, die tragende politische Bewegung in den Niederlanden zu werden... Die tragende niederländische politische Bewegung solie dereinst die Macht wnd Führung in den Niederlanden übernehmen . .. Vertrauiicli berichtete der Herr Reichskommissar, dass der Führer grundsätzlich bereit sei, die Eidesleistung Musserts auf den Fuhrer als den germanischen Führer anzunehmen ... Der Eid auf den Führer wiirde eine unumstáss lich starke Bjndul1g.fi~rMussert werden.'
XCZo werd in het gesprek te Berlijn tot één promotie besloten: Mussert zou de kans krijgen, 'dereinst' (d.w.z. na een Duitse overwinning) 'die Macht und Führung in den Niederlanden' over te nemen; tot een tweede promotie kwam het kort nadien: Generalkommissar Schmidt verwierf'die Rechte eines Hoheits trägers der NSDAP'2, hetgeen betekende dat hij, hoewel nog geen 'Hoheits träger' in optima forma, min of meer in bezet Nederland de positie kreeg van een Gauleiter in Duitsland; een derde promotie: Seyss-Inquart óók Reichs kommissar van Vlaanderen, werd slechtskorte tijd overwogen - zij ging niet door.
XCHet heeft zin, bij het besluit ten aanzien van Musserts positie nog even stil te staan.Oberkommando der WehrmachtHA EuL,'Veifügtmg V(ReichslJeifügungsblatt,
1 Brief, 18 okt. 1941, van Lammers aan Goering, de ministers van economische zaken en van landbouwen het (FiWi, D 20/1). 2 3/41' van Bormann 20 okt. 1941).
Zoals wij deden uitkomen, hadden Seyss-Inquart en Hitler tegen een sterker naar voren treden van de leider der NSB vooral daarom geen bezwaar omdat deze zich, had hij Hitler eenmaal trouw gezworen, als politiek tegenspeler uitgeschakeld zou hebben. Was dat van Mussert al een hoogst riskant besluit wat Seyss-Inquart betreft, wiens Grootgermaanse sympathieën hem moeilijk hadden ku±men ontgaan, dubbel riskant was het ten aanzien van Hitler: Mussert zou zich aan een man uitleveren die hij dan wel door een roze bril van optimistische verwachtingen was gaan zien maar die in zijn gehele carrière bewezen had, zijn werkelijke voornemens met niets en niemand ontziende bruutheid te kunnen doorzetten. En wat Hitler in het diepst van zijn binnenste voornemens was, met Nederland te doen als hij daar de handen vrij voor had, was Mussert eigenlijk niet duidelijk; vele anderen trouwens evenmin. Slechts twee gelegenheden zijn ons bekend waar Hitler onverhuld voor zijn bedoelingen uitkwam: een gesprek aan tafel in het Fuhrerhauptquartier op 5 april 1942 en een persoonlijk onderhoud met Goebbels nog geen twee maanden later, op 30 mei 1942. Beide keren was de strekking van hetgeen Hitler zei, dat Nederland volledig in het Grossdeutsche Reich diende op te gaan. 'Man mûsse den Hollándern und Norwegern gegenüber bei der Auseinandersetzung über diese Fragen' (vraagstukken van de toekomst) 'natürlich sehr vorsichtig sein', zei hij op 5 april' 42. 'Er, der Chef, habe 1938 den Österreichern auclt nicht erklärt, dass er sie zum Deutsch land etnçemeinden wolle: er habe vielmehr daraufhingewiesen, dass er sie mit Deutsch land zusammen zum Grossdeutschen Reich vereinigen wolle. So miisse man auch den Germanen des Nordwesténs und Nonlens immer wieder var Augen halten, dass es sich um das germanische Reich, 'das Reich' schlechthin, handle, das in Deutschland lediglich seine stärkste weltanschauliche und militärische KraJtquelle habe'l
XCanders gezegd: het spreken over het Grossgermanische Rijk had, in Hitlers visie, geen andere functie dan de feitelijke inlijving van Nederland in het Grossdeutsche Rijk te vergemakkelijken. Over die inlijving tekende Goebbels . op 30 mei '42na zijn gesprek met Hitler het volgende aan: 'Was nun die Po/itik des Reiches anlangt, so hat der Führer ganz konkrete Pläne zur Erweiterung unserer Grenzen.' Für ihn ist es eine Selbstuersuindlichleeit, dass sowohl Belgien als Flandern als Brabant zu deutschen Reichsgauen gemacht wetden. Auch die Niederlande dürfen kein eigenstaatliches Leben mehrführen ... Ob die Holländer dabei Widerstand leisten ader nicht, ist ziemlich unerheblich. Auch die Niedersachsen haben , sich den Reichsplänen Karls des Grossen nicht beugen wollen und er musste sehr harte
XC1 HitIers .Tiscngespräthe im Fuhrerhauptquartier 1941-1942 (1963),
und grausame Mittel anwenden um die Einheit des Reiches den niedersächsischen Hartköpfen gegenüber durckzusetzen. Es ist dabei ganz g/eichgü/tig, ob spdter ein paar abwegige Geschichtsschreiberdie Methode mit dem Ergebnis verwechseln. Aussch/agge bend ist, ob es uns zu unserer Zeit gelingt, das Reich so auszuweiten und zu konsolidie ren dass es emsthaft nicht mehr gifährdet werden leann. Das ist das unverrûclehareZiel der Politil« des Führers.' 1
XCGeen van beide uitlatingen mag men beschouwen als een volledige en letterlijke weergave van hetgeen Hitler, zo hij de oorlog zou winnen, van plan was. Waarlijk openhartig was hij jegens zijn tafelgenoten nimmer, eerder wellicht jegens Goebbels maar diens dagaantekeningen moet men met voorzichtigheid hanteren: Goebbels hield bij het dicteren van die aantekeningen rekening met het feit dat zij de stof moesten vormen voor een te publiceren dagboek. Desniettemin rechtvaardigen beide uitlatingen de conclusie dat een overwinnende Hitler Nederland als historische grootheid zou hebben doen verdwijnen - en dat Mussert die zich bereid verklaard had, deze Führer trouw te zweren 'bis in den Tod', daarmee in feite zijn hoofd in de strop zou steken.
XCHet viel Seyss-Inquart niet moeilijk, de NSNAP uit te schakelen. Het eerste wat geschiedde was dat van Rappard opdracht kreeg, alle partij-activiteit te staken. Hij schikte zich. Zijn optreden werd kort nadien publiekelijk gedesavoueerd: de NSB-pers mocht begin oktober een verklaring van het Reichskommissariat publiceren waarin stond dat zij die 'naar aansluiting van Nederland bij Duitsland of naar annexatie van Nederland door Duitsland' streefden, handelden 'in strijd met de uitgesproken wil van de Fuhrer'? Het was voor van Rappard en zijn volgelingen wèl een bittere pil. Van Rappard zelf achtte zich door Seyss-Inquart en Schmidt bedrogen. Dat was hij ook. Hij deed zijn best, zijn schare als aparte formatie, zij het als een formatie in ruste, bijeen te houden. Vergeefs! Seyss-Inquart, Schmidt èn Rauter zagen het als wenselijk dat zoveel mogelijk NSNAp'ers zich bij de NSB aansloten teneinde daar het ideologisch tegenwicht tegen de 'Nederlandse' vleugel te versterken; misschien zouden ze ook wat leven in de brouwerij brengen.
XC'Ongepubliceerd fragment uit het dagboek van Goebbels (Doc 1-546, a-r), Dit fragment bevindt zich in de verzamelingen van de Hoover Institution on War, Revolution and Peace, Palo Alto, Californië. 2 Het Nationale Dagblad, IQ okt.
'Ik: heb van Rapparel en zijn bende in de goot getrapt waar ze heren', zou Schmidt volgens een wellicht wat gechargeerde weergave tegen Mussert gezegd hebben, 'maar misschien is er wel wat bij dat u nog gebruiken kunt, vis 't er dan maar uit op." Mussert had daar niet veel behoefte aan en de meeste NSNAp'ers voelden er niets voor, zich achter een leider te scharen die zij meer dan een jaar lang (sommigen nog veellanger) als een ridicule figuur beschouwd en bestreden hadden. 'Heer, verlos ons van Toon de Soep', voegde één hunner begin januari' 42 als een post scriptum aan een brief toe" en toen de gehoorzame van Rappard aan het einde van die maand aan zijn kader meedeelde dat de NSNAP in de NSB diende op te gaan, sloegen 'grote kerels aan het huilen als kinderen, vrouwen vielen flauw', 3 'die Ver sammlung', aldus de Sicherheitsdienst, 'verlief überaus sturmisch. Wiederholt wurde mit Sleg-Heil-Rujen auf den Führer gegen eine Eingliederung in die NSB protestiert.":
XCVan de ca. vijftienduizend NSNAp'ers vonden niet veel meer dan zeventienhonderd een plaats in de NSB, hetzij als lid, hetzij als sympathisant; vermoedelijk gaf zich een groter aantal later als 'begunstigend lid' van de Germaanse SS in Nederland op. Van Rappard verdween naar Duitsland waar hij in de zomer van '44 nog zijn best deed, daar werkzame NSB'ers de ogen te openen voor het Grootduitse ideaal.
XCOp 12 december' 41 vond in de Reichskanziei te Berlijn Musserts eedsaflegging aan Hitler plaats. Mussert had daar zwaar aan getild. Hij had tevoren een verklaring opgesteld" die hij, alvorens de eed af te leggen, in het Nederlands wilde voorlezen. In die verklaring gaf hij de reden aan waarom hij Hitler trouw wilde zweren: hij, Mussert, had al een uit WA-mannen bestaand bataljon van het Vrijwilligerslegioen op Hitler beëdigd; hij stelde zich voor, in het vervolg 'die personen en formaties welke een Germaanse opgave gaan vervullen' (de Nederlandse SS bijvoorbeeld), dezelfde eed af te nemen, 'de logische eonsequentie daarvan is', schreef Mussert, 'dat ikzelve de eed van trouwaan u als Germaans Führer afleg in deze vorm: 'Ik zweer U,
1 P. Kiès: Schmidt' (1952), p. 2 (Doc 1-889, c-o). 2 Brief, I jan. 1942, van H. H. aan H. C. F. P. (Doe 1-1362, a-y). 3 Brief, 27 jan. 1942, van H. C. F. P. aan H. H. (NSNAP-van Rappard, 2 b). • 79 (?) (eindjan. 1942), p. 13. 5 Tekst in (1948), p. 321-22.
Adolf Hider, als Germaans leider trouw tot in de dood. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig.'
XCMussert zou Hider dus trouw zweren in diens kwaliteit, niet van Führer und Reichskanzler des Grossdeutschen Reiches, maar van Germanischer Fuhrer? Alsof niet beide kwaliteiten in de persoon van Hider verenigd waren! De schijnbeperking die Mussert aanbracht, had geen andere functie dan zijn geweten te sussen en zich tegen kritiek te dekken. Eenzelfde functie had een passage uit zijn verklaring waarin hij zei dat hij er bij de eedsaflegging van uitging dat Hitler nimmer iets zou eisen 'dat in strijd zou zijn met de eer, de waardigheid of de belangen van het Nederlandse volk.' Nu, daar kon Hitler rustig naar luisteren. Er werd niet eens een toezegging van hem verlangd. Dozijnen van dergelijke toezeggingen had hij overigens al geschonden.
XCInderdaad las Mussert in aanwezigheid van Seyss-Inquart, Lammers en. Bormann op die rzde december zijn verklaring aan Hider voor. Daarna legde hij de eed af. Vervolgens vond een gesprek plaats dat ongeveer een uur duurde." Mussert nam er als enige Nederlander aan deel. Niet dat hij veel kon zeggen, want Hitler stak weer een van zijn gebruikelijke, de gesprekspartner verpletterende monologen a£ Op een gegeven moment bracht Mussert het evenwel op om zijn Groot-Nederlandse wensen te onderstrepen. Hij kreeg de wind van voren! 'De Führer was van mening', aldus Musserts verslag, 'dat het niet goed zou zijn om Noord-Nederland en Vlaanderen te verenigen ... De goede trouw (brengt) nu mede dat ik mijn politieke werkzaamheden beperk tot Nederland.' Notabene! Nauwelijks was de inkt droog onder het opgemaakte eedsprotokol of Mussert had besloten, de activiteit ter verwezenlijking van een ideaal dat hij vooral na de rade mei '40 met kracht beleden had, te staken!
XCIn Musserts verslag vinden wij verder geen mededelingen van enig belang, wèl echter in de boven al gememoreerde uitlatingen van Hitler die uit april en mei' 42 dateren. Aan zijn tafelgenoten vertelde Hider namelijk in april, 'dass sich Mussert ihm gegenüber bezüglich der Frage der Vereidigung der Legio nisten .. etwas merkwürdig ausgedrückt habe' (vermoedelijk zei Mussert iets in de geest van: een eedsaflegging op u als Reichskanzler zou voor rmj
1 Mussert had Hitler willen aanduiden als maar Hitler had persoonlijk gelast dat het moest worden. Er is tussen de twee formuleringen, dunkt ons, enig verschil. Men zou kunnen zeggen dat Hitler als een functie had die van terwijl eerder een attribuut was van die hoofdfunctie. 2 Verslag in Musserts 'Kort verslag van de ontmoeting met de op 12 december 1941' p. 319-20).
principieel onaanvaardbaar geweest zijn) .. 'Er habe Mussert deshalb ge[ragt ob er glaube, dass es ihm, dem Chef, leicht gefallen sei, seine Heimat Österreich in viele kleine Gaue aujzuteilen um sie frei zu machen van separatistischen Tendenzen und sie leichter ins germanische Reich eingliedern xu können. Österreich habe ja schliess lich auch' (d.w.z.: als Nederland) 'eine mehr a'ls 50o-jährige eigene Geschichte die nicht ohne w;hrlich grosse Höhepunkte sei.? En toen Goebbels eind m~i '42 na zijn gesprek met Hitler 'aantekende: 'Auch die Niederlande dürfen kein eigenstaatliches Leben mehr führen', volgde daaro pnog deze zin: 'Er' (Hitler) 'hat das bei seiner letzten Unterredung mit dem höllandischen Nationalsozialisten führer Mussert, der andere Ziele verjolgte, ganz klar und deutlicn zum Ausdruck gebracht.'2
XC'Ganz klar und deutlich'? Dat betwijfelen wij. Dat zou ook niet in Hitlers tactiek passen. Maar de vergelijking met Oostenrijk was toch op zijn minst een sterke aanwijzing geweest in welke richting hij 'dacht,
XCNiets van dat alles vinden wij in Musserts verslag terug. Was dat zwijgen opzet? Wellicht. Maar het is toch ook mogelijk, en misschien waarschijnlijk, dat Musserts geest op die rzde december '41 zo boordevol illusies zat met betrekking tot Hitler, dat de werkelijke betekenis van de vergelijking met Oostenrijk eenvoudig niet tot hem doordrong.
XCTwee dagen na Musserts eedsaflegging vond in het gebouw van de Utrechtse groentenveiling de viering plaats van het tienjarig bestaan der NSB. Voorhoeve en zijn medewerkers van de propaganda-afdeling van het Hoofdkwartier hadden voorgesteld dat het Nederlandse volk ter gelegenheid van dit jubileum extra-rantsoenen brood en aardappelen zou krijgen; dat was niet doorgegaan. wel moesten de Nederlandse voedselautoriteiten er op Duits bevel voor zorgen dat de vele duizenden NSB' ers die in Utrecht bijJ. J.
1 1941-1942, p. 254. 2 Fragment uit Goebbels' dagboek, 30 mei 1942. In diezelfde periode, eind mei '42, kreeg Schrieke, de secretaris-generaal van justitie, in ..Berlijn van een der te horen dat al vast stond wat er na een gewonnen oorlog met Nederland zou gebeuren: is, dat Nederland met huid en haar in het Duitse Rijk wordt opgenomen.' 'En hoe staat de hiertegenover?' vroeg Schrieke ontsteld. Antwoord: gaat daarmee geheel accoord.' (POD-Den Haag: p.v. Schrieke (26 okt. 1945), p. 2, Doc 1-1530, a-r).
eenkwamen, een extraatje kregen: de Utrechtse Centrale Keuken leverde kosteloos bijna vierduizend liter soep. Met dat al kwam de viering de NSB toch op een totaal aan uitgaven te staan van bijna f 45 000.
XCDaar stonden politieke baten tegenover.
XCSeyss-Inquart die als persoonlijk geschenk Mussert een kolossaal, in leer gebonden exemplaar van Mein Kampf aangeboden had (een aanhanger van de SS-ideologie zag daar 'een ironische vingerwijzing' in-), deelde aan de verzamelde NSB' ers mee dat met ingang van die 14de december de NSB de enig toegelaten politieke partij was; hij had, aldus het Nederlandse persverslag, 'alle andere verenigingen of groeperingen van politieke aard die hier in Nederland nog aanwezig zijn, ... ontbonden' (daarmee doelde hij op Nationaal Front en de Nederlandse Unie), 'voorzover zij dit niet met inzicht in de noodzakelijkheid uit eigen beweging doen' (dat sloeg op van Rappards NSNAP).
XCEnig toegelaten politieke partij! Dat wekte bij de verzamelde NSB' ers groot enthousiasme en Mussert kreeg dan ook een ovatie toen hij het spreekgestoelte besteeg. Hij deelde in zijn toespraak mee dat hij naar Berlijn gegaan was, naar Hitler; hij wees er op dat in november Amerikaanse troepen in Suriname aangekomen waren en dat Nederland een week tevoren (7 december) aan Japan de oorlog verklaard had. Die twee gebeurtenissen hadden, zei hij, 'de deur dicht gedaan.' Hij was Hitler gaan zeggen - en hierop volgden de passages uit de twee dagen tevoren in de Reichskanz/ei voorgelezen verklaring waarin Mussert uiting gegeven had aan zijn vertrouwen dat Hitler met Nederland het beste voorhad; uit dat vertrouwen had hij, zei hij nu, 'de verbondenheid op leven en dood' als 'consequentie' getrokken. 'Ik kan u zeggen, mijne kameraden', vervolgde hij,
XC'dat de Führer zich daarover zeer verheugde en ons volk de gelegenheid wil geven, niet als overwonnen natie, niet als kolonie, niet als protectoraat, maar als vrij nationaal-socialistischGermaansvolk zijn plaats in het nieuwe Europa in te nemen en zijn aandeelte hebben aan het gestaltegeven aan het nieuwe Europa.'
XC'De verbondenheid op leven en dood' kon door Musserts toehoorders als beeldspraak opgevat worden; dat hunleider door middel van het afleggen van een eed, op de meest plechtige wijze dus, Hitler trouw gezworen had, vernamen zij niet. Dat bleef voorlopig een diep geheim waaromtrent slechtsJr.: 'De tweespalttussenenp.(Doe
1 G. Kettrnann NSB SS' (1953), 78 1-882, a-I).
een enkele hooggeplaatste NSB'er iets vernam.' Bovendien waren Musserts als historisch excuus naar voren gebrachte motieven voorzover deze op Suriname en Nederlands-Indië betrekking hadden (wat met die gebieden gebeurd was, zou 'de deur dicht gedaan' hebben), volslagen irrelevant, ja misleidend: Mussert had zich, zoals wij zagen, al vier-en-een-halve maand eerder, eind juli namelijk, bereid verklaard, Hitler trouw te zweren.
XCUiteraard moesten de door Seyss-Inquart en Mussert gehouden toespraken woordelijk in de pers opgenomen worden. Op de dagelijkse persconferentie werd evenwel scherpe kritiek geuit op de wijze waarop dat over het algemeen geschied was: 'uit de opmaak, plaatsing en keuze der koppen blijkt', zo zei de woordvoerder van Goedewaagens departement,
XC'een bepaald streven om met die middelen die de redacties ter hantering (ik zou bijna zeggen: harer ware bedoelingen) resten, de indruk der gebeurtenissen zoveel mogelijk te verzwakken Praktisch alle bladen hebben als titel gekozen: 'De herdenking van het tienjarig bestaan van de NSB', alsof het iets is als de herdenking van het tienjarig bestaan van een kegelclub. Er zijn inderdaad bladen die de rede (van Mussert) geheel hebben weggedrukt en onder heel kleine kopperi hebben gezet. Op dezelfde pagina staan koppen bij absoluut onbelangrijke stadsberichtjes die veel groter en sprekender zijn.' 2 >i"~
XCDat nagenoeg de gehele pers zich dit pennitteerde, had voor SeyssInquart een aanwijzing kunnen vormen, hoezeer hij bezig was, zichzelf verder te isoleren in de associatie met de geïsoleerde NSB. Musserts beweging telde in december '41 ca. vijf-en-tachtigduizend leden en ruim zesduizend sympathisanten: tezamen nog geen anderhalf procent van de volwassen Nederlandse bevolking. En dit kleine en gehate groepje 'salle dereinst die Macht und Fuhrung in den Niederlanden übemehrnen'? Kwam het ooit zo ver, dan zou zulks op een fiasco uitlopen. Dat fiasco werd door Seyss-Inquart en zijn naaste medewerkers ook voorzien. 'Man ist sich darüber hlar', schreef Bene begin februari' 42, stellig op grond van het beraad in de Chefsiizungen,
XC'dass das niedertändische Volk mit 95 % heute Mussert und die NSB ablehnt und dass cine "Machtûoemahnte' durcli Mussert und die NSB tiefgehende Brschüuerung hervorru fen wiirde, durch die die Ruh.e und Ordml11g gestört, ebenso wie die IiiI' die deutsche20
1 Rost van Tormingen schreef Mussert reeds op 13 december '41 eigenhandig een brief waarin hij Mussert met de volledige onderschikking onder Hitler geluk wenste aangezien 'ik', aldus Rost, 'in mijn eigen ontwikkeling tot nationaal socialist deze zelfde weg innerlijk heb afgelegd.' dl. p. 746). 2 Verslag persconferentie, 16 dec. 1941 (DVK, 48).
Kriegswirtschqft ausserordentlick wichtige Mitarbeit der niederldndischen lndustrie in Frage gestel/t werden würde. Ganz abgesehen davon, dass Musserts Leute noch nicht reiffür eine so grosse Verantwortunç sind.»
XCDat wilde niet zeggen dat Seyss-Inquart en Schmidt er onder alle omstandigheden tegen waren, dat fiasco te riskeren, ja het zou voor hen ook aantrekkelijke kanten hebben, zeker na een Duitse overwinning. Immers, had de NSB eenmaal bewezen, ook dan tot niets in staat te zijn, dan zou, zo hoopten zij, de massa van het Nederlandse volk met een zucht van verlichting het opgaan in een Grootgermaans of Grootduits rijk aanvaarden. Zijn politieke activiteit voortzettend werd Mussert, te beperkt, te naïef en te eerzuchtig om dat ooit te beseffen, slachtoffer van bedrog niet alleen van de kant van Hitler maar ook van die van de Reichskommissar en zijn naaste medewerkers.
XCArnold Meyer en de leden van het Driemanschap van de Nederlandse Unie mochten Seyss-Inquart wel dankbaar zijn voor zijn ontbindingsbesluiten die een einde maakten aan de situatie waarin ook zij in die sfeer van bedrog nog steeds werkzaam waren.
XCIn juli had Arnold Meyer voor zijn oproep tot vorming van een Nederlands Legioen ter deelneming aan de strijd tegen de Sowjet-Unie nauwelijks weerklank gevonden in eigen rijen; later in die maand en in augustus had hij zich niet zonder kleerscheuren uit die penibele positie losgemaakt. Het aureool van de 'onfeilbare leider', dat hij althans .in de ogen van de meeste van zijn volgelingen bezat, was ietwat verbleekt. Zijn beweging ging verlopen. Vele leden staakten alle partij-activiteit, de 'Kamers' die Meyer in het leven geroepen had, kwamen nauwelijks meer bijeen en als zij dat wèl deden, schitterden de meeste leden door afwezigheid.
XCNa het evidente falen van Meyers oproep had Generalkommissar Schmidt alle belangstelling voor Nationaal Front verloren; eind juli liet hij Harster, de Befehlshaher der Sicherheitspolizei und des SD, weten dat hij er geen enkel bezwaar tegen had indien Meyers beweging formeel verboden werd. Maar Seyss-Inquart had geen haast; verstandiger leek het deze, Nationaal Front in zijn uitingsmogelijkheden te beperken: medio augustus werd Meyers dagAuswärtige Amt (Akten zur Deutschen Auswärtigen Politile 20
1 Brief, 13 febr. 1942, van Bene aan het 1918-1945, serie E, dl. 1(1969), p. 421-22). 1 Brief, 9 sept. 1941, van W. B. aan Arnold Meyer (archief Arnold Meyer, 1815). 2 Kautz, een katholiek paedagoog, was in '34 toen hij met Zwart Front in contact kwam, een medewerker van de later kreeg hij een functie bij hei Hij was volgens Meyer een fel tegen stander van de SS-ideologie. a Tekst: archief Arnold Meyer, 1803. Rapport (20 nov. 1941) (a.v., 1607).
blad, het Nederlands Dagblad, op grond van een tegen de NSB gericht artikel verboden, eind september zijn weekblad, De Weg. Terzelfdertijd gingen naar alle Duitse functionarissen die af en toe nog met leden van Nationaal Front contact hadden, instructies uit om deze leden de dringende raad te geven, zich zo spoedig mogelijk bij de NSB aan te sluiten. 'Allen in de NSB, dan komt alles inorde!' -zo gafeen dier ledenhetadvies doordathij begin september van een van de naaste medewerkers van Schmidt ontvangen had.' Zulks verhinderde niet dat Meyer zelf nog af en toe.te horen kreeg (o.m. via een Duitse relatie, een zekere dr. Heinrich Kautz, die van tijd tot tijd uit Duitsland in Nederland en Vlaanderen opdook-), dat Mussert 'afgedaan' had. Meyer gaf dan ook niet volledig de hoop op dat de Duitsers op de dwalingen huns weegs zouden terugkeren, Eind november riep hij een vijf-en-zeventig 'oude getrouwen' in zijn woonplaats Oisterwijk bijeen. 'Alles grijs', staat er te lezen in de aantekeningen die hij voor zijn inleiding op schrift stelde, 'Ik neem het niemand kwalijk als hij wat pessimistisch is. Mits hij zegt: wat gebeure, gebeure, maar wij hebben gelijk en zetten door. Capituleren kunnen wij niet ... Verlaten van allen, zou ik het vaandel van Zwart en Nationaal Front verder dragen ... Wij alleen kunnen aan het Nederlandse volk een nieuw merk geven" onbegrijpelijk vond Meyer het dat de bezetter dat niet inzag! Maar als men in Den Haag halsstarrig 'aan Mussert en de NSB bleef vasthouden, kon men in Berlijn dan niet wijzer zijn? De kans daarop achtte Meyer niet verkeken; in de laatste dagen van november en de eerste van december' 41 schreef hij weer een reeks rapporten voor dr. Kautz waarmee deze bij de centrale bestuursinstanties van h-et Derde Rijk aan het werk moest tijgen. In een van' die rapporten hing Meyer een nostalgisch beeld op van zijn samenwerking met functionarissen van de Nederlandse Unie, maar helaas: voor een samengaan met Duitsland werd bij de Unie nu door nagenoeg niemand meer gevoeld, 'fast [edermann steht wiederurn auf der anderen Seite'. 4 In een tweede rapport bepleitte Meyer dat Seyss-Inquarts civiele bezettingsbestuur door een Militárverwaltung vervangen zou worden: '97~{, unseres Volkes (ist)',
schreef hij, 'i17folge des seitens der Besetzungsbehörde gesteuerten politischen Kurses anti-deutsch wie nie zuvor'; hij, Meyer, had geen enkel bezwaar tegen een 'germanische Staatenbund' waarin Duitsland 'das Übergewicht' zou hebben, mits Duitsland ten aanzien van Nederlandse binnenlandse aangelegenheden maar een zekere terughoudendheid zou betrachten; was Seyss-Inquart eenmaal verdwenen, dan zou wellicht door Nationaal Front, de Unie en anderen een college van advies voor een Militärverwaltung in het leven geroepen kunnen worden.! Een derde rapport bevatte een aanval op Colijn die het in' zijn internering veel te goed zou hebben, en betoogde voorts dat het mogelijk was, 'jiingere Anti-Revolutienare ... , wenn besonders taktvoll vorgegangen wird, fUr die neue Idee zu gewinnen'è, en een vierde en laatste rapport was aan Mussert gewijd. Met wellust had Meyer er nog eens alle gegevens voor bijeengebracht die men in Berlijn tegen Mussert zou kunnen uitspelen: oud-lid van de liberale partij, beschermer van Joden en Vrijmetselaars, oudlid van de Rotary, getrouwd met zijn oudere tante, 'ein eingebildeter, bomierter Bürgersrnann', kortom: een ridicule figuur die zo weinig tact had, 'dass sogar ein Ochs sich darüber schamen tvürde.'3
XCAldus Arnold Meyer op 6 december' 41.
XCZes dagen later, op 12 december, ontving hij het verzoek, Nationaal Front te ontbinden. Hij weigerde. Gevolg was dat op 13 december, daags voor Seyss-Inquarts toespraak in Utrecht, het hoofdkwartier van Nationaal Front in Den Haag en alle overige bureaus in den lande door de Sicherheitspolizei ontruimd en gesloten werden. Meyer legde aan de bezetter de belofte af dat hij zich buiten alle politieke activiteit zou houden: hij trok zich terug op een boerderij met 40 ha land die hij bij Oisterwijk had kunnen kopen, maar hij bleefbereid, het isolement op te geven als hij, zo schreefhij in de zomer van '43, 'de zekerheid had, belangrijk politiek werk te kunnen doen.'4 Korte tijd later had hij zijn memoires af ('Alles voor het vaderland"), voor de uitgave trachtte hij een subsidie te krijgen van het departement van volksvoorlichting en kunsten. Financieel verkeerde hij in moeilijkheden: Nationaal Front had
1 (I dec. 1941) (a.v., 1609). 2 Rapport (6 dec. 1941) (a.v., 1387). 3 Rapport (6 dec. 1941) (a.v., 1388). • Brief, 9 juli 1943, van Arnold Meyer aan H. van H. (Nat. Front, 3 d).
schulden nagelaten tot een totaal van f 85 000 waarvoor hij persoonlijk aansprakelijk was. De meeste activa van zijn beweging (kantoormeubelen, schrijfmachines, enzovoort) waren na de sluiting van haar bureaus door of met medeweten van de Sicherheitspolizei ontvreemd of versjacherd door de liquidateur die door Müller-Lehning, de commissaris voor de niet-commerciële verenigingen en stichtingen, benoemd was. Uit het Haagse hoofdkwartier verdwenen ook Meyers particuliere meubelen, zijn kleding en schoenen, zijn porselein, zijn schilderijenverzameling en bijna al zijn boeken; af en toe ontving hij daar wat van terug wanneer oud-leden van zijn beweging op de rommelmarkt in Den Haag boeken aangetroffen hadden die uit zijn biblietheek afkomstig waren.
XCVan illegale contacten hield Meyer zich verre en hetzelfde geldt, dunkt ons, voor veruit de meeste oud-functionarissen van Nationaal Front. 'Na de opheffing', schreef Meyer later, 'is getracht, contact te blijven onderhouden. Door cursussen, kaartclubs enz. is dit in verschillende plaatsen ook gelukt. Toetredingen tot de NSB waren er praktisch niet. Op Nieuwjaarsdag, op de verjaardag van de beweging en van mij, kwamen er steeds vele honderden telegrammen en brieven"!
XC'vele honderden'? Dat lijkt ons grootspraak. Want het moge waar zijn dat uit Meyers bewaardgebleven correspondentie blijkt dat inderdaad bij enkele tientallen medestanders uit Zwart C.q. Nationaal Front een sterke persoonlijke aanhankelijkheid aan Meyer gegroeid was, uit die correspondentie blijkt óók dat de solidariteit binnen Nationaal Front als geheel niet erg groot was. Met de opheffing van de beweging hadden de gesalarieerde krachten die op het hoofdkwartier werkten, van de ene dag op de andere hun inkomsten verloren. Meyer gaf onmiddellijk opdracht, te hunnen behoeve een steunactie te organiseren. De resultaten daarvan waren bedroevend en het gevolg was dat de stafleden van het hoofdkwartier zich, aldus Meyers secretaris in januari' 42, 'aan hun lot overgelaten' voelden; zij vroegen zich af, 'waarvoor zij al die jaren gestreden hebben en offers hebben gebracht, terwijl blijkt dat, als het moet, in hun eigen kringen niet de minste offerzin bestaat.P
XCTegen de achtergrond van dit alles is het begrijpelijk dat het ontbindingsbesluit van 13 december '41 het einde betekende van de politieke activiteit zowel van Nationaal Front als van Arnold Meyer.
XCMaar voor een aantalleden van de Nederlandse Unie en ook voor de leden van het Driemanschap gold het tegendeel.
XC1 Arnold Meyer: Alles voor het vaderland, p. 498. 2 Brief, 13 jan. 1942, VJn H. P. aan Arnold Meyer (archief Arnold Meyer, 1533). 20
XCEen deel van de contacten die men binnen de Nederlandse Unie tot 13 december' 41 legaalonderhouden heeft, is na de ontbinding in het geheimvoortgezet.
XCDit contrast met Nationaal Front onderstreept hoezeer, na de crisis die op Seyss-Inquarts oproep van 27 juni ('Nederlanders, blikt naar het oosten!') volgde, de ontwikkeling binnen de Unie van die binnen Nationaal Front verschilde. Nationaal Front is, nadat en doordat Meyer op de vorming van een Nederlands Legioen aangedrongen had, verlopen, de Unie kwam daarentegen door de publieke weigering van het Driemanschap om steun te verlenen aan de Duitse oorlogvoering, in een positie te verkeren waarin zij duidelijk door de bezetter bestreden werd, hetgeen, zoals al bij vorige gelegenheden gebleken was, bezielend werkte op het kader en op een groot deel van de leden. Reeksen verboden volgden, alle uitvloeisel van wat men Seyss-Inquarts afknijpingspolitiek zou kunnen noemen. Enkele noemden wij reeds: sluiting van de sociale voorlichtingsbureaus der Unie en van het vormingsoord 'Wargashuysen', verbod van het Unie-speldje, inbeslagneming van twee nummers van het weekblad De Unie, verschijningsverbod van De Unie voor zes weken.
XCOp de dag waarop dat laatste verbod werd afgekondigd, 15 juli, werden ook alle aanplakbiljetten van de Unie verboden. Toen De Unie begin september weer zou gaan verschijnen, werd meegedeeld dat het blad alleen zou mogen uitkomen indien de inhoud tevoren door de Sicherheitspolizei goedgekeurd was: preventieve censuur dus. Die voorwaarde voor verdere verschijning werd door het Driemanschap afgewezen en Einthoven, Homan en de Quay deelden hun weigering per briefkaart mee aan de honderdduizenden abonné's: 'Doch al zal dan ons blad niet meer verschijnen, de Nederlandse Unie zèlf werkt onvermoeid door ... Blijft ons trouw. Wij blijven u voorgaan.' Deze uitdagende woorden werden door Seyss-Inquart beantwoord met het opleggen van een boete van f 60 000. Wat de Unie aan reservefondsen bezat, werd op dat moment al apart gehouden om, na een verbod, de functionarissen (in het gehele land in totaal ruim driehonderd man) een bescheiden wachtgeld te kunnen uitbetalen, de f 60 000 moesten dus extra opgebracht worden. Het geld was in enkele dagen bijeen, 'het toestromen naar Den Haag van leiders van plaatselijke afdelingen die, vol trots, hun laatste contanten ter beschikking kwamen stellen, had', aldus Groeninx, 'iets bijna feestelijks." Symptomatisch was het voor de andere
1 R. Groeninx van Zoelen: Overzicht Ned. Unie (7 febr. 1945), p. 24 (CNU, II b).
opstelling van het Driemanschap dat medio augustus het vele malen verkondigde positieve standpunt ten aanzien van de Winterhulp Nederland in een mededeling aan het kader prijsgegeven werd. Kort voordien, op 24 juli, was het eenjarig bestaan van de Unie in eigen kring met enthousiasme herdacht: 'ontelbare bewijzen van sympathie en medeleven' werden op die dag door het Driemanschap ontvangen.' 'Tegenwerking en wanbegrip, openlijk en achter de schermen, zijn overvloedig ons deel geweest'," schreven Einthoven, Homan en de Quay in een circulaire die zij twee dagen vóór de eerste verjaardag aan het kader deden toekomen,
XC'maar dit alles heeft niet kunnen verhinderen dat de Unie in een jaar uitgegroeid is tot de grootste politieke organisatie die ons land ooit heeft gekend ... In laatste instantie gaat het om het zijn of niet zijn van (Nederland)" als volk en staat, om het behoud van onze eigen plaats en roeping in de wereld, om het behoud van onze eigen Nederlandse aard die wij geworteld weten in de geest van het Christeridom, de eerbiediging der persoonlijkheid en een aan zedelijke normen gebonden rechtsorde'
XCdit alles was, al werd hij met geen woord genoemd, rechtstreeks tegen de nationaal-socialistische bezetter gericht, en wanneer daarop dan volgde:
XC'Daarnaast gaat het vooral óók om het doorbreken van een nieuwe gedachte: . de gedachte van de volksgemeenschap, om een herziening van het sociaaleconomisch leven in socialistische zin, om de ordening van.een nieuwe en harmonische samenleving der volkeren'<
XC·dan was een zin als deze die een jaar tevoren als propaganda voor de Duitse Nieuwe Orde had kunnen worden opgevat, nu, in de zomer van '41, be
XC1 Rondschrijven, 14 aug. 1941, van het Driemanschap aan de gewestelijke en stedelijke commissarissen en aan de plaatselijke en districtssecretarissen (collectieH: Roelfsema). 2 Bij het gebruik van de termen 'tegenwerking en wanbegrip' zal het Driemanschap wel in de eerste plaats gedacht hebben aan de kritiek die door voormannen van de democratische politieke partijen ·alsmede in illegale bladen van socialistische en liberale signatuur geuit was. Het Parool van 23 augustus '41 (no. 20) bevatte ook weer een scherp artikel tegen het Driemanschap waarvan de conclusie: 'Zo gaat het met deze heren van kwaad tot erger', althans wat de relatie met de bezetter betreft, weerlegd wordt door het beleid dat. het Driemanschap sinds eind juni gevolgd had. "In het gestencilde stuk staat i.p.v. 'Nederland': 'het'; wij nemen aan dat dit een typefout is. 4 Rondschrijven, az juli 1941, van het Driemanschap aan de gewestelijke en stedelijke commissarissen en de plaatselijke en districtssecretarissen (Ned. Unie, I a). 20
doeld voor een situatie waarin Duitsland de oorlog zou hebben verloren. Meer en meer ging de Unie zich mentaal op die toekomst instellen. Dat geschiedde met name in de Z.g. Uniekringen - kleine gespreksgroepen waarin althans een deel van de leden der Unie periodiek, als regel eens in de veertien dagen, bijeenkwam.
XCWanneer wij in dit verband een enkel cijfer willen geven, dienen wij voorop te stellen dat de gegevens van statistischeaard met betrekking tot de Nederlandse Unie hoogst onvolledig zijn; van de archieven is slechts een kleine rest bewaard gebleven. Het beeld dat er uit oprijst, vertoont regionaal nogal wat verschillen. Vast staat dat de Unie in de provincies Limburg en Noord-Brabant meer dan honderdduizend leden was gaan tellen; in Limburg overschreed het ledental in september '41 de honderdtienduizend, 'ondanks het feit', zo werd opgemerkt, 'dat er ook in Limburg een aantal personen waren die bedankten omdat het lidmaatschap te duur werd- of omdat het toch niets gaf en de Unie vandaag of morgen toch wel geheel verboden zou worden.P Gelderland telde toen ca. zeventigduizend leden; drie maanden later waren het vijf-en-vijftigduizend; 'actief werkzaam waren in Gelderland', aldus de gewestelijke commissaris, 'ca. tweeà drieduizend leden." Van Noord-Holland (minus Amsterdam) weten wij dat het aantalleden er in maart '41 bijna veertigduizend bedroeg en acht maanden later, begin november, ca. een-en-twintigduizend+ In juni '41 telde dit gewest (het enige waaromtrent wij over precieze cijfersbeschikken) 781 kringen. Zo had Haarlem op een totaal van 7573 leden 250 kringen, Heemstede op 2671 leden 100 kringen, maar in Aalsmeer waar de Unie 344leden had, was op dat moment nog geen enkele Uniekring gevormd.P In de stad Groningen waren volgens Homan in '41-'42 ongeveer 150 Uniekringen werkzaam. Deze cijfers, hoe schaarsook, wettigen in elk geval de conclusie dat practisch in het gehele land, zij het in sommige provincies in sterker mate dan in andere, uit de zes- tot negenhonderdduizend leden die de Unie als geheel telde,
1 De contributie, oorspronkelijk vijftig cent per jaar (een geschoolde arbeider ver diende toen ca f 25 per week), was per I juli '41 verhoogd tot een minimum van f 1,20. Werklozen en gezinsleden zonder inkomen betaalden evenwel de helft daar van. Afhankelijk van het inkomen steeg de contributie tot een minimum van f 10 per jaar bij een jaarinkomen van f 6 000 en hoger. Dat laatste bedrag was ongeveer het inkomen van een leraar bij het middelbaar of voorbereidend hoger onderwijs. 2 Nederl. Unie, gewestelijk commissariaat Nd.Holland: rondschrijven, 17 okt. 1941, aan de afdelingen (Doc II-54I, a-6). 3 CNU: Notulen, 27 april 1946, p. 5 (getuige mr. I. Opstelten) (CNU, III a). 4 H. Burger: 'De Nederlandse· Unie' (1965), p. 102. ij Gegevens in Nederl. Unie, Ia a.
verscheidene duizenden kringen gevormd waren; daarin waren, naar wij aannemen, in veel gevallen vooral de Z.g. werkende leden opgenomen wier aantal op ongeveer vijftienduizend geschat is.
XCIn het algemeen had men bij die Uniekringen er naar gestreefd (bij de plaatselijke raden was trouwens hetzelfde geschied), ze zo verscheiden mogelijk van samenstelling te maken: de Unie wilde breken met de 'hokjesgeest' die, in veel opzichten, de vooroorlogse Nederlandse samenleving gekenmerkt had; zij wilde bovendien de socialetegenstellingen' overwinnen' en beschouwde het als een eerste stap daartoe wanneer personen, uit verschillende maatschappelijke groepen afkomstig, begrip kregen voor elkaars problemen. Dit streven was een voortzetting van hetgeen Homan met de Groninger Gemeenschap begonnen was; het sloot ook aan bij andere vooroorlogse pogingen om de Nederlandse 'verzuiling' te doorbreken; het was, in het maatschappelijk vlak, in overeenstemming met de corporatieve denkbeelden die in katholieke kring waren gaan leven, ook bij de Quay, en het kwam tegemoet aan Einthovens hartgrondige afkeer van het 'gekonkel' der politieke partijen welker positieve arbeid deze autoritair denkende, ongeduldige man nagenoeg geheel ontgaan was. Gedrieën wensten zij een 'nieuw Nederland' te zien ontstaan en in het weekblad De Unie waren van meet af aan artikelen verschenen waarin richtlijnen aangegeven werden voor de opbouw van dat 'nieuwe land'. Men had zich daarmee een ambitieus doel gesteld waarvan de concretisering bijzonder moeilijk bleek te zijn. Ten dele hing dat samen met het feit dat in het hogere kader van de Unie en vooral ook op het Haagse Algemeen Secretariaat vogels van zeer diverse pluimage bijeen zaten. Er was aan discussiesen plannen geen gebrek. zelfs werd 'in overleg en samenspraak met de leiding van de Nederlandse Unie'1 door het lid Max van Poll, een vooraanstaande figuur in de RoomsKatholieke Staatspartij, sinds' 29 lid van de Tweede Kamer, een gloednieuwe Grondwet ontworpen die van de parlementaire demoeratie zoals zij zich in Nederland ontwikkeld had, niet veel heel Iiet-; het ontwerp kwam in
1 Bruna: 'De Nederlandse Unie', p. 266. 2 Van Poll wilde zowel het recht van vrije meningsuiting als het recht van vrije partijvorming beperken; er zouden corporaties ('bedrijfschappen') in het leven geroepen worden die voordrachten zouden indienen voor veertig leden van een enkelvoudige Kamer van twee honderd leden; die veertig leden zouden door de regering benoemd worden; rechtstreeks zou de regering er twintig benoemen, veertig zouden gekozen worden door de Provinciale Staten, honderd door de kiezers. Als hoofd van het kabinet zou een 'rijksbestuurder' fungeren die door de koning zou worden benoemd en die voor een periode van zesjaar onafzetbaar zou zijn. Onder de titel publiceerde van Poll zijn ontwerp in 1946.
september '41 gereed maar bleef in een la liggen. Wèl verspreid werd in september een ander stuk, 'Grondslagen van de Nederlandse Unie' geheten. De Brouwer, de man van 'Brabantia Nostra' had er een eerste concept voor gemaakt dat' als te veel zwemend naar fascisme' verworpen was; verworpen als 'te behoudzuchtig' was ook een tweede concept van de 'hand van de adviseur van het Driemanschap, Tj. Krol, een van de voormannen van de Christelijk-Historische Unie; aanvaard was tenslotte een derde concept, opgesteld door mr. E. M. J. A. Sassen, lid van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, ds. H. G. Moll van Charante, predikant te Vught, en dr. van der Wielen, leider van het scholingswerk der Unie. Op dit stuk, 'Grondslagen van de Nederlandse Unie', volgde nog een vijftal andere waarvan er één gewijd was aan 'De corporatieve orde'.1 Het lijkt ons voldoende dat wij alleen op het eerste wat dieper ingaan, juist omdat er zo intensief beraad aan vooraf is gegaan en omdat men het als een synthese mag zien van de denkbeelden die bij de leiding der Unie leefden.
XCIn deze verhandeling nu werd allereerst geconstateerd dat zich in de wereld 'een geestelijke revolutie' voltrok: een 'reactie tegen de ontreddering waarin een tot het uiterste gedreven individualisme het mensdom heeft gebracht.' Onder de invloed van liberalisme en kapitalisme was alleen maar 'de massa' ontstaan. 'De massa', zo heette het,
XC'denkt niet en handelt niet. Men 'leidt' haar en zij laat zich ook gemakkelijk ,leiden, mits men haar slechtsweet te 'bespelen'. De massaheeft geen persoonlijkheid en erkent ook geen persoonlijkheid omdat de enkeling in haar ondergaat. De massa is geboren uit materiële nood, zij heeft dan ook slechts materiële idealen en is vervreemd van het geestelijke. De massa aanvaardt de dictatuur, want zij vraagt er om ... Het individu, losgemaakt van alle binding, ging onder in de massa. Deze ramp te herstellen, dit menselijk leed te helen, is de taak die het heden ons oplegt.'
XCAls oplossing werd gezien dat de samenleving meer organisch ingericht ' zou worden. Tegen 'het anorganische, massa-atomisme' stelde de Unie 'het organische gemeenschapspersonalisme als levensvorm en levensinhoud voor de mens'. Daarbij behield het individu overigens een 'zelfstandige verantwoordelijkheid' die door zekere rechten gewaarborgd moest worden: in de eerste plaats de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing en de 'vrijheid om de kinderen in diezelfde godsdienst en levensbeschouwing op te voeden en te laten opvoeden; in de tweede plaats de vrije keuze vanTeksten inUnie,a.
1 Nederl. I
levensstaat en van beroep, en het persoonlijk bezit. De politieke rechten werden niet gespecificeerd aangegeven; wel werd 'de aanwezigheid van een gezonde Volksinvloed' bepleit maar hoe die aanwezigheid zich positief manifesteren zou, werd in het midden gelaten; negatief werd slechts opgemerkt: 'In de fouten der vroegere parlementaire demoeratie mag tot geen prijs vervallen worden. Gezond is geen volksinvloed die de eendracht in de V olksgemeenschap zou ondermijnen. '1
XCOp sociaal-economisch gebied werd opgemerkt dat men de arbeid zien moest als 'dienst aan de volksgemeenschap'; dan pas kreeg zij haar 'persoonlijkheidswaarde', d~ pas kon ook 'een persoonlijke arbeidsplicht' ingesteld worden.
XC'In de internationale orde' lag, zo werd aan het slot gesteld,
XC'voor het Nederlandse volk een grootse taak. De bodem waarin dit volk (merendeels germaans van afstamming) wortelt, ligt geografisch tussen het germaanse, romaanse en angelsaksische cultuurgebied. Zijn kritische nuchterheid deed het vreemde waarden niet afstoten, maar het goede daaruit puren. De evangelische verankering onzer nationale waarden, de vrijheidsdrang van ons volk, zijn eerbied voor overtuigingen, in anderer levensbeschouwing gegrondvest, het kritische openstaan voor invloeden en waarden van elders, doen ons voorbestemd zijn ... om een der dragers te worden van de personalistische idee der waarachtige gemeenschap en daardoor dan ook tot het vervullen van een bemiddelaarsrol tussen de volken, tot een ordestichtende functie in het volkerengeheel.'
XCHet zou niet moeilijk zijn, uit deze en dergelijke beschouwingen elementen
XC1 Medio november' 41 ontvingen de gewestelijke en stedelijke commissarissen der Unie een rondschrijven: 'De Nederlandse Unie tegenover de politieke partijen', waar als motto een woord van Thorbecke boven geplaatst was: 'Men stilt de honger niet met de maaltijd van gisteren'. 'De politieke partijen hebben historisch hun taak gehad', stond hierin te lezen. 'In elk geval is het duidelijk dat wij, als dragers van een nieuwe tijd, met haar niet meer in zee kunnen ... Een volkse eenheid willen wij, die niet alleen maar berust op een incidenteel samengaan op opportunistische gronden, maar die wij zien als een positief goed ... Zo zien wij onze taak voor de komende tijd ... er zal gestredenmoeten worden ... En de uitslag staat ontwijfelbaar vast, want, wij weten het, de jeugd staat achter ons.' (collectie-H. Roelfsema).
XCMen mag uit deze passages wel coneluderen dat de opmerkelijke groei van de Anti-Revolutionaire Partij de Unieleiding volledig ontgaan was. Dat deze leiding meende, na de bevrijding een belangrijke, wellicht een beslissende rol te zullen spelen, bleek ook uit het feit dat in de lente van '42 ten huize van Einthoven 'een heel noodministerie' op papier gezet werd, dat overigens 'onder de pannen zo goed werd verborgen dat het naderhand niet meer teruggevonden kon worden'. (Bruna: 'De Nederlandse Unie', p. 267-68). 21
naar voren te halen die aansloten bij de ideologie van het nationaal-socialisme en het fascisme voorzover deze zich keerden tegen de parlementaire demoeratie en bijvoorbeeld tegen de vrijheid waarmee arbeiders in eigen vakverenigingen voor een betere beloning van hun werk opgekomen waren. In de zomer en herfst van '41 lag evenwel de periode achter de rug waarin de bezetter uit dergelijke beschouwingen enig politiek profijt kon trekken. Tussen hem en de Unie was het laken doorgesneden; stukken als boven aangehaald, hadden de bedoeling, de geesten te richten op hetgeen in Nederland na de bevrijding geschieden moest. Voorzover zij impliciet van de zekerheid dier bevrijding uitgingen, waren zij anti-Duits. Dat werd door Seyss-Inquart ook heel wel begrepen: eind november liet hij Rauter de verdere verspreiding van dit soort gedrukt scholingsmateriaal verbieden; wat er nog aan voorraden restte, werd door de Sicherheitspolizei in beslag genomen.
XCHeeft die scholing nu veel invloed gehad? Het is een moeilijke vraag. Zeker is het zo dat de Uniekringen door vele van de deelnemers als een volstrekt uniek gebeuren ervaren werden. 'De burgemeester', schreef Einthoven kort na de bevrijding, 'zat met de fietsenmaker en de dokter en de electricien om de tafel te praten over de toekomst van het Vaderland ... Met geen pen kan (men) beschrijven, welk een weldadige sfeer er op deze bijeenkomsten van twintig heerste. Welk een openbaring het was, walmeer werkgevers in het bijzijn van hun personeel verklaarden, gefaald te hebben in het verleden op het terrein van de samenwerking met hun arbeiders. Wanneer de arbeiders openlijk erkenden, dat ook hun houding vaak te wensen had overgelaten. Het was telkens weer verbazingwekkend om te zien hoe de mensen, mannen en vrouwen, van heinde en ver soms uren kwamen fietsen om besprekingen, waar iemand van het Driemanschap aanwezig was, bij te wonen. Er zijn maanden geweest dat ik gedurende vijf dagen per week dagelijks ongeveer vier vergaderingen van twintig man toesprak en deze mensen verbreidden dan in hun dorpen en wijken van de stad hetgeen zij hadden gehoord ... Ik had een onbeperkt vertrouwen, ik zou bijna zeggen: geloof in onze Koningin. Wij doen niet veel anders, zo zei ik in mijn honderden redevoeringen. . . dan het bouwland omploegen om het gereed te maken voor het zaad dat straks Hare Majesteit daarin zal uitstrooien.' 1
XC1 L. Einthoven: Memorandum (april 1946), p. 7-8 (eNU, zb). Wat Einthoven zich bij die beeldspraak voorstelde, liet hij in de lente van 1942 aan de regering weten. In zijn opdracht zond toen een relatie, ir. E. A. Plate, vanuit Zwitserland een memorandum naar Londen waarin Einthoven liet bepleiten dat luitenant-generaal b.d. M. Boerstra, oud-commandant van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger, na de bevrijding 'landvoogd' zou worden. 'Het Nederlandse volk in zijn overgrote meerderheid heeft het verlangen, dat het rijk geruime tijd na de bevrij21
XC'In en door de Unie', aldus Homan, 'zijn tienduizenden in dorp en stad bijeengebracht, dikwijls zelfs vrienden of vriendinnen geworden, die elkaar tevoren niet of nauwelijks kenden of elkaar zelfs uit de weg gingen. Arm en rijk, intellectueel en handwerker, katholiek en protestant en onkerkelijke en jood " noord en zuid, hebben elkaar hier gevonden in gezamenlijke werkzaamheid voor geheel ons volk."
XCGelijk gezegd: die werkzaamheid had, voor zover zij uitscholing bestond, betrekking op de toekomst. Maar het zou toch (al ontbreekt te dien aanzien elk documentatiemateriaal) van weinig voorstellingsvermogen getuigen indien men er van uitging dat in die duizenden Uniekringen over niets anders gesproken werd dan over vraagstukken als het vooroorlogse partijwezen, de corporatieve ordening en de positie van de landbouwer in de Nederlandse samenleving. Wij zouden ons zelfs kunnen indenken dat de discussies over dit soort problemen voor talrijke deelnemers aan de Uniekringen niet meer dan een aanleiding vormden om elkaar weer te ontmoeten. Men was in zulk een Uniekring in klein gezelschap bijeen; men voelde zich gemeenschappelijk door de vijand belaagd; men had elkaar leren kennen; men durfde vrijuit spreken, en het wilons voorkomen dat de vraag of de Duitsers Moskou zouden bereiken, de jongste bijzonderheden over het optreden der NSB'ers en het protest van het Episcopaat tegen de gelijkschakeling van de katholieke vakcentrale de leden van de Uniekringen in september' 41 veel meer bezig hielden dan de ontvangen 'Grondslagen van de Nederlandse Unie'.
XCVoor haar voortbestaan, ook na juli' 41, heeft de Unieleiding een prijs betaald: de prijs van zich te schikken in de door de vijand afgekondigde verbodsbepalingen; zij heeft de gelegenheid om zich met haar Joodse leden solidair te verklaren, verzuimd: zij heeft zich geschikt in de verordening die het Joden verbood, lid te zijn van verenigingen waarbij ook niet-JodenJ.21
ding door een bestuur van geregeerd wordt, zonder controle van enige volksvertegenwoordiging.' Er moest voorts een 'Gods vrede' komen van minstens een halfjaar 'om tijd te geven voor een rustige nieuwe groepering van de verschillende gezindten.' Plate's memorandum d.d. 12 april 1942, werd op 22 mei door Gerbrandy aan de koningin toegezonden. (archief Kabinet der Koningin). 1 Het is niet bekend, hoeveel Joden lid van de Unie bleven toen in de zomer van '41 doordrong dat zij geen 'werkend lid' konden worden; in elk geval mochten de Joden die niet nitgetreden waren, na 1 november niet langer lid van de Unie blijven en dus ook bijvoorbeeld niet langer aan Uniekringen deelnemen. 2 Lint horst Homan: 'Tijdskentering', p. 377.
aangesloten waren; per I november' 41 moesten, gelijk reeds vermeld, alle Joden de Unie verlaten - toch bleef de Unie (in tegenstelling tot andere verenigingen die zichzelf ontbonden) voortbestaan.! Bepalend was daarbij de argumentatie die met name door de Quay ook al eerder naar voren gebracht was: houden wij ons stipt aan de Duitse verordeningen en ontbinden wij de Unie niet zelf, dan dwingen wij de bezetter, haar op een gegeven moment op eigen initiatief te ontbinden; dat eclcelefeit al zal ons het stempel opdrukken van een verboden organisatie, het zal de onderlinge samenhang ten goede komen.
XCInderdaad, dat effect deed zich voor. Dat op 13 december' 41 het Algemeen Secretariaat in Den Haag door de Sicherheitspolizei bezet werd, dat huiszoeking gedaan werd bij de leden van het Driemanschap en bij de 'honderden gewestelijke, stedelijke, districts- en plaatselijke bureaus en dat al die kantoren mèt alle Uniewinkels leeggeroofd, gesloten en verzegeld werden, stimuleerde het kader en de actieve leden van de Unie slechts om de gegroeide banden te bestendigen. Veel Uniekringen bleven regelmatig bijeenkomen en het onderling contact tussen het Driemanschap en de belangrijkste functionarissen van de verschillende gewesten werd bestendigd. Ook bleven Einthoven, Homan, en de Quay er op uittrekken, Einthoven meestal in het westen des lands, Homan in het noorden en oosten, de Quay in het zuiden, zulks voor 'bijeenkomstenin de meest uiteenlopende omgevingen', aldus Homan, 'in de meest verscheiden accommodatie, steeds echter in dezelfde sfeer, steeds allen gedreven door dat hartstochtelijk verlangen naar volhouden omdat het doel zo duidelijk was." Het vormde alles een logische ç:>vergangnaar positief verzet.
XCVrijwel van meet af aan had 'in de Unie als massabeweging een verzetselement gestoken: duizenden Nederlanders hadden op grote vergaderingen, anderen, colporteurs van De Unie, hadden in gevechten met NSB' ers protest aangetekend tegen de gelijkschakelingspolitiek van de bezetter en tegen de pretenties van de NSB. Dat verzet was geen illegaal verzet. Verzet is een veelJ.
lOp 23 oktober '41 bepaalde een verordening van Seyss-Inquart (VO 199/41, 1941, p. 844-46) dat Joden niet langer lid mochten blijven van een niet-commerciële vereniging of stichting waar ook niet-Joden deel van uit maakten. Deze verordening werd op I november van kracht. Er ging toen op 28 of 29 oktober een circulaire uit van het Algemeen Secretariaat der Unie waarin aangegeven werd, hoe men die verordening moest naleven. Het bewaardgebleven materiaal doet vermoeden dat men, formeel, het initiatief tot het ontslag nemen bij de Joodse leden liet liggen; in Hilversum, wellicht ook elders, kregen die leden daartoe een 'zachte wenk'. (verslag, 21 nov. 1941, van een kaderbijeenkomst van de Nederl. Unie te Hilversum, Nederl. Unie, 38 e). 2 Linthorst Homan: 'Tijds kentering', p. 384.
ruimer begrip dan illegaliteit; de illegaliteit begon eerst daar waar men, als regel in georganiseerd verband, dadenbedreef die door de bezetter verbode~ en strafbaar gesteld waren. Illegale daden waren in december' 40 en januari '41 ook door het Driemanschap 'voor leden vande Unie verboden verklaard, zulks op straffe van royement, Inderdaad werden nadien enkele leden uit de Unie gezet, 'omdat wij', schreef Homan later,
XC'van onze plaatselijke functionarissen gehoord hadden dat zij betrapt waren (door de Duitsers) op illegaal werk, doch laat men toch begrijpen dat wij niet anders hadden kunnen handelen in de situatie van toen. Behoudens een enkel geval konden de betrokkenen hun royement, dat zij volkomen doorzagen, dan ook geheel billijken."
XCMaar het bloed kruipt waar het niet gaan kan: wij achten het aannemelijk dat menig Unielid zich van het door hetDriemanschap afgekondigd verbod niets aantrok, dit nog afgezien van hetfeit dat velen dat verbod als een schijnmanoeuvre zagen. Zonder twijfel zaten er al Unieleden in enkele van de eerste illegale organisaties en aan de verboden demonstraties ten gunste van het Huis van Oranje werd door Unieleden deelgenomen in een mate, die de Sicherheitspolizei opviel. 'Die Aussenstellen berichten immer wieder', aldus de '!y[eldungen aus den Niederlanden' vlak na Koninginnedag 1941, 'dass ein Grossteil der Personen gegen die sicherheitspolizeilich eingeschritten werden muss, Angehärige der Unie sind.?
XCMet illegale organisaties kreeg, zoals wij in ons vorige deel vermeldden, Einthoven al in een vroeg stadium contact. Daarbij ergerde hij zich vaak aan de lichtvaardigheid waarmee door hen opgetreden werd. Wanneer wij van enkele besprekingen afzien die hij in de herfst van '40 in Rotterdam voerde ter voorbereiding van een naoorlogse ordehandhaving (dit lag in de sfeer van de Ordedienst), willen wij ten aanzien van hem vermelden dat hij, volgens een in april '46 door hem geschreven memorandum, in juni '41, toen hij zich in Breukelen teruggetrokken had, in contact kwam met luitenant Erkens die aan het hoofd stond van een spionage-organisatie met verbindingen via België." Omstreeks diezelfde tijd verleende Einthoven medewerking aan de papiervoorziening en de samenstelling van het illegale blad Bulletin dat in Maartensdijk vervaardigd werd door de gebroeders V oûte die bij de Unie aangesloten waren. Via een van de Voûte's gafhij nummers van Het Parool naar de belangrijkste Uniefunctionaris in West-Friesland door.
XC1 A.v" p. 216. 2 'Meldungen aus den Niederlanden', 60 (Ia sept. 1941), p. 10. a Erkens was reserve-luitenant; wij hebben hem in ons vorige deel abusievelijk als beroepsofficier en kapitein aangeduid. 21
In juli deed hij na overleg met de Quay (Homan liet hij hier buiten) Erkens weten dat hij graag naar Engeland zou oversteken; met het contaCt dat men van Engeland uit wilde leggen, liep aanvankelijk iets mis, maar in september werd Einthoven benaderd door twee geheime agenten uit Londen, Ab Homburg en Cor Sporre. Zij meenden dat zij hem overzee naar Engeland konden meenemen, maar de Quay ontried Einthoven te vertrekken aangezien dat vertrek voor de Duitsers 'een prachtmotief (zou) zijn om de Unie op te heffen.'! Einthoven bleef Hij had omstreeks diezelfde tijd opnieuw contact met Erkens, via wiens route hij enkele personen het land uit hielp, en hij trachtte ten behoeve van diens organisatie explosieven te krijgen van de Staatsmijnen. 'Links en rechts dingen in de lucht laten vliegen, heeft geen zin', zei hij overigens tegen Erkens zodra deze (uit België) dynamiet ontvangen had, 'je wacht op instructies uit Londen/"
XCKort na het verbod van de Unie, in januari' 42, riep Einthoven ten huize van de Utrechtse hoogleraar prof. dr. V. J. Koningsberger 'een twaalftal vertrouwde Unie-mensen' bijeen aan wie hij op grond van zijn langdurige ervaring bij de justitie in Indië en de politie in Rotterdam 'een cursus (gaf) in het fabriceren en verspreiden van illegale lectuur op een dusdanige wijze dat men er het minste risico mee liep.'3 Mr. C. Vlot, de vroegere gewestelijke commissaris van de Unie in de provincie Utrecht, stimuleerde hij tot het oprichten van een berichtendienst binnen de Unie 'om het moreel op peil te houden." Dat de bezetter Einthoven als het gevaarlijkste lid van het Driemanschap beschouwde, bleek uit het feit dat hij als eerste van hen drieën in gijzeling genomen (4 mei' 42) en nadien nimmer in vrijheid werd gesteld. 'Der kommt niemals [rei', zou Seyss-Inquart gezegd hebben. Ó Toen de gijzelaars uit Gestel begin september '44 naar het concentratiekamp Vught overgebracht werden, verborg Einthoven zich in een kundig voorbereide schuilplaats; ,s nachts wist hij onder moeilijke omstandigheden te ontkomen. Hij dook onder in Den Haag.
XCDe Quay die mèt Homan op 13 julI' 42 als gijzelaar geïnterneerd werd, mocht in de zomer van '43 naar huis gaan teneinde zich als reserve-officier te melden voor krijgsgevangenschap in Duitsland; hij meldde zich niet maar dook onder in Sevenum waar hij contacten onderhield met de illegaliteit,
1 L. Einthoven: (1973), P: 53. De Duitsers zouden natuur lijk Einthovens vertrek als een illegale daad kunnen bestempelen. Wij nemen aan dat de Quay er bezwaar tegen had, hnn motiefte geven om tot opheffing van de Unie over te gaan. 2 Getuige L. Einthoven, dl. VII c, p. 753. 3 L. Eint hoven: p. 56-57. 4 L. Einthoven: Memorandum (1946), p. 17. 5 Bruna: 'De Nederlandse Unie', p. 272.
met name met de grote Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en met het illegale blad Christojoor.
XCMet Homan werd in maart '42 contact gezocht door kolonel Koot die hem vroeg of hij met een geheime agent (dat was Jan Emmer die op 12 maart in bezet gebied aangekomen was) mee naar Engeland wilde gaan teneinde de regering voor te lichten over de denkbeelden aangaande de naoorlogse tijd die in de Unie geleefd hadden. Homan verklaarde zich bereid en zijn vertrek leek ook Einthoven en de Quay verstandig. Het ging overigens niet door: Emmer werd eind mei gearresteerd. Medio juli '42 werd ook Homan als gijzelaar opgepakt. Tijdens zijn gijzeling kreeg hij tweemaal de gelegenheid, in vrijheid gesteld te worden mits hij zich dan binnen veertien dagen met zijn gezin in Noord-Brabant of Limburg zou vestigen en zijn adres aldaar aan het Reichskommissariat zou melden. Beide malen weigerde hij op principiële gronden, de tweede maal (maart' 44) ondanks ernstige dreigementen die door Rauter persoonlijk jegens hem geuit werden; tot zijn verrassing werd hij een maand later zonder enige voorwaarde vrijgelaten. Hij dook in Brabant onder, zamelde daar gelden in voor illegaal werk en trok in september '44 naar Groningen.
XCUiteraard konden de leden van het Driemanschap na hun gijzeling geen leiding meer geven aan voortgezette activiteit in Unie-verband. En in het algemeen vormden de gijzelaarsacties van mei en juli '42 een zware slag voor de Unie want onder de ca. twaalfhonderd Nederlanders die toen in kampen in Noord-Brabant opgesloten werden, bevonden zich talrijke functionarissen en kaderleden van de vroegere Unie. Inmiddels was evenwel een soort comité gevormd dat de contacten in Unie-verband wilde aanhouden en versterken; van der Wielen, Vlot, Ruygers, Joan Willems en P. J. Schmidt maakten er deel van uit. Zij allen raakten steeds dieper in het illegale werk verzeild. Ook bij de uitgave van illegale bladen werden zij betrokken. Nadat in de eerste vijf maanden van '42 een gestencild verzetsblad verschenen was voor vroegere leden van de Unie in Amsterdam-zuid, De Schans geheten (er kunnen meer van die plaatselijke of regionale bladen geweest zijn), begonnen Vlot, een bedrijfseconoom, vroeger hoofdbestuurslid van het Nationaal Jongeren Verbond, en J. E. W. Wüthrich, directeur van een handelsbedrijf, mede op aansporen van Einthoven (wij memoreerden dit al) in mei' 42 in Utrecht met de uitgave van een gestencild Bulletin, wèl te onderscheiden van Bulletin van de gebroeders V oûte dat tot september' 41 verschenen was. Vlot en Wüthrich zonden hun blad aan enkele honderden Unierelaties in het gehele land toe. In februari' 43 lieten zij Bulletin opgaan in een gestencild illegaal nieuwsblad, Je Maintiendrai, voortzetting van BC-Nieuws ('Be' was vermoedelijk de afkorting van 'burgerlijk contact'). 21
BC-Nieuws was in de zomer van '40 in Santpoort geboren, werd aanvankelijk vooral verspreid via personeel van de luchtbeschermingsdiensten en van de herfst van '42 af vermenigvuldigd op de zolders van het Vredespaleis in Den Haag. In januari' 43 had BC-Nieuws zijn titel gewijzigd tot Je Main tiendrai; viermaanden later nam de uit de Unie afkomstige groep die Bulletin in Je Maintiendrai had laten opgaan, de 'g~hele organisatorische en redactionele leiding van Je Maintiendrai in handen. Ruygers en Schmidt zouden er een belangrijke rol in gaan spelen. Andere vroegere Unieleden, onder wie drs. W. J. Schuijt uit Amsterdam, gingen in de zomer van '43 voor de voortzetting zorgen van een plaatselijk katholiek verzetsblad te Ijsselstein, Christo foor; zij gaven het een veel breder karakter: het werd het illegale blad van uit de Unie afkomstige katholieken, meest jongeren, die fel gekant waren tegen de terugkeer van de Rooms-Katholieke Staatspartij.
XCOnjuist zou het zijn, het zo voor te stellen alsofhet kader van de Nederlandse Unie als zodanig in de illegaliteit gegaan is of dat, zoals met de CPN en de RSAP geschied is, rechtstreeks uit de Unie een landelijke illegale organisatie voortgekomen is; "{el is het zo dat, afgezien nog van Je Main tiendrai en Christojoor, practisch alle vormen van illegale actie steun ontvingen uit kringen waar men zich in '40-'41 van harte voor de Unie ingezet had.
XCHet heeft zin, met een enkel woord op de gehele ontwikkeling van de N ederlandse Unie terug te komen. Opgezet is zij met de bedoeling om in een N ederland dat zich zou dienen aan te passen aan het Derde Rijk, een tegenwicht te vormen tegen de NSB. De noodzaak van die aanpassing (de 'erkenning der gewijzigde verhoudingen') stond in de eerste oproep die opjulivan het Driemanschap uitging, voorop; zij werd in augustus op publieke vergaderingen door Homan en de Quay bepleit, het was alleen Einthoven die toen reeds ook andere accenten ging leggen.
24 '40
XCWij hebben geen behoefte, het beleid dat zij gedrieën (nu eens gemeenschappelijk, dan weer in de combinatie twee tegen één) gevoerd hebben, hier te gaan samenvatten: elke samenvatting zou onrecht doen aan een gecompliceerde ontwikkeling die wij zo nauwgezet mogelijk weergegeven hebben. Vanprimair historisch belang lijkt ons trouwens niet wat het Driemanschap of het Algemeen Secretariaat of de redactie van De Unie gewild heeft - van primair belang is dat de Unie vrijwel van meet af aan het organisatorische kader verschafte waarin honderdduizenden Nederlanders, die van
de NSB en van de bezetter niets wilden weten, elkaar vonden in een gemeenschappelijke afweer die door het onderling contact versterkt werd.
XCEen van de rechrvaardigingen die de leden van het Driemanschap later naar voren gebracht hebben: dat velen 'de verkeerde kant' zouden zijn opgegaan, als,de Unie er niet geweest was ('dan zou', schreef Homan, 'een geweldig aantal jongeren, .. terecht zijn gekomen bij de NSB ofbij Arnold Meyer.T) lijkt ons teveel beïnvloed door een beperkt aantal contacten en ongefundeerd. Neen, wij willen de positieve betekenis van de Unie elders zoeken: zij is als massa-beweging van meet af aan uiting geweest van een geest van verzet, zij heeft er belangrijk toe bijgedragen dat de NSB in een hoek gedrukt werd en zij heeft, vooral in de laatste fasevan haar door de bezetter getolereerd bestaan, d.w.z. van begin juli' 4I af, in eigen kring een sfeer gekend waaruit belangrijke componenten van de illegaliteit zijn voortgekomen.
XCZo had dus Mussert op I2 december ' 4I Hitler trouw gezworen en, gelijk vermeld: een van de factoren die hem tot de nauwere binding gebracht zouden hebben (althans dat zei hij twee dagen later bij het tienjarig bestaan van de NSB), was het feit dat, na de Japanse aanval op de Amerikaanse vlootbasis Pearl Harbor, Nederland Japan de oorlog verklaard had. Mussert vond dat een waanzinnige daad, hij verwachtte er slechts onheil van. Er is evenwel reden om aan te nemen dat het verloop van de strijd toch ook hem nog tegenviel.
XCIn korte tijd slaagden de Japanners er in, geheel volgens plan ook Neder- ' lands-Indië te veroveren. Medio februari viel Singapore, twee weken later werd Java van drie kanten bedreigd, in de nacht van 27 op 28 februari ging een groot deel van de Nederlandse vloot in de Javazee ten onder, op 9 maart capituleerde de commandant van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Welk effect deze dramatische gebeurtenissen op de publieke opinie in bezet gebied hadden, zullen wij later schetsen: hier komt het er op aan, te onderstrepen dat zij Musserts politieke positie, althans zo zag hij het zelf, danig verzwakten. Had hij tevoren in zijn gesprekken met zijn Duitse tegenspelers het gevoel gehad dat hij, na een Duitse overwinning, niet alleen Nederland maar ook het rijke Nederlands-Indië de Nieuwe Orde kon binnenvoeren,
nu was hij zijn grootste troefkwijt: Nederlands-Indië was door Japan bezet. Zou Japan het ooit prijsgeven, dan alleen maar door Duitse pressie. Mussert werd dus nóg sterker van Duitsland afhankelijk dan hij al was; hij realiseerde zich bovendien dat diegenen die het opgaan van Nederland in het Duitse rijk bepleitten, daar met verdubbelde kracht op zouden gaan aandringen nu Indië verloren was. Inderdaad - 'Mein Standpunkt ist der', schreef Himmler eind februari '42 aan Rauter: 'Die Niederlande hátten nur dann eine Zukunft, wenn sie bei aller Betrübnis um Vergangenes begreifen, dass der Verlust ihrer Kolo nien die Rettung ihrer rassischen Substanz ist' (er zou geen 'Indisch bloed' meer in de Nederlandse samenleving komen) 'und weiterhin, dass sie sich mit aller Kraft und mit vollem Herzen Germanien, mit dem Kern Deutschland, von dem sie ein Teil sind und van dem sie sich einst' (in 1648) 'geläst haben, wieder zuzu wenden haben.'l
XCPubliekelijk kon Mussert niet de eis stellen of zelfs maar de wens uiten dat de Japarmers Indië vroeg of laat weer aan Nederland zouden overlaten: de bezetter gaf hem geen vrijheid, de Duits-Japanse relaties te vertroebelen. Mussert volstond er mee, de redacties van Volk en Vaderland en van Het Nationale Dagblad alsmede de sprekers van de NSB te gelasten, voortaan van 'bezet Indië' te spreken. 'Ik heb nog een stille hoop', schreefhij aan een relatie, 'dat Japan na afloop van de oorlog Indië aan ons zal teruggeven, ook al zullen wij dan een stukje moeten missen.f
XCBegrijpelijk was het dat het verlies van Indië ook Musserts ongeduld aanwakkerde: hij had Hitler trouw gezworen, het was voor de Duitsers niet langer nodig, bij de behandeling van Nederland rekening te houden met de positie van Indië - waarom werd hem dan de macht niet overgedragen? Opnieuw ging hij er bij Seyss-Inquart op aandringen. In augustus '40 had hij deze de suggestie voorgelegd dat de leden van de Raad van State door NSB' ers vervangen zouden worden die dan, bij ontstentenis van de koningin, het koninklijk gezag aan hem als 'regent' zouden overdragen; Seyss-Inquart had dat van de hand gewezen. Begin februari' 42 bracht Mussert het oude denkbeeld opnieuwonder Seyss-Inquarts aandacht, begin maart stelde hij hem voor, onverwijld zeven vooraanstaande NSB' ers tot leden van de Raad van State te benoemen (die zouden daar dan een meerderheid hebben), wéér liet de Reichskommissar het denkbeeld langs zich afglijden. De leider van de NSB had, niet ten onrechte, het gevoel dat hij aan het lijntje gehouden werd. Hij werd er kriegel van en twee dagen na verzending van zijn brief aan Seyss-Inquartviel hij tegen Rauter uit: was niet binnen een maand of twee,
1 Brief, 23 febr. 1942, van Himmler aan Rauter 526). 2 Brief, 21 febr. 1942, van Mussert aan A. B. (Doe 1-175, b-r).
d.w.z. vóór begin mei, 'de macht' aan hem overgedragen, dan zou hij die, tussen de rode en de rade mei' grijpen'; 'ich schilderte ihm in vorsichtiger Weise die wehrpolitische Lage in den Niederlanden', rapporteerde Rauter aan Himmler, 'und sagte ihm dass ich bei meiner letzien Aussprache mit don Reichsleommissar nicht den Eindruck gewonnen háite dass dieser an einen so leurzen Termin denke.' Rauter zelf dacht aan een heel wat langere en deelde die ook aan Mussert mee: zolang de oorlog duurde, was overdracht van de macht ten enenmale uitgesloten. "Mussert war darüber recht bestiirzt, sprang erregt auf, ging im Zimmer auf und ab und man merkte deut/ich', aldus weer Rauter, 'wie sehr ihn die Dinge inner lich berûhrten. Wenn er die Macht hátte, so meinte er, dann könnte er dent Reichsführer Manner stellen, dann könnte er aller/ei machenl! Wat Mussert bij dat 'allerlei' opperde, onthulde Rauter eerst na de oorlog: 'als tegenprestatie verplichtte hij zich om tienlichtingen hier in Nederland op te roepen zodat Hitler ongeveer dertig divisies ter beschikking zouden worden gesteld voor de strijd tegen de Russen."
XCHet aanbod oefende op Rauter geen aantrekkingskracht uit. Zou het dit op anderen wèl doen? Het leek Rauter geraden, Musserts aanbod in zijn brief aan Himmler niet op te nemen; het was immers denkbaar dat deze het aan Hitler zou voorleggen. Rauter wilde de kans niet lopen dat de Führer op het aanbod zou ingaan.
XCIn mei' 42 kreeg Mussert dit zwart op wit van Koster telezen; nieuw was het hem niet want Koster (die in de NSB nogal geïsoleerd geraakt was) had hem al twee maander eerder, in maart, breedvoerig zijn bezwaren uiteengezet, Dat niet alleen: uit protest had Koster al zijn functies in de NSB neergelegd en hij had Mussert bovendien de raad gegeven dat deze als 'leider van de NSB alle leden moest terugroepen uit overheidsambten waartoe zij door de bezettende macht waren benoemd.f Wij weten niet wat Mussert op dat voorstel gezegd heeft; uit de feiten blijkt dat hij de uitvoering afwees. Alle reden is er evenwel om aan te nemen dat Mu~sert Kosters visie op het Duitse beleid deelde. Vandaar ook dat hij van meet af aan met zoveel zorg de ontwikkeling gadegeslagen had van dat Duitse koekoeksjong in het nest van de NSB: Feldmeijers Nederlandse SS.
XCIn maart, toen hij met Koster sprak, was Musserts verbolgenheid tegen de SS danig toegenomen: Mussert had gemerkt dat enkele honderden WAmannen die zich voor het Nederlandse Legioen opgegeven hadden, met slinkse middelen naar de SS-Standarte 'Westland' overgeheveld waren; de WA had hij in een geprikkeld gesprek met Feldmeijers stafchef 'het jachtgebied van de SS' genoemd en de verantwoordelijke redacteur van Storm-SS'een doorgewinterde Marxist met het etiket 'nationaal-socialist' op het voorhoofd'." Welnu, al die tijd was, achter Musserts rug, Feldmeijer bezig, de plechtigheid voor te bereiden die hij, de Voorman der SS, al sinds de zomer van '41 als de kroon op zijn werk beschouwde: Himmler zou naar Nederland komen om de Nederlandse SS op Hitler te beëdigen; ze zou daarmee een officiële status krijgen, niet alleen in Nederland maar eigenlijk in het gehele Duitse machtsgebied. Medio april vernam Feldmeijer dat zijn plan kon doorgaan; Himmler zou op 16 mei in Den Haag arriveren, op de r zde kon dan de beëdiging plaatsvinden. Notabene was de Nederlandse SS formeel nog steeds een onderdeel van de NSB! Het minste wat de Voorman van de SS te doen stond was de leider van de NSB in te lichten. Aldus geschiedde.O.Koster: 'Duitsland-Nederland' (begin mei(Doca-II), • POD-Geldermalsen: p.v.O.Kosterokt.p.(a.v., a-z).'Rapport van de stafchef der NederlandseJ.Jansonius,maart
1 W. A. 1942) 1-956, W. A. (25 1945), 4 3 SS', L. 16 1942 387 b).
Mussert .was woedend. Dat de SS aan Hitler trouw zou zweren, was hem wel hoogst onaangenaam (het betekende immers dat zijn grossgermanische Duitse tegenstanders een vaste greep kregen op die SS), maar hij kon er zich moeilijk principieel tegen verzetten: de SS had nu eenmaal een 'Germaanse' taak, hij had zelf de eed afgelegd op Hitler als germanischer Führer en zich bij die gelegenheid bereid verklaard, formaties als de SS op Hitler te beëdigen. Onduldbaar achtte hij het evenwel dat nu juist Himmler die eed zou afnemen en dat de beëdiging zich ook zou uitstrekken tot personen als Roskam, leider van de Nederlandse Landstand, en G. Dieters, districtsleider van de NSB in Drente, die weliswaar beiden in de SS opgenomen waren maar, aldus Mussert, in de eerste plaats gehoorzaamheid verschuldigd waren aan hèm. Daar kwam dan nog bij dat het gehele denkbeeld dat de SS hem door die beëdiging als het ware ontfutseld zou worden 'op een moment waarop tussen hem en het kader van de NSB nog niet een even plechtige band gelegd was, hem niet in het minst zinde: de SS diende te wachten, eerst zou het kader van de NSB aan hem, Mussert, trouw moeten zweren. De beste datum daarvoor lag, meendehij, voor de hand: zaterdag 9 mei.
XCHet kwam in de tweede helft van april en in de eerste dagen van mei tot een verwoed touwtrekken tussen, aan de ene kant, Mu'ssert en Generalkommissar Schmidt (die zich mèt zijn superieuren van de Parteileanzlei meer en meer zorgen was gaan maken over de pretenties van de SS) en, aah de andere kant, Feldmeijer en Rauter. Alle diplomatieke talentenwaar Seyss-Inquart over beschikte, waren nodig om slaande ruzie te voorkomen. Het compromis dat tenslotte tot stand kwam, had de volgende inhoud: de beëdiging van, de Nederlandse SS op Hitler.zou voorafgaan aan de beëdiging van het NSBkader op Mussert; figuren als Roskam en Dieters zouden niet de eed van trouw op Hitler afleggen en die eed zou aan de 'gewone' leden van de SS niet afgenomen worden door Himmler maar door Mussert. Het was niet alleen op zichzelf een tekenend conflict geweest, belangrijk was het óók door de neerslag die het vond in twee brieven aan Himmler, één van Rauter, één van Seyss-Inquart - brieven die beide van eminent belang zijn.
XCRauters brief werd geschreven (28 april' 42) nadat hij van Seyss-Inquart gehoord had dat deze er, mede in het licht van de bezwaren die Schmidt geuit had, mee accoord ging dat Roskam, Dieters en enige anderen niet aan de plechtigheid op 17 mei zouden deelnemen. 'Jeh erlaubte mir zu erwidern', aldus Ranter in zijn beklag aan Himmler, 'dass es ja doch der Zweck des Eides sei, in dem eigenstaatlichen dietsehen Bereich der NSB im grossgermanischen Sinne dureh einen solehen Vorgang einzubrechen, um als Schrittmaeher dann doch aueh im Laufe der Zeit die Partei zu zwingen, etwas ähnliches, wenn aueh in einer anderen Farm, zu tun, und dass gerade aueh die E~fassung van
Männern im politischen Bereich der NSB ein wirksames Mittel zur grossgermanischen Ausrichtung wdre'
XCSeyss-Inquart was het met deze principiële beleidslijn wel eens, maar hij meende dat Rauter het tempo forceerde en bovendien bij zijn systematisch protegeren van de SS te weinig rekening hield met de gevoeligheden van de NSB en de mogelijkheden van de SS overschatte. 'Es ist eben so', deed SeyssInquart een kleine twee weken voor de eedsplechtigheid (4 mei) aan Himmler weten, 'dass eine Formation und auch eine Elite-Formation ohne die Basis einer politischen Partei nicht leben kann ... Die Niederländische SS braucht in der heutigen Situation die Parteibasis der NSB, denn eine andere ist nicht da'; men behoefde bovendien voor Mussert die immers door een eed aan Hitler gebonden was, niet bevreesd te zijn en tenslotte kon hij, de Reichsleommissar, bij wat hij in Nederland trachtte te bereiken, de NSB niet missen. "Mussert', zo begon deze ongemeen belangrijke passage uit Seyss-Inquarts brief,
XC'wird sich gegen einen Fahrerbefehl nie sträuben. Ich habe eine sehr offene Aussprache mit ihm im Zusammenhang mit seiner Vereidigungsabsicht beziiglich der politischen Funletionäre gehabt, in der er mir sagte, dass er abgesehen von seiner absoluten GeJolg schqftsbereitscha{t, falls der Fahrer theoretisch von ihm etwas verlangen sollte was er als Niederländer nicht niachen könnte, nicht unçehorsam sein, sondern sich erschiessen würde. Ich weiss nicht wie es mit dem ietzieren ist, aber das erstere wird stimmen, Im iibrigen wetden auclt nack dem Sieg die politischen und wirtschajtlichen Einwirkungen so aberwältigend sein dass es in dieser Beziehung kaum mehr Probleme geben wird ... Wenn das Endergebnis einmal gegeben ist, wird die Anziehungskrajt cines Germanischen Reiches so gross sein, dass die einzelnen Nationalismen zuriicktreten wetden. Auch die Deutschen werden in dieser Beziehung noch einiges zu lernen haben, bevor sie fähig sind, ein Germanisches Reich zu (ahren.
XCJetzt handelt es sich abe; datum, den Sieg zu organisieren und dazu brauche ich die NSB, zumal ja deren Declee reichlich kurz ist. Wenn ich aber den Leiter eines Arbeits amts benötige urn eine Dienstverpfiichtung ins Reich auszustellen", oder einen Barger meister der meine [udenmassnahmen durchfiihrt, oder eine spontane Kundgebung urn gegen die Oranje-Erinnertmgen loszugehen, so geht das nur mit den NSBern und zwar vor allem mit den W A-Männern. In dieser Richtung funktionieren die NSBer aber klaglos, weil es sich um die innerpolitischen Gegner handelt. Die Feindsendungen tun noch ihr iibriges dazu, indem sie den NSBern versprechen, sie altfzuhängen und Zit spiessen, urenn die Emigrantenregierung u/ieder zUTackkommen sollte. Ich habe garnichts dagegen, dass eine leichte Psychose in dieset Richtung unter den NSBern entsteht. Sie
, Brief, 28 april 1942, van Rauter aan Himmler 192--97). 2 Er was in maart een verordening verschenen krachtens welke de gewestelijke arbeidsbureaus Neder landers konden werk in Duitsland te aanvaarden.
wetden dadurcli immer mehr zu uns gedrängt. Jedel!{alls ist die NSB viel veriässlicher als die niederländische Polizei.
XCWel1l1 diese Verwendbarkeit der NSB heute ZUII1 Teil darauf zurückgeht, dass irgendwelche. nebulosen Vorstellunçen van einem niederländischen Staat irgendwelcher Grösse in einzelnen Köpfen bestehen. 50 halte ich das derzeit politisch für gar nicht 50 ItJichtig, das wichtigste ist das derzeitige Funktionieren dieset Menschen. Es wäre ein Zeugnis unserer vollen politischen Ulifähigkeit, wenn es uns nach dem Sieg nicht gelingen würde, diese Natienatismen wegzunehmen und die massgeblichen niederlän disenen Leute in den gemeinsamen germanischen Bereich zu bekommen. Sind dann einige da, die noch nicht wollen ader können, so kann man die zur gegebenen Zeit leich: zur Seite schieben.'
XCDit betoog sprak Himmler zeer aan en deze aanvaardde dan ook het compromis dat onder Seyss-Inquarts leiding tot stand gekomen was. Himmler had trouwens het gevoel dat de onstuimige Rauter te negatief over Mussert oordeelde; in het program dat voor Himmlers bezoek aan Nederland opgesteld werd, kregen de NSB en Mussert alle eer: een bezoek aan het hoofdkwartier te Utrecht, een bezoek aan het Hagespraakterrein te Lunteren, enkele ontvangsten waarbij Mussert aanwezig zou zijn - kortom, de leider van de NSB zou de volle gelegenheid krijgen tot openhartige gesprekken met de machtige Reichsführer-SS. Uit alle gegevens blijkt evenwel dat hij niet de moed opbracht, Himmler ronduit te zeggen wat hij van het grossgermanische streven en van de annexionistische elementen in Seyss-Inquarts beleid vond. Wat de punten van onmiddellijk belang betrof, beperkte Mussert zich er toe, Himmlers instemming te winnen voor het denkbeeld dat aan de eedsaflegging door het NSB-kader op hem, Mussert, ook deelgenomen zou worden door die leden van de SS die functionarissen waren van de NSB; eigenlijk had Mussert verder willen gaan: het gehele kader van de SS zou hem trouw moeten zweren. Dat was evenwel door Himmler verworpen: de betrokkenen hadden immers al trouw gezworen aan Hitler.
XCDat laatste dan, was op zondag 17 mei geschied. Twee dagen vóór die plechtigheid (waarbij aan ca. zeshonderd SS' ers de eed op Hitler afgenomen was") had Storm-SS geschreven dat het 'weinig uit(maakt) wat Jantje ofPietje te beweren hebben over oude of nieuwe staten of grenzen, over afscheidingen of aansluitingen", en ook de toespraak die Feldmeijer na de beëdiging hield, was een en al verheerlijking van de 'Grootgermaanse' waarden ('van al deze waarden is Adolf Hitler de verpersoonlijking, In hem, door hem en tot hem
1 Brief, 4 mei 1942, van Seyss-Inquart aan Himmler 199-207). 2 Enkele leden weigerden de eed af te leggen en kregen derhalve ontslag uit de SS. 3 15 mei 1942.
zijn alle dingenvin .deze Germaanse ruimte'). Mussert legde geheel andere accenten: hij liet niet na, te herinneren aan het feit dat Voorman Feldmeijer hem in juni '40 trouw gezworen had, hij sprak niet aileen over Hitler maar ook over Mussolini: 'het is' mijn taak', riep hij uit, 'het Nederlandse volk in de Nederlandse staat' (die dus moest blijven bestaanl) 'voor te bereiden op de plaats die het in het toekomstige Germaanse statenverbond van Europa zal innemen:i Rimmler, die ook het woord voerde, wekte de leden van de Nederlandse SS tot voorbeeldige trouwaan Mussert op.
XCWas dat van Himmler een schijnmanoeuvre?
XCWij menen van niet. Dat het Musserts streven was, binnen het nieuwe Europa een zo groot mogelijk deel van de Nederlandse zelfstandigheid te redden, zal wel tot Himmler doorgedrongen zijn, maar de Reichsführer-SS had uit Musserts eigen mond nimmer vernomen dat deze de Grootgermaanse denkbeelden, voorzover deze tot het volledige verlies van Nederlands identiteit zouden leiden, principieel afwees. Seyss-Inquarts brief van 4 mei' 42 en de besprekingen met Mussert tijdens Himmlers bezoek aan Nederland hadden in elk geval niet tot, gevolg gehad dat er im Himmlers 'gutes Urteil' over Musserts karakter enige wijziging kwam"; wij ,kunnen ons niet anders voorstellen dan dat Himmler in het contact dat hij bij zijn bezoek met Rauter had, ook jegens deze van dat 'gunstig oordeel' had doen blijken, ja zich ingenomen verklaard had met het denkbeeld dat Mussert na een Duitse overwinning als staatshoofd zou gaan fungeren. Dat men daarmee geen wezenlijke risico's zou lopen, wist Himmler van Seyss-Inquart.
XCMussert aan de macht? Dat was voor Rauter en Feldmeijer onaanvaardbaar. Onmiddellijk na Himmlers terugkeer naar Duitsland kwam het dan ook tot een systematisch streven van hun kant om het Himmler duidelijk te te maken dat van diens beoordeling van Mussert niets deugde: Mussert maakte het hun daarbij gemakkelijk: na de beëdiging van de SS ging hij namelijk het 'Nederlandse' karakter van zijn beleid onderstrepen. Dat was ook heel begrijpelijk. Want zo dom was Mussert niet' of hij besefte de politieke betekenis van die beëdiging; dat hij haar zelfhad mogen.voltrekken, maakte het feit niet ongedaan dat er nu in Nederland een politieke gsoepering bestond die door haar relaties met Himmler en de SS heel veel gevaar\ lijker was dan de NSNAP van de.verdwaasde van Rappard - een groepering waarvan aile leden door een eed van trouw gebonden waren aan Hitler, en een groepering bovendien welke door de brutale doorzetter Feldmeijer
1 A.v., 22 mei 1942. 2 Met betrekking tot Mussert treffen wij in Himmlers brief van 1 juni '42 aan Rauter de. woorden aan:
geleid werd die in de voorafgaande bijna twee jaar voortdurend aangetoond had dat hij lak had aan de eed van trouw die hij op 8 juni '40 aan Mussert afgelegd had. En niet alleen, met die Nederlandse SS (die voorlopig niet zo talrijk was) zou Mussert te maken krijgen; hij wist dat Feldmeijer bezig was, een grotere aanhang op te bouwen, bestaande uit personen die als 'begunstigendè leden van de Nederlandse SS' formeel niet in de SS opgenomen waren maar er wel contributie aan betaalden en die openlijk van een zekere solidariteit getuigden met haar streven in de richting van een Grootgermaans Rijk.'
XCOp 19 mei, twee dagenna de beëdiging van de Nederlandse SS, verscheen Mussert opeens in een vergadering van de staf van de hoofdafdeling pers en propaganda van het hoofdkwartier der NSB. Hij deelde daar aan het afdelingshoofd Ernst Voorhoeve (de ex-leider van Verdinaso-Nederland) en aan al diens medewerkers mee dat hij een uiterst vruchtbaar contact met Himmler gehad had, dat Himmler hem toegezegd had dat er in de toekomst Nederlandse infanterie-eenheden zouden komen binnen de Germaanse weermacht, dat ook de politie 'zuiver Nederlands' zou blijven 'onder leiding van het Nederlandse staatshoofd', en dat hij uit dat alles de conclusie getrokken had' dat wie voortaan nog de term 'Grootgermaans rijk' in de mond nam, uit de NSB geroyeerd moest worden." Voorhoeve gaf die instructie aan de sprekers en aan het gehele kader van de Politieke Organisatie der NSB door; afschrift stuurde hij aan de leiders van alle formaties, de SS inbegrepen. Feldmeijers reactie laat zich raden. De Voorman van de SS lichtte Rauter in , en gaf opdracht, nieuwe gegevens te verzamelen die men tegen Mussert kon uitspelen. Twee medewerkers van Voorhoeve, beiden oud-leden van de NSNAP, bleken bereid te zijn, een 'boekje open te doen over hun chef en zij stelden, nadat zij voor alle zekerheid ook de instemming van een van de medewerkers van Generalkommissar Schmidt verworven hadden, op schrift dat Voorhoeve zich bij verscheidene gelegenheden op de meest denigrerende wijze over Duitsland en de Duitsers uitgelaten had: het personeel van het Reichskommissariat had hij 'een gezelschap aangeklede nageboorten' genoemd, de aanhangers van de SS-denkbeelden 'kontkruipers van de Duitsers', van secretaris-generaal Goedewaagen, een van die 'kontkruipers',
XC1 Injuli liet Feldmeijer aart die 'begunstigende leden' de eis stellen dat zij schriftelijk hun instemming zouden betuigenmet het feit dat de Nederlandse'Sf Hitler trouw gezworen had, 2 NSB, hoofdkwartier, prop.raad: Notulen, 22 mei 1942 (NSB, 202).
had hij gezegd dat deze kon 'barsten of in de stront vallen', hij had beweerd dat niet alleen in Nederland maar ook in Noorwegen, Denemarken en België, ja in Oostenrijk het verzet tegen de Duitse inmengingspolitiek 'van minuut tot minuut' toenam en Voorhoeve had tenslotte, notabene in een vergadering van sympathiserende leden der NSB, verklaard dat 'het overgrote deel van de Wehrmacht geen bal gaf om het nationaal-socialisme'."
XCDat alles loog er niet om. Maar de buit die Feldmeijer en Rauter wisten binnen te halen, werd nog rijker.
XCOmtrent de Haagse procureur-generaal mr. van Genechten wisten de twee ex-NSNAp'ers te berichten dat hij de SS als 'een stel idioten' aangeduid had.! En er kwamen nieuwe gegevens over Mussert binnen! Daar zorgde de leider van de SS-Standaard in Noord-Brabant en Limburg voor, SS-Obersturm[iihrer P. J. Kooymans. Nadat deze Mussert eind mei bij een rondreis door Noord-Brabant vergezeld had, kon hij aan Feldmeijer berichten dat Mussert in Den Bosch tegen het provinciale kader van de Landstand binnenskamers gezegd had: 'Er bestaat een Nederlands volk en er blijft een Nederlands volk bestaan. Daar moeten wij voor strijden ook als wij naar Dachau gestuurd zullen worden. Wie daar anders over denken, zijn schoften.' Elders had Mussert, eveneens binnenskamers, gezegd: 'N oordBrabant wordt weer het hart van Nederland', en: 'Onze Duitse vrienden zeggen dat men slechte tanden krijgt van ons brood. Dat is zeker de reden waarom ze het bij ons weghalen.P
XC1 Vertaling van het rapport, 25 mei 1942, van C. Th. en]. A. C. G. (EDC, 8025-32); E. Voorhoeve: 'Mijn politiek' (nov. 1946), p. 14 (Doc 1-1819, a-j), 2 Brief, I juni 1942, van P.]. Kooymans aan Feldmeijer (BDC, 2043-45). Toen Mussert bij deze gelegenheid Eindhoven bezocht, bepaalde de burgemeester, een NSB'er, dat de oranje-blanje-bleu-vlag (de vlag die de NSB propageerde) van alle openbare gebouwen wapperen moest, waaronder het Gemeentelijk Lyceum. De bijna driehonderd leerlingen die deze school telde, weigerden toen naar binnen te gaan en hetzelfde geschiedde de dag daarna toen de burgemeester gelast had dat de vlag van het Lyceum moest blijven hangen. In eerste instantie bepaalde de burgemeester dat tweehonderdtwintig leerlingen gestraft moesten worden; die straffen varieerden van het verlies van vier vrije middagen tot eenjaar schorsing. Onder de leerlingen gingen pamfletten de ronde doen waarvan de strekking was dat niemand die school betreden moest zolang nog één leerling geschorst was: 'De vaderlandse geschiedenis leerde ons, hoe onze grote helden offers wisten te brengen voor Land en Vrijheid. Die lessen hebben we goed begrepen! Nooit bukken we voor de NSB. 'Danliever de lucht in', zei van Speyck.' Reeksen besprekingen, ook met het departement in Den Haag, leidden er toe dat de burgemeester enkele weken later alle straffen liet vervallen behalve twee van een halfjaar en één van een heel jaar schorsing; die drie leerlingen werden in september weer normaal tot het onderwijs toegelaten. (J. Bergmans, H. Honhof en E. A. Wijsmuller : ' 'Vlagincident' op het Gemeentelijk Lyceum te Eindhoven' (stenc., 1945))
Al deze rapporten werden in onberispelijk Duits vertaald, door Feldmeijer aan Rauter en door Rauter aan Seyss-Inquart, Schmidt en Himmler toegespeeld. De gevolgen bleven niet uit. Voorhoeve die er met een visum van de Wehrmacht maar ook met goedkeuring van Schmidt! in geslaagd was, Vlaanderen te bezoeken waar hij enkele voordrachten hield, werd door de Sicherheitspolizei uit Antwerpen teruggehaald en kreeg de gelegenheid, zich als vrijwilliger voor het oostelijk front te melden. Wat belangrijker was: nu had Mussert het tot Rauters intense vreugde bij Himmler definitief verkorven. 'Ich muss sagen', zo schreef Himmler op 24 juni, 'dass ich nach den Mitteilungen die ich nunmehr in der letzten Zeit bekommen habe' (Rauter had er graag voor gezorgd), 'mit Hem Mussert persönlich innerlich. fertig bin. Icli glaube nicht mehr, dass er der langsame, um die Wahrheit ringende, schwerblütige Niederlënder ist, sondern halte ihn für einen in der Hand seiner schlechten Umgebung befindlichen Mmm, verheiratet mit seiner Tante. Abschliessend zu meinem personlichen Urteil, darf ich heute auck noch sagen, halte ich ihn innerlidi für unehrlich, Krach wird es deswegen zwischen ihm und mit keinerlei geben, jedoch eine Bemuhung, den Mann innerlidi zu gewinnen, werde ich nicht mehr anstellen. Alle Betrachtunçen die ihn betreJJen, wetden rein nüchtern politisch sein'?
XCen dat wilde zeggen dat Himmler er geen bezwaar tegen had als SeyssInquart in het kader van de Duitse oorlogvoering gebruik bleef maken van de belangrijke diensten die Mussert en zijn NSB' ers hem konden bewijzen. Verder wenste Himmler evenwel niet te gaan. Dat de Reichsjuhrer-SS er niet voor zou terugschrikken om, mocht dat wenselijk blijken, Mussert 'naar Dachau' te sturen, behoeft geen betoog.
XC'Ik zweer de leider van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Anton Mussert, trouw tot in den dood. Zo waarlijk helpe mij God almachtig.'
XC1 Schmidt zei tot zijn eigen verdediging: 'Er hdue Voorhoeve völlig in der Hand, Voorhoeve sei sein kleiner Finger, die dietsehen Sachen seien nicht sa gefährlieh, usw.' (brief, 6 juni 1942, van Rauter aan Himmler, BDC, 6019-2I). Ook Seyss-Inquart achtte in die tijd het Dietse streven ongevaarlijk. 'Besonders jetzt, nacli dem Verlust der Kolonien, wird', zo had hij medio maart aan Himmler geschreven, 'kein Flame mehr ernstlidi ein Interesse haben, mit den hollàndischesi Habenichtsen. zusammeneu kommen.' (brief, 16 maart 1942, van Seyss-Inquart aan Himmler, Doc 1-1564, a-7). 2 Brief, 24juni 1942, van Himmler aan Rauter (BDC, 613).
XCAldus luidde de eed welke op 20 juni '42 in het stadionte Utrecht afgelegd werd door ca. drieduizend functionarissen v:an de NSB, haar nevenformaties inbegrepen, echter met uitzondering van de Nederlandse SS. Uit Musserts lange toespraak: willen wij slechts naar voren halen dat hij opnieuween lans brak voor zijn geliefkoosde 'Germaanse statenbond'. 'De Europese solidariteit van nationaal-socialisten en fascisten', riep hij uit, 'is grondslag. Daarop voortbouwend weten wij ons Germaans volk lotsverbonden op leven en dood met de andere Germaanse volkeren en willen wij streven naar de Bond van Germaanse staten onder de opperste leiding van de Führer, op wiens schouders de grootste verantwoordelijkheid rust voor de redding van Europa.'!
XCDat Mussert zèlf aan die Führer trouw gezworen had, werd in het 'Stadion niet door hèm meegedeeld maar door plaatsvervangend leider van Geelkerken die na Mussert het woord voerde. Het feit van Musserts eedsaflegging mocht overigens niet ÏJ? de pers vermeld wordenê - vermoedelijk verorïderstelde Seyss-Inquart dat de publieke opinie zich in versterkte mate zowel tegen de bezetter als tegen de NSB zou keren indien men vernam dat de Nederlander Mussert, leider van de enig toegelaten politieke partij, trouw gezworen had aan het Duitse staatshoofd. Ook binnen de NSB bleek van wrevel: men had de eed op Mussert afgelegd vóór men wist dat deze zich zijnerzijds door een eed onverbrekelijk aan Hitler gebonden had. Via Mussert was elkeen die hèm trouw gezworen had, dus ook gehouden, voortaan alle aanwijzingen van Hitler te volgen. Dat was voor menigeen een onbehagelijke gedachte, maar lang duurde dat onbehagen niet: eed of geeneed, elke NSB' er wist dat zijn persoonlijke toekomst van Hitlers overwinning afhing.
XCWij hebben in ons vorige deel de NSB als een' gehate minderheid' aangeduid. Waarom zij gehaat werd, vond de lezer, voorzover hij daar behoefte aanhad, nog eens beknopt aangeduid in de passage uit Seyss-Inquarts brief waarin
XC1 Volk en Vaderland, 26 juni 1942. 2 Het bericht over de plechtigheid te Utrecht dat op de ANP-telex doorgegeven werd, was er door Seyss-Inquart persoonlijk op nagezien ofhet wel kort en onbenullig genoeg was, het begrip 'eed' kwam er niet in voor. Dat Mnssert Hitler trouw gezworen had, '-"'erdwel enkele weken later door De Waag gepubliceerd. Mevr. Fraenkel-Verkade veronderstelt niet ten onrechte, dunkt ons, dat deze indiscretie op instigatie van Rost van Tormingen gepleegd werd. (E. Fraenkel-Verkade: 'Mussert, de NSB en de eed van trouwaan de Führer' in Studies over Nederland in oorlogstijd, dl. I (1972), p. 99)
deze jegens Hirnmler onderstreepte dat hij voor taken die de normale, Nederlander tegen de borst stuitten, alleen een beroep kon doen op NSB' ers. Van de hand- en spandiensten die deze NSB' ers optal van terreinen des levens de vijand bewezen hebben, zullen wij in ons volgende deel een overzicht geven; ook op enkele interne kwesties die de NSB betreffen en op de mentaliteit die de beweging kenmerkte, zullen wij daar dieper ingaan. Zin heeft het evenwel, er hier op te wijzen dat Mussert in de periode die wij thans behandelen (maart' 41 juli '42) wel meer aanhangers kreeg, maar dat zijn beweging bleef wat zij al in de zomer van '40 en trouwens ook eerder geweest was: een kleine minderheid binnen het Nederlandse volk.
XCPer 31 december '40 had de NSB ruim vijftigduizend leden geteld: ca. zeven-en-twintigduizend die tot de Z.g. 'eerste ban' behoorden (zij die vóór mei '40 lid geweest waren) en ruim drie-en-twintigduizend die na-de meidagen toegetreden waren en die men binnen de NSB veelal als 'de meikevers' aanduidde. Mussert was over het gehalte van die 'meikevers' niet erg te spreken: er waren teveel profiteurs bij die voor de NSB geen hand uitstaken. Vandaar dat hij in juli' 41 het instituut van 'sympathiserend lid' instelde; de overige leden heetten voortaan 'werkende leden'. De 'sympathiserende leden' betaalden contributie maar zij behoefden in geen enkel opzicht aan de werkzaamheden deel te nemen; deden zij dat wèl, dan konden zij na drie maanden 'werkend lid' worden. Welnu, van 31 december' 40 tot 31 december '41 steeg het totale aantal 'werkende leden' van vijftigduizend tot bijna acht-en-zeventigduizend-; het was per 30 juni' 42 evenwel tot ruim negen-enzestigduizend gedaald. 'Sympathiserende leden' (plus donateurs) waren er op 31 december' 41 ruim zesduizend, per 30 juni '42 ruim zeventienduizend. De totale aanhang van de NSB was dus door het feit dat zij in december' 41 de enig toegelaten politieke partij geworden was, nauwelijks gestegen: van vier-en-tachtigduizend tot zes-en-tachtigduizend.
XCHet verloop van de leden komt in die cijfers niet tot uitdrukking. Als bij elke politieke partij gingen er ook bij de NSB leden weg en kwamen er nieuwe bij. Wij zullen er in ons volgende deel nadere bijzonderheden van geven; hier-willen wij slechts vermelden dat, blijkens de onderzoekingen van J. F. Vos, na de invasie van de Sowjet-Unie ca. tienduizend NSB'ers het lidmaatschap beëindigden': ca. veertienhonderd uit de 'eerste ban', ca. zes-en-tachtighonderd uit de zoveel opportunistischer getinte 'tweede ban',"
XCOmgeven was de NSB door een aantal 'fronten': organisaties voor beJ.
_1 Met inbegrip van ruim vierhonderd 'geheime leden', maar met uitsluiting van ruim elfduizend die in Duitsland en ruim zeshonderd die in België woonachtig waren. 2 F. Vos: 'Het ledenverloop van de NSB' (scriptie, 1972), p. 24.
paalde groepen uit de samenleving die door NSB' ers geleid werden maar waarbij ook niet-NSB' ers zich konden aansluiten. Dat laatste gebeurde niet vaak en ook die 'fronten' omvatten als regel dus slechts een minieme fractie van het totaal aantal personen dat voor aansluiting in aanmerking kwam. Zo telde het 'Front van Nering en Ambacht', dat voor winkeliers en andere kleine zelfstandigen bedoeld was, begin' 41 ruim vijftienhonderd leden terwijl de op hetzelfde terrein werkzame organisaties die aan dat front bekend waren, er vijf-en-dertigduizend telden: meer dan twintig maal zo veel. Op een totaal van ruim drieduizend personen die als ondernemers werkzaam waren in de grafische sector, waren er begin '42 zeven-en-dertig die zich bij de sectie grafische industrie van het Economisch Front aangesloten hadden. Deze cijfers waren veelal nog geflatteerd ook want, aldus de NSB' er Woudenberg, commissaris van het NVV:
XC'De leiders der fronten wilden zoveel mogelijk betekenis aan hun groepering geven door een zo groot mogelijk ledental. Een expediteur bijvoorbeeld zorgde er voor dat al zijn ondergeschikten in het 'Vervoersfront' kwamen Het gevolg was vanzelfsprekend dat ook maar weinig NSB' ers lid van het NVV werden, ze doken in alle mogelijke fronten onder."
XCHet probleem voor de NSB was intussen niet alleen dat zij zulk een geringe aanhang bezat, maar ook en vooral dat zij er door haar verbond met de bezetter in geslaagd was, practisch het gehele volk tegen zich in het harnas te jagen, misschien door niets zo sterk als door het optreden van haar geüniformeerde benden: de WA. Na de vele incidenten in '40 en in de lente en zomer van '41 werd overigens straatterreur van de herfst van '41 af een minder frequent verschijnsel; de rijen van de WA werden trouwens gedund doordat verscheidenen dienst namen in verschillende Duitse formaties; de SA van de NSNAP die zich vaak bij uitstek misdragen had, verdween trouwens geheel van het toneel. Maar vechtpartijen bleven toch ook nadien voorkomen en de verhalen die daaromtrent de ronde gingen doen, wakkerden telkens opnieuw de animositeit tegen Mussert en de zijnen aan.ê
XC'H.]. Woudenberg: 'Memoires', dl.I,p. 81. 2 Zo deed de WA in Den Haag, nog steeds een vrij bandeloze troep, eind december '41 een inval in het café 'OberBayern', nadat gebleken was dat zich daar een jongeman bevond die onder de revers van zijn jasje een militaire knoop droeg (het publiekelijk dragen van dergelijke nationale symbolen was verboden). Twintig WA-mannen rukten het café binnen dat vol bezoekers was, keken of zij de jongeman met de knoop konden vinden (die was door twee politie-agenten weggevoerd) en begonnen, toen dat niet het geval was, 'met wapenstokken in het wilde weg, enkelen ook met opgepakte stoelen op het aanwezige publiek in te rammelen ... Stoelen en bierglazen
XCGegeven het feit dat de NSB en haar leider met elkaar geïdentificeerd waren, bleef die animositeit zich ook tegen Mussert persoonlijk richten. De illegale pers behandelde hem met onverholen minachting en de Londense radio-uitzendingen deden hetzelfde. In de herfst van '41 ging bovendien in verscheidene delen des lands een pamflet circuleren, 'De man van ras en bloed' getiteld:
XC'Mussert is om het ras in stand te houden als drie-en-twintigjarige jongeling gehuwd met een vrouw van een-en-veertig. En om het bloed krachtig te houden nam hij als uitverkorene de zuster van zijn moeder. Een normaal mens noemt dat bloedschande Musserts vader heeft dit feest niet mogen beleven, doch zijn moeder wel, die dus behalve 'zoon' ook 'zwager' mocht zeggen. Zijn tante kan hem dus behalve 'neef' ook nog aanspreken met 'rnannie', Mussert zelf mag behalve 'moeder' ook zeggen 'schoonzus' en in plaats van 'tante' ook 'vrouwtjelief'. En dit misbaksel van een man durft over ras en bloed te spreken!"!
XCAls liedje tegen de NSB werd 'Op de hoek van de straat' het populairst. Het knoopte bij het feit aan dat Volk en Vaderland voor zes cent te koop was: 'Op de hoek van de straat staat een Ennesbeeër. 't Is geen man, 't is geen vrouw, maar een ras-plebejer. Met een krant in zijn hand staat hij daar te venten, hij verkoopt zijn vaderland voor zes losse centen.' werden', aldus de eigenaar, 'opgenomen en als door waanzinnigen midden tussen en naar de aanwezige bezoekers geworpen. Dat alles had plaats zonder zelfs vrouwen, meisjes of kinderen te ontzien ... Het was in minder dan geen tijd een formele veldslag in mijn zaak, met alle gevolgen van dien. Tafels, stoelen, glaswerk, lampen, kledingstukken enz. vlogen over en tussen wegvluchtende mensen door, verschillende personen vielen, een deur werd ingetrapt, vrouwen en meisjes lagen bekneld op de grond ... Na het eind der, laten wij het noemen 'vechtpartij', schreeuwde de aanvoerder 'Stilte!' en hield toen een toespraak tot alle nog aanwezigen waarbij hij o.a. nog het volgende of iets van dezelfde strekking oreerde: 'Ziezo, hier wordt niet meer gelachen. Laat dit genoeg zijn. Nu loopt het nog zo af, maar als we hier weer komen, dan vallen er doden, want als jullie de kans kregen, vermoordde je ons ook' ... Toen ik mij op het laatste moment tot een der vertrekkende NSB'ers wendde met de vraag hoe het moest met de veroorzaakte schade, kreeg ik sarcastisch ten antwoord: 'Dat haal je maar bij de Unie.' ' (brief, 2 jan. 1942, van de eigenaar van 'Ober-Bayern' aan de hoofde. van politie, Den Haag, NSB, 713).
XC1 De Sicherheitsdienst liet zich de gelegenheid niet ontgaan, dit pamflet in Duitse vertaling volledig ill haar geheime weekrapport op te nemen. (Meldul'lgen aus den Niederlanden', 68, 4 nov. 1941. p. 11-12)
XCDeze woorden konden gezongen worden op de muziek van een vooroorlogs straatdeuntje: 'Ständchen', of 'De Serenade', toevallig geschreven door een musicus die zich na mei' 40 bij de NSB aangesloten had. Wat ieder dacht wanneer dat deuntje gespeeld of gezongen werd, was in NSB-kringen niet onbekend. 'Het valt mij voortdurend op', schreef Voorhoeve in de herfst van '41 aan de secretaris-generaal der NSB, 'dat 'De Serenade' veel gespeeld wordt door café-orkestjes en ook voor de radio. Ik geloof dat het aanbeveling zou verdienen, deze muziek voor de radio niet meer te laten spelen.'!
XCWie het illegale Paroo lIas, trof daar in de zomer van '41 een gedicht in aan waarvan wij het eerste en het laatste coupletwillen aanhalen: 'Ieder land heeft zijn eigen geuren en ons Holland had die ook om ons hart aan op te beuren; wie door Holland liep, hij rook bloemen, mest, het zout der zee en zoet water om te drinken. Maar nu ligt dit land te stinken: Holland stinkt naar NSB. Door het land van ons wanhopen loopt hun walgelijk riool. 'Neuzen dicht, maar ogen open!' dat zij voortaan ons parool. Hun 'kordaatheid', hun' 'houzee' , hun verachtelijk namaaksel: neus dicht! Want het stinkt naar braaksel: Holland stinkt naar NSB.'"
XC'Neuzen dicht, maar ogen open!' - daar werd ook naar gehandeld. Er ontstonden verschillende groepjes die plaatselijk de namen en adressen van NSB' ers gingen noteren. In Tilburg was de gemeentepolitie overigens al in de zomer van '40 begonnen met een geheime registratie van NSB'ers. 'Ook enige gemeente-ambtenaren verleenden hierbij medewerking', aldus het naoorlogse gemeenteverslag.
XC'Aan de loketten der afdeling bevolking werd aantekening gehouden van naam en adres van een ieder die getooid met een NSB-insigne voor een der loketten
XC1 Brief, 26 sept. 1941, van E. Voorhoeve aan C. J. Huygen (NSB, 47 e). 2 Het Parool, 13 (10 juli 1941), p. 3. Dit gedicht was van de hand van A. Roland Holst.
verscheen. Hetzelfde geschiedde aan het loket militaire zaken waar de bewijzen van zedelijk gedrag werden afgegeven. Dit bewijs moest o.a. worden overgelegd door hen die zich als lid van de NSB gingen aanmelden,"!
XCHet sprak vanzelf dat het menigmaal tot kleine incidenten kwam tussen de NSB'ers en hun tegenstanders: NSB'ers werden uitgescholden of men spoog voor hen op de grond of liet 'toevallig' een wind wanneer zij passeerden. Om deze en dergelijke daden te berechten werd in augustus '41 door secretaris-generaal Schrieke het instituut van de 'vrederechtspraak' in het leven geroepen waar wij in ons volgende deel op terugkomen. Feitelijke gewelddadigheden van een iets ernstiger karakter kwamen ook voor. Nog steeds werden af en toe bij NSB' ers de ruiten ingeworpen en enkele malen gebeurde het dat bij NSB-boeren korenmijten in brand gestoken werden," Over het algemeen onthield men er zich evenwel van, een willekeurige NSB' er te laten merken hoe men over hem dacht. Was men met een menigte bijeen, dan liet men die terughoudendheid wel eens varen. Zo in mei' 42 in Harlingen toen daar door de NSB in de Schouwburg een openbare vergadering belegd was:
XC'Honderden mensen kwamen inderdaad, maar bleven voor de Schouwburg staan om eens goed te zien welke stadgenoten er binnen gingen. En dat waren er maar zeer weinig, in totaalongeveer dertig personen, bijna allen mensen die reeds om hun landverraderlijke houding min of meer bekend stonden. Soms werd er zachtjes maar honend gelachen door de toeschouwers en soms viel er even een ijzige, grimmige stilte, al naar gelang wie er passeerde."
XC, Het verschijnen van geüniformeerde NSB' ers in gemeenten waar men die uniformen niet of nauwelijks gezien had, wekte steeds de nodige deining. Midden augustus '41 brachten bijvoorbeeld twee geüniformeerde kaderleden van de Nationale Jeugdstorm der NSB een bezoek aan Elburg ter voorbereiding van een excursie door deelnemers aan een kamp der NJS. Ze beklommen de kerktoren. Beneden verzamelde zich een dreigende menigte; de fietsbanden van één Jeugdstormer liet men leeglopen. Het tweetal werd tenslotte min of meer opgesloten door' enige honderden mensen die', aldtis het verslag van één hunner,
1 Gemeente Tilburg: (z.j.), p. 55. 2 Zo begin oktober '41 in Aalten; het gevolg was dat de burgemeester en tien inwoners twee maanden lang vastgehouden werden in het concentratiekamp Amersfoort. 3 H. H. Drost: (1946), p. 49.
'Op onbeschaamde, hysterische wijze joelden, ons beledigden, enz. De uitingen waren onder meer: 'Vuile rot-NSB'ers', 'Weg met jullie', 'Wat doe je hier?', 'Rotmofien', 'Oranje boven', 'Ozo', 'Leve Wilhelmina', terwijlook getracht werd, het Wilhelmus te zingen. Ook werden wij met oranje bloemen bekogeld, terwijl de wildste bedreigingen geuit werden. Mannen kwamen met hooivorken aandragen ... Dit onbeschrijfelijk toneel, dat Elburg op een gekkenhuis deed gelijken, speelde zich af onder het oog der politie die eenvoudig machteloos was.'
XCTot ver buiten Elburg werd het tweetal achtervolgd. Bij een mars door Oldebroek speelden zich dezelfde tonelen af; die mars werd derhalve onder marechausseebewaking herhaald en 'op de tweede mars', aldus weer de [eugdstormer, 'is inderdaad geen woord gevallen, alleen waren de luiken der huizen gesloten en stond iedereen met de rug naar ons toe, terwijl nog enkelen spuwden. Ik heb hier maar geen aanmerking op gemaakt omdat het al een geweldige vooruitgang was."
XCGeen wonder was het dat, als gevolg van dit alles, de gemiddelde NSB' er in een levenssituatie kwam te verkeren die moeilijk te verdragen was. 'Tot vóór meialdus in februari'de typerende klacht van één hunner,
1940', 42
XC'ondervond ik, als nationaal-socialist steeds gemoedelijk onze beginselen en ideeën propagerend, nog devriendschap van familie, honderden vrienden en bekenden. Na meiblééf ik de bescheiden en voorkomende propagandist. Kortheidshalve zij echter gezegd dat alle verbindingen met de familie werden verbroken. Vóór mei'had ik tientallen vrienden, zogenaamde spoorvrienden, doch stuk voor stuk heb ik hen verloren. Hetzelfde is het geval met de honderden sportvrienden van weleer. Kwam ik vroeger op een sportveld, dan had ik handen tekort. Sinds meiloop ik eenzaam rond. Ik was ook nog lid van enkele liefhebberij-verenigingen - welnu, ook hier laat men goed voelen dat het anders is. Zelfs met je naaste buren is het mis geworden. Voor het huis is het voeren van een gesprek over koetjes of kalfjes niet meer mogelijk. Bij het verlaten van je woning krijg je ternauwernood een afgemeten knikje, op straat draaien tientallen het hoofd om of gaan snel voor een etalage staan. Tientallen zakenrelaties van voorheen gingen verloren of het is mondjesmaat. Caféhonders, sigaren
.oude '40 40 1940
XC1 H. A. H.: 'Rapport betreffende ongeregeldheden in Elburg en Oldebroek' (23 aug. 1941) (NSB,
winkeliers, kappers enzovoort - onder hen zijn er velen die je alras lieten merken dat ze op je bezoek niet gesteld waren. Is dit een beklag? Integendeel, het is het vaststellen van harde feiten.' 1
XCOp deze levenssituatie werd verschillend gereageerd: de een deed alsofhij er zich niets van aantrok en ging zijn nationaal-socialistische overtuiging des te fanatieker belijden, de ander bleef wellid van de NSB maar dekte zich tegen de plagerijen en de tegenwerking die hij al door het dragen van het NSB-speldje ondervond: hij stak dat speldje niet meer op. Het hoofd van de afdeling fmanciën van het Hoofdkwartier uitte in de herfst van '41 de klacht, 'dat zo weinig leden van het hoofdkwartierpersoneel het insigne ook op de overjas dragen.P Maar laat ons in juni '41 op een zaterdag waarop met Volk en Vaderland gecolporteerd moet worden, een inspecteur van de NSB vergezellen bij een bezoek aan Nijmegen:
XC'Des middags heb ik mij naar het Kringhuis begeven om een onderzoek in te stellennaar de colportage. Het resultaat was droevig. Ik had de functionarissen van de districtsraad aangespoord om ook mede te colporteren. Bij telling van de Nijmeegse neuzen bleken mij er tien stuks aanwezig te zijn en ik heb deze nog eens extra aangespoord om te colporteren. Heden waren aanwezig van de genoemde tien: niemand. Bericht van verhindering had ook geen gezonden zodat ik dit moet gaan schuiven op lijdelijk verzet. Als er Districtsraad is, komen ze allen graag om gedurende twee-en-een-half uur te zwammen, maar als er buitenwerk te verzetten valt, ziet men geen mens.
XCDe verdere opkomst van colporteurs was treurig. Nijmegen heeft ca. achthonderd leden, rekenen wij hier af voor de WA ca. honderd man, dan blijven er nog zevenhonderd over. Er hadden zich aangemeld in totaal negentien colporteurs en colportrices."
XC'De geest der blokleiders is over het algemeen verslapt', werd een jaar later, kort nadat het kader van de NSB Mussert trouw gezworen had, in het verslag van de kringraad der NSB in Den Haag opgemerkt. 'Een sprekend voorbeeld was', zo ging het verslag voort, 'de eedsaflegging. Waar vroeger alle leden toestroomden, was er nu een sterke achteruitgang waar te nemen, het was werkelijk bedroevend.S
XCTwee dagen na die eedsaflegging werd in de propagandaraad van het Hoofdkwartier voorgesteld, een grote actie te gaan voeren om nieuwe leden
1 27 febr. 1942. 2 NSB, Hoofdkwartierraad: notulen, 13 okt. 1941 (NSB, 38 c). 3 Rapport, 15 juni 1941, van de organisatie-inspecteur van de NSB-districten 8 en 9 (a.v., 1663). NSB, Kringraad Den Haag: verslag, 8 juli 1942, van de vergadering op 7 juli (a.v., 1080).
te werven. De eindredacteur van Volk en Va'derland zag daar geen gat in; hij 'was van mening dat er op het ogenblik voor de mensen geen enkele reden bestaat om lid te worden van de NSB ... 'Men wacht eenvoudig op Duitse successen.' Een ander lid van de raad merkte op dat er eigenlijk ook geen basis meer was voor propaganda: 'dat de NSB vroeger altijd streed met de massa tegen het onrecht terwijl de NSB nu juist vaak het onrecht moet verdedigen.'> Twee weken later namen Blokzijl en de secretaris-generaal van de NSB, ir. Huygen, aan een vergadering van diezelfde propagandaraad deel waar de vraag aan de orde gesteld werd, hoe het kwam dat de NSB geen vat kreeg op het volk. Wij citeren uit het verslag: 'dat er in het Nederlandse volk een toenemende anti-Duitse stemming is waar te nemen', 'bij de leden der Beweging is ontstaan een gevoel van zekere bedrogenheid dat wij de macht nog niet hebben', 'de grote fout ligt bij ons zelf', 'ons volk is één blok verzet, ons volk negeert het nationaal-socialisme', 'wij moeten uitbreken uit ons isolement', 'het ontbreekt ons aan goede krachten'. 'Kameraad Blokzijl' , aldus het slot,
XC'beëindigt de bespreking over dit onderwerp en gaat over tot het beoordelen van de propagandaplaat 'Mussert spreekt, het volk luistert'. Deze plaat wordt door kameraad Blokzijl afgekeurd. Kameraad Huygen sluit zich daarbij aan. Het idee is zeer goed, de foto kan niet gebruikt worden, aangezien op de foto de mensen niet luisteren, doch velen afgewend staan of de Dam verlaten:"
XCValt aan dit alles nog iets toe te voegen?
XCDan toch hoogstens dit dat Hitler, Seyss-Inquart en Schmidt, toen zij eind '41 de baan vrijmaakten voor de NSB door successievelijk de NSNAP, Nationaal Front en de Nederlandse Unie uit te schakelen, steun gingen verlenen aan (maar ook steun gingen zoeken bij) een beweging die volstrekt en evident gefaald had: want de NSB was een kleine, fel gehate, stagnerende minderheid gebleven, inwendig verdeeld, deerlijk gedemoraliseerd en geleid door een figuur die door nagenoeg het gehele Nederlandse volk beschouwd werd als een landverrader en als het toonbeeld van incompetentie.
XC1 NSB, hoofdkwartier, propagandaraad: Notulen, 22 juni 1942 (a.v., 206). • A.v., 6 juli 1942
XCWat wij in het voorafgaande over de positie van de NSB en Mussert weergegeven hebben, was Seyss-Inquart niet onbekend. De wekelijkse rapporten die de Sicherheitsdienst opstelde, gaven hem een duidelijk beeld van de hartgrondige afkeer die de brede massa van het Nederlandse volk jegens de NSB en haar leider koesterde. De secretarissen-generaal hadden hem trouwens al in september' 40 gewaarschuwd dat zij niet bereid waren in functie te blijven indien Mussert aan de macht zou komen. Die waarschuwing werd later niet herhaald (dat kon ook moeilijk: er waren enkele 'foute' figuren in het college opgenomen), maar Seyss-Inquart wist dat de vorming van een regeringMussert ernstige eonsequenties kon hebben. Illegaal werd daar herhaaldelijk in algemene termen over geschreven en in de zomer van' 41 ging een vermoedelijk door Vorrink opgesteld pamflet de ronde doen waarin de gehele bevolking opgeroepen werd om, als Mussert aan de macht zou komen, een algemene staking van onbeperkte duur te beginnen en een beroep te doen op de Wehrmachtbejèhlshaber, generaal Christiansen, opdat deze 'de normale bezettingstoestand' zou handhaven; een exemplaar van dit pamflet werd eind juli aan de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, Harster, toegezonden! en wij nemen aan dat deze het in een van zijn frequente besprekingen met Seyss-Inquart onder diens aandacht bracht, Ook in de eerste maanden van '42 toen de NSB de enig toegelaten politieke partij geworden was, werden dergelijke oproepen in circulatie gebracht. Het minste wat zij SeyssInquart geleerd moeten hebben, is wel dat een benoeming van Mussert tot minister-president een hoogst riskant experiment vormde; dat hij althans in die periode dit experiment afwees, bleek uit Bene's brief van medio februari '42. die wij eerder aanhaalden.
XCIn Noorwegen was Seyss-Inquarts ambtgenoot, Reichsieommissar Terboven, in september '40 met dat experiment begonnen: er was daar een soort regering benoemd, zonder minister-president overigens, waarbij de leiding van alle departementen, met uitzondering van de economische, aan leden van Quislings Nasjonal Samling toevertrouwd was. Nog in '40 werd door hen getracht, alle Noorse sportverenigingen gelijk te schakelen, in '41 werd het
zelfde gepoogd met de organisaties van arbeiders, ondernemers, advocaten, ingenieurs, medici, tandartsen, enz. Het resultaat was dat alle besturen aftraden en nagenoeg alle leden hun lidmaatschap neerlegden. Ook de verdere ontwikkeling in Noorwegen' moet het aan Seyss-Inquart duidelijk hebben gemaakt dat de vorming van een regering-Mussert Nederland in rep en roer zou brengen. Dat betekende niet dat hij die vorming principieel verwierp: Ordnungspolizei, Sicherheitspolizei en Wehrmacht zouden stellig alle verzet kunnen breken; mocht dan nadien blijken dat de NSB niet bij machte was, het bestuursapparaat normaal te doen functioneren, dan zou, gelijk reeds vermeld, dat fiasco Seyss-Inquart niet eens onwelkom zijn.
XCWil men het beleid van de Reichskommissar en zijn naaste medewerkers, zoals de Generalkommissare en Harster, begrijpen, dan dient men er van uit te gaan dat de Duitse eindoverwinning voor hen in '41 en' 42 even vanzelf sprak als dat de aarde om de zon draait en dat noch het feit dat Hitler de SowjetUnie in '41 niet had kunnen bedwingen, noch de omstandigheid dat de Verenigde Staten aan de wereldoorlog waren gaan deelnemen, hun vertrouwen in die eindoverwinning wezenlijk aangetast hadden. Zij bleven er in elk geval van overtuigd dat de Duitsers in Europa een volstrekt onaantastbare positie opgebouwd hadden. Van de werkelijke krachtsverhoudingen der strijdende partijen wisten ook zij niets af. Daar kwam nog een factor bij: eind' 41 was het aan Seyss-Inquart, de Generalkommissare en Harster niet alleen bekend dat in de concentratiekampen, met name in Mauthausen, vele honderden Nederlandse Joden om het leven gebracht waren, maar ook dat de gehele Joodse bevolkingsgroep welker deportatie uit Nederland naar Oost-Europa in de loop van '42 zou beginnen, daar geliquideerd zou worden. Mochten zij dat al als een heilzaam ingrijpen beschouwen, zij realiseerden zich dat dat ingrijpen zijn afsluiting vond in een massamoord waarvoor zij, zo Duitsland ooit de oorlog zou verliezen, persoonlijk ter verantwoording geroepen konden worden. Anders gezegd: in hun visie kon Duitsland niet
XC1 In de eerste maanden van' 42 ging bijna vier-vijfde van de Noorse onderwijzers en onderwijzeressen in staking toen van hen gevergd werd dat zij de jeugd in de geest van Nasjonal Samling zouden opvoeden, de bisschoppen van de Lutherse staatskerk die herhaaldelijk tegen het Duitse beleid geprotesteerd hadden, werden toen geschorst en hun voornaamste woordvoerder, bisschop Berggrav van Oslo, werd ontslagen; de kerk verbrak daarop de banden met de staat. Intussen mocht Quisling zich van 1 februari '42 af 'minister-president' noemen, de werkelijke macht bleef bij Terboven berusten. Noorwegens lange kust had al die tijd een veel regelmatiger en sneller contact met de regering te Londen mogelijk gemaakt dan van Nederland uit het geval was en in al deze ontwikkelingen had koning Haakons kabinet via de radio enkele malen effectief kunnen ingrijpen. Het gevolg was dat Terboven in september' 41
alleen de oorlog niet verliezen, het mocht dat ook niet. Vandaar dat zij er energiek naar bleven streven, Nederland in nationaal-socialistische zin te hervormen; niet alleen in '41, maar ook in '42 namen zij aan dat hun daartoe voldoende tijd gelaten zou worden. Zeker, het Nederlandse volk bleek weerbarstiger te zijn dan zij aanvankelijk gedacht hadden, maar eens zou dat volk zich in het onvermijdelijke moeten schikken. Dat niet uiteindelijk aan 'Germaanse' arbeiders, boeren en jongeren de ogen zouden opengaan voor de heilsleer van het nationaal-socialisme, leek al diegenen die door deze leer bevangen waren, een absurde gedachte; verzet tegen die leer zagen zij als een koppig, ja dwaas vasthouden aan de tradities ener verouderde samenleving, eigenlijk alleen begrijpelijk bij die weinigen die in materiële zin van die vroegere samenleving geprofiteerd hadden. 'Unsere politischen Cegner in diesem Lande', schreef Seyss-Inquart eind januari '42, 'sind die kapitalistischen Kreise, richtige Plutokraten, deren Binfluss letzien Bndes wahrscheinlich nur dadurch gebroehen werden kann dass man ihnen ihr Machtsinstrument, also das Geld wegnimmt.'l Men kan hieruit afleiden dat de Reichskommissar er twintig maanden na zijn benoeming nog altijd niet het rechse begrip voor had, hoe sterk de weerstanden tegen het nationaal-socialisme waren die in alle lagen van de Nederlandse samenleving bestonden; deze blinde vlek kan hethem slechts gemakkelijk gemaakt hebben, vast te houden aan de conceptie der gelijkschakeling.
XCSeyss-Inquart zag, menen wij, die gelijkschakeling als een veel wezenlijker bijdrage tot de taak die hij vervullen moest, dan het naar voren schuiven van de NSB. De NSB kon men laten wachten, men kon zelfs maatregelen nemen die door haar als een desavouering beschouwd werden," maar de gelijkschakeling moest zo snel mogelijk voltrokken worden; wellicht zouden veel Nederlanders individueel hun verzet tegen het nationaal-socialisme geruime tijd willen volhouden, welnu: in een land dat van Joden gezuiverd was, zou de uiteindelijke aanpassing dier Nederlanders bevorderd worden door het feit dat hun maatschappelijke organisaties een nationaal-socialistischestructuur gekregen hadden; bovendien moest natuurlijk van meet af aan getracht worden, hun geest in nationaal-socialistische zin te beïnvloeden.
XCMet dat alles was Seyss-Inquart al vóór de Februaristaking begonnen: de
XC1 Brief, 21 jan. 1942, van Seyss-Inquart aan Bormann (Neur. doe. D-60). 2 Eind juni '42 verbood Rauter NSB'ers die bij de politie, de brandweer of de luchtbescherming werkzaam waren, in diensttijd NSB-speldjes te dragen. 'Het is momenteel niet mogelijk, hierin verandering te brengen', schreef de secretaris-generaal der NSB, Huygen, aan de commissaris van Limburg, de NSB'er d'Ansembourg. 'Wij dienen ons dus voorlopig bij de feiten neer te leggen.' (brief, 8juli 1942, van Huygen aan d'Ansembourg (NSB, 136r))
pers was gelijkgeschakeld, de omroepverenigingen waren 'geconcentreerd', de SDAP en het NVV waren onder NSB-commissarissen geplaatst, er was een apart departement van volksvoorlichting en kunsten opgericht, het departement van onderwijs had een pro-Duitse leider gekregen, een Nederlandse Arbeidsdienst was in voorbereiding en voor het charitatieve werk had zich een nieuwe stichting gepresenteerd: de Winterhulp Nederland. Deze gelijkschakelingspolitiek was het die Seyss-Inquart met kracht wenste voort te zetten. Allerwege diende dus in het organisatieleven het leidersbeginsel ingevoerd te worden en waar dat maar mogelijk was, moesten de leidende posities door nationaal-socialisten of anderszins pro-Duitse personen ingenomen worden. Het doel was, een Nederland te scheppen dat zich harmonisch bij of in Gross-Deutschland zou voegen. Of dat Nederland formeel een zekere mate van zelfstandigheid zou behouden dan wel een Gau zou worden van het Dritte Reich, bleef voorshands een open vraag.
XCSuccessievelijk zullen wij nu de verschillende vormen van Seyss-Inquarts gelijkschakelingspolitiek beschrijven; daarbij zullen wij uiteraard tegelijk aandacht besteden aan het verzet waar die politiek op stuitte. Achtereenvolgens zullen wij behandelen: de symptomen van wat men het verduitsingsbeleid zou kunnen noemen; de gelijkschakeling van het bestuursapparaat; het eerste werk van het departement van volksvoorlichting en kunsten; pers en radio; de greep naar het onderwijs en naar de jeugd; de gelijkschakeling van de organisaties van arbeiders, werkgevers en boeren; het ingrijpen op verenigingsgebied; de oprichting van de Nederlandse Volksdienst; en tenslotte de pogingen om alle artsen in een door een NSB' er geleide 'Nederlandse Artsenkamer' te verenigen. De reorganisatie van het bedrijfsleven en de Nederlandse Arbeidsdienst komen eerst in ons volgende deel aan de orde. De tijdgrens nemen wij bij dit alles niet te nauw. Enkele thema's (pers en radio bijvoorbeeld) zullen wij in dit hoofdstuk ook na juli '42 beschrijven, de behandeling van andere (de strijd van het protestants bijzonder onderwijs en het verzet der kunstenaars) zullen wij in hoofdstuk 8 van dit deel voortzetten.
XCEen gecompliceerd geheel? Wellicht. Maar er lag een duidelijke conceptie aan ten grondslag en er zat lijn in, en wij zijn er van overtuigd dat conceptie èn lijn Seyss-Inquart en zijn Generalkommissare scherp voor ogen stonden wanneer zij bijeenkwamen voor hun Chefsitzungen om daar de directieven te bepalen die met name in ' 4I en '42 diep ingrepen in de Nederlandse samenleving.
XCUiteraard kan men het gehele beleid van de bezetter als een poging zien om van Nederland een Duits land te maken, d.w.z, een land dat, van zijn taal afgezien, als twee druppels water op het nationaal-socialistische Duitsland zou gaan lijken. In die zin kan met name ook het gehele streven dat uit de SS-sector kwam, als een streven tot feitelijkeverduitsing beschouwd worden: de SS wilde Nederland immers in een Grootgermaans geheellaten opgaan, hetgeen betekende dat het historisch gegroeide onderscheid tussen Nederlanders en Duitsers zou vervagen en uiteindelijk verdwijnen. Wij zouden evenwel in deze paragraaf het begrip 'verduitsing' enger willen opvatten. Wij laten er de maatregelen onder vallen die de strekking hadden, het Duitse element in Nederland te versterken, mede door van Nederlandse staatsburgers Duitse staatsburgers te maken en door aan kinderen van Nederlanders vorming te geven op Duitse scholen. Dit verduitsingsstreven in engere zin werd niet alleen op ideologische gronden van harte gesteund door Seyss-Inquart en Rauter die tenslotte beiden hoge officiersrangen hadden in de SS, maar ook door Generalkommissar schmidt die er als Leiter van het Arbeitsbereich Niederlande der NSDAP op uit was, zoveel mogelijk Parteigenossen onder zijn gezag te krijgen.
XCEr woonden in mei '40 in ons land ruim vijftigduizend Rijksduiters van wie men ca. drieduizend als georganiseerde nationaal-socialisten mocht beschouwen. De meesten van die vijftigduizend woonden in Zuid-Limburg. Hun totale aantal nam tijdens de bezetting toe; het werd per 1 mei '43 op vijf-en-vijftigduizend geschat. Hoevelen hunner zich uiteindelijk bij het Arbeitsbereich aansloten, is niet bekend; in elk geval was Schmidt niet tevreden met zijn politieke jachtterrein: hij trachtte het uit te breiden. Dat deed hij door het van eind februari' 41 af voor minderjarige Nederlandse meisjes mogelijk te maken, ook zonder het voorgeschreven wettelijk verlof van ouders of voogden, ten overstaan van ambtenaren van de Duitse burgerlijke stand! in het huwelijk te treden met een Duitse man'': die meisjes kregen dan de Duitse nationaliteit. Later in '41 verscheen trouwens een verordeningê die het mogelijk maakte dat men Duitser werd en tegelijk Nederlander bleef; de bezetter zal dit wel als een middel beschouwd hebben om bij sommigen die hij tot het aanvaarden van de Duitse nationaliteit wilde brengen, de weerstanden te verzwakken. Schmidt keek daarbij naar drieva(a.v., p.
1 De Duitse burgerlijke stand kreeg eigen bureaus in Amsterdam, Den Haag, Zwolle en Heerlen. 'VO 38/41,39/41,40/41, 1941, p. 139-48). 3 147/ 41 622-23).
groepen: Nederlandse staatsburgers die Duitse ouders of grootouders hadden (onder hen bevonden zich ca. acht-en-veertigduizend Duitse vrouwen die door hun huwelijk Nederlandse geworden waren), Nederlandse staatsburgers die, van oorsprong Duitsers, na 1914 de Nederlandse nationaliteit verworven hadden, en statenloze niet-Joden die uit door Duitsland verloren gebieden afkomstig waren (ca. tienduizend); eigenlijk waren zij allen, meende Schmidt, Volksduitsers - en die Volksduitsers dienden nu Rijksduitsers te worden. Zij konden het verzoek daartoe schriftelijk kenbaar maken in een Z.g. Einbürgerungsantrag.