1 A.v., '30 juni 1942, des ochtends om tien uur' (a.v.).
Amsterdam
Asscher, A.
Aus der Fünren, F. H.
British Broadcasting Corporation (BBC)
Cohen, D.
Tweede Front
Verenigde Staten
Zentralstelle for jüdiscbe Ausu/anderung; 5
HET DEPORTATIEBEVEL JODENDEPORTATIES, EERSTE FASEpersoonsonderzoek en geneeskundige keuring' begeven moest naar het doorgangskamp Westerbork, station Hooghalen.' Hij of zij diende daartoe op een bepaalde datum en op een bepaald uur aanwezig te zijn op een verzamelplaats in Amsterdam (die eveneens apart ingevuld zou worden). Een 'reisvergunning'
(Joden moesten voor elke reis een aparte vergunning hebben) en een 'vervoerbiljet'
vormden een onderdeel van het deportatiebevel. Het bevel gaf ook nauwkeurig aan, wat men als reisbagage mocht meenemen; die bagage moest in tweeën gedeeld worden: 'noodzakelijke reisbehoeften'
moest men bij de hand houden, maar de 'grote bagage'
, bijvoorbeeld beddegoed en 'werklaarzen'
, moest men in een koffer of rugzak doen, 'welke op duidelijke wijze voorzien moet zijn van naam, voornamen, geboortedatum en het woord 'Holland'
.' Kennelijk zou men die '
grote bagage' pas weer uitgereikt krijgen na aankomst in het werkkamp, niet in Westerbork. Voor de reis naar Westerbork en voor de ('eventuele'
) verdere reis moest men tenslotte 'marsproviand voor drie dagen'
meenemen. Zo gaf het gehele deportatiebevel de indruk dat het inderdaad in het voornemen van de Duitsers lag, de betrokkenen naar werkkampen over te brengen. In de herfst van '4I had de leiding van de Joodse Raad in alle steden en overige plaatsen waar aanmerkelijke aantallen Joden woonden, vertegenwoordigingen benoemd: vertegenwoordigers in kleine plaatsen en in de steden hoofdvertegenwoordigers die door een commissie bijgestaan werden. Die hoofdvertegenwoordigers werden door de leiding van de Joodse Raad in Amsterdam in vergadering bijeengeroepen. Wij nemen aan dat die vergadering op woensdagochtend I juli gehouden werd - in Rotterdam vond althans op de middag van die dag een bijeenkomst plaats waar de hoofdvertegenwoordiger in Rotterdam, dr. H. Cohen (geen familielid van prof Cohen), aan zijn commissie de mededelingen overbracht die hem in Amsterdam gedaan waren: in eerste instantie zouden alleen zij die jonger waren dan veertig jaar, moeten vertrekken, medewerkers van de Joodse Raad zouden in Nederland mogen blijven, de Joodse Raad zou de opgeroepenen helpen bij het invullen van de registratieformulieren. Er werd aan dr. Cohen een groot aantal vragen gesteld: warmeer zouden de eersten moeten vertrekken? hoeveel zouden dat zijn? was van die werkkampen in Duitsland iets naders bekend? 'Een geest van gelatenheid'
overheerste in de bijeenkomst - tot het een van de aanwezigen, mr. M. J. Pool, te machtig werd. 'Wordt het'
, barstte hij los, . 'niet tijd (ik zou ook kunnen zeggen: het is eigenlijknagenoeg, zo niet helemaal, te laat) om eindelijkeenséén keer het woord neen tegenoverde bezettingte laten horen? .... Het gaat er nu niet meer om, te overwegen hoe we deze nieuwe
Amsterdam
Cohen, H.
Nijgh, Y. H. M.
Pool, M. J.
Zentralstelle for jüdiscbe Ausu/anderung; 5
plannen zullen verzachten en de uitvoering rekken. Hier past alleen maar een antwoord dat de bezetting duidelijk maakt dat dit de druppel is die de beker doet overlopen ... Moeilijk kan van ons verwacht worden dat wij zullen blijven helpen, een apparaat op te bouwen en te doen functioneren dat op niets anders is gericht dan onszelf ter slachtbank te leiden.'!