Na veel verwarring en moeilijkheden (die wij in deel ç hopen te schetsen) was dit bureau eind november '42 opgericht. Als eerste hoofd fungeerde reserve-majoor H. G. Broekman die nog deel had uitgemaakt van de 'eerste' OD en die in september '41 de Noordzee overgestoken was. Na korte tijd· moest Broekman zich op medische gronden terugtrekken. Hij werd opgevolgd door majoor dr. J. M. Somer onder wiens leiding het Bureau Inlichtingen ('BI') zich tot een uitnemend functionerende dienst zou ontwikkelen. Niet alleen had Somer daar persoonlijk de nodige capaciteiten voor, maar hij had een half jaar langer dan Broekman aan het illegale werk in bezet gebied deelgenomen en bovendien in de spionagesector : hij had eenJ.Bührmann, J. CBureau Inlichtingen (BI)EngelandvaardersGroep-'Zwaantje'Hattem, J. vanHirschfeld, H. M.Inlichtingendienst (ID}-Van HattemKoning, H.Military Intelligence (MI)-6, sRegering, Nederlandse, in LondenRustema, D.Schendel, A. S. M. vanSomer, J. M.SpionageThijssen, JoDE ILLEGALITEITbelangrijke rol gespeeld in van Hattems ID. Toen deze organisatie in de lente van '42 opgerold werd, was hij naar België gevlucht. Begin januari '43 kwam hij in Londen aan. Hij begon er 'met niets': 'met lege kasten en lege stoelen.'! Slechts één agent was in opleiding: H. G. de Jonge. Voor diens opleiding voltooid was, verliep enige tijd; in de nacht van I I op 12 maart' 43 werd de Jonge gedropt. Somer had hem welgeteld één contactadres kunnen meegeven: dat van zijn eigen broer die in Assen woonde. En hoe uiterst bescheiden het eerste contact tussen BI en bezet gebied was, moge blijken uit het feit dat, afgezien van telegrammen over technische aangelegenheden, BI in januari '43 slechts 6 telegrammen met bezet gebied wisselde (via Koning dus), in februari I, in maart 5; eerst in april waren het 33 geworden.