De georganiseerde sabotage zag zich in de periode die wij in dit deel behandelen: juli 'az-mei '
43, voor dezelfde moeilijkheden geplaatst als in die welke in het voorafgaande beschreven werd: maart' ar-iuli '
42. Het grootste probleem werd gevormd door de schaarste aan deugdelijk sabotagemateriaal : explosieven en middelen tot brandstichting. Zeker, SOB zond daar aanzienlijke hoeveelheden van naar bezet Nederland, maar deze vielen in het kader van het Bnglandspiel alle in Duitse handen. De groepen die sabotage wensten te plegen, waren dus op eigen middelen aangewezen. De communisten hadden een goed contact bij de Staatsmijnen" waardoor hun trotyl toegespeeld werd (wij maakten daar al melding van toen wij de spoorwegaanslag in Rotterdam beschreven) en het is mogelijk dat anderen uit dezelfde bron
1 Getuige G, H. Slotemaker de Brutne, EI1q., dl. IV c, p. 577. 16
Volgens die rapporten deden zich van I juli' 42 tot 29 april'
43 (de dag waarop de April-Meistakingen uitbraken) 54 gevallen voor waarin de eenvoudigste vorm van sabotage toegepast werd: het doorsnijden van militaire verbindingskabels. Bij de spoorwegen kwam het in die periode in totaal tot 22 gevallen van effectieve sabotage; daaronder bevonden zich, ia november' 42, een explosie op de spoorbrug te Zaltbommel waardoor de brug overigens slechts tien uur lang buiten bedrijf was, en, in de nacht van I4 op I5 maart' 43, een reeks gecoördineerde acties op de lijnen AmsterdamAmersfoort en Amsterdam-Utrecht. Ook deze hadden slechts weinig effect - de directie van de Nederlandse Spoorwegen sprak van 'sabotagegevallen welke alle een dilettantisch karakter droegen."
Sabotage aan andere objecten deed zich volgens de bedoelde rapporten in 24 gevallen voor; het meest spectaculair waren de aanslag van de groep van Gerrit van der Veen op het Amsterdamse bevolkingsregister in de avond van 27 maart' 43 (wij zullen deze aanslag later in dit deel beschrijven) en de aanslag op een Duitse mijnenveger te Alblasserdam in de nacht van 7 op 8 januari' 43. Die laatste was het werk van de groep-Pahud de Mortanges.
Deze groep (wij beschreven haar begin in ons vorige deel) bestond uit Delftse studenten. Ze had in '42 spoorwegsabotage bedreven maar daarbij geconstateerd dat de schade steeds spoedig hersteld werd. Eind' 42 had zij haar aandacht op andere objecten gericht: Duitse mijnenvegers die op een werf in Alblasserdam gebouwd werden en bijna klaar waren. Er lagen er twee. Een poging om in de Oudejaarsnacht explosieven tegen de romp aan te brengen, mislukte, maar een week later had men bij een van de twee (aan boord van de ander bevond zich een wacht) succes: het schip dat al te water gelaten was, sloeg lek en kapseisde. Dit stimuleerde de groep om op de ingeslagen weg voort te gaan: men besloot, voorshands nog drie mijnenvegers uit te schakelen. Het kostte grote moeite, daar de nodige explosieven voor bijeen te brengen en het plan was nog niet uitgevoerd toen Pahud, gelijk reeds vermeld, via een relatie van V orrink in contact kwam met 'Anton'
(van der Waals); Pahud ontmoette deze voor het eerst op 7 maart, in Delft; 'Anton'
was bij hem geïntroduceerd als een Engelse agent die voor springstoffen kon zorgen. Pahud zei dat het zijn groep geweest was die begin
1 Nederl. Spoorwegen, Raad van Commissarissen: Notulen, 3 april 1943, p. 3.'Anton'
zei dat hij hem aan de modernste explosieven kon helpen. Dat aanbod was Pahud hoogst welkom. Er werd de afspraak gemaakt dat hij 'Anton'
in de middag van.o maart in Rotterdam opnieuw zou ontmoeten.
Van der Waals haastte zich, Schreieder rapport uit te brengen. Natuurlijk moest de nieuwe aanslag voorkomen en moest dus Pahud voordien gearresteerd worden, maar niet deze alleen. Het was Schreieder ook om de leden van diens groep te doen.
Hij vond er een oplossing voor. Hij liet een huis aan de Heemraadsingel in Rotterdam bezetten, bracht daar een grote hoeveelheid Engelse explosieven naar toe (uit de voorraden van het Englandspiel), en toen Pahud op die ode maart 'Anton'
ontmoette, zei deze dat hij Pahud de begeerde sabotagemiddelen kon tonen. Pahud ging mee naar de Heemraadsingel, was enthousiast over wat hij daar te zien kreeg en beloofde dat hij, zodra het donker was, met zes leden van zijn groep terug zou komen. Uiteindelijk verschenen er, met Pahud, maar drie; zij werden in het pand aan de Heemraadsingel besprongen en gearresteerd. De drie anderen die op enige afstand bij een telefooncel stonden te wachten, werden in de duisternis benaderd door drie 'SD'
ers' die ongeveer de lengte hadden van hun drie makkers die zich naar de Heemraadsingel begeven hadden. Onverhoeds gingen de 'SD'
ers' tot de arrestatie over. Een vechtpartij ontstond; één van de leden van de groep ontkwam.
Mèt de vijf gevangengenomen leden van zijn groep werd Willem Theodoor Pahud de Mortanges in mei 1943 gefusilleerd; hij was toen een-entwintig jaar.
Wij komen nu tot een groep die sterke bindingen had met de illegale CPN maar toch niet, gelijk het 'Militair Contact'
of de Nederlandse Volksmilitie, als onderdeel van de CPN beschouwd mag worden: de groep CS-6.
De oorsprong van deze groep moeten wij bij een aantal jeugdige Amsterdamse studenten zoeken: Hans Katan, Leo Frijda (een zoon van de Amsterdamse hoogleraar H. Frijda die als enige op principiële gronden geweigerd had, lid van de Joodse Raad te worden) en de gebroeders Gideon Willem en Jan Karel Boissevain. De Boissevains woonden bij hun ouders op het adres Corellistraat 6 - vandaar 'CS-6'
. Er kwam op dat adres in de loop van
Kastein was in 1909 geboren. Hij was in Groningen medicijnen gaan studeren en werd daar voor zijn eigen gevoel als zoon van een hoofdambtenaar van de posterijen door de studenten met rijke ouders niet geaccepteerd. Het schijnt dat rancune over deze achterstelling hem de radicale richting opdreef In ' 3 2 ging hij een tijd in Duitsland, in Heidelberg, colleges volgen. Hij trouwde er met een Duitse vrouwen nam in links-socialistische kringen deel aan de strijd tegen de NSDAP. In '33 keerde hij naar Nederhuid terug waar hij in Leiden zijn studie afmaakte, zich specialiseerde als neuroloog en kort voor de bezetting promoveerde. Al die tijd was hij politiek actief gebleven. Hij was eerst lid geworden van de Onafhankelijke Socialistische Partij maar enkele jaren later sloot hij zich bij de CPN aan. Hij werd betrokken bij het uit Duitsland smokkelen van vervolgde communisten. Als chef van een Nederlandse ambulance nam hij voorts aan de burgeroorlog in Spanje deel. Bij het begin van de bezetting was hij als neuroloog verbonden aan de kliniek van het grote Haagse ziekenfonds 'De Volharding'
. Het
Wij hebben van de activiteit van de groep CS-6 in de vroege fase van haar bestaan geen duidelijk beeld. De groep verzamelde militaire inlichtingen en het is denkbaar dat deze later via Kastein doorgegeven werden aan Kees Dutilh die zich ook al sterk tot het communisme aangetrokken voelde en met wie Kastein, gelijk reeds vermeld, samenwerkte. Er is in die vroege fase door CS-6 ook sabotage gepleegd, 0.111. aan opslagplaatsen van radiotoestellen uit Joods bezit, en in '42 zijn, met name toen de Jodendeportaties uit Amsterdam begonnen, pogingen ondernomen, treinen tot ontsporing te brengen. Bij de eerder genoemde actie tegen de lijnen Amsterdam-Amersfoort en Amsterdam-Utrecht in de nacht van 14 op IS maart '43 was CS-6 betrokken en dezelfde groep trachtte enige tijd later brand te stichten in de Hollandse Schouwburg. Voordien evenwel was zij ook nog een geheel andere doelstelling gaan nastreven: het liquideren van vooraanstaande NSB'ers en andere prominente helpers van de vijand. Kastein was daar een groot voorstander van. Wij komen er in de tweede helft van dit deel op "terug.