In de nacht van 14 op IS juli '42 had, zoals wij eerder beschreven, de eerste trein met Joden die naar het oosten gedeporteerd zouden worden, Amsterdam op weg naar het doorgangskamp Westerbork verlaten en daarop waren tot begin september tal van andere treinen gevolgd, zowel uit Amsterdam als uit andere steden. Aanvankelijk hadden de te deporteren Joden zichzelf moeten melden voor zij hun woonplaats verlieten, maar dat hadden zovelen nagelaten (nagelaten, ook na Rauters bekendmaking van begin augustus dat elke Jood die een deportatiebevel naast zich neerlegde, naar Mauthausen gebracht zou worden), dat IV B 4 en de Zentralstelle begin september noodgedwongen tot een ander systeem overgegaan waren: de melding kwam te vervallen en voortaan werden de te deporteren Joden 's avonds na acht uur uit hun woningen gehaald en, voorafgaand aan hun transport naar Westerbork, naar een plaatselijk verzamelpunt gebracht; in Amsterdam werd dat de Hollandse Schouwburg. Daarmee begon de tweede fase van de Jodendeportaties. Het ophalen geschiedde aanvankelijk door de normale gemeentelijke politie, maar toen na enkele weken gebleken was dat de gemiddelde agent die taak niet alleen met tegenzin, maar ook zonder ijver en nauwkeurigheid verrichtte, was zij (eerst in Amsterdam, later ook elders) aan kleine geselecteerde groepen toevertrouwd: NSB'ers en Duitsgezinden die bij de politie dienden, leden van de uit NSB' ers bestaande Hulppolitie en van het Politiebataljon Amsterdam (de 'Schalkhaarders'
) en personeel van de Hausraterfassung; die groepen gingen er avond na avond op uit om de naam- en adreslijsten af te werken die hun door de Zentralstelle op grond van de daar aanwezige Jodenkartotheek verstrekt waren.