'Wij zullen trachten te redden wat er te redden valt' - dat hield in dat zoveel mogelijk Joden, hun gezinnen incluis, van de Zentrolsteile een z.g. Joodse Raad-stempel dienden te ontvangen. Begin september werd opdracht gegeven, nieuwe lijsten van medewerkers van de Joodse Raad op te stellen. Het werd een immens gedrang om op die lijsten een plaatsje te veroveren. In juli en augustus was al bekend geworden dat wie in dienst stond van de Joodse Raad, min of meer tegen deportatie beschermd was; dat was gebleken doordat die personen, ook al waren zij opgepakt (zoals in Amsterdam bij de razzia's van I4 juli en 6 augustus), toch weer vrijkwamen. Los daarvan had de Joodse Raad in de 'eerste fase'
der deportaties de gelegenheid gehad om de namen van zijn employé's en van anderen die '
onmisbaar' geacht waren, van de deportatielijsten te schrappen. In de 'tweede fase'
kreeg de Joodse Raad evenwel in Amsterdam (in Den Haag was dat anders) de deportatielijsten niet meer te zien. Anders gezegd: de Joodse Raad-stempels waren nodig om de betrokkenen des avonds en des nachts tijdens de ophaalacties te beschermen ..