Van aIle Duitse divisies stond in de lente van '42 ruim 70 % aan het Oostelijk front. In mei veroverden zij met vrij weinig moeite het schiereiland Kertsj op de Krim. De verovering van Sebastopol vergde daarentegen veel inspanning. Begin juni werd de aanval ingezet. Het zwaarste geschut waarover de Duitsers beschikten en sterke eskaders van de Luftwaffe werden in de strijd geworpen. Stap voor stap werden de Russische troepen teruggedrongen. Eerst op I juli verlieten de laatsten hunner in onderzeeboten de heldhaftig verdedigde havenstad.
Drie dagen eerder, op 28 juni' 42, had Hitler zijn grote offensief ingezet.
In mei hadden de Russen getracht, het initiatief in handen te houden door hunnerzijds in de richting van Charkow aan te vallen. Die aanval was mislukt; hij had het Rode Leger aan het zuidelijk frontgedeelte veel troepen en materieel gekost - en juist aan dat frontgedeelte zouden de Russen opnieuw verrast worden. De kracht van de Wehrmacht was door hen onderschat. Zij hadden verwacht na de dooiperiode een algemeen offensief te kunnen inzetten (de aanval richting-Charkow was slechts als inleiding bedoeld) en derhalve het uitwerken van defensieve plannen verwaarloosd. Dat kwam Hitler te stade.
Hiders bedoeling was om aan de gehele Russische oorlogseconomie een dodelijke slag toe te brengen door haar af te snijden van de aardoliebronnen in het gebied van de Kaukasus. Daartoe wenste hij van Stalingrad tot Astrakhan de benedenloop van de Wolga te bezetten en tot de Kaukasus en zijn aardolievelden door te dringen. Slaagde die opzet, dan zouden de Russische strijdkrachten goeddeels geïmmobiliseerd worden en dan zou de Wehrmacht nog in '42 een nieuwe poging ondernemen om Moskou te veroveren; in '43 zou zij trachtten in het Midden-Oosten door te dringen. Welnu, afgezien nog5 1'Stalingrad is gevallen.'
Maar neen - uit het stadscentrum werden de Duitsers teruggedreven door verse Russische troepen die's nachts de Wolga overgezet waren. Medio oktober werd een nieuwe Duitse stormloop ingezet. De gevechten waren feller dan ooit. Om elke ruïne, om elke barricade werd gestreden. Russische artillerie nam van de oostelijke oever van de Wolga af deel aan de strijd - en de Duitsers kwamen er niet door. Maar zij gaven de hoop niet op dat het hun alsnog zou lukken, de taaie Russische verdedigers over de brede stroom terug te drijven. Stalingrad moest veroverd worden! Dat was Hiders onverbiddelijke eis.
Wat deden Engeland en de Verenigde Staten?
Weinig, veel te weinig, vond men in bezet gebied. De meesten beseften 5
Op beide factoren willen wij kort ingaan.
In de eerste maanden van '42, toen de scheepvaartroutes bij de Amerikaanse Oostkust en in en bij deCaraïbische Zee nog vrijwel onbeschermd waren, hadden de Duitse U-Boote daar talrijke Geallieerde koopvaarders tot zinken gebracht. Aan de beveiliging van die routes werd spoedig het nodige gedaan, maar midden op de Atlantische Oceaan bleef een brede zone liggen die men niet met lange-afstands-vliegtuigen bestreek. Er waren niet genoeg van die vliegtuigen beschikbaar of, beter misschien: ze waren er wel, de nieuwe types Engelse bommenwerpers namelijk, maar het Britse oorlogskabinet wilde die bommenwerpers niet van hun eigenlijke doelen, de Duitse steden, afhouden. Torpedobootjagers en andere oorlogsbodems die met de convooien meevoeren, waren ook niet in voldoende aantallen aanwezig. wel werden in '42, .mede door.het gebruik van effectievere, dieptebommen en van een nieuw type radar, bijna roo U-Boote tot zinken gebracht, maar de Kriegsmarine wist door snelle aanbouw het aantal U-Boote dat tegelijk in de vaart gebracht kon worden, belangrijk uit te breiden: van 91 in januari '42 tot niet minder dan 212 in'
december.
Begin' 42 beschikten de Geallieerden over 48 mln ton aan scheepsruimte. Daarvan ging in '42, voor een gering deel door actie van de Japanners, bijna '5 1'normale'
aanvoer. Engeland dat vóór de oorlog jaarlijks 54 mID ton aan goederen (hoofdzakelijk grondstoffen en voedingsmiddelen) placht te importeren, had zijn import (die mede nodig was om de oorlogsindustrie draaiend te houden) gehalveerd maar dat betekende altijd nog dat 27 mID ton aan goederen van overzee aangevoerd moest worden. Men kon dus wel aan Geallieerde kant indrukwekkende offensieve plannen ontwerpen, maar de scheepsruimte ontbrak om ze uit te voeren. 'This problem', zo schreef de chef van de Amerikaanse legerstaf, generaal George C. Marshall, in juni' 42 aan president Roosevelt, 'is with us daily and hourly.'2 Een Amerikaanse divisie van twintigduizend man vergde voor haar eerste inzet bijna ISO 000 ton aan scheepsruimte en had nadien elke maand voor haar bevoorrading 26 000 ton nodig." Voer een vrachtschip van New York heen en terug naar Engeland, dan duurde het gemiddeld twee maanden voor het in de thuishaven teruggekeerd was; voer het om Afrika heen naar Egypte, dan vergde dat uit en thuis zeven maanden; voer het van San Francisco naar Australië, dan was het vice versa vier maanden onderweg. Deze en dergelijke harde gegevens over de scheepstransporten stelden onwrikbare grenzen aan alles wat de Geallieerden wilden ondernemen. Precieze cijfers over de scheepsverliezen werden door Londen en Was,t 1 In '44 werd door een werf in Californië het record gevestigd: 8 dagen! 2 Memorandum, Ia juni 1942, van Marshall aan Roosevelt, aangehaald in R. M. Leighton en R. W. Coakley: Global Logistics and Strategy 1940-1943 (Washington, 1955), p. 208. Dit is een van de delen uit de groep War Department van het seriewerk The United States Army in World War II, een project van de Historical Division, Depart ment of the Army. 3 Had men dus, gesteld al dat die beschikbaar waren (quod non), in de loop van '42 IOO Amerikaanse divisies naar Engeland overgebracht, dan zou dat ca. 30 mln ton aan scheepsruimte gevergd hebben. Anders gezegd: de Engelse oorlogseconomie zou praktisch lamgelegd zijn met katastrofale gevolgen voor de voorziening der burgerbevolking en voor de operaties der Engelse strijdkrachten. 5
IV. Het strijdtoneel in het zuidwesten van de Stille Oceaan In rood: door Japan beheerste gebieden '5
Hetzelfde gold voor die tweede belemmerende factor: de strijd tegen Japan.
Zeker, de Geallieerde oorlogsleiders konden iets vrijer ademhalen toen' in mei '
42 de Japanse landing bij Port Moresby verijdeld was en Japan een maand later in de Slag bij Midway vier van zijn zes vliegkampschepen verloren had, maar in diezelfde maand begonnen de Japanners vliegvelden te bouwen op de eilanden Tulagi en Guadalcanal in de groep der Salomonseilanden en zij zouden, als zij die vliegvelden in gebruik konden nemen, de toevoerlijn naar Australië ernstig bedreigen. Begin juli gaven generaal Marshall en de chef van de Amerikaanse marinestaf, admiraal Harold E. King, opdracht, via de salomons-eilanden door te stoten naar New Britain, New Ireland en Nieuw-Guinea. Begin augustus landden de Amerikanen op Guadalcanal en Tulagi. Drie maanden duurde het voor zij er meer in handen hadden dan een smalle kuststrook. Dat had harde strijd gevergd waarbij zware verliezen geleden waren: van de vijf vliegkampschepen die de Amerikanen toen nog in de Stille Oceaan bezaten (twee waren er al verloren gegaan), waren twee tot zinken gebracht en drie beschadigd. Verder dan Guadalcanal en Tulagi kwamen de Amerikanen dan ook niet; de opdracht van Marshall en King kon niet uitgevoerd worden." Ja, het kostte de Amerikaanse opperbevelhebber in de Zuidwest-Pacific, generaal Douglas MacArthur, de grootste moeite om te voorkomen dat de Japanners dwars over de bergrug van Australisch Nieuw Guinea Port Moresby bereikten; daar moesten Amerikaanse en Australische divisies voor ingezet worden. Het gehele gebied van de Zuidwest-Pacific trok, mede door de lange afstanden, als een magneet steeds meer krachten aan. Het mocht dan waar zijn dat president Roosevelt ondanks de pressie van zijn militaire adviseurs vastgehouden had aan de afspraak dat eerst getracht zou worden, de oorlog in Europa te winnen - uit het streven om te voorkomen dat de Japanners hun machtsgebied verder zouden uitbreiden, vloeide voort dat in april '43 méér mili tairen van het Amerikaanse leger vochten tegen Japan dan tegen Duitsland en Italië."5
Feiten als deze waren aan de publieke opinie in Nederland (trouwens ook aan de publieke opinie in de oorlogvoerende landen) onbekend. Ja, men vernam er wèl hoe de strijd op Guadalcanal en Nieuw Guinea verliep - maar de Zuidwest-Pacific was een halve aardbol weg. Op Europa kwam het aan - en dan in de eerste plaats op de strijd tegen Duitsland.
Er was een belangrijke sector waarop de Engelsen tegen Duitsland in het offensiefkonden blijven: in de lucht. Zij kregen er trouwens van de zomer van '42 af steun bij van de Amerikanen, met dien verstande dat de Amerikanen vertrouwden dat zij met hun 'Vliegende Forten'
(nieuwe viermotorige, van talrijke geschutskoepels voorziene bommenwerpers die een moderne bommenrichtkijker aan boord hadden) overdag diep in Duitsland zouden kunnen doordringen om er precisiebombardementen uit te voeren op belangrijke industriële doelen. Op 17 augustus '42 waagden zich de eerste twaalf Vliegende Forten boven het Westeuropese vasteland; zij vielen toen doelen in Noord-Frankrijk aan.'
Het was een bescheiden begin. In '42 bleven de Engelsen nog de enigen die Duitsland vanuit de lucht teisterden - maar niet in de mate waarop zij zelf gerekend hadden. Welkwamen voor Bomber Command van de Royal Air Force eindelijk de vóór de oorlog bestelde moderne bommenwerpers gereed, maar het gemiddeld aantal voor operaties beschikbare toestellen, ruim 500 in november' 41, was in oktober' 42 tot ruim 400 gedaald en de Engelsen waren nog ver verwijderd van het doel dat.zij zich begin' 41 .gesteld hadden: 4000 zware bommenwerpers van welke men in nachten die daarvoor geschikt waren, telkens 2000 of meer tegen de Duitse steden zou kunnen inzetten. De bevolking in bezet gebied kreeg de indruk dat de belofte die de "rooo-bommenwerpers-aanvallen' op Keulen (30 mei '42), Essen (I juni) en Bremen (25 juni) ingehouden hadden, niet waar gemaakt werd. En dan wist die bevolking niet eens dat de schade welke5 2
Het moreel effect dat in bezet gebied van de bombardementen op Duitsland uitging, was niet gering. Wie 's nachts de Britse toestellen hoorde overtrekken, verheugde zich als regel in de verwoestingen die zij, naar men meende, in Duitsland zouden aanrichten, en in de slachtoffers die zij er zouden maken. Soms ging er iets mis. Zo in de nacht van 5 op 6 oktober '42 toen een aantal Engelse bommenwerpers zijn bommen afwierp op de mijn '
Maurits' en haar omgeving. De mijn werd getroffen (zij lag een week geheel stil en had eerst na zeven maanden haar normale productie weer bereikt), maar de meeste bommen kwamen in Geleen terecht waar bijna honderd doden vielen en bijna drieduizend mensen hun woning verloren. Dit bombardement was een vergissing geweest: men had doelen in Duitsland moeten bombarderen. De Nederlandse regering te Londen stond namelijk op het standpunt dat bombardementen op doelen in Nederland alleen verantwoord waren indien er een redelijke kans bestond dat de aan te brengen schade niet in een wanverhouding zou staan tot het aantal slachtoffers onder de burgerbevolking. Daar was het Britse oorlogskabinet het geheel mee eens. Bomber Command van de Royal Air Force mocht dus 's nachts geen doelen in Nederland aanvallen. Aanvallen overdag met lichte, tot Fighter Command behorende bommenwerpers waren wèl toegestaan: men kon dan beter mikken. Die aanvallen waren evenwel hachelijk, want de Duitse luchtverdediging boven Nederland (die mede het Ruhrgebied beschermde) was sterk. Het eenvoudigst was het bestoken van doelen die aan of vlakbij de kust gelegen waren. Herhaaldelijk werden aanvallen uitgevoerd op de grote bunkers van de Kriegsmarine in Ijmuiden en van september' 42 af werd het Hoogovenbedrijf te Velsen verscheidene malen gebombardeerd, met goed succes ook: twee van de drie hoogovens waren in januari' 43 buiten bedrijf gesteld.
Even succesvol, althans wat de aangerichte schade betrof, was de aanval die 93 lichte bommenwerpers van Fighter Command op zondag 6 december '42 '
s middags om half één uitvoerden op de Philipsfabrieken te Eindhoven. Dat die fabrieken bij de Duitse oorlogsinspanning ingeschakeld waren (van elke tien radiobuizen waar Duitsland de beschikking over kreeg, waren drie van's was van '
41 af een groepje tot stand gekomen dat systematisch gegevens verzamelde die een bombardement niet alleen konden motiveren maar ook vergemakkelijken. De secretaris van de directie, mr. H. P. Linthorst Homan, en de chef van de expeditie, Iman.J. van den Bosch, behoorden tot dat groepje. Zij tekenden o.m. kaarten waarop de locatie van het Duitse luchtafweergeschut bij en op de fabrieksgebouwen nauwkeurig aangegeven was. Dit spionagewerk van van den Bosch werd in de herfst van '42 ontdekt; hij dook toen in Groningen onder.! of de door hem en Homan verzamelde gegevens en getekende kaarten Engeland tijdig bereikt hebben, staat niet vast. Hoe dat zij, de aanval (waar natuurlijk opzettelijk een zondag voor uitgekozen was) was doeltreffend, hoewel de meeste van de 93 lichte bommenwerpers moeite hadden in formatie te blijven: van het moment af dat zij, zeer laag vliegend, de Nederlandse kust gepasseerd hadden, waren zij door Duitse jagers aangevallen. Ruim 60 ton aan bommen werd afgeworpen. Een deel daarvan trof de omgeving van de Philipsfabrieken, Het station en een deel van het centrum werden zwaar beschadigd, meer dan tweehonderd huizen kwamen er volledig in puin te liggen. Onder de burgerbevolking vielen bijna honderdvijftig doden (zeven Duitse militairen kwamen om het leven) en er waren voorts enkele honderden gewonden. Bij Philips was de schade groot. In eerste instantie leek zij zelfs onherstelbaar zodat ir. Frits Philips daags na het bombardement Hirschfeld, de secretaris-generaal van handel en nijverheid die zich naar Eindhoven begeven had, 'stralend'
tegemoet kwam. 'Hij zei me'
, zo vertelde Hirschfeld ons later:
"Het is afgelopen!' Ik zei: 'Zeg dat in hemelsnaam niet hardop! Dan sturen ze meteen al je arbeiders naar Duitsland! Je moet zeggen: wanneer ik al mijn arbeiders hier mag houden, dan draait de zaak weer in zes maanden tijd.' '
.
Het administratiegebouw van Philips was volledig verwoest en ook enkele gebouwen waar voorraden in opgeslagen waren, lagen in puin. De schade aan de machinehallen was geringer en van belang was vooral dat het complex waar Philips zijn eigen machines placht te bouwen, vrijwel ongedeerd was. Hirschfeld had goed gezien: na zes maanden had de productie weer min of meer het vroegere peil bereikt.
Hoe heeft men in bezet gebied op dit bombardement gereageerd? Volgens onze gegevens over het algemeen met enthousiasme alsmede met grote bewondering voor de mannen van de Royal Air Force die er evident op uit
1 Homan is na het bombardement van 6 december ondergedoken. • H. M. Hirschfeld, 4 maart 1961. 5 2'Unaniem'
, zo vernam een Rotterdammer uit Eindhoven, 'was het oordeel: 'Op zichzelf is het ellendig, maar het was nu eenmaal noodzakelijk als onderdeel onzer bevrijding, en dus moest het gebeuren. En het is in elk geval schitterend uitgevoerd.' '
2 'De mensen zeggen'
, aldus De Waarheid,
'dat het de schuld der Duitsers is, want als die er niet gezeten hadden, was dit niet gebeurd. En slachtoffers moeten er nu eenmaal vallen in een oorlog."
Het Parool was overigens van oordeel dat men zich bij Philips veel te veel moeite gegeven had bij het herstel van de schade. 'Vooral onder de leidende persoonlijkheden'
, aldus dit blad,
'hebben velen die zich als '
goede' Nederlanders beschouwen, een weinig fraaie rol gespeeld ... Toen het nog levensgevaarlijk was om zich op de terreinen te begeven en iedereen dus een gegronde reden had om rustig thuis te blijven, liepen zij daar al bedrijvig rond, richtten noodafdelingen in, verschaften de Duitser, alle mogelijke inlichtingen over nog beschikbare materialen en ruimten, werkten tot's avonds laat, riepen hun ondergeschikten op en hielden vergaderingen aan huis wanneer in de fabrieken nog geen kamers beschikbaar waren. Men vocht om telefoons ... en materialen."
VanEngelse kant was de aanval een gewaagd experiment geweest. Van de 93 vliegtuigen die men op Eindhoven afgezonden had, waren 13 neergeschoten, I stortte neer in de Noordzee, I verongelukte bij de landing. Bovendien waren van de resterende 78 toestellen 53 beschadigd, de meeste doordat zij vogels, andere doordat zij bomen geraakt hadden. 'Despite the damage done to the Philips Radio Works, the casualties suffered by the bombers were', aldus de Engelse officiële geschiedschrijving, 'too high to inspire much confidence in the future of this kind of operation.'5
En het 'Tweede Front'
? In april hadden de Engelse oorlogsleiders in beginsel het Amerikaanse
denkbeeld aanvaard om nog in de zomer van '42 in Frankrijk te landen.
Reeds toen hadden Churchill en de Britse Chiefs of Staff maar weinig ver
trouwen in de goede afloop van zulk een avontuur en Churchill had, toen
hij accoord ging met het concept-communiqué dat Molotow, de Russische
minister van buitenlandse zaken, begin juni uit Washington meebracht (de
tekst sprak van 'volledige overeenstemming met betrekking tot de dringende
taak om in 1942 een Tweede Front in Europa te doen ontstaan'), aan Molotow
een memorandum voor Stalin overhandigd waarin stond: 'It is impossible
to say in advance whether the situation will be such as to make this operation feasible.'l De aarzelingen van de Britse oorlogsleiders werden sterker toen in juni in Noord-Afrika, waar Rommel de Nijldelta tot op geringe afstand wist
te naderen, bleek hoe sterk de Wehrmacht nog was. Enkele weken van - intensieve, soms heftige debatten volgden, maar op 25 juli werd te Washington in het college van de Combined Chiefs of Staff overeenstemming bereikt: men zou in '42 in Frans Noord-Afrika landen, niet in Europa.ê Eind juli waren de Duitsers aan de zuidelijke sector van het Oostelijk front in volle opmars. Het gebrek aan gegevens over het militaire potentieel van de Russen had er toe bijgedragen dat in Engelse en Amerikaanse stafkringen vrij algemeen betwijfeld werd of de Sowjet-Unie nog lange tijd zou kunnen standhouden. Roosevelt en Churchill deelden dat pessimisme niet - wèl beseften zij dat het voor Stalin een zware tegenslag zou zijn dat het Tweede Front in de rest van het jaar althans in Europa geen werkelijkheid zou worden. Openhartigheid leek de beste politiek. In augustus vloog Churchill naar Moskou. Hij deelde er Stalin mee dat een landing in Europa in '42 als uitgesloten moest worden beschouwd. Hij voegde daar evenwel aan toe dat nagegaan zou worden of twee Britse divisies samen met drie Russische eind '42 Noord-Noorwegen zouden kunnen veroveren (een operatie waar de Britse Chiefs of Staff geen enkel vertrouwen in hadden) en dat de Verenigde Staten en Engeland bovendien van plan waren, het in '43 tot een grootscheepse landing in West-Europa te laten komen - 'Roundup' zou de code-aanduiding van die landing zijn; dat gaf eigenlijk al aan dat ze pas uitgevoerd zou worden wanneer de kracht van de Wehrmacht gebroken was.
1 Aangehaald in a.v. J. R. M. Butler: Grand Strategy, dl. III, 2 (1964), p. 597. 2 Het college van de Combined Chiefs of Stafftelde zeven leden: drie vertegenwoordigers van de Britse Chiefs of Staff, de drie Amerikaanse Chiefs of Staff en het hoofd van Roosevelts militaire staf, admiraal William D. Leahy. Aan Engelse kant was de vertegenwoordiger van de Chief of the Imperial General Staff (generaal Sir Alan Brooke), veldmaarschalk Sir John Dill, de belangrijkste figuur. 5 2
Van zijn vlucht naar Moskou (hij vloog via Kairo) maakte Churchill gebruik om de gehele situatie in het Midden-Oosten met de daar aanwezige bevelhebbers te bespreken. Hij kreeg er de sterke indruk dat het Engelse Achtste Leger dat er nog steeds niet in geslaagd was, Rommels strijdmacht beslissend te verslaan, behoefte had aan een nieuwe leiding. Aan generaal Auchinleck werd het opperbevelhebberschap in Perzië en Irak aangeboden - deze weigerde en trok zich gegriefd terug. De nieuwe opperbevelhebber in het MiddenOosten werd generaal Sir Harold Alexander, bevelhebber van het Achtste Leger werd luitenant-generaal Bernard Montgomery. Vooral van Montgomery die steeds temidden van zijn troepen leefde, ging een inspirerendewaar de aardolie-installaties lagen die de Sowjet-Unie in het begin van de jaren '20
In de nacht van 23 op 24 oktober '42 werd de grote aanval bij het licht van de volle maan ingezet. Een week van harde strijd volgde. Eerst op 2 november gaf Rommel zijn posities prijs. Slechts 40 Duitse tanks kon hij redden, de Italiaanse gingen zelfs alle verloren. Twee-en-twintigduizend Italianen en achtduizend Duitsers raakten in krijgsgevangenschap. Zeker, Rommel had nog een groot deel van zijn troepen over, maar het was duidelijk dat het tij nu definitief gekeerd was.
Het was een klinkende overwinning die de Britten behaald hadden. Behaald op Duitsers! Eindelijk! Groot was het effect van de zegepraal bij El Alamein op de Britse burgerbevolking - groter misschien nog in bezet Nederland. De door de Duitsers hemelhoog geprezen Rommel was verslagen! Twee nieuwe generaals, zei men, had de Engelse regering benoemd: Stoffer en Blik om Rommel op te vegen. Of, zo vroeg men: 'Ken jeal het verschil tussen een wekker en Rommel?' '
Nee: 'Een wekker zegt tic-tak en gaat vooruit, Rommel zegt tac-tiek en gaat achteruit.f
Inderdaad, achteruit ging hij.
En nog geen week nadat hij de grote terugtocht ingezet had, kwam het bericht dat, ver in zijn rug, Amerikanen en Engelsen geland waren in Marokko en Algerië.
De bedoeling van die landing was, niet alleen Marokko en Algerië in handen te krijgen maar vooralook Tunesië dat, evenals de twee andere genoemde5 2
Bij de voorbereidingen had men generaal de Gaulle niet ingeschakeld. De Amerikanen beschouwden de leider van de beweging der Vrije Fransen allerminst als representatief voor het Franse volk en ook met Churchill had de Gaulle (die steeds op de onverkorte handhaving der Franse rechten stond) in de zomer en herfst van '42 grote moeilijkheden gekregen. De Amerikanen meenden bovendien dat zij de Gaulle in het geheel niet nodig hadden; in de zomer van '42 was Roosevelts vertegenwoordiger in Algiers, Robert D. Murphy, begonnen voorbereidingen te treffen om op het juiste moment in Frans Noord-Afrika de beschikking te hebben over een figuur die, zo meende Murphy, door het Franse bestuursapparaat ter plaatse geaccepteerd zou worden als hoogste autoriteit in plaats van het staatshoofd van VichyFrankrijk, maarschalk Pétain. Die figuur was een Franse generaal, Henri 53
Giraud, die inin krijgsgevangenschap geraakt was maar in aprilmet grote koelbloedigheid uit de Duitse vesting waar hij opgesloten zat, had weten te ontsnappen. Giraud had aanhangers in Algiers - met hen werkte Murphy nauw samen.
Op zondagnovember begonnen de landingen. In Marokko stuitten de Amerikanen op verzet en bij Algiers en Oran klopten de Amerikaanse berekeningen al evenmin. Een opstand van de Giraudisten werd door de Franse autoriteiten snel neergeslagen en de generaal zelf die, na uit ZuidFrankrijk gehaald te zijn, naar Algiers overgebracht was, bleek geen enkel gezag te hebben. Drie verwarrende dagen volgden - tot de Geallieerde opperbevelhebber, generaal Dwight D. Eisenhower, opnovember een regeling trof met de man die tot aprilminister-president van VichyFrankrijk geweest was, admiraal Darlan. Deze had zich louter bij toeval (hij bracht een bezoek aan een zoon die ziek was) opnovember in Algiers bevonden. Eisenhower besefte dat de Franse autoriteiten die Giraud als een usurpator,een werktuig in Amerikaanse handen beschouwden, de aanwijzingen van Darlan zouden volgen. De admiraal werd nu als hoogste Franse autoriteit in Noord-Afrika erkend; als contraprestatie gelastte hij de'bevrijding'
heel iets anders voorgesteld hadden dan de erkenning van het oppergezag van een Darlan die, hij mocht dan minder pro-Duits zijn dan zijn opvolger Pierre Laval, tot ruim een half jaar tevoren de leiding had gehad van een autoritaire, met Duitsland samenwerkende regering.
Voordat zich die politieke problematiek had geopenbaard, had het bericht dat de Geallieerden in Marokko en Algerië geland waren, in bezet Nederland een storm van enthousiasme ontketend. Montgomery's overwinning bij El Alamein was al met vreugde begroet, maar wat in Frans Noord-Afrika geschied was, leek van nog veel groter gewicht: de Geallieerden hadden een nieuwoorlogsterrein geopend, ze waren geland - en de landingen heetten geslaagd. 'Die freudestrahlenden Gesichter lebhafi debattierender Gruppen auf den Strassen liessen die Genugtuung uber die neue Lage deutlich erkennen. Man sak sich', aldus een Duits militair rapport, 'am Wendepuniet des Krieges und hoffie auf baldige Landung der Engländer und Amerikaner im besetzten Gebiet.'2 Wie aan het communiqué van II juni terugdacht dat meegedeeld had dat Washington, Londen en Moskou het eens waren geweest over' de dringende taak om in 1942 een Tweede Front in Europa te doen ontstaan'
, was er nu van overtuigd dat de woorden Tweede Front in Europa' pure misleiding geweest waren - geslaagde misleiding! En wat was nog méér op handen? Slag op slag zou Duitsland treffen! Nu kon toch eenieder zien dat het met Hiders macht gedaan was! 'De eindstrijd is in het zicht'
, juichte Het Parool+ Aan van Randwijk, hoofdredacteur van Vrij Nederland, werd, zo schreef hij een maand later, 'op die onvergetelijke zondag van Algiers en Oran'
de vraag gesteld 'ofhet geen tijd werd, het werk van Vrij Nederland te staken, nu de bevrijders reeds op de deuren van Europa bonzen.'! Johan H. Doom waar
1 Aldus Roosevelt in een telegram aan Churchill op 17 november 1942 ((United Kingdom, Cabinet Office) History of the Second World War, Military Series. Michael Howard: Grand Strategy, dl. rv (1972), p. 175) 2 LXXXVIII Armee-Korps, I c: 'Tätigkeitsbericht fur •.. November 1942', p. I (CDr, 11.0062). 3 Het Parool, 45 (13 nov. 1942), p. 3. 4 Vrij Nederland, III, 5 (II dec. 1942), p. 3.'niet onmogelijk'
noemde 'dat de werkelijke bevrijding van ons vaderland nog meerdere maanden op zich laat wachten."
Paul de Groot sloeg in De Waarheid de operaties van Amerikanen en Engelsen minder hoog aan ('zij maken geen haast'
) maar hij dacht wèl dat de nederlagen die Duitsland leed, tot 'de politieke storm in het binnenland van de vijand'
zouderi leiden, 'en daarop is onze hoop op een spoedig einde van de oorlog gevestigd.f
De Geallieerde landingen in Marokko en Algerië hadden Hitler verrast. Via het Spiel dat de Britse Intelligence met de Abwehr speelde, waren berichten doorgegeven dat de Geallieerden voornemens waren, elders te landen: in Noorwegen of in Noord-Frankrijk. Op Hitler hadden die berichten niet veel indruk gemaakt. Maandenlang had hij het voor uitgesloten gehouden dat Amerika en Engeland die ter zee zulke zware verliezen geleden hadden, er in zouden slagen nu reeds grote landingsconvooien samen te stellen. Eigenlijk beschouwde Hitler alleen een landing bij het zwakverdedigde Dakar (Frans West-Afrika) als plausibel.
In de nacht van 7 op 8 november vernam hij dat Duitse agenten in Spanje grote Geallieerde transportvloten bij Gibraltar waargenomen hadden. Wat was hun doel? Zijn fantasie sloeg op hol: zelfs een landing in midden-Italië ofin Zuid-Frankrijk hield hij nu voor mogelijk. 'Es ist ein Pehler', riep hij uit, 'dass wir dort unten nichts stehen haben'3 - maar van fouten repte hij niet toen hij op de 8ste, enkele uren na het bericht der Geallieerde landingen, in München zijn jaarlijkse toespraak hield ter herdenking van de mislukte Putsch van '23. Eén zin slechts wijdde hij aan dat grote nieuws: 'Wenn heute Roosevelt seinen Angriff auf Nordafrika ausführt mit der Bemerkung, er mûsse es var Deutschland und Italien schützen, sa brauch: man über diese verlagene Phrase dieses alten Gangsters kein Wort zu verlieren.' Duitsland zou doorvechten! 'Das Deutschland von einst hat um drei Viertel 12 die Waffen niedergelegt - ich höre grundsätzlich erst 5 Minuten nach 12 auf'4
Drie dagen later, op II november' 42, bezette hij Vichy-Frankrijk.
Het is, achteraf gezien, misschien te betreuren dat de Geallieerden in Algerië niet verder oostwaarts geland zijn dan in Algiers. De Engelsen hadden zo dicht mogelijk bij Tunesië willen landen: in Philippeville en Bone, maar dat had de Amerikanen te riskant geleken. Het werd I I november voor een eerste Engels detachement beoosten Algiers aan land ging: in Bougie, maar toen waren de Duitsers al twee dagen bezig op het vliegveld van Tunis te landen, De Fransen boden er geen weerstand. Zij trokken westwaarts terug, hopend dat zij samen met de Geallieerden in staat zouden zijn, de Duitsers te verdrijven. Het werd evenwel eind november voor de eerste Geallieerde aanval op Tunis ingezet kon worden. De stad werd tot op 25 km genaderd, maar Geallieerden en Fransen tezamen bezaten de kracht niet om de eenheden van de Wehrmacht te verslaan. Eind december bevonden zich ca. zestigduizend Duitsers en Itahanen in Tunesië; meer dan 200 tanks hadden zij tot hun beschikking. Het tekort aan spoorwegmaterieel en vrachtauto's als~ede de zware regens maakten het de Geallieerden onmogelijk om dat Tunesisch bastion met kracht aan te pakken. Zeker, op de lange duur behoefde zulks voor de Geallieerde zaak niet ongunstig te zijn (hoe meer krachten Hitler en Mussohni in Tunesië zouden samentrekken, des te groter zou hun uiteindelijk verhes worden), maar zulks maakte het feit niet ongedaan dat het strategische doel dat men zich met de landingen in Frans NoordAfrika gesteld had: snel naar Tunesië oprukken en dan de Duits-Italiaanse strijdmacht in Libye in de rug aanvallen, niet bereikt was. Eind januari kon die strijdmacht zich in goede orde bij de Duitsers en Italianen voegen die zich al in Tunesië bevonden. Een en ander betekende dat de Middellandse Zee in het centrum nog steeds versperd bleef voor de Geallieerde scheepvaart.
Zo stelde, na die inspirerende 8ste november, het nieuws uit Noord-Afrika de publieke opinie in bezet Nederland eigenlijk weken-, ja maandenlang teleur. Grote overwinningen bleven uit.
Inmiddels hadden gebeurtenissen aan het Oostelijk front voor een nieuwe injectie van optimisme gezorgd.
In de loop van '42 waren de naar de Oeral en verder oostwaarts verplaatste
De offensieven sloegen grote gaten in de linies van de Duitsers en hun bondgenoten. Een heel Duits Panzerkorps, twee Roemeense legers en een Italiaans leger werden uiteengeslagen. Numeriek waren de Russen aanvankeiijk niet in de meerderheid (elk van beide zijden had in totaal ca. I miljoen man in de strijd geworpen), maar een van de grondregels van de grote Duitse strateeg uit de Napoleontische tijd, Clausewitz: eoncentratie op het beslissende punt, pasten de Russen met meesterschap toe en het