Wat Mussert betreft, willen wij er aan herinneren dat deze reeds in zijn eerste contacten met Duitsers na de meidagen van '40 verzocht had, NSB'ers de leiding van bepaalde departementen te geven. In de zomer van '40 was hij een stap verder gegaan. In juli was mr. J. H. Carp, afdelingschef van de provinciale grifiie in Zuid-Holland, lid van de NSB geworden; deze had Mussert er op gewezen dat art. 38 van de Grondwet bepaalde dat 'ingeval de koning buiten staat geraakt, de regering waar te nemen', het koninklijk gezag 'mede aan een regent opgedragen'
werd en dat het, aldus artikel aö, zolang die regent ontbrak, door de Raad van State waargenomen werd. Welnu, aldus Carp (en Mussert nam zijn betoog over): als Seyss-Inquart, gebruik makend van zijn benoemingsbevoegdheden, de zittende leden van de Raad van State door NSB' ers verving, dan zou de nieuwe Raad Mussert tot regent kunnen benoemen en deze zou vervolgens een nieuwe regering kunnen samenstellen. Medio augustus '40 had Seyss-Inquart, toen nog hopend dat de samenwerking met Duitsland een veel breder basis zou kunnen krijgen dan alleen maar de NSB, het denkbeeld van Carp-Mussert van de hand gewezen: het was hem, zo noteerde Mussert, 'te ingrijpend'
<>- maar de leider van de NSB had er geen afstand van gedaan: Carp en prof. mr. J. J. Schrieke, de latere secretaris-generaal van justitie, had hij in de herfst zelfs een gloednieuwe Grondwet laten opstellen die hij als regent of als regeringsleider zou kunnen gaan toepassen. Na Seyss-Inquart had Hitler, toen hij eind september '40 Musserts betuiging van onvoorwaardelijke trouw in ontvangst nam, een domper gezet op al die eerzuchtige verwachtingen: de NSB moest eerst maar-eens tonen dat zij een aanzienlijk deel van het Nederlandse volk achter zich konkrijgen; Musserts denkbeeld dat er een 'Bond van Germaanse volken'
diende te komen, had Hitler al evenmin aanvaard. Geen wonder! Hitler voelde niets voor een 'Bond'
waarvan de samenstellende delen een ruime mate van zelfstandigheid zouden behouden; zijn denkbeelden gingen veeleer in de richting dat het 'Germaanse'
Nederland na Duitslands overwinning op dezelfde wijze in het Grossdeutsche Reich opgenomen moest worden als in '38 met Oostenrijk het geval was geweest. Dat laatste had Hitler ook vrij duidelijk te verstaan gegeven toen hij Mussert in december' 41 opnieuwontving ter gelegenheid van diens eedsaflegging op hem als 'germanischer Führer', maar of de vergelijking met Oostenrijk die Hitler bij die gelegenheid gemaakt had, in voldoende mate tot Mussert