Van Apeldoorn ging zijn beklag doen bij Brouwer en V oûte. Inmiddels had een tweede student van Apeldoorns ergernis gewekt door hem naar aanleiding van zijn uitlatingen op college een scherpe brief te sturen. Twee studenten waren er nu op wie hij, zei hij, de Duitsers attent wilde maken. Brouwer en V oûte verzochten hem met aandrang, dat na te laten; beiden betoogden voorts dat hij onder geen voorwaarde mevrouw Hazewinkels brief aan de bezetter mocht doorgeven. Van Apeldoorn deed zowel het een als het ander. De twee studenten werden bij de Sicherheitspolizei geroepen (en kwamen er daar met een schrobbering van af3), mevrouw Hazewinkels brief werd aan Wimmers Generalkommissariat doorgegeven. Zij werd medio januari' 42 bij een van Wimmers ambtenaren geroepen en haar brief werd haar, keurig vertaald, voorgelezen. Zij verdedigde zich met op te merken dat zij slechts van de geldende volkenrechtelijke. en strafrechtelijke normen uitgegaan was.