Op de donderdagavond waarop de Stalingrad-rouw afgekondigd werd, had men enkele uren eerder in de dagbladen kunnen lezen dat Mussert in het kader van zijn 'Secretarie van Staat'
'gemachtigden'
benoemd had - een bericht, ook door de Nederlandse omroep verspreid, waarop de ministerpresident, gelijk reeds vermeld, van Londen uit onmiddellijk reageerde met de radiotoespraak waarin hij het Nederlandse overheidspersoneel opriep, alle maatregelen tegen te werken die de Duitse oorlogsinspanning ten goede konden komen. Intwee passages zinspeelde prof Gerbrandyop 'de mogelijkheid van de vorming van een landverradersregering'
. Die mogelijkheid hadden verscheidene Nederlanders al onder ogen gezien toen in december bekendgemaakt was dat Mussert zich voortaan 'Leider van het Nederlandse volk'
mocht noemen.
Deze 'promotie'
van de NSB droeg er toe bij dat hier en daar in de illegaliteit de neiging versterkt werd om in de verzetsstrijd gebruik te gaan maken van een middel dat men tegen politieke tegenstanders nog nimmer toegepast had: de liquidatie. Zeker, het was al voorgekomen, in '41 al, dat illegale groepen verraders uit de weg geruimd hadden, maar die acties waren, afgezien van het element van bestraffmg dat er in stak, noodzakelijk geweest uit een oogpunt van individuele zelfbescherming. De offensieve uitschakeling van politieke tegenstanders zou in een ander vlak komen te liggen. Het zouden daden worden waaraan stellig grote publiciteit zou worden gegeven: publieke terechtstellingen als het ware, waardoor personen die op vooraanstaande posten de bezetter, de vijand, hielpen bij het onderdrukken en uitbuiten van een geheel volk, uit de weg geruimd zouden worden. Het element
Gedachtengangen als deze waren het die met name in de hoofdzakelijk uit jeugdigen bestaande Amsterdamse verzetsgroep CS-6 naar voren kwamen. De Haagse zenuwarts en communist dr. G. Kastein, ouder dan zij maar even driest, stimuleerde hen in die richting. Van belang was dat Kastein in nauw contact stond met Gerben Wagenaar, een van de leiders van de sabotageorganisatie der illegale CPN (het Militair Contact). Aanvankelijk beschouwde men overigens in die kring de liquidatie van de hoofden van de Nederlandse departementen als urgenter en nuttiger dan het uit de weg ruimen van prominente NSB' ers die, hoe abject hun rolook was, geen werkelijke machtsposities innamen. Kastein deelde dat inzicht. Hij was het dan ook die, vermoedelijk omstreeks midden januari '43, samen met Wagenaar een explosieve lading naar binnen wist te smokkelen in de zaal in het departement van binnenlandse zaken waar het college van secretarissen-generaal veelvuldig vergaderde. Het schijnt dat de wekker die aan de lading bevestigd was, iets te luid tikte waardoor het complot mislukte. Nieuw complot! Elke week zou op een vaste dag en op een vast uur een vooraanstaand helper van de vijand geliquideerd worden - Wagenaar had er geen bezwaar tegen dat Mussert bovenaan het nieuwe lijstje kwam te staan. Niet dat een aanslag op deze een eenvoudige zaak was! Nagenoeg overal waar Mussert zich vertoonde, had hij gewapende leden van zijn Lijfwacht in zijn onmiddellijke omgeving.
Er was aan dit nieuwe plan nog geen uitvoering gegeven, toen op donderdagavond 4 februari de namen van Musserts 'gemachtigden'
gepubliceerd werden. 'Generaal Seyffardt, gemachtigde voor het Nederlands Legioen', las men. of méér dan dat? Zou hij in een kabinet-Mussert de minister van defensie worden, bdast met het oproepen van dienstplichtigen voor het Oostelijk front? Dan leek het nuttig, hem als eerste uit te schakelen. Kastein
Vrijdagavond 5 februari, in het donker, belde Kastein in Den Haag bij de woning van Seyffardt aan; diens adres stond normaal in de telefoongids. Seyffardt, wiens vrouw kort tevoren was overleden, was alleen thuis. Hij opende de deur. 'Bent u soms generaal Seyffardt?'
werd hem gevraagd. Hij antwoordde bevestigend. Verleun schoot, tweemaal. Seyffardt werd in de buik getroffen. Hij kon binnen nog om hulp telefoneren, kreeg geen antwoord, strompelde naar buiten, zakte daar ineen en werd korte tijd later gevonden.
Kastein en Verleun gingen onmiddellijk elk naar een eigen, de ander onbekend adres - Verleun nam de revolver mee.
Seyffardt, naar een ziekenhuis overgebracht, overleed een dag later, zaterdag, vroeg in de avond. Toen hij op woensdag Ia februari met veel militair vertoon begraven werd, waren de straten van Den Haag waar de stoet doortrok, leeg. 'Der Reichskommissar sah gerade bei diesem An/ass', zo berichtte Rauter aan Himmler, 'wie schwach die NSB hier ist und wie eiskalt ablehnend die über grosse Mehrheit des Volkes geworden ist.'l
Wat zich, als reactie op de aanslag op Seyffardt, op zaterdag 6 en maandag 8 februari had afgespeeld, maakte die 'ijskoude afwijzing'
maar al te begrijpelijk.
Nog op vrijdagavond 5 februari had Seyffardt, naar het ziekenhuis overgebracht, twee belangrijke mededelingen gedaan. De eerste was dat hij de stellige indruk had dat de twee personen die de aanslag op hem gepleegd hadden, studenten waren, de tweede dat hij niet wenste dat om zijnentwil gijzelaars doodgeschoten zouden worden. Rauter lichtte nog diezelfde avond Himmler in, vermoedelijk telefonisch, en hij besloot, hoogstwaarschijnlijk na overleg met Seyss-Inquart, de volgende ochtend door de Sicherheitspolizei en Ordnungspoüzei razzia's te laten uitvoeren op de universiteiten en hogescholen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en
1 Telexbericht, 10 febr. 1943, van Rauter aan Himmler (EDe, 4563). 61
Er bevonden zich die zaterdagochtend maar weinig studenten in de universiteits- en hogeschoolgebouwen, met uitzondering evenwel van de bibliotheken, de laboratoria en andere practicum-gebouwen; door enkele docenten werd ook college gegeven. Bij al die plaatsen waar men dacht grote aantallen studenten te vinden, kwamen Duitse overvalauto's voorrijden. Hier en daar bijgestaan door 'foute'
Nederlandse politiemannen, stormden de leden van de Sicherheits en de Ordnungspolizei naar binnen. Alle mannelijke studenten die niet via de ramen en de tuinen konden ontkomen, werden gearresteerd en nog diezelfde dag naar het concentratiekamp Vught overgebracht: ca. tweehonderdvijf-en-twintig uit Amsterdam (onder wie zeventig van de Vrije Universiteit), tweehonderdvijftien uit Delft, honderdnegentien uit Utrecht en drie-en-veertig uit Wageningen (daar duurde de drijfjacht een groot deel van de dag.) Van de niet-aanwezige studenten die van deze razzia's hoorden, dook een groot deel onmiddellijk onder.
Uiteraard werden in Amsterdam, Delft, Utrecht en Wageningen de rectores magnifici onmiddellijk gewaarschuwd. Het bestuur van de Vrije Universiteit besloot het universitair bedrijf stop te zetten. Eenzelfde besluit werd op zondag 7 februari met betrekking tot de Amsterdamse universiteit genomen door het college van rector en assessoren; dezen hadden daar niet de bevoegdheid toe maar zij meenden dat in de gegeven situatie geen ander besluit mogelijk was en dat zij er persoonlijk ook de risico's van moesten aanvaarden. In Groningen (waar men telefonisch vernomen had wat zich elders had afgespeeld) werd op zondag door de Z.g. contactgroep der hoogleraren besloten dat men voorlopig geen colleges zou geven of examens afnemen; een voorstel van enkele medische hoogleraren om bovendien de hoogleraarsfunctie neer te leggen, vond onvoldoende instemming. Utrecht ging aanzienlijk minder ver: op maandag 8 februari werd de universiteit op
Natuurlijk was van de instellingen van hoger onderwijs uit onmiddellijk contact opgenomen met het departement. Van Dam had nog op de zaterdag waarop de razzia's uitgevoerd werden, Seyss-Inquart opgebeld. Hij was naar Rauter verwezen bij wie hij met zijn protesten niets bereikt had. Zondag deed hij zijn beklag bij Schmidt, maandag werd hij dan eindelijk door SeyssInquart en Wimmer ontvangen. Dezen zeiden hem dat in Vught een nader onderzoek van de opgepakte studenten zou plaatsvinden; zij vertrouwden dat de meesten nadien vrijgelaten zouden worden, maar de gevaarlijkgeachten zou men vasthouden: het moest aan de universiteiten en hogescholen eindelijk eens rustig worden!
Die mededelingen bracht van Dam op dinsdag 9 februari aan de rectores magnifici van alle universiteiten en hogescholen over; hij had hen voor een bespreking in Den Haag uitgenodigd. Nog een mededeling had hij : het was, had Seyss-Inquart gezegd, niet nodig, de studenten die van de universiteiten en hogescholen wegbleven, niet langer als studenten te beschouwen, m.a.w.: zij zouden niet als stakers gelden (staking was verboden) en evenmin zou aangenomen worden dat zij hun studie afgebroken hadden (waardoor zij beschikbaar zouden komen voor de arbeidsinzet). Daags na die verklaringen van van Dam besloten de leden van de Nijmeegse Senaat, voorlopig geen college te geven en zich met elk protest der andere universiteiten solidair te verklaren.
Hoe reageerde de Raad van Negen en hoe reageerde Kastein ?
De Raad van Negen kwam opfebruari, daags na de razzia's, bijeen. De leden voelden zich ietwat schuldig vanwege het parool dat zij twee-en-eenhalve week tevoren verspreid hadden: terug naar universiteit en hogeschool! Zij wilden nu geen enkel risico meer nemen. In een extra-nummer van De Geus gaf de raad een strak consigne door: 'Het lijfsbehoud alleen al dwingt ons, alle werkzaamheden neer te leggen.'
Slechts één uitzondering werd toegestaan: deelneming aan examens en tentamens, maar daar moest men 'in ieder geval'
mee wachten tot alle gearresteerde studenten weer in vrijheid gesteld waren.!
Behalve in Groningen werden de examens en tentamens na korte tijd herp.
'sich durch eine entsprechende Verpflichtung in einem schr!{tlichen Revers das loyale Verhalten der Studenten verspreehen zu lassen, leann auch auf die übrigen Studenten ausgedehnt werden, doch sind nur jene zuzulassen, bei denen von Haus aU5 ein gegen teiliges Verhalten nicht vorausgesetzt wetden muss'?
en dan vinden wij hier de oorsprong van de Z.g. loyaliteitsverklaring der studenten waar zoveel over te doen zou zijn in de maanden die op de aanslag op Seyffardt en de daarbij aansluitende studentenrazzia' s volgden.
Kastein, schreven wij eerder, was na die aanslag naar een onderduikadres gegaan - zonder revolver. Dat zat hem dwars, misschien die avond al, maar stellig de volgende dag, zaterdag, toen hij van de studentenrazzia's vernam. Hij besloot, op de eerste liquidatie onmiddellijk een tweede te laten volgen. Waarom? Uit wraak? Of wilde hij dusdoende de indruk wekken dat de Sicherheitspolizei in een volledig verkeerde richting zocht? Of gaf hij zich, opgejaagd als hij zich voelde, nauwelijks meer rekenschap van wat hij deed? Wij weten het niet. Hoe dat zij, die zaterdag hield hij zich aan een afspraak die hij tevoren met van der Waals gemaakt had. Met deze, Schreieders gevaarlijkste Vi-Mann, was Kastein, zoals wij in hoofdstuk 3 verhaalden, via Pahud de Mortanges in contact gekomen.
Van der Waals kreeg van Kastein precies te horen hoe Seyffardt neergeschoten was, en Kastein zei dat hij de volgende avond, zondagfebruari, (Vu], Stab,07975 -53). 6 I
Met dat pistool pleegde Kastein die zondagavond in Voorschoten een aanslag op de pasbenoemde. secretaris-generaal van volksvoorlichting en kunsten, mr. H. Reydon. Deze werd zwaar gewond, zijn vrouw verloor het leven.'
Daags daarna begonnen in verscheidene delen des lands grote razzia's op mannelijke personen tussen de achttien en vijf-en-twintig jaar.
Die razzia's waren niet een uitvloeisel van de aanslag op de Reydons - er was al op zaterdag, daags voor die aanslag, in een bespreking onder voorzitterschap van Seyss-Inquart toe besloten.
Toen die bespreking des ochtends om negen uur begon, was Seyffardt nog in leven en werden de overvalauto' s geconcentreerd om in Amsterdam, Delft, Utrecht en Wageningen de studentenrazzia's uit te voeren. Die razzia's waren niet een zuivere represaille; er stak een element van opsporing in. Waren méér represailles nodig? Zo ja, welke? Daarover ging die bespreking.
Het was de eerste maal dat in bezet Nederland een aanslag gepleegd was
'commandant'
- dat feit wierp bij Seyss-Inquart heel wat meer gewicht in de schaal dan dat hij óók 'gemachtigde'
van Mussert was. Intussen besefte Seyss-Inquart wèl dat hij Mussert in deze aangelegenheid niet kon passeren. Hij liet hem uitnodigen naar de bespreking te komen. Mussert weigerde. Precies een week tevoren was Seyss-Inquarts decreet verschenen waarin stond dat alle instanties van het Reichskommissariat
'bij de uitvoering van belangrijke bestuursmaatregelen'
met de leider der NSB 'overleg'
moesten plegen - nu was men, Mussert had dat reeds vernomen, tot razzia's op de studenten overgegaan zonder '
overleg' met hem, a fortiori zonder zijn 'goedvinden'
! Geprikkeld vond hij slechts goed dat zijn plaatsvervanger van Geelkerken. 'gemachtigde voor binnenlandse zaken en nationale veiligheid'
, aan de bespreking zou deelnemen. Aan NSB-kant zou daar ook de Haagse procureur-generaal van Genechten aanwezig zijn, aan Duitse kant waren er Seyss-Inquart, Rauter, Schmidt, Wimmer, Harster en de Befehlshaber der Ordnungspolizei, SS Brigadejuhrer Heinrich Lankenau. De bedoeling was dat ook het hoofd van de Sicherheitsdienst, KnolIe (deze meende de dader van de aanslag al op het spoor te zijn), aan het overleg zou deelnemen, maar toen van Geelkerken arriveerde, trof hij KnolIe in de antichambre aan. Er vond op dat moment in Seyss-Inquarts werkkamer een opgewonden gesprek plaats. Schmidt wist dat KnolIe, Rauters ondergeschikte, regelmatig negatieve berichten over hem aan het Reichssicherheitshauptamt en aan Himmler doorgaf - hij had geweigerd, met KnolIe in één kamer aanwezig te zijn. Niet voor het eerst moest Seyss-Inquart de ruziënde kemphanen Schmidt en Rauter tot bedaren brengen. Maar KnolIe bleefbuiten. Van Geelkerken en de inmiddels gearriveerde van Genechten konden binnenkomen.
Rauter begon met enkele besluiten voor te lezen die men aan Duitse kant al genomen had: in N oord- en Zuid-Holland en in Utrecht zouden voorlopig alle café's, restaurants enz. 's avonds om negen uur moeten sluiten en na tien uur zou zich niemand meer op straat mogen bevinden; met Christiansen zou overleg gepleegd worden teneinde te komen tot de internering van alle beroepsonderofficieren; en, belangrijkste punt: vijftig gijzelaars uit de karnpen in Noord-Brabant zouden geëxecuteerd worden - Rauter (wiens aanvankelijke bezwaren tegen het doden van onschuldigen wel geheel verdwenen waren) sprak van 'kalvinistische Oranien-Geiseî+
'Dit betekent het einde van de NSB'
, zei van Geelkerken tegen SeyssInquart. Hij legde ook uit, waarom: als de bezetter met het doodschieten van gijzelaars reageerde, niet op sabotagedaden, zoals in augustus en oktober '42 het geval was geweest, of op de dood van een Oberwachtmeister (Haarlem, vier dagen eerder), maar louter op het feit dat een prominent NSB' er neergeschoten was, dan zou het Nederlandse volk de NSB ten volle verantwoordelijk stellen voor die executies. Vijftig ! 'Dan is het'
, zei van Geelkerken, 'als morgenochtend die vijftig man zijn doodgeschoten, afgelopen met de NSB.'
l Seyss-Inquart antwoordde niet maar keek alleen maar Rauter aan. Deze betoogde breedvoerig dat de bezetter met uiterste kracht moest reageren: het doodschieten van vijftig gijzelaars zou er de schrik injagen, ook met Seyffardts eigen wens kon geen rekening gehouden worden.ê
Schmidt viel van Geelkerken bij, Seyss-Inquart stelde de beslissing uit.
Of nu in die onzekerheid een andere vorm van represaille voor het eerst geopperd werd dan wel of daartoe in het voorafgaand gesprek van de Duitsers onderling al besloten was, weten wij niet .: in elk geval ging men over iets geheel anders spreken, namelijk het arresteren van niet minder dan vijfduizend Z.g. Plutokratensöhne in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, die men via het concentratiekamp Vught naar Duitsland zou overbrengen. Het is alleszins waarschijnlijk dat het Schmidt was die dat getal 'Vijfduizend'
noemde - hij had immers in december Sauckel vijfduizend studenten beloofd en die belofte een week later ingetrokken.
Tegenover dat denkbeeld stelde van Geelkerken zich anders op dan tegenover het fusilleren van gijzelaars. Veel jeugdige NSB'ers streden aan het Oostelijk front en er was herhaaldelijk in de NSB-pers betoogd dat het tijd werd, de 'rijkelui'
s-zoontjes' die lanterfantend in Nederland zouden rondlopen, in het kader van de arbeidsinzet aan te pakken. Met de razzia's op de Plutokratensöhne kon van Geelkerken zich dus verenigen. Maar hoe kreeg men op zeer korte termijn de namen en adressen van vijfduizend hunner bijeen? Van Geelkerken zag er een mogelijkheid toe: in gemeenten waar
Aldus werd besloten.
Nog méér punten kwamen ter sprake. Vastgesteld werd dat in de drie genoemde provincies de gehele uit NSB' ers bestaande Hulppolitie zo spoedig mogelijk zou opkomen om, na bewapend te zijn, de woningen van vooraanstaande NSB'ers te bewaken. Van Geelkerken zou zijn best gaan doen om die Hulppolitie uit te breiden; in dat verband drong hij er op aan dat de nog steeds vacante post van 'directeur-generaal van politie'
door een NSB'er bezet zou worden - Rauter wees dat af.
Om twaalf uur zond deze laatste Himmler een ijl-telexbericht! met een overzicht van de besproken punten. 'Der Reichsleommissar, stond daar o.m. in, 'bittet Sie, Reichsführer, Anu/eisung zu geben, dass diese 5 000 Plutokraten söhne zu harter Arbeit im Reich herangezogen toerden, sei es im Rahmen des Sauckel-Arbeitseinsatzes oder sonst für Aufräumungsarbeiten und Strassenar beiten. Sie mûssten aber in geschlossenen Gruppen beisammen bleiben.' Uit dit telexbericht bleek ook dat ten aanzien van de gijzelaars nog geen beslissing genomen was.
VanGeelkerken ging met Schmidt mee naar huis. Hoe was de executie van vijftig gijzelaars alsnog te voorkomen? Alleszins waarschijnlijk leek het hun dat Rauter, zo hij dat niet al gedaan had, een 'beroep zou doen op Hinunlers steun. Schmidt besloot Bormann op te bellen. Hem vertelde hij van het te voorziene effect op de NSB. Bormann beloofde dat hij de zaak aan Hitler zou voorleggen. Die avond laat kwam Hitlers beslissing binnen: geen executie van gijzelaars."
De volgende dag, zondag, vond in Leiden een z.g. vormingsbijeenkomst plaats van de NSDAP en de NSB. Na afloop daarvan moesten de aanwezige
Lang niet alle NSB-burgemeesters uit de drie genoemde provincies waren in Leiden aanwezig; met de afwezigen stelde Müller zich telefonisch in verbinding. In Den Haag werden nog op zondagavond enkele ambtenaren van het bevolkingsregister door burgemeester Westra opgeroepen. Zij werkten tot na middernacht om de woningregisters van bepaalde stadswijken gereed te leggen; de namen en geboortedata van allen die een bep_a_aldLwoning bewoonden, stonden daarin vermeld. Maandagochtend verschenen ca. vijf-entwintig NSB' ers, ten dele ambtenaren van andere diensten, ten dele personen die niet bij de overheid werkten - zij begonnen met het opstellen van de lijsten.
Wij hebben er geen volledig overzicht van, in welke steden deze voorbereidende arbeid verricht is, maar onze indruk is dat er hier en daar ook niet-NSB' ers bij ingeschakeld werden. Al die lijsten met in totaal 5 600 namen en adressen- werden door Müller met spoed aan van Geelkerken, door van Geelkerken met gelijke spoed aan de Sicherheitspolizei doorgegeven. De eerste razzia's vonden op dinsdagochtend 9 februari in de vroegte plaats, maar daarbij bleek al terstond dat de lijsten van twijfelachtige waarde waren; bovendien was een groot deel van de jongeren die men zocht, al naar hun werk vertrokken, althans afwezig. Om er nu toch vijfduizend bijeen te krijgen, breidde men om te beginnen de actie tot andere delen des lands uit en voorts ging men de razzia's een andere vorm geven: er werdcri gebouwen omsingeld waar men voldoende achttien- tot vijf-en-twintigjarige jongemannen vertrouwde te vinden - in Den Haag de departementen, elders ook grote kantoren, ja zelfs scholen waar men in de hoogste klassen personen van de gezochte leeftijdsgroep hoopte aan te treffen. Hier en daar vonden ook razzia's op straat plaats. De verbinding met het 'plutocratendom'
werd bij dat alles geheel uit het oog verloren: de Duitse politie greep eenvoudig wie zij grijpen kon.
Het bericht van die actie verspreidde zich met grote snelheid, werd ook
De meesten die ondergedoken waren, hielden zich enkele dagen schuil, sommigen echter veellanger.