De Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers stond nog in de kinderschoenen en binnen de groepen waarop de regering en de kerken een beroep deden, bestonden, met uitzondering van het spoorwegpersoneel, geen hechte organisatorische banden meer; a [ortiori bestonden die banden niet tussen die groepen onderling. Er werd dus in feite een individuele daad, een individueel offer gevraagd. Anders gezegd: er werd méér gevraagd dan veruit de meesten, gegeven de angst voor Duitse wraak, konden opbrengen. Speciaal aartsbisschop de Jong realiseerde zich spoedig dat in de op 21 februari voorgelezen herderlijke brief te hoge eisen gesteld waren; hij 'heeft later'
, aldus zijn biograaf Aukes, 'in gesprekken hierover herhaaldelijk gemeend, een onvoorzichtig beleid te moeten betreuren.P De aartsbisschop meende óók dat het moreel gezag van het Episcopaat schade geleden had. Aukes betwijfelt dat laatste. Wij betwijfelen het mèt hem. Want ook diegenen die, maatschappelijk gebonden als zij waren, niet conform de gestelde norm handelden, wisten dat die norm op zichzelf juist was en dat de besturen der kerkgenootschappen bovendien grote risico's genomen hadden door te spreken als zij gedaan hadden.