Begin februari '43 stond een veerugjange voerman uit Gerkesklooster wegens diefstal terecht, in hoger beroep, voor de Strafkamer van het gerechtshof te Leeuwarden, een van de vijf gerechtshoven in den lande. De man was in december door de Leeuwarder rechtbank tot negen maanden gevangenisstraf veroordeeld; in februari zat hij al vier maanden in voorarrest. Het door hem gepleegde strafbare feit rechtvaardigde op zichzelf een uitspraak van het hof die niet wezenlijk van het door de rechtbank gewezen vonnis zou verschillen. Werd de voerman in tweede instantie opnieuw tot negen maanden gevangenisstraf veroordeeld en werd het voorarrest, zoals veelal geschiedde, daarop geheel in mindering gebracht, dan zou hij in feite nog vijf maanden opgesloten blijven. Het was het Leeuwarder hof evenwel bekend dat sinds de zomer van '42 verscheidene duizenden Nederlandse gevangenen, door Nederlandse rechters veroordeeld, hun straf niet hadden moeten uitzitten in Nederlandse gevangenissen maar dat zij overgebracht waren naar een nieuw strafkamp in de Overijsselse gemeente Ommen waar een barbaars regime ingesteld was door een van de medewerkers van Generalkommissar Schmidt, 'dr.'
Werner Schwier; uit Ommen had men bovendien vele honderden gevangenen naar een soort concentratiekamp bij de Hermann-Goering- Werke in Salzgitter bij W olfenbüttel (Brunswijk) overgebracht. velen waren daar bezweken, anderen had men naar Nederland teruggetransporteerd; tientallen hunner lagen in de winter van '42 op '
43 mishandeld en uitgeput in ziekenhuizen in het oosten des lands.