1 VO 187/40 (a.v., p. 541-42). 2 VO 2/41 (Verordeningenblad, 1941, p. 4-5). Het is Hooykaas geweest die onder Duitse druk (de bezetter had geen behoefte aan restanten van het Nederlandse militaire apparaat) de militaire rechtbanken ophief waarvoor zich op dat moment talloze militairen nog moesten verantwoorden wegens hun gedragingen in de meidagen van '40. De behandeling van de belangrijkste zaken, ca. zeshonderd, werd aan een nieuwe kamer, de Militaire Strafkamer van de Haagse rechtbank toevertrouwd, zulks met recht van appèl op het Haagse gerechtshof dat daartoe ook al een speciale Kamer vormde. Achter het werk van de Militaire Strafkamer werd eind '42 door de bezetter een punt gezet, achter dat van de speciale Kamer van het Haagse gerechtshof eind' 43. Toen werd wèl de gewone strafkamer van de Haagse rechtbank competent verklaard, ingediende zaken in behandeling te nemen, maar aangezien in die strafkamer geen oud-militairen zaten, weigerde het Openbaar Ministerie, nieuwe zaken aanhangig te maken. De dossiers die op de belangrijkste betrekking hadden (die welke al bij het gerechtshoflagen), gingen op 3 maart '45 in vlammen op als gevolg van het bombardement van de
Bombardementen
Departement van Justitie
Cenechten, R. van
Hoge Raad der Nederlanden
Hooykaas, J. P.
Militaire Strafkamer
Nationaal-Socialistische Beweging (NSB)
Procureurs-generaal
Rechterlijke rnacht
Rijke, W. J. de
Rijksinspectie voor de Bevolkingsregisters
Schrieke, J. J.
Seyss-Inquart, A.
Visser, 1. E.