Aan de Leidse universiteit werd Schrieke hoogleraar in het Indische staats- en administratief recht, Hij had er weinig contact met zijn collega's. Enerzijds hing dat samen met zijn doofheid, anderzijds met zijn opvattingen; in tegenstelling tot veruit de meesten hunner koesterde Schrieke namelijk een sterke sympathie zowel voor het Derde Rijk als voor de NSB. Hij sloot zich niet bij Mussert aan (dat zou hem op grond van het ambtenarenverbod zijn functie gekost hebben), maar hij stond in Leiden en in Oegstgeest, waar hij woonde, zozeer als sympathisant met het nationaal-socialisme bekend dat hij in de meidagen van '40 geïnterneerd werd. Door die internering voelde hij zich, zo verklaarde hij kort na de bevrijding, 'bitter gekrenkt"
- zij werd hem 'mede aanleiding'
, lid van de NSB te worden. 'Mede aanleiding'
voor hem stond namelijk al 'vóór het uitbreken van de oorlog vast dat, warmeer hij uitbrak, de inzet er van zou zijn de ordening van het economisch leven van de wereld, wat ook de uiterlijke aanleiding van deze oorlog mocht zijn'2 - met andere woorden: Schrieke zag Duitsland als de schepper van een Nieuwe (en betere) Orde. Deze visie plus het lidmaatschap van de NSB dreven hem niet alleen binnen de Leidse universiteit verder in het isolement, maar ook binnen zijn familie en zijn vriendenkring. Ging hij daardoor met groter snelheid het 'foute'
pad op? Wij zijn er niet zeker van. Schrieke was eerzuchtig en niet erg toegankelijk voor de opinies van anderen; hij bezat een aanzienlijke dosis eigengereidheid die op later leeftijd door zijn doofheid versterkt kan zijn.