De oorsprong van de vrederechtspraak moeten wij bij de NSB zoeken en wij slaan de plank welniet ver mis wanneer wij het vermoeden uiten (nader bewijsmateriaalontbreekt) dat niemand sterker op de invoering van deze nieuwe rechtspraak aangedrongen heeft dan de NSB' er van Genechten die binnen de NSB een van de meest opgewonden doordravers was.
In deel 4 wezen wij er op dat de haat jegens de NSB' ers ('landverraders !'
) reeds in de zomer van '40 herhaaldelijk incidenten deed ontstaan. Het kwam dan menigmaal tot scheld- en vechtpartijen waarin de politie gemengd werd en die, als er een aanklacht ingediend werd, tot uitspraken lei-dden van kantonC.q. politierechters, Wij hebben daar geen overzicht van, maar wij durven veronderstellen dat, als de feiten in voldoende mate vaststonden, door die lagere rechters uitspraken gedaan werden waarin geen principieel verschil gemaakt werd tussen nationaal-socialisten en anti-nationaal-socialisten. De bezetter die de NSB en, in een iets later stadium, ook de NSN AP naar voren wilde schuiven, zinde dat niet - het zinde de NSB en de NSNAP evenmin: als zij met verlof van Generalkommissar Schmidt mochten trachten, 'de straat te veroveren'
, dan was het a~urd dat rechters van het oude bestel hun voor de voeten liepen al door hun dezelfde maatstaven aan te leggen als hun tegenstanders! Begrepen die rechters dan niet dat er 'een revolutie'
gaande was waarmee zij rekening dienden te houden?
Het uit deze situatie voortvloeiende algemene gevoel van onbehagen in nationaal-socialistische kring werd in de lente van '41 aanzienlijk sterker toen de vervolging van enkele Nederlanders die NSB'
ers of anderen in de meidagen van '40 neergeschoten hadden, tot uitspraken leidde die grote verontwaardiging wekten in de NSB. Zo werd een kapitein der mariniers die op 13 mei' 40 bij Amsterdam als een wildeman om zich heen geschoten had en daarbij een oudere broer van 111r. M. M. Rost van Tonningen, de kapitein ter zee N. A. Rost van Tonningen, gewond en twee burgers gedood had (geen van hen drieën was 'fout'
geweest), door de Haagse rechtbank van rechtsvervolging ontslagen; op grond van een uitvoerig psychiatrisch rapport nam de rechtbank namelijk aan dat de kapitein der mariniers tijdens zijn schietpartij ontoerekeningsvatbaar geweest was. Bij die kapitein hadden dus persoonlijke factoren mede een rol gespeeld. Daarnaast had de Vijfde-Colonne-paniek die wij in deel j uitgebreid beschreven, aan zijn reactie ten grondslag gelegen en het spreekt vanzelf dat elke rechtbank die in de lente van '41 vonnis moest wijzen naar aanleiding van ernstige incidenten die zich .in de meidagen van '40 voorgedaan hadden, terdege rekening hield met de wilde nervositeit ~elk~ zich toen voorgedaan had. Een reserve-kapitein die'40 in Wassenaar een NSB'
er neergeschoten had, kreeg van de inmiddels ingestelde Militaire Kamer van de Haagse rechtbank twee maanden gevangenisstraf, een andere reserve-kapitein die een NSB' er in Limburg gedood had, kreeg er zes en een Rotterdamse agent van politie die op 12 mei ,40 een vluchtende NSB' er dodelijk getroffen had, werd eerst door de Rotterdamse rechtbank, nadien door het Haagse gerechtshof vrijgesproken: zijn verdediger kon aantonen dat hij overeenkomstig de voor politieambtenaren geldende schietvoorschriften gehandeld had.
Deze en dergelijke uitspraken deden de NSB' ers in woede ontsteken. Zij wendden zich tot het Reichskommissariat. Schmidt was gevoelig voor hun klachten - Seyss-Inquart niet minder, en bij deze ging nog een tweede factor een rol spelen. Met name in de lente en zomer van '41 waren kleine antiDuitse demonstraties (verzet door middel van het dragen van 'symbolen'
) zeer frequent geworden. De bezetter kon daar wel tegen optreden, en deed dat soms ook, maar het was hem aangenaam indien een deel van zijn repressieve taak overgenomen werd door een nieuw soort Nederlandse rechters. Er werd daar een concept-besluit voor opgesteld door het Reicks kommissariat; het voorzag in de benoeming van 'vrederechters'
en in de instelling van een 'vredegerechtshof'
. Wie bij dat vredegerechtshof als procureur-generaal zou optreden, d.w.z. de ernstigste zaken aanhangig zou maken en dan de strafeis zou indienen, werd niet aan Schrieke overgelaten: van Genechten had die functie voor zichzelf gereserveerd en de bezetter liet haar graag aan hem over. Overigens kreeg Schrieke verlof, de nieuwe benoemingen naar eigen inzicht te doen; het spreekt vanzelf dat zijn keuze zou vallen op NSB' ers dan wel op anderszins '
foute' figuren.
Het door de Duitsers ontworpen concept-besluit werd volgens Schrieke's aanwijzingen door Hooykaas '
grondig omgewerkt en aan de Nederlandse straf- en strafproceswetgeving zoveel mogelijk aangepast'l - het verscheen in zijn uiteindelijke vorm op 16 augustus '
41 in het Verordeningenblad. 2 Blijkens dit besluit zouden bij de rechtbanken in de vijf steden waar gerechtshoven gevestigd waren (Amsterdam, Den Haag, Arnhem, Den Bosch en Leeuwarden) vrederechters benoemd worden die bevoegd waren, 'in eerste aanleg kennis te nemen van alle misdrijven en overtredingen welke de politieke vrede binnen de volksgemeenschap in gevaar brengen of de hoogste politieke belangen van de volksgemeenschap raken of uit politieke beweegredenen zijn begaan, en voorts van de strafbare feiten welke met zodanige misdrijven of overtredingen door deelneming of samenloop verband houden.'
1 POD-Den Haag: p.v. J. J. Schrieke (I nov. 1945), p. 40. IVO 156/41 (Ver ordeningenblad, 1941, p.
In gevallen waarin vrijheidsstraf of een geldboete van meer dan f 200 op-:gelegd of gevorderd was, kon hoger beroep ingesteld worden bij een bijzondere Kamer van het Haagse gerechtshof, het vredegerechtshof Dit vredegerechtshof deed in laatste instantie uitspraak; beroep op de Hoge Raad werd niet toegestaan. Erger nog: alle politieke misdrijven die door de procureur-generaal bij het vredegerechtshof (van Genechten dus) van voldoende belang geacht werden, konden door hem met passeren van de vrederechters onmiddellijk aanhangig gemaakt worden bij het vredegerechtshof - daaronder vielen ook de incidenten die zich in de meidagen van ,40 voorgedaan hadden. Was dan al niet in een aantal van die gevallen vonnis gewezen en waren die vonnissen niet in kracht van gewijsde gegaan? Inderdaad, maar ook daar was een oplossing voor gevonden:
'Is een strafzaak welke ... tot de kennisneming van de vrederechter zou behoren, vóór de inwerkingtreding van dit besluit beëindigd door een uitspraak, in kracht van gewijsde gegaan, dan kan het vredegerechtshof op vordering van de procureur-generaal de zaak opnieuw behandelen'
anders gezegd: van Genechten kon eisen (en zijn eis zou natuurlijk ingewilligd worden) dat gehandeld werd dwars tegen een van de grondbeginselen van de strafrechtspraak in hetwelk inhield (' ne bis in idem') dat een zaak, indien het desbetreffend vonnis in kracht van gewijsde gegaan was, niet opnieuw berecht mocht worden. Natuurlijk, revisie van vonnissen was ook vroeger mogelijk, maar alleen in het licht van nieuwe feiten of nieuwe omstandigheden - wat van Genechten begeerde was, vastgestelde feiten en vastgestelde omstandigheden opnieuw te berechten, en dan met toepassing van nationaal-socialistische normen. De Nederlandse rechterlijke macht werd voor het door de vrederechtspraak bestreken terrein dus niet alleen voor de toekomst buiten spel gezet, maar haar finaal vastgestelde uitspraken in de meest belangrijke zaken (en daar had van Genechten het op gemunt) konden door het vredegerechtshof opgeheven worden. Niet Schrieke of Hooykaas had dat bedacht - de opneming van het desbetreffende artikel was, in een laat stadium, een eis geweest van het Reichs kommissariat; wij nemen aan dat van Genechtens drijven daar niet vreemd aan is geweest.
Binnen de rechterlijke macht ontstond grote deining. De Strafkamer van de Hoge Raad protesteerde en in oktober' 41 werd bij Schrieke een adres ingediend dat niet alleen door alle overige leden van de Hoge Raad ondertekend was maar ook door een groot aantal andere leden van de rechterlijke macht. Die rechterlijke macht omvatte, de Hoge Raad uitgezonderd, in totaal (rechters, ambtenaren van het Openbaar Ministerie en griffiers,
Drie rechters waren er die wegens de geschetste fundamentele aantasting van de rechtszekerheid ontslag vroegen: mr. H. Haga, raadsheer in het Haagse gerechtshof, zijn collega mr. A. L. M. van Berckel en een lid van de Haagse rechtbank, jhr. mr. P. G. M. van Meeuwen." Van hen drieën was Haga de eerste die zijn fnnctie ter beschikking stelde. 'Als aile leden der rechterlijke macht uw voorbeeld zouden volgen, betekende dat de chaos', kreeg hij begin september van Schrieke te horen. De volgende dialoog ontwikkelde zich toen:
Haga:
'Aan wie de schuld? Aan hen die weigeren tegen hun overtuiging in te handelen of aan hen die verordeningen maken welke daartoe willen dwingen?'
Schrieke:
'Een dergelijke verordening wordt uitgevaardigd om erger te voorkomen. Hoe zoudt u het vinden als de taak der Nederlandse rechters door Duitse rechters werd overgenomen ?'
Haga:
'Laat ze hun gang gaan."
De bezwaren tegen de vrederechtspraak die de indieners van het adres geopperd hadden, vonden uiteraard bij Schrieke geen enkele weerklank. In Duitsland, zo schreef hij hun, was de regel ne bis in idem óók opgeheven, bovendien moest men inzien dat 'een nieuwe wereldbeschouwing met haar onafwijsbare slotsommen bezig is, het totnogtoe heersende stelsel terzijde te schuiven.l?
Inmiddels was de vrederechtspraak 'bemand'
. Schrieke benoemde de vijf vrederechters (met een aantal plaatsvervangers) benevens de vijf leden van het vredegerechtshof. Van dat hof werd de NSB'er Carp, het latereJ.65' er of anderszins '
fout'! - en zij togen aan de arbeid.
Van die arbeid willen wij, wat het vredegerechtshof betreft, vermelden dat tegen de kapitein der mariniers die van rechtsvervolging ontslagen was, door van Genechten vijftien jaar gevangenisstraf geëist werd; het vredegerechtshof liet de man in een krankzinnigengesticht opsluiten. De reservekapitein (incident-Wassenaar) kreeg in plaats van twee maanden gevangenisstraf acht jaar, de tweede reserve-kapitein (geval-Limburg) in plaats van zes maanden vijfjaar. De meeste aandacht werd getrokken door het proces tegen een derde reserve-kapitein en tegen een luitenant-adjudant, beiden beschuldigd van de 'moord'
(13 mei' 40) op Musserts broer, luitenant-kolonel Mussert, kantonnements-commandant te Dordrecht. De reserve-kapitein werd door het vredegerechtshof tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld, de luitenant-adjudant die de dodelijke schoten gelost had (van Genechten had de doodstraf geëist), kreeg levenslang."
De overige uitspraken van het vredegerechtshof waren navenant. Zo werd aan een inwoner van Maasland die, doordat hij een NSB'er voor '
landverrader' uitgemaakt had, door de politierechter te Rotterdam tot f 20 boete veroordeeld was, een week gevangenisstraf opgelegd, 'de leden der Nationaal-Socialistische Beweging'
waren, zo overwoog het hof, 'zeker niet minder vaderlandslievend dan de beste Nederlanders."
Een Hagenaar dieparagraaf dit boek als bron. Aan het genoemde hoofdstuk lagen persuittreksels ten' 40 bij een relletje in Den Haag als eerste NSB'
er tijdens de bezetting het leven verloren had) en die deswege tweemaal vrijgesproken was, kreeg twee maanden gevangenisstraf. Een Haagse agent van politie die, door WA-mannen met 'stokken, sabels en dolken' besprongen, na drie waarschuwingen eerst een schot in de lucht gelost en vervolgens een NSB'er in zijn been geschoten had, kreeg twee weken hechtenis opgelegd - daarentegen werd een NSB' er uit Zeist die tijdens een relletje iemand met zijn koppelriem verwond had, op grond van zijn beroep op 'noodweer'
vrijgesproken. In de zaak van de agent overwoog het hof o.m. : 'Aan de revolutionaire spanning moet binnen zekere, met begrip te trekken grenzen, haar loop worden gelaten, zonder dat de openbare organen der ordehandhaving daarbij als voorheen behoren in te grijpen.'!
Door de vrederechters en hun plaatsvervangers werd op gelijke wijze met twee maten gemeten, zij het dat de een dat duidelijker deed dan de ander. De vrederechters bevonden zich evenwel in een moeilijker positie dan het vredegerechtshof: voor het 'foute'
hof werden de zaken voorbereid door een 'foute'
procureur-generaal, de 'foute'
vrederechters moesten die voorbereiding evenwel overlaten aan de normale parketten waar men als regel' goed'
was. Er werd veel tegengewerkt: men seponeerde bepaalde zaken waarin veelal de politie al getracht had, zo weinig mogelijk 'politieke'
elementen in de processen-verbaal op te nemen, of men voerde tijdens de terechtzitting de ondervragingen zo dat zelfs de vrederechter de bewijzen voor het provocerend optreden van de NSB of de WA niet naast zich neer kon leggen. Uiteindelijk was het evenwel die rechter die vonnis wees.
De meeste van die vonnissen en van de erbij behorende dossiers zijn verloren gegaan. Wij weten wel dat zich in de jaren' 41 t.e.m. '43 in totaal j 109 personen voor de vrederechters moesten verantwoorden; van hen werden 423 vrijgesproken, aan 724 werd een vrijheidsstraf opgelegd - de overigen kwamen er met een boete of een berisping van af. Tegen viermaal zoveel mannen als vrouwen werd vonnis gewezen. Ook kinderen werden, met uitschakeling van de kinderrechters, vaak door een vrederechter bestraft. Als regel waren de strafl:èn die NSB'ers of NSNAp'
ers kregen, aanzienlijk lichter dan die welke voor overeenkomstige daden aan hun tegenstanders opgelegd werden. Misschien kunnen wij de vrederechtspraak nog het beste in beeld brengen door een samenvattend verslag te geven van één enkele, willekeurige zitting die de vrederechter te Arnhem begin januari' 42 hield"
:
1 A.v., p. 160. 2 Doe
Eenlid van de WA had in juli' 41 '
bij een volksoploopje' een ploertendoder bij zich gehad. Vijf-en-twintig gulden boete.
Een vrouw, oud zeven-en-zestig jaar, had in september' 41 bij het langstrekken van de ]eugdstorm gezegd: 'Rotzooi, landverraders'.
Acht dagen gevangenisstraf.
Een vrouwelijk lid van de NSB had tegen de man van die zeven-en-zestigjarige vrouw gezegd: 'Vieze souteneur'
. Tien gulden boete.
Twee mannen zouden op 3I augustus' 4I (Koninginnedag) tijdens een relletje een NSB'er voor '
armoedzaaier, landverrader' uitgemaakt hebben. Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.
Een vrouw had op straat, terwijl een NSB'er passeerde, gezegd: 'Daar gaat een NSB'
er.' Volgens die NSB'
er zou zij evenwel gezegd hebben: 'Daar gaat een vuile NSB'
er.' De NSB'
er had haar vervolgens voor 'achterbuurtwijf, smerig rotwijf' uitgemaakt. De vrouw werd vrijgesproken, de NSB' er kreeg vijf gulden boete.
Een man had eerst in een café gezegd, 'dat hij wist dat op IQ mei '
40 te Rotterdam door NSB'ers op Nederlandse soldaten was geschoten'
, had nadien die woorden ingetrokken maar op I september '4I beweerd: 'De NSB is rapalje.'
Dertig gulden boete.
Een vrouw had op de pont naar Arnhem-Zuid beledigend over de ]eugdstorm gesproken (wat zij precies gezegd had, viel niet vast te stellen) en had, toen een omstander daartegen protesteerde, tegen deze gezegd: 'Waar bemoei je je mee, smeerlap, snotneus!'
Vijf-en-twintig gulden boete.
Een melkboer had een NSB'er voor '
rotvent' uitgemaakt. Vijf gulden boete.
Een zestienjarige scholier, afkomstig uit Groningen, had medio september' 4I in Velp waar hij op kostschool was, bij een NSB'er de winkelruit ingegooid, 'zijn ouderlijk huis is echter de Beweging niet slecht gezind en op de zitting verschijnt hij met een ]eugdstormspeldje op.' Berisping en een maand tuchtschool voorwaardelijk.
Drie mannen hadden in oktober' 40 iemand die een WA-lied zong, van zijn fiets geslagen. Driemaal twintig gulden boete, mede gezien 'de lange tijd die sedert het plegen van het feit reeds is verlopen'
(vijftien maanden!).
Een man had eindjuli '4I, terwijl hij 'een beetje dronken'
was, een NSB'er bij het fietsen gehinderd. Tien gulden boete.
Twee mannen hadden in maart '41 een fietsbotsing met een NSB'
er geprovoceerd en die NSB' er was ook geslagen. Tweemaal veertig gulden boete.
Een arbeider had in april' 41 in een treincoupé enkele meisjes uit een NSB-gezin gestompt, 'er is echter alle reden om aan te nemen dat hij meer uit gekheid een duw heeft gegeven.'
Vrijspraak.
Een man had in oktober' 41 in een winkel gezegd: 'Als je maar lid bent van de NSB, kun je door tussenkomst van de burgemeester van Ede schoenbonnen krijgen.'
Dertig gulden boete.
Een man had in januari '41 in Maurik papiertjes aangeplakt met als tekst: 'Inwoners van Maurik, geeft niet aan de Winterhulp alvorens de burgemeester weggetrapt zal zijn. Thans geraken de gelden in verkeerde handen en worden er op het gemeentehuis grote sigaren van gerookt, .. Weg met die plutocraat.'
Zes weken g~vangenisstraf.
Opzienbarend was een proces dat begin november '41 voor de vrederechter-plaatsvervanger in Rotterdam gevoerd werd. Een vroedvrouw uit Woerden had tijdens een bezoek aan een kraamvrouw, wier man NSB'er was, tegen die vrouw in het bijzijn van haar zuster en moeder gezegd: 'Alle NSB'
ers zijn landverraders, ze moesten ze allemaal maar ophangen en jou erbij: Van Genechten had als procureur-generaal de Rotterdamse substituut-officier van justitie, mr. J. C. V. Meischke, opgedragen, drie weken gevangenisstraf te vorderen. Mr. Meischke betoogde ter zitting evenwel dat de vroedvrouw van rechtsvervolging ontslagen moest worden: hier was geen sprake van belediging van een volksgroep 'in het openbaar'
, ze had immers binnenshuis haar uitlating gedaan. 'Volgens de geschiedenis van de wet is dit feit'
, aldus de vrederechter, 'misschien niet strafbaar, maar de volksgedachte eist in dit geval dat verdachte wordt veroordeeld. . . In het algemeen houd ik niet van verklikkerij, maar in dit geval vind ik het heel goed dat deze zaak is aangegeven."
Zes weken gevangenisstraf.
Mr. Meischke werd gearresteerd.ê
Hier vloeide uit voort dat zich steeds minder incidenten voordeden die voor berechting door de vrederechtspraak in aanmerking kwamen. Het instituut ging verlopen, zulks niet geheel tot ongenoegen van de bezetter: het neveneffect op de bevolking zal Seyss-Inquart en Schmidt wel niet ontgaan zijn; bovendien waren zij beiden van mening dat verschillende vrederechters niet aan de gekoesterde verwachtingen voldeden doordat zij veel te lage straffen oplegden. Zo weinig kregen de vrederechters en het vrede~ gerechtshof in de loop van '42 te doen dat Carp, president van' het hof, zich via Mussert moeite ging geven opdat aan de vrederechters en het vredegerechtshof een geheel nieuwe taak gegeven zou worden: zij zouden in de plaats moeten komen van de ambtenarengerechten en van de Centrale Raad van Beroep. Men sloeg dan twee vliegen in één klap: de vrederechters en het vredegerechtshof zouden voldoende werk krijgen en het zou NSB' ersgezagsdragers voortaan gemakkelijk vallen, zich van tegenwerkende ambtenaren (die nu veelal steun vonden bij de ambtenarenrechtspraak) te ontdoen: Schrieke wees evenwel Carps denkbeeld onmiddellijk van de hand - SeyssInquart, Wimmer en Schmidt zagen er al evenmin iets in: uitvoering van wat
Waarom verzette Schrieke zich? Hij had zelf van zijn departementsambtenaren niet veellast en wij vermoeden dat de moeilijkheden die andere NSB' ers-gezagsdragers ondervonden, hem niet scherp voor ogen stonden - misschien ook dacht hij: dat is dan hun eigen schuld. Jegens de bezetter ontwikkelde hij een andere argumentatie: nieuwe colleges voor de ambtenarenrechtspraak zouden de bestaande reglementen moeten toepassen, men zou dus eigenlijk die reglementen moeten wijzigen als men ontslag wegens politieke tegenwerking mogelijk wilde maken, en was die soesa wel nodig? De bezetter kon tenslotte ontslaan wie hij wilde.
Dat laatste vond Schrieke de gewoonste zaak van de wereld. Alweer: hij had de normen van de bezetter tot de zijne gemaakt.'