Het uit deze situatie voortvloeiende algemene gevoel van onbehagen in nationaal-socialistische kring werd in de lente van '41 aanzienlijk sterker toen de vervolging van enkele Nederlanders die NSB'
ers of anderen in de meidagen van '40 neergeschoten hadden, tot uitspraken leidde die grote verontwaardiging wekten in de NSB. Zo werd een kapitein der mariniers die op 13 mei' 40 bij Amsterdam als een wildeman om zich heen geschoten had en daarbij een oudere broer van 111r. M. M. Rost van Tonningen, de kapitein ter zee N. A. Rost van Tonningen, gewond en twee burgers gedood had (geen van hen drieën was 'fout'
geweest), door de Haagse rechtbank van rechtsvervolging ontslagen; op grond van een uitvoerig psychiatrisch rapport nam de rechtbank namelijk aan dat de kapitein der mariniers tijdens zijn schietpartij ontoerekeningsvatbaar geweest was. Bij die kapitein hadden dus persoonlijke factoren mede een rol gespeeld. Daarnaast had de Vijfde-Colonne-paniek die wij in deel j uitgebreid beschreven, aan zijn reactie ten grondslag gelegen en het spreekt vanzelf dat elke rechtbank die in de lente van '41 vonnis moest wijzen naar aanleiding van ernstige incidenten die zich .in de meidagen van '40 voorgedaan hadden, terdege rekening hield met de wilde nervositeit ~elk~ zich toen voorgedaan had. Een reserve-kapitein die
Amsterdam
Cenechten, R. van
Nationaal-Socialistische Beweging (NSB)
Rechterlijke rnacht
Rost van Tonningen, M. M.
Vrederechrspraak
op 13 mei '40 in Wassenaar een NSB'
er neergeschoten had, kreeg van de inmiddels ingestelde Militaire Kamer van de Haagse rechtbank twee maanden gevangenisstraf, een andere reserve-kapitein die een NSB' er in Limburg gedood had, kreeg er zes en een Rotterdamse agent van politie die op 12 mei ,40 een vluchtende NSB' er dodelijk getroffen had, werd eerst door de Rotterdamse rechtbank, nadien door het Haagse gerechtshof vrijgesproken: zijn verdediger kon aantonen dat hij overeenkomstig de voor politieambtenaren geldende schietvoorschriften gehandeld had.