Er moest voor Visser een opvolger benoemd worden. Enkele leden van de Hoge Raad wensten dat prof mr. J. Kosters, een van de twee vice-presidenten, president zou worden, maar afgezien van het feit dat deze daar zelf niet voor voelde, was hij ook voor de bezetter en Schrieke onaanvaardbaar: men wist dat hij tot de minderheid in de Hoge Raad behoorde die strijdbaar reageren voorstond. De NSB schoof toen mr. van Vessem naar voren, maar deze werd niet voldoende capabel geacht. Aannemelijk lijkt ons voorts dat Seyss-Inquart op een zo hoge post liever geen NSB'er zag maar een proDuitse figuur die, doordat hij geen volgeling van Mussert was, ook minder weerstanden zou wekken. De keuze viel op prof. mr. J. van Loon, bijzonder hoogleraar in het octrooirecht te Utrecht en Delft - de man die, zoals wij in hoofdstuk 10 van deel 4 beschreven, eind mei '40 als eerste Nederlander politieke adviezen verstrekt had aan Seyss-Inquart en in juni '
40 bij diens gesprek met Colijn had bemiddeld, Van Loon aanvaardde zijn benoeming
Ariërverklaring
College van Secrerarissen-Ceneraal
Colijn, H.
François, J. P. A.
Hoge Raad der Nederlanden
Kosters, J.
Loon, J. van
Nationaal-Socialistische Beweging (NSB)
Schrieke, J. J.
Seyss-Inquart, A.
Visser, 1. E.