1 VO 3/40 (Verordeningenblad, 1940, p. 8-II). 2 Brief, II maart I970, van T. J. Dorhout Mees. 3 Brief, 26 mei I940, van J. Kosters aan F. Muller, aangehaald in R.P. Cleveringa: 'Telders'
geschriften over volkenrecht', De Gids, 1949, p. 26.
Cleveringa, R. P.
College van Secrerarissen-Ceneraal
Hirschfeld, H. M.
Hoge Raad der Nederlanden
Hooykaas, J. P.
Kosters, J.
Landoorlogreglemenr-rçoy
Muller, F.
Poelje, G. A. van
Rabl, K.O.
Ringeling, C.; 2
Scholrens, A. L.
Seyss-Inquart, A.
Verordeningen
Visser, 1. E.
HET PROBLEEM DER TOETSINGSBEVOEGDHEIDmogen worden aan de Hoge Raad. Daarbij werd het evenwel van Duitse zijde onaanvaardbaar genoemd dat de Hoge Raad bepaalde verordeningen na hun afkondiging onverbindend zou verklaren, 'want'
, zo werd, aldus Hooykaas, gezegd, 'dan denkt de bevolking dat wij geen goede juristen hebben'
(Rabl zag zichzelf als een uitnemend jurist), 'wij stellen u dus het volgende voor: de Hoge Raad toetst vóór afkondiging en verbindt zich, de toetsing niet te laten bemerken."