'De verklaringen van de naar Nederland teruggekeerde gevangenen waren', aldus hun rapport,
'als volgt samen te vatten .. .'(Wij) werden op transport gesteld naar het kamp te Heerte bij Wolfenbüttel (Brunswijk), waar wij ongeveer 800 man sterk waren. De voeding was daar geheel onvoldoende. Het rantsoen bestond uit ongeveer een half pond brood en een liter waterige soep per dag. Voorts werden zelfs de geringste vergrijpen aanstonds gestraft met onthouding van voedsel, terwijl de zieken die niet konden werken, op deze laatste grond aanvankelijk nog minder voedsel kregen. De hygiënische toestand en behandeling was beneden iedere kritiek. Zo moest door ons een geheel ontoereikend aantal privaten gebruikt worden. Deze waren besmeurd met bloed-diarrhee, ... zodat velen van ons dan ook dysenterie kregen. Een behoorlijke gelegenheid voor opname van zieken was niet aanwezig. De verpleging werd overgelaten aan z.g. Sanitäter, zelf ook veroordeelden met ernstige straffen, die van medische verzorging niets afwisten en zich om de zieken bijna niet bekommerden. De bewaking was opgedragen aan Nederlanders die gewapend waren met gummistok, revolver en karabijn. Door hun meedogenloos en wreed optreden werden wij afgestompt tot beesten ... Niet te verwonderen is dan ook dat verschillende kameraden een einde aan hun verblijf in het kamp trachtten te maken door zichzelf te verminken (zich door een trein de armen laten afrijden, de vingers laten afknellen door een lorrie). Ook waren er die zelf opzettelijk uitlokten, door een bewaker te worden neergeschoten door werk te weigeren.
' '