Uit protest tegen het zwakke beleid van het hoofdbestuur der Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst dat onder Duitse druk een NSB'er, tevens lid van de Nederlandse SS, in zijn midden opgenomen had, was in de zomer van '41 de verzetsorganisatie der artsen ontstaan: Medisch Contact ('het MC'
).l Die organisatie was door een leidend 'Centrum'
opgebouwd dat in september' 41 voor het eerst in Utrecht bijeengekomen was en dat door middel van districtsvertrouwensmannen, plaatselijke vertrouwensmannen en koeriers (de Z.g. 'estafettes'
) in een vast contact kwam te staan met ruim zesduizend van de in totaal zesduizendvijfhonderdvijftig huisartsen en specialisten; aan die ruim zesduizend werden regelmatig de berichten van het Centrum toegezonden. Die stuurde men niet aan de artsen van wie men wist dat zij 'fout'
of volslagen passief waren; men stuurde ze wèl aan de Joodse collega's die men overigens, gegeven hun bedreigde positie, liever niet aan riskante acties liet deelnemen.ê
Eind '41-begin '
42 werden twee van die acties ondernomen. Begin december stuurden bijna drie-en-veertighonderd artsen Seyss-lnquart een gelijkluidende brief waarin zij bij voorbaat tegen de oprichting van een Nederlandse Artsenkamer bezwaar maakten, en toen die Artsenkamer en een nieuwe Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen later in december opgericht waren (van beide organisaties werden alle artsen automatisch tot lid verklaard), deden in januari' 42 ca. vijf-en-dertighonderd artsen, weer met een gelijkluidende brief, de NSB' er Croïn die tegelijk president van de Artsenkamer en '
Leider' van de vereniging van ziekenfondsartsen geworden was, weten dat zij niet bereid waren, zijn bevelen en aanwijzingen op te7
Normaal vergaderde het Centrum elke zondag teneinde zich over de situatie te beraden en na te gaan of plaatselijk, dan wel in een deel des lands of zelfs in het gehele land, bepaalde consignes doorgegeven moesten worden. In het geheim werd een groot fonds gevormd. Elk 'hd'
droeg er per maand f Ia voor af. Men kon zo, voorzover nodig, de onkosten bestrijden, maar vooralook een financiële reserve vormen teneinde in voorkomende gevallen (daar werden vaste regels voor opgesteld) collega's die in moeilijkheden gekomen waren, of hun gezinnen, te steunen. Elk lid kende binnen de organisatie slechts één medelid: zijn onmiddellijke voorman die hem regelmatig bezocht of tot wie hij zich wenden kon. Veelal hadden evenwel die voormannen plaatselijk een frequent onderling contact. In Amsterdam waren er bijvoorbeeld ca. twintig die als groep, steeds via koeriers (als regel jeugdige kennissen van de betrokken medici), met het Centrum in contact stonden. Het was een grote, het gehele land omspannende geheime organisatie waar de Sicherheitspolizei, afgezien nu even van de arrestaties uit begin februari' 42, nimmer vat op gekregen heeft. Vier factoren zien wij daarbij als bepalend: de artsen kenden elkaar goed, zij betrokken geen buitenstaanders in hetgeen zij illegaal deden, zij beperkten hun organisatie tot de taak waarvoor zij opgericht was - en zij hadden in de uitoefening van hun beroep geleerd te zwijgen.
Dit alleswilniet zeggen dat de leiding van Medisch Contact steeds over de gehele linie of steeds zonder morren aanvaard werd. Al van de eerste actie had zich een minderheid gedistantieerd (bijna 30 %) en bij de tweede was die minderheid nog wat groter geworden (ruim 40 %) het Centrum zag dit'De methode hoe gestreden moet worden'
, zo heette het in een estafette-bericht dat het Centrum in april' 42 aan alle leden toezond, 'dient te worden uitgemaakt door een kleine groep, die door zijn verbindingen het gehele strijdtoneel kan overzien. Wanneer iedere arts zijn eigen zienswijze doorvoert, zou dat betekenen verzwakking van de effectieve kracht; de generale staf voert de oorlog en beslist de strijdwijze, daarbij rekenend op de onvoorwaardelijke steun en de 'volgzaamheid van de soldaten, dat zijn in dit geval de artsen, die zich achter de staf stelden toen zij zich aansloten. Het is nu geen tijd meer voor kritiek en betweterij ...
Het MC is geen 'wilde actie'
; het is uitgegroeid uit een diep in alle bonafide Nederlandse artsen levende overtuiging dat er front gemaakt moet worden tegen een dreigend onheil. Degenen die door het lot (en zeker geen benijdenswaardig lot') in de leiding gekomen zijn, zijn er zich diep van bewust welk een verantwoordelijkheid zij dragen."
Hoe kon het Centrum nu weten of zijn consignes inderdaad door een grote meerderheid gevolgd zouden worden? Daartoe werd de volgende werkwijze toegepast: wanneer het Centrum wenselijk achtte dat zoveel mogelijk artsen een bepaalde brief tot de Artsenkamer of tot het Reichskommissariat richtten, dan werd de concept-tekst landelijk verspreid en de door alle artsen individueel geschreven en ondertekende brieven werden ook landelijk ingezameld; ze werden dan geteld en de actie ging alleen door, d.w.z. de brieven werden alleen dan aan de Artsenkamer of het Reichskommissariat doorgegeven wanneer het percentage deelnemers hoog genoeg was.
In de lente van '42 werd het bij een derde actie te laag geacht. Als 'leider'
van de nieuwe vereniging van ziekenfondsartsen trachtte Croïn in samenwerking met de algemene gelijkschakelaar-liquidateur MüllerLehning de bestaande ziekenfondsen in zijn greep te krijgen. Het Centrum van Medisch Contact vond het wenselijk, de in het nauw gebrachte besturenToen dit estafette-bericht circuleerde, zaten, gelijk vermeld, vier leden van het Centrum in het concentratiekamp Amersfoort gevangen.Aangehaald in de7'ernstige gewetensplicht'
was"), niet boven de 68 % uit - en de actie werd niet geëffectueerd.
Ruim een half jaar later, in januari '43, werd het offensief op dit punt hervat.
Het Centrum had uitnemende contacten in ambtelijke kring, speciaal bij de afdeling volksgezondheid van het departement van sociale zaken - men had daar vernomen dat het plan bestond, de weinig actieve NSB' er die tot '
commissaris voor het ziekenfondswezen' benoemd was, door de veel gevaarlijker Croïn te vervangen. Het Centrum stelde voor, dat elke arts aan de ziekenfondsen wier leden hij behandelde, zou schrijven dat hij, zodra Croïn de nieuwe functie zou krijgen, zijn werkzaamheden ten behoeve van die fondsen zou beëindigen; met al die brieven van artsen zouden de besturen der fondsen pressie kunnen uitoefenen op het departement. Trouwens, secretaris-generaal Verwey diende een afschrift te krijgen van elke brief die een arts in het kader van deze actie zou ondertekenen. Ca. vijf-en-dertighonderd artsen volgden het gegeven consigne. Het Centrum had aan de leden geen minimum-percentage genoemd, het achtte vijf-en-dertighonderd deelnemers voldoende en het liet de actie doorgaan - Croïn kreeg de nieuwe functie niet.
Geenszins onverklaarbaar is het dat het Centrum zich in januari '43 iets vrijer durfde bewegen dan in de lente van'
42. De Artsenkamer had namelijk in de loop van '42 geen enkele greep gekregen op de artsenwereld en bij twee belangrijke gelegenheden had een grote meerderheid der artsen de consignes van het Centrum opgevolgd. Toen in november enkele artsen door dr. G. Reuter, hoofd van de Abteilung Volksgesundheit van Wimmers General
inrichtingen waaraan Rooms-Katholieke artsen verbonden zijn, in Stokman: Het verzet van de Nederlandse bisschoppen, p.
'Deze maatregel die gij hebt genomen, is niet alleen in strijd met het Landoorlogreglement, hij is niet alleen een bedreiging van de volksgezondheid in Nederland, maar bovenal druist hij in tegen onze vaderlandsliefde en nationale eer, geestelijke bezittingen die in uw vaderland zo hoog gewaardeerd worden en waarmee ten aanzien van het Nederlandse volk zo bitter weinig rekening is en wordt gehouden. Geen Nederlandse arts die zichzelf respecteert, zal zich dan ook vrijwillig aan deze maatregel onderwerpen."
Twee maanden eerder, in september '42, had iedere arts rechtstreeks jegens de Artsenkamer kleur moeten bekennen. Croïn had namelijk een beschikking getroffen die de artsen (allen automatisch 'lid'
) verplichtte, zich door middel van een hun toegezonden formulier bij de Kamer aan te melden. Onder de ca. zesduizendvijfhonderdvijftig artsen bevonden zich bijna zevenhonderd Joden die, aldus Medisch Contact, beter niet aan de weigerings-actie konden deelnemen; voorts waren er ca. tweehonderdvijftig NSB' ers of andere '
foute' elementen. Er resteerden ca. vijfduizendzeshonderd artsen. Welnu, van hen hadden slechts zevenhonderdvijftig de aanmeldingsformulieren ingevuld; achtenveertighonderdvijftig hadden dat geweigerd, waarbij wij nog ongeveer honderd Joodse artsen moeten optellen die het advies van Medisch Contact niet opgevolgd hadden. Het was alles bij elkaar voor de Artsenkamer een eclatant fiasco.
1 Aangehaald in de Vries: Me, p. 240. 2 VO 16/42 (Verordeningenblad, 1942, p.
Wat de Dierenartsenkamer betreft: het algemeen bestuur van de Maatschappij voor Diergeneeskunde had medewerking aan de oprichting geweigerd. Twee hoofdambtenaren die in kringen van dierenartsen goed bekend waren, werden respectievelijk president en plaatsvervangend president van de Kamer: dr. B. C. J. te Hennepe, directeur van de Vee-artsenijkundige Dienst en hoofdinspecteur van de volksgezondheid, en dr. C. J. de Gier, directeur van de Rijksseruminrichting ; de laatste was lid van de NSB, te Hennepe niet - deze was wèl lid geweest van Arnold Meyers Nationaal Front. Dagelijks bestuurder van de Kamer werd een fanatieke nationaalsocialist, de dierenarts G. A. M. de Monyé; hij dreef door dat alle dierenartsen (in totaal ruim zevenhonderdzestig) in de zomer van '42 een aanmeldingsformulier ontvingen waarin zij o.m. moesten opgeven van welk 'ras'
zij waren en of zij lid waren van de NSB. Een groot deel van de dierenartsen zond toen een rekest aan Hirschfeld (de Vee-artsenijkundige Dienst ressorteerde onder Landbouw) met verzoek, de beschikking waarbij het invullen van de verklaringen verplicht gesteld was, nietig te verklaren. Dit rekest had geen effect. Het slot van het lied was dat de dierenartsen op zeven-en-dertig na de verklaringen inzonden en toen zij vervolgens een contributie-aanslag kregen, werd deze door ongeveer de helft op tijd, door anderen met vertraging betaald er waren honderdtwintig weigeraars.
Hetzelfde verschijnsel deed zich bij de tandartsen voor. Er waren er in het land bijna vijftienhonderd. Slechts enkele tientallen weigerden, met de Tandartsenkamer iets te maken te hebben, de contributie over' 42, f 36, werd zelfs door dertienhonderdvijftig tandartsen vóór I januari' 43 betaald. Ook
Notarissen en advocaten hebben het aan het verzet der artsen te danken gehad dat zij na de lente van' 42
Van de Apothekerskamer is ons slechts bekend dat deze een NSB'er, een zeer lauwe overigens, als president kreeg. Cijfers over de aantallen leden die zich aanmeldden en contributie betaalden (als regel C60 per jaar), zijn niet bewaard gebleven. Niet onmogelijk is dat deze verhoudingsgewijs lager waren dan bij de dierenartsen en tandartsen; de apothekers stonden immers in nauw contact met de huisartsen en specialisten en wij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat van het Medisch Contact juist op de apothekers een inspirerende werking is uitgegaan.
Hoe is te verklaren dat er, althans in de periode die wij thans behandelen, zoveel minder verzet kwam uit de groepen der dierenartsen en tandartsen dan uit die der gewone artsen? De cijfers omtrent de contributieberalingen spreken een duidelijke taal. Trouwens, er kwam in de drie groepen die wij behandelden, geen geheime organisatie tot stand die met Medisch Contact te vergelijken was. Wij zien als voornaamste factor dat dierenartsen en tandartsen niet de bijzondere vertrouwensrelatie tussen de medicus en zijn patiënt kenden en dat zij ook niet behoefden te duchten (een vrees die bij de huisartsen en specialisten niet alleen sterk leefde maar ook gerechtvaardigd was), dat de bezetter eisen aan hen zou gaan stellen die lijnrecht in strijd waren met hun opvattingen over beroepsethiek.
Bijna vijfduizend artsen, honderd Joodse inbegrepen, hadden zich, gelijk gezegd, niet bij de Artsenkamer aangemeld en dus ook het gehele jaardoor de verplichte contributie van fniet betaald. Zij deden alsof de Artsenkamer niet bestond, hetgeen Croïn in hoge mate ergerde. Hij wist te bereiken dat secretaris-generaal Verwey, meegaand als steeds, opfebruari '43 (een week dus na de razzia's op jongeren) in het Artsenblad een mededeling plaatste waarin hij de artsen op het hart bond, zich alsnog onverwijld aan te 7 0
Begin maart kwam het in drie gemeenten tot onrust onder de artsen. In Haarlem werden ruim twintig artsen van hun bed gelicht om op het hoofdbureau van politie een uitbrander te krijgen wegens het feit dat zij te vrijgevig waren geweest met het afgeven van attesten dat men vrijgesteld moest worden van het 'wachtlopen'
(een maatregel die genomen was na de aanslag op de Oberwachtmeister van eind januari en die in Haarlem en Heemstede nog steeds van kracht was). In Heemstede werden vier artsen die men thuis aantrof, gearresteerd waarna de overigen hun praktijk beperkten tot acute gevallen; alle andere patiënten werden naar het stadhuis verwezen. In Zwolle gingen de artsen nog iets verder. Eén hunner was op een zaterdag gearresteerd en gemeend werd dat die arrestatie gevolg geweest was van het feit dat hij als medicus geweigerd had, de Sicherheitspolizei inlichtingen te verschaffen. De meeste overige artsen hingen toen op zondag buitenshuis een plakkaat op waarop stond dat zij hun praktijk niet zouden uitoefenen zolang hun collega gevangen zat. Persoonlijk ingrijpen van Seyss-Inquarts Beaujtragter leidde er toe dat die artsenstaking nog diezelfde dag beëindigd werd (de gearresteerde arts werd maandag vrijgelaten) - zij had intussen opnieuwaangetoond dat er onder de artsen bereidheid bestond, aan collectieve acties deel te nemen.
Tussen het gebeurde in Haarlem en Heemstede en dat in Zwolle in werden in de verschillende delen des lands ca. tachtig artsen gedagvaard om op grond van hun niet-aanmelding bij de Artsenkamer te verschijnen voor de Gemachtigde voor de Tuchtrechtspraak die deze Kamer (als alle overige Kamers) rijk was. Het Centrum van Medisch Contact gafhet consigne door: niet gaan. Niemand ging. De betrokkenen werden toen elk tot f 1000 boete veroordeeld; hun werd voorts de verplichting opgelegd, zich binnen twee weken alsnog aan te melden; zouden zij die verplichting niet nakomen, dan zouden zij opnieuw met f 1000 beboet worden. 'MC betaalt de boeten'
, had het Centrum in een estafettebericht verklaard, maar als men uit het reservefonds eerst f 80 000 putten moest en daarna hetzelfde bedrag voor de tweede, derde, eventueel vierde keer, dan zou het fonds spoedig uitgeput zijn. Trouwens, indien men door de boeten te voldoen het gezag van de Gemachtigde voor de Tuchtrechtspraak en daarmee impliciet het gezag van de Artsenkamer erkende, bevond men zich dan niet principieel op de verkeerde weg? Wasniet een constructie te bedenken waarbij men zeggen kon: 'Wij hebben formeelmet de Artsenkamer niets te maken'
?
Het Centrum won juridisch advies in - men vond een oplossing.
Artikel 5, lid 2, van de Artsenverordening van december' Hier werd dus gesproken van '
bevoegdheid tot uitoefening van het beroep van arts', maar nu was er een arrest van de Hoge Raad, in 1905 gewezen, waarin, in een geheel ander verb and overigens, vastgesteld was 'dat het voor het bestaan van beroepsdaden niet noodzakelijk is dat hij, die deze verricht, van het uitoefenen daarvan zijn beroep maakt' - welnu: tot het uitoefenen van 'beroepsdaden'
bleven artsen op grond van de door hen afgelegde examina volledig gerechtigd, maar als zij verklaarden: het is niet langer ons 'beroep'
, dan waren zij formeel niet langer 'arts'
(zij mochten zich dan ook niet als zodanig aanduiden) en hadden dus met de Artsenkamer niets meer te maken.
De door het Centrum opgezette actie werd bekwaam gecoördineerd. Op woensdag 24 maart schreven vele duizenden artsen een gelijkluidend briefje aan Croïn: 'Bij deze deel ik u mede dat ik met ingang van heden afstand doe van mijn bevoegdheid tot uitoefening van het beroep van arts in de zin van artikel 5 lid 2 der Artsenverordening'
- en al die duizenden droegen er vervolgens zorg voor dat, zoals wij reeds weergaven, de volgende ochtend, donderdag 25 maart, de aanduiding 'arts'
op hun gevel en op hun recepten doorgehaald was.
Medisch Contact was al anderhalf jaar in het geheim werkzaam en de meeste mensen wisten wel dat de artsen zich weerbaar gedroegen ('Het respect voor de flinke houding der artsen wàs'
, aldus Het Parool,
'reeds algemeen'
), maar dit was de eerste actie die in de volle openbaarheid plaatsvond: ieder kon het zien. De brede massa was er opgetogen over en zij ging op haar beurt al op die donderdagochtend diegenen bewerken die niet bereid waren geweest, de consignes van het Centrum op te volgen. Een arts die zich nog als 'arts'
aanduidde, werd onmiddellijk als 'fout'
beschouwd en dat gaf men hem ook te verstaan - het gevolg was dat nagenoeg alle aarzelaars overstag gingen, ja op veel plaatsen gingen zelfs de 'foute'
elementen (die spoedig hoorden wat elders gaande was) veiligheidshalve aan de actie deelnemen. Croïn ontving in totaal niet minder dan zesduizendtweehonderd 'afstand'
-brieven. In de gehele provincie Groningen waren er slechts acht artsen die zich als zodanig bleven aanduiden, in Drente twee, ill Friesland één (hier namen notabene twee leden van de 'Raad'
van de Artsenkamer aan de actie deell), in Zeeland drie (detailcijfers voor de overige provincies ontbreken). Al op die donderdagochtend was duidelijk dat men van een indrukwekkend nationaal eenheidsfront tegen de Artsenkamer spreken kon.
Aan dit laatste tilde Seyss-Inquart niet zo zwaar. Directe Duitse belangen werden niet geschaad (alle ex-'artsen'
bleven immers medische 'beroeps
'Die Demonstranten' maar anti-nationaal-socialistische demonstraties waren verboden! Wimmers juristen hadden al op de donderdag van de actie op schrift gesteld dat de juridische motivering van de 'afstand'
-actie zo lek was als een mandje (de ex-artsen bleven immers in feite wel degelijk 'het beroep'
van arts uitoefenen), op vrijdag had Croïn het Reichsleommissariat een naamlijst doen toekomen van artsen 'die als Hauptbeteiligte der Kontakt Kommission (het Centrum) 'anzusehen sind'4 (Croïn maakte de bezetter speciaal attent op zes artsen van wie inderdaad twee tot het Centrum behoorden: Bamhoorn en Leenaers), op zaterdag drong dr. Reuter op hun arrestatie aan en gedurende het weekend wijzigde Seyss-Inquart zijn koers; het kan wel niet anders of hij moet zich scherper dan in eerste instantie bewust geworden zijn van het feit dat voor de brede massa elke anti-NSBdemonstratie tegelijk een anti-Duitse demonstratie was. Trouwens, hijzelfhad de Artsenkamer in het leven geroepen! En wellicht heeft ook de brand in het Amsterdamse bevolkingsregister (zaterdagavond 27 maart) hem duidelijk gemaakt dat hij de actie der artsen, voorzover deze een demonstratiefkarakter droeg, niet over zijn kant kon laten gaan. Via Verwey deed Wimmer aan alle artsen weten dat de bezetter de 'afstand'
-verklaring beschouwde als 'eine Scheinerlelárung, die als eine beurussic Störung des öffentlichen Lebens betrachtet
aan Wimmer (Vu], Abt. Volksgesundheit, 55661-65). 4 Brief, 26 maart 1943, van'arts'
moest met ingang van donderdag I april weer gebruikt worden; wie zulks naliet, zou gestraft worden.
Deze brief" bereikte de artsen op woensdag 3 I maart - dezelfde dag waarop Rauter (die zich, naar wij aannemen, groen en geel geërgerd had aan Seyss-Inquarts gedistantieerde houding) het volgende telexbericht van Himrnler ontving: 'leh bin für absolutes Durehgreifen. Dass der Streik kam' (had Rauter van 'staking'
gesproken? Dat was het niet geweest) 'danken wir sieherlieh zu einem erhebliehen Teil der NSB' (een waardeloze troep, ook in Himrnlers ogen). 'Halte es für riehtig, wenn rund 3-500 der Streikfiihrenden verhaftet und sofort in die KL 2 im Reieh verbracht werden. Wir werden sie dort als Ärzte verwenden.'3
Daags voor dit advies binnenkwam, had Seyss-Inquart (30 maart) de nodige instructies doen uitgaan: op vrijdag 2 april moest de Nederlandse politie controleren of de aanduiding 'arts'
op de naambordjes weer overal zichtbaar was, diezelfde dag moest de Sieherheitspolizei lijsten opstellen van enkele honderden artsen die men, als de demonstratie voortgezet werd, zou arresteren, en die honderden diende men dan in de vroege ochtend van zaterdag 3 april op te pakken en naar het concentratiekamp Vught te brengen. Had Himrnlers advies effect? Toch wel: de procedure werd versneld. Woensdagavond laat ontvingen de Aussenstellen van de Sicherheus polizei per telex Rauters instructie om zelf op donderdag I april van drie uur 's middags af op controle uit te gaan: elke arts die zich niet weer 'arts'
noemde, moest onmiddellijk gearresteerd worden.
Die arrestaties bleken niet nodig. Weltrachtte de bezetter de zes door Croïn speciaal genoemde artsen in handen te krijgen (bij vier, onder wie Barnhoorn en Leenaers, lukte dat"), maar daar liet hij het bij: de demonstratie was inderdaad op donderdag I april beëindigd.
Ook die beëindiging vond plaats in overeenstemming met een consigne van het Centrum. Het Centrum had in Den Haag tweeërlei vernomen: ten eerste dat de bezetter met kracht zou ingrijpen als de demonstratie voortgezet werd, ten tweede dat de papieren van Croïn en zijn Artsenkamer gevoelig gedaald waren. Per estafettebericht hadden de artsen toen de order gekregen een eind te maken aan de actie 'met de mededeling dat de gewenste resultaten waren bereikt. Er waren toen', aldus de Vries in zijn geschiedenis7'velen die aan het beleid van de leiding van het MC begonnen te twijfelen.'!
Dat laatste dunkt ons niet juist. Hier of daar kan die twijfel wel gerezen zijn, maar wij beschouwen het feit dat korte tijd later niet minder dan vijf-envijftighonderd artsen op verzoek van het Centrum Verwey en Wimmer schriftelijk deden wetenê dat zij met hun demonstratie louter tegen de Artsenkamer hadden willen ageren die nog steeds voor hen onaanvaardbaar was ('Ik wijs er ... nogmaals op, dat ik mij niet meer als lid van de Artsenkamer beschouw'), als bewijs dat de bereidheid om de consignes van het Centrum op te volgen, niet wezenlijk verminderd was. Men liep met die ietwat uitdagende brief niet veel risico: het Centrum had alle aanleiding om te veronderstellen dat de bezetter niet van plan was, de Artsenkamer de hand boven het hoofd te houden. Wimmer had dat namelijk op I april te verstaan gegeven in een gesprek met tien artsen die hij, buiten Croïn om, onofficieel had laten uitnodigen - hij zal zich, voor hij dat deed, zeker van SeyssInquarts instemming verzekerd hebben. Inderdaad: 'de gewenste resultaten waren bereikt.'
In overleg met de Nederlandse Artsenkamer ging het NSB-bureau voor publieke-opinie-onderzoek later in april na, hoe men in den lande op de artsendemonstratie gereageerd had. Ruim 1100 rapporten werden verzameld. Uit die rapporten werd geconcludeerd,
'dat ongeveer 85 % van de ondervraagde volksgenoten de houding van de Nederlandse artsen in het conflict met de Nederlandse Artsenkamer goedkeurt en zelfs toejuicht ... Het is dus overduidelijk gebleken, dat de Nederlandse artsen van hun positie en het overwicht dat zij uit hoofde van hun positie bezitten, een schandelijk misbruik hebben gemaakt en, in vele gevallen gesteund door pastoors en predikanten, de dolzinnigste en dikwijls weerzinwekkendste geruchten de wereld ingestuurd hebben om hun houding te rechtvaardigen"
machteloos gepraat-achteraf was dat. Het bevestigde overigens wat Het Parool geschreven had: er was allerwege 'vreugde'
geweest 'over de duidelijke demonstratie van afkeer tegen de nationaal-socialistische beginselen'
de demonstratie die op donderdag 25 maart ingezet was.
Wij durven veronderstellen dat in Amsterdam en elders de vreugde nog groter was toen men vernam dat slechts twee dagen later, op zaterdag de 27ste, het bevolkingsregister van de hoofdstad in vlammen was opgegaan.De Vries:p.Tekst van de brief: a.v., p.NSB, hoofdkwartier, hoofdafd.bureau voor bijzondere aangelegenheden: 'Mededelingen'
, no.(meip.(NSB,7