Aan de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister lag maandenlange voorbereiding ten grondslag. Wie het eerst op het denkbeeld voor die aanslag gekomen is, weten wij niet. Misschien was het trouwens zo dat in de herfst van '42 verscheidene personen die reeds met hart en ziel aan allerlei illegaal werk deelnamen, min of meer gelijktijdig het plan opvatten om de bevolkingsadministratie grondig in het ongerede te brengen. Wat men van de Jodendeportaties wist, speelde daar een belangrijke rol bij. Het was immers in illegale kringen vrij algemeen bekend dat de oproepen die in de 'eerste fase'
van de deportaties uitgingen, de namen en adressen der te deporteren Joden vermeldden en dat de ophaalploegen die in de 'tweede fase'
de ronde gingen doen, naam- en adreslijsten van die Joden bij zich hadden. Trouwens, hoeveel maatregelen van de vijand waren niet evident op de perfect werkende bevolkingsadministratie gebaseerd! Het werd tijd dat daar de brand in gestoken werd - niet alleen in de gemeentelijke bevolkingsregisters maar ook in het centraal bevolkingsregister in het gebouw 'Kleykamp'
in Den Haag en daarnaast in de gewestelijke arbeidsbureaus die al honderdduizenden Nederlandse arbeiders naar Duitsland gezonden hadden. Natuurlijk, als men grootscheepse aanslagen ging uitvoeren, konden Nederlanders (ambtenaren, bewakers, politiemannen) er het slachtoffer van worden. Waren die aanslagen dan toch verantwoord? Door vier personen die elkaar uit het kunstenaarsverzet, ten dele ook uit het begin van de Persoonsbewijzencentrale al goed kenden: Gerrit van der Veen, willem Arondeus, dr. Johan Brouwer en Wil Sandberg, werd die vraag eind oktober '42 bij Sandberg thuis (hij was jarig) grondig besproken. 'Later vernam ik'
, aldus Sandbergs moeder, die ook aanwezig was, 'dat op die avond reeds het plan was beraamd voor de overval op het bevolkingsregister om daardoor Joden .... onvindbaar te maken voor de Gestapo."