Arondeus liet die kistjes ophalen door een negen-en-twintigjarige Amsterdamse schippersknecht met wie hij een homosexuele relatie had, J. ('Joop'
) Brandsteeder.' Bij het vele illegale werk dat Arondeus deed zowel in het kader van het illegale blad De Vrije Kunstenaar als in dat van de Persoonsbewijzencentrale, was Brandsteeder een soort manusje-van-alles voor hem geworden, niet zonder een stille wrok van Brandsteeders kant: Arondeus liet hem, zo meende Brandsteeder, maar de stad op en neer draven, had minder tijd en aandacht voor hem dan vroeger en gafhem maar weinig geld, hoewel hij toch zelf door de verkoop van persoonsbewijzen aan mensen die geld konden missen (wie dat niet kon, kreeg ze van Arondeus gratis), in betere doen was dan tevoren. Vander Veen en anderen waren er niet erg gerust op dat Brandsteeder, die zij voor het illegale werk ongeschikt achtten, zoveel met de voorbereidingen voor de aanslag te maken kreeg, maar Arondeus wilde er niet van weten dat zijn vriend er buiten gehouden werd. Brandsteeder blééf, en (gelijk gezegd) hij was het die de kistjes met explosieven uit Naarden ophaalde; in eerste instantie bracht hij ze naar de woning van Sandberg in Amsterdam-zuid. Voor een tweede hoeveelheid explosieven zorgde een jeugdige relatie van Sandberg, freule Mechteld Cornelia van Hardenbroek van Ammerstol: die tweede hoeveelheid was uit de buurt van Gorinchem afkomstig.