Op die vrijdagavond dan ontmoette Arondeus drie deelnemers aan de aanslag: Bloemgarten, Gröger en Schlösser, op de kamer van een vriend van de architect Limperg, Frits Dekking, die evenals Bloemgarten en Gröger medicijnen studeerde. Dekking woonde op de Keizersgracht, ook al niet ver van de Amstel. Bij hem trok Arondeus zijn uniform van 'kapitein'
aan. Met Bloemgarten, Gröger en Schlösser liep hij vervolgens naar de Prinsengracht. Vandaaruit begon de tocht naar het bevolkingsregister waarbij van de 'rechercheurs'
(Bloemgarten, Gröger, Schlösser, Beck, Hartogh, Honig, Reitsma en van Musschenbroek) sommigen de flessen benzol meedroegen, anderen het trotyl, de slagkoorden, de slaghoedjes en de buisjes met brandmiddelen. Natuurlijk hadden Beck en Honig hun injectiespuit bij zich. Er was echter veel maanlicht en bovendien constateerde men, toen men over de Magere Brug de Jodenhoek binnenkwam, dat er juist die avond ophaalploegen aan het werk waren - van der Veen en Arondeus besloten, de operatie niet door te zetten. Dat was wèl een teleurstelling, vooral voor de naar actie dorstende 'Rattenkruidjongens'
. Bloemgarten en Gröger gingen dan ook graag op de uitnodiging van van Gilse, de leider van het Militair Contact der CPN, in om een paar nachtenlater (in de nacht van 15 op 16 maart) deel te nemen aan de grote actie van het Militair Contact tegen de spoorwegen in de buurt van Amsterdam die wij al eerder memoreerden. Samen met Halberstadt trachtten zij in die nacht niet ver van Sloterdijk een van de palen van de electrische bovenleiding van de lijn Amsterdam-Haarlem op te blazen; de explosie vond plaats maar de schade was gering.