Met dat al was het voor diegenen onder de ambtenaren van het bevolkingsregister die er tevoren al, op kleine schaal overigens, in 'geknoeid'
hadden-, na de aanslag gemakkelijker geworden om die 'knoeierijen'
voort te zetten en uit te breiden. Vooral in ' 44 was dat het geval: 'honderden kaarten verdwenen naar huis'
, na de bevrijding kwam één ambtenaar zelfs 'aandragen met een stapel van minstens duizend stuks, totaal beschimmeld en onbruikbaar, die hij onder de vloer van zijn tuinhuis had bewaard."