Op 19 februari legde van Dam de nieuwe denkbeelden: lo;aliteitsverklaring van alle studenten, invoering van de numerus clausus en arbeidsinzet voor afstuderenden, mondeling aan de rectores magnifici voor die hij in Amsterdam in vergadering bijeengeroepen had. Hij wees er daarbij op dat men aan die loyaliteitsverklaring niet te zwaar moest tillen: in '41 en '
42 was van diegenen die een rijksbeurs ontvingen (voor de cursus '42-'
43: achten-dertig studenten), ook zulk een verklaring gevraagd en zulks had niet tot moeilijkheden geleid. Volgens de rector magnificus van Utrecht, van Vuuren, was er slechts één collega die de algemene loyaliteitsverklaring waar van Dam van gerept had, hoogst onraadzaam achtte: Dorgelo (Delft) ; de numerus clausus werd, aldus van Vuuren, 'niet als zeer ernstig opgevat'
, immers: niet de bezetter maar van Dam zou die vaststellenen, alweer volgens van Vuuren: ook de eerste reacties op de arbeidsinzet van afstuderenden waren 'niet ongunstig'
. 2